Uit en voor de Pers. 0e doode Weermiddelen. Nieuws. KIESCHHEID. i Tan dr-t geld, Itn behoeve der weduwen j hunner makkere, die onlangs in een der stormen den dood in de golven vinden. Voor de arme weduwen zal voorts eene commissie gelden trachten in te zamelen, dewijl zij gebrek aan alles hebben en met groote bekommeringde toekomst tegemoet gaan. Voor een stampvolle zaal trad Dinsdagavond Mejuff. Heijbloem van Ro'terdam op, daartoe ailgencodigd door de afd. TEXEL, van de Maatschappij tot Nut van 't AlgemeeD. De bezoekers waren zeer voldaan over alles wat zij ten gehoore kregen van de t begaafde spreekster. Wel voldaan verlieten dan ook de hoorders het ruime lokaal „De vergulde Kikkert." Eene kennismaking met Mej. Heijblom, is voor Nutsdepartementen be paald aan te bevelen. L.OMHO li. Een sergeant op Lombok schreef aan zijn ouders te Maastricht een uitvoe- rigen brief over de inneming vaD Mata- ram en de hindeilaag bij het kruithuis. De N.R.Ct. ontleent er aan „Een zaak komt mij vreemd voor, dat isik heb zoovele zwaargewonden zien vallen, dat hnn ja zelfs nauwelijks een gil van de lippen ontging. Een soldaat van het 9e bat. kreeg een kogel in de borst en riep„schept moed, kamera den, leve de Koningin,' jen viel dood neet. Op Mataram op 26 Augustus moesten wij, waarbij ik, en onze kapitein als aan- voedtr, met een 20-tal manuen de vijan delijke versterking bestormen, waarin hon derden vijanden met lansen, klewangs eD geweren is datj geen heldenmoed P Deze oorlog zal de schoonste blad zijde in de vaderlandsche geschiedenis we zen." De Locomotief vangt haar ver haal der verovering van Mataram als volgt aan Begrijpende dat men op die wijze zijn doel niet zoo kunnen bereiken, werd het 9e bataljon onder den overste Scheuer, dat met 2 compagnieën in den Z.O. rand van Mataram op nadere orders stond te wachten, opgeroepen om de rechterflank van de in gevecht zijnde troepen te steunen. Kenmerkend was in deze omstandig heid het antwoord van den overs'e op de opmerking, dat de groote naar de poeii Voerende weg niet vrij was. Uit verschil lende mondeu heb ik vernomen dat dat antwoord luidde„waar het negen de bataljon komt, is de weg vrij.' En voorwaar, het was geen groot spraak van den overste, want bij den on stuimige opmarsch van bedoeld bataljon, werd de vijand opgedreven en nam deze bij zijn wijken ook de B.iliërs mede, die bij de Antjar het 6e en 7e bataljon en échec hieldeD, zoodat deze tegelijk met het 9e vooruit konden. Een correspondent der Loc. te Am- penan, na geklaagd te hebben over het gehalte der Madoereesche koelies op Lom bok, schrijft Beter en leidzamer menschen-materiaal hebben we in de kettingjorgens, die met groote massa's worden aangevoerd en nu zeker reeds tot een 2000-tal zijn aange groeid. Niet alleen dat de kerels, goed geëncadreerd door Euiopeesehe kader, tlink werken, maar bovendien toonen sommigen hunner zich bij onderschei dene gelegenheden onverschrokken gasten. Het komt hier toch menigmaal voor, dat er gevaarlijke akkefietjes te verrichten .zijn, die men zoowel uit égards voor zijne militairen als uit welbegrepen economie liever niet aan soldaten opdraagt, ook omdat deze baantjes even goed door niet- militairen kunnen worden waargenomen. Zoo bijv. hebben kettingjongens, toen in de laatste dagen van Angustus het ver band tusschen de verschillende troepen .was verbroken, met leveusgevaar brieven overgebracht en waren voor al deze onder nemingen menschen te vinden, behalve voor ht t overbrengen van een bericht aandejcolor- ne Lawick van Fabst, dat niemandaan dorst. Andere gaan op de meest brutale wij ze op spionnage uit en weten, naar men zegt, inlichtingen te geven, die den staf bij het ontwerpen van zijne plannen van veel dienst zijn. Natuurlijk zijn aan het -volbrengen van dergelijke moeielijke op drachten groote belooningen verbonden en is reeds meer dan een banneling van een twintigjarige straf ontheven. De twee volgende telegrammen zijn gisteren en heden door het Nieuws van den dag ontvangen Tjakra veroverd. Tjukra Negara is door vijf bataljons be stormd en met de poerie veroverd. De Radja is niet gevondeD. Aan onze zijde honderdvijftig dooden en gewonden. De vijand sneuvelde bij honderden. De schatkist is niet ontdekt. Bevolking geneigd onderwerping. Generaal ontving afgezanten Poenggawas. Vele schatten gevonden. Bij springen kruitmagazijn gewond Ka- piltiu Tuinenburg, Luitenant Campioni, negeniicn soldaten. Toest nd Slangen bevredigend. Nader bericht lnidt: De oude Radja zou in poeri gewond en naar htt noorden gevlucht zijn. Drie cempagniën zijn gelegerd in het ge deelte Poeri, ook tot bewaring van het geld. Naar Ainpenan zijn vervoerd 230 Kg. goudgeld eu 3810 Kg. zilvergeld. In den giond is nog meer verborgen, doch moet gizccbt wordtn. Het weder blijft gunstig Volgens een door de N. Rolt. Cr. laten, dat in allen gevalle nog f 32.350.000 band verspreide verkiezingsblad Meer Licht ontvangen bericht was de bevolking (Sas- zouden noodig zijn waarbij immers de heeren d'Aulnis in- saks rnslig en helpt zij bij het vemie- En de marine? In het twintigjarig tijd- tieme politieke vriend Bergsma nauw be ien der mnren. N a r m a d a (ten oosten van ljakra-Xegara) biedt onderwerping aaD. "Weder ongunstig. Het „N. v. d. Dag* verzond heden het volgende Telegram: Te Sasari omringden het 6e en 11e bataljon den Radja, zijn zoon en zijn kleinzoon, die zich overgaven aan generaal „Segov" en naar Ampenan ge bracht werden. De Radja was aan de dij gewond. Vele Poenggawa's boden ook bnnne on derwerping aan. Schatten aan edelgesteenten, goud en zilver werden weer gevonden. Geen schot werd heden gelost. Al onze verloren kanonnen zijn terug. CHOLERA. Te GOUDA is een geval van cho lera geconstateerd. De lijder, zekere De J., wordt in zijn woning verpleegd. In den L1SSERBROEK bij Lis- se, waar zich reeds drie gevallen van cho lera met doodelijken afloop voordeden, is de arbeider K. v. d. Heijden door die ziekte aangetast. Te HAARLEM is cholera gecon stateerd bij een 50 jarige dienstbode. De lijderes wordt voorloopig in de woning, waarin zij in betrekking is, verpleegd. Naar aanleiding van de Yoorloopige Verslagen der Tweede Kamer over de Staatsbegrooting voor 1895, wijst De Nederlander (lib. Org.) er op, dat daarin naast en behalve het kiesrecht-vraagstuk, één zaak scherp op den voorgrond is geplaatstde uitgaven voor doode weer middelