Brieven uil de Maasstafl. Zondag 4 November 1894, 38ste Jaargang Ho. 2886. BIJVOEGSEL. Gemengd Nieuws. Lucie. DRAAIT. Rotterdam, 1 November 1894. XVIII. Onze vroede mannen hebben het deze week druk gehad, bijna eiken dag was er vergadering; de begrooting was aan de orde. Tusschen twee haakjes, dat vergaderen om de begrooting is eigenlijk een luxe, we weten toch vooruit dat alles in z'n geheel aangenomen wordt zooals B. en W. het hebben voorgesteld. Dit jaar werd er, omdat ons nieuw antirevolutionair raadslid, de heer van Staveren bepaald een duitje in 't zakje zou gooien, eenige oppositie verwacht, doch aan die verwachting werd niet voldaan; 't liep alles heel kalm. Nu zou oppositie eigenlijk dwaas zijn, onze zaakjes gaan heel goed, we hebben een aardige duit overgehouden, er wordt wel weder een nieuwe leening uitgeschre ven, maar die dient om de kosten van havengelden te dekken en niet om te korten aan te zuiveren. Er is zelts door B. en W. een voorstel ingediend om de opoenten van het personeel ten benefice van de burgerij te verminderen, te bren gen van 90 op 80 en de anderen zooda nig te regelen dat er een bedrag van ongeveer f 70.000 van de begrooting kan worden afgeleid. Het zou den lezer dezer brieven ver velen als ik te zeer in details ging tre den, 't zou wezen of ik pronken wilde met de geweldige sommen waarmee on ze raad de macht heeft te spelen of 't een paar dubbeltjes waren. Och arme, ik pronken met andermans geld! De lezer zal toch wel begrijpen dat ik mij niet op dusdanige wijze belachelijk maken zal. Het raadslid Ebeling zeurde bij een zeker hoofdstuk der begrooting om een stedelijke receptiezaal. We houden er zoo'n ding nog niet op na en als er een hoo- ge visite komt, waar moeten wij ze dan ontvangen? Laten we het Yachtclubhuis, waar nu het museum voor land- en vol kenkunde is, daartoe leeg maken. De collectie verplaatsen wij naar de boven verdiepingen van een nieuw te bouwen bewaarschool en de zalen richten wij dan eens keurig netjes in, zóó dat ieder hoog-bezoeker verklaart: 's jonge, jonge, Rotterdammers wat hebben jullie een mooie receptiezaal, keurig netjes hoor! En weet je verder wat we doen als er geen visite is, dan verhuren wij de za len voor balzaal, de rijke jongelui hebben dan gelegenheid van tijd tot tijd eens een walsje te doen. Daar is op 't oogenblik ook al gelegenheid voor. We halen er best onze kosten uit. De andere heeren waren het er niet mee eens, zóó erg is het niet en als meneer Ebeling dansen wil, moet ie maar een zaaltje afhuren bij een of anderen deftigen hotelier. Tc<en zeurde de heer Ebeling nog har der: hè wat flauw nu toch, waarom willen julie nou niet, 't zou zoo aardig wezen. Ten slotte werd hij zelts theatraal en ik meen zelfs dat hij een lipje trok, duidelijk kon ik het niet zien want de heer Ebeling zit een heel eind van de pers-tribune af, 't zal wel zoo wezen want de burgemeester kwam zoo vader lijk-hartelijk mogelijk tusschenbeiden. Kom, Ebelingetje zanik nou maar niet hoor, wees non zoet, dan zullen we toch kijken of we niets voor je doen kunnen. B. en W. zullen uwe voorstellen ongetwijfeld in overdenking nemen. Wat later kwam de heer Muller ver klaren dat we niet ons krankzinnigen gesticht mochten opheffen. Er waren er wel zooveel dat het voortbestaan geen luxe wezen zou. Wel nee' man, kwam toen de bur gemeester vertellen, wat bazel je nou. We hebben hier geen gekken genoeg, t is bovendien veel gemakkelijker ze uit te besteden, da's goedkooper en humaner. Vinden jullie dat ook niet, heeren? Zeker, de heeren waren het er mee eens. Een ander lid gat iets over de draai orgel-kwestie ten beste. Hij beweerde, althans hij bracht de kwestie ter sprake, dat zijn vrouws muzikaal gevoel voort- du rend allergruwelijkst beleedigd werd do or de valsche snerpende tonen der draaiorgels. Een gemeentekeurcom- missie - met zijn vrouw als presidente zeker - moest daar iets tegen doen, op dat niet langer het gevoel des volks ge kreukt en getrapt zou worden! Men be sloot hierop niet nader in te gaan. Beter opgemerkt dacht mij wat een ander lid in dezen verklaarde, namelijk dat het hem ergerde, zoovele gezonde krachtige kerels achter een orgel te zien loopen, terwijl de permissie van B. en W. oorspronke lijk de bedoeling had ten voordeele te ko men van arme luitjes, gepensioneerden bijvoorbeeld! Het laatste gekke regeltje weggelaten, is dat nog zoo kwaad niet gezegd 't Is in derdaad schandelijk,hoevele luilakken zich van deze „fatsoenlijke" bedelarij bedienen- om maar zoo weinig mogelijk uit te voeren. B. en W. zullen er tegen doen wat zij kunnen. Plannen tot demping van verschillen de welriekende stadssingels zijn reeds zoo voldoende voorbereid dat zij misschien binnen korten tijd uitgevoerd kunnen worden. En laten wij hiermede de begrootings- kwestie voor ditmaal rusten. De werkstaking der sigarenmakers is nog altijd durende, in den aanvang werd er nog al geld gezonden, doch op dit oogenblik zijn die zendingen tot een minimum gereduceerd. Het beroerdste van het geval is, dat de meerderheid der stakers wel wêor aan het werk zou wil len, doch hierin belet wordt door de an deren. Reeds vroeger zei ik hetdeze staking is strikt rechtvaardig, ik zou me nu kunnen te vreden stellen als èn de patroons, èn de stakers iets toegaven; het is nu eenmaal niet anders en de werk lui trekken aan het kortste eind, dat zij dan ook, vooral met het oog op den na derenden winter, hun eischen maar wat inbinden Yan andere stakingen heb ik tot he den niet vernomen. Ik wil u, om dezen brief te besluiten een aardig tafreeltje dat ik deze week meemaakte, beschrijven, 't Is zoo ty pisch grootstadsch of liever zoo typisch het alleenin-een-stad-mogelijke. Het kan gevoegelijk genoemd worden: een drama in de tram. Donker, kil, guur en nat, gisteravond op het Beursplein. De menschen keken huiverend voor zich uit onder de para- pluie door, zwijgend, met booze gezich ten. Het wachthuisje was eivol, het werd gebruikt tot schuilplaats voor 't alge meen. Heeren wier bekende bierliefde een volkomen afkeer van melkkost waar borgde dronken een kopje chocolade en wierpen tusschen twee slokjes zoetig heid een zure uitroep in de stilte. De tram voor Fyenoord hield stil voor de deur, zes of zeven stapten in, en voort ging het, naar het roemruchtig stadszui- den. Boos keken de lui voor zich heen, naar de beslagen ruiten, onder diepe stil te. Plotseling klonk het door die stilte, heel schel Ich geh aus bei der Nacht, Ich komm' z' Haus bei der Nacht.. Yerbaasd keken wij allen naar den hoek, vanwaar die zang kwam. Een juf frouw met dikke roode wangen engroo- te blauwe lodderoogen lag zalig tegen de kussens en zong in de vreugde haars har ten verder Denn bei Tag, da ist 's fad Und a Pracht, bei der Nacht. Een rilling gleed langs de ruggen der anderen, moeders sloegen de armen om de halzen der dochters, allen keken hoog-ernstig, bedenkelijk, niemand lach te. De juffrouw zong voort met dikken tong, totdat de conducteur kwam om de verschuldigde gelden te innen. Toen stond zij op en zonder dat haar iets gevraagd werd riep zij uit: lek habe kein geld, aberToen deed zij een voorstel dat ons allen een blos op de wangen joeg zij zou den conducteur een zoen geven Bedoelde conducteur zag als een pioen zoo rood van schaamte. „Nee," kreet hij schor, „geld mot ik hebben." En ik wil je een zoen gevenzei de Duitsche. Die ia me geen cent waard nep de conducteur heel ongelant. De lezer vergete niet dat hij vrouw en kinderen had,een dergelijk voorstel van etn dronken juffrouw kwam dus niet te pas. Toen beloofde de juf een pand te ge ven en strakjes te komen betalen. De conducteur vond dit goed, nog schaam rood, doch nu ontdekte de juffrouw in een harer zakken nog een gulden waar van zij den conducteur betaalde. Dankje zei den man en op 't zelfde oogenblik voelde hij een' paar ar men om zijn hals, en paar lippen op zijn wangen. Nou krijg je toch een zoen riep de juf. Wij wisten ons niet te bergen van schaamte, de brave getrouwde conduc teur was op het punt een flauwtje te krijgen. En vriendelijk lachttc de zotte juf ons toe. JD. Het Godsoordeel. De Akra-Neger s gelooven, volgens me- dedeelingen van den zendeling P. Steiner, aan het Godsoordeel. Dat is volgens hen, het onfeilbaar middel, niet alleen om de beleedigde onschuld te zuiveren van de zwaarste verdenking, doch ook om hen te ontdekken en te straffen, die zich hebben schuldig gemaakt aan tooverij. Tegen de uitspraak der Godsoordeelen kan men niet in hooger beroep komen en niemand waagt het, aan hun onfeilbaarheid en hun juist heid te twijfelen. Op verschillende wijze wordt het Godsoordeel ingeroepen. De eene bestaat hierin, dat den verdachte de oogen worden gewasschen door den letisch- prie ster. Bij deze operatie weet de priester den beschuldigde hij mag nu werkelijk schuldig zijn of niet een dosis vergift, dat hij onder zijne lange nagels verborgen heeft, in de oogen te strijken, waardoor de ongelukkige onmiddelijk blind wordt. Alleen door het toedienen van een tegengift is hij te redden. Het Godsoordeel wordt ook op de vol gende wijze ingeroepen Uit een pot met kokende kokosolie moet een stuk ijzer te voorschijn worden gehaald, zonder dat de aangeklaagden zich de hand mogen bran den. Wie zich brandt, is schuldig. Wan neer deze proef zal worden genomen, ver zamelen allen zich rondom den Fetisch- priester, die, wanneer het een moord of diefstal betreft, den dader reeds kent. Hij laat tusschen drie steenen een vuur aan leggen en zet daarop een pot met kokos olie. Rondom het vuur strooit hij wit zand, hij doodt eenige witte hoenders, bespren kelt de omgeving met haar bloed, werpt zich dan op den grond en prevelt een ge bed. Hierop roept hij voor het aangezicht van hemel en aarde den misdadiger op, zich aan te melden. Geschiedt dit niet, dan wordt aan allen het bevel gegeven, naar voren te treden en zich aan het Godsoor deel te onderwerpen. Ieder moet nu drie maal om het vuur loopen en bij alle Fe- tischen zweren, dat hij met het gepleegde misdrijf niets uitstaande heeft. Daarbij steekt bij de hand in den pot om het ijzer uit de kokende boter te voor schijn te halen. Zoo nu en dan druppelt de priester een vloeistof in de olie zoodat deze sissend en vlammend omhoog gaat. Allen onderweipen zich aan de proef, zon der zich te brandensleohts de schuldige maakt een uitzondering hij zal zich branden, wanneer hij ten minste niet voor af aarzelend en stotterd zijn misdaad heeft bekend. Dan wordt hij in een oogwenk gebonden en de Fetisch-priester heeft ge richt en de waarheid aan den dag gebracht. Het geheim, waardoor de anderen bet ijzer uit de kokende olie hebbeD kunnen halen, ligt alleen in de omstandigheid, dat de priester hen, vóór zij zich aan de proce dure ondetwerpen, in een pot laat grij pen, waarin zich het sap van boomblade ren bevindt, dat zich zóó aan de huid der hand vastkleeft, dat men ongestraft de hand in de olie kan steken. In het bedelaarsgestichl te Albignv, aan de oevers der Saune, op tenigen afstand van Lyon, is een afschuwe lijke misdaad begaan. Een zeventigjarige grijsaard, in de zie kenzaal vaR het gesticht wegens eene long aandoening verpleegd, stierf Vrijdagmorgen plotseling. De dokter ontdekte bij de schou wing van het lijk teekenen van geweld en een onderzoek bracht het volgende aan het licht. De zieke, die den geheelen nacht hoest te, hinderde zijne kameraden zoodanig, dat zii de oogen niet konden lniken. Donder dagnacht kreeg hij weer een hevige hoest bui, die zoolang aanhield, dat hem van alle zijden verwenschingen en vloeken naar het hoofd geslingerd werden. Een zijner zaalgenooten gaf hem zelf een paar slagen met een kruk op den schouder. Daar de zieke hierop begon te schreeuwen, stond een der oppassers op en zeide naar het bed toegaande: „Ben je nog niet klaar met schreeuwen f Ik zal je wel eens even het zwijgen opleggen Daarop kneep hij met beide handen de keel van den armen long lijder toe, herhalende „Zal jenn stil zijn?» Het overige gedeelte van den nacht bleef rus tig, maar den volgenden morgen was de zieke dood. De substituut-officier van justitie, Olivier Caron bad de hoofdstad verlaten, om in een der provinciesteden zijn plaats bij het par ket in te nemen. Hij huurde een klein, aangenaam huis, met een tuin er achter, en nam voor het huishouden slechts een oude dienstbode; maar hij zocht een meisje, waarvan gelaat er. houding hem be haagden. Zorgvuldig op zijn persoon, wilde hij, dat alles wat onder zijn oogen kwam, jong en aangenaam er uitzag. Met het doel het land eens op te nemen wandelde hij op een morgen den prachtigen weg uit, die zich verweg uitstrekt tusschen twee rijen popels en die paralel loopt met een beekje, dat dicht genoeg bij is om het water te hooren murmelen. Hier en daar prijkten de velden met madeliefjes en ko renbloemen, er. zor.g de leeuwerik tusschen het koren. Het was een bekoorlijk land schap, dat wel in staat was iemand in droome- rijen te doen verzinken, en hoewel Oli vier een man der wet was, mocht hij toch gaarne de natuur gadeslaan. In gedachten liep hij voort, met den neus in den wind]en vergat hij den afstand dien hij aflegde. Hij had een uur geloo- pen zonder het te bemerken en reeds was hij een goed eind van de stad verwijderd toen hij bij een glooiing van den weg een meisje zag staan, dat ongeveer zestien jaar oud kon zijn. Zij was armoedig gekleed en, haar groote zwarte oogen stonden voi tranen. Zij had een prachtigen haartooi en een lang, eenigszins bleek gelaat. Haar laag voor hoofd, haar dikke wenkbrauwen en haar kleine mond vormden een dier gezichten, die men overal gaarne aanschouwt. De subsituut naderde haar: Hebt gij verdriet mijn kind? Ja mijnheer, luidde het antwoord, terwijl zij heete tranen weende. Waarom weent gij? Ik heb mijn moeder verloren, nu veertien dagen geleden. Wij waren arm en gedurende haar langdurige ziekte hebben wij schulden gemaakt. De schuldeiscbers hebben gisteren alles doen verkoo- pen en heden morgen heeft men mij op straat gezet. Ik heb geen eten en geen onderkomen. Hebt gij geen enkelen bloedverwant Geen een. Uw vader P Is twee jaar geleden gestorven. Wat waren uw bezigheden Ik naaide en deed het huishouden ik wss als leerlinge bij een naaister, doch deze is vertrokken. Hoe heet gij P Lucie Burat. Gij schijnt mij nogal bij de hand toe Wilt gij bij mij tn dienst treden Volgaarne. Den volgenden morgen was Lucie Burat bij,den substituut in dienst en beschouwde zij,ais in een droom, de goudstukken, die de ze haar bad ter hand gesteld, om zich in de kleeren te steken. Geheel haar lichaam beefde van vreugde, zij had willen lachen en zingen tegelijk, maar zij durfde niet. Zij legde zich op haar taak toe, alsof haar geheele bestaan er van had al gehangen en slaagde daarin naar wensch, want Oli vier Caron vond het diner heerlijk en de aroma der koffie „exquis. Kortom bet was alles zooals hij het wenschte. Na verloop van een week, had Lucie een prachtige jipon voor zich gemaakt en zag zij er uit, als om door een ringetje te halen.Zij zweefde door de kamer als een syl- phide het werk was gedaan, zonder dat 'de meester er iets van bespeurde, en bij zag haar niet anders dan wanneer zij hem aan tafelbe diende. Zjj, daarentegen, zag hem overal, zijn smaak radend, evenals zijn gewoonten, en kleine zwakheden. lederen dag begon zij met vernieuwden ijver, trachtend de geringste wenschen van haar meester te voorkomen, hem omringend met duizend kleine oplettendheden. Het geluid zijner voetstappen, zijn ko men en gaan, dat alles vormde voor kaar de groote gebeurtenissen baar levens. Als de avond daalde en zij vermoeid in den tuin zich nederzette, dan gat zij zich ten volle over aan baar gedaehten, die altijd weer haar meister tot onderwerp haalden. Hij w as vcor 't heelal haar allesde we reld eindigde bij de deur van het huis. Een jaar verliep, een eeuwigheid van geluk, een paradijs, dat altijd mier aan trekkelijks verkreeg. Haar meester was in haar oogen meer dan een mensch. Het was haar een onbeschrijfelijk genot, hem te behagen. Zij had hem willen zeggen, hoezeer haar hart met dankbaarheid vervuld was, maar er kwam geen woord over hare lippen. Liever wilde zij sterven dan hem misschien beleedigen! En zij wenschte, dat hij haar iets onuitvoerbaars zou vragen, om de heerlijke voldoening te hebben, het ten uitvoer te brengen. Zij had hem haar toewijding willen toonen en kon hem slechts als hunrlinge dienen. Als hij weg ging, ging zij achter het zonneblind staan, om hem beter te kunnen zien en als hij huiswaarts keerde, stond zij er ook en bewonderde zij zijn knap gelaat, zijn statige houding, zijn imposanten en edelen gang; dan klopte haar hart onwillekeurig hoorbaar en beefde en verbleekte zij. II. Eensklaps werd dat geluk, verborgen als een misdadig iets, op wreede wijze ver stoord. Olivier gicg iederen avond visites afleggen bij een familie, waar hij dan langen tijd vertoefde en waar hij zelfs een enkele maai te eten ging. Dau verveelde Lucie zich doodelijk en kon zij onmogelijk op hare plaats blijven. Zij gevoelde zich onbeschrijfelijk verlaten en weinig op haar gemak. Slapeloos bracht zij den nacht door, de tranen kwamen haar dan in de oogen en de ademhaling was haar bijna geheel onmogelijk. En liever dan haar meester hiervan iets daarvan te doen vermoeden, ware zij voor altijd heengegaan, daar zij zich wel moest schikken in die treurige uren, die telkens wedeikeerden als Caron weg was en die zij als iets verdachts zorgvuldig ver borg. Toch werd haar in dit opzicht uitstel verleend de substituut moest na een zeer vermoeiende langdurige terechtzitting, ge- duren enkele dagen zijn kamer houden.... Eindelijkhad zij hem dus geheel alleen voor zich Wat verzorgde zij hem Met welke zachtte attenties, met welke kleine zorgen omringde zij hem Wat had zij er een plezier in, zich met niets an ders bezig te houden, dan met hem, voor zijne drankjes te zorgen en over zijn slaap te waken Maar, helaas hij herstelde te spoedig, wederom bleef hij 's avonds uit en ging hij elders uit eten. De kwellingen, die Lucie uitstond, waren vreeselijker dan ooitzij verlieten baar niet meer. Het was als gevoelde zij het onge luk naderen. En werkelijk, toen zij haar meester op een goeden dag aan tafel be diende, zeide hij haar Lucie, ik ben over u tevreden en als ik tronw zult ge in onzer dienst blij ven het is reeds alles geregeld met haar, die weldra mijn vrouw zal zijn. Zonder te antwoorden haastte zij zich de kamer uit. In de keuken sloot zij zich op, haar naamlooze smart den vrijen teu gel latend Alles om kaar draaide spookachtig. Ein delijk overmeesterde haar een bezwijming en toen zij weder bijkwam, sloop zij dan tuin in, tot achteraan toe, om op haar ge mak nitteweenen. Yan dit oogenblik af kweet zij zich nog dapperder, als 't kon, van haar taak, maar met een zwaarte op de borst en een koorts die haar zichtbaar deed afnemen. Olivier merkte het niet. Wanneer men zelf ge lukkig is, ziet men de droefheid rondom zich niet zoo gemakkelijk. Lucie met h»»r gebogen hoofd, baar droefstarende oogen, hsar traag geworden gang, boezemde hem niet genoeg belang in, om zich ongerust te maken. Bovendien was hij zeer weinig thuis, sedert de huwelijksvoltrekking be paald was en met de toebereidselen teu huize zijner bruid, een aanvang was ge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 5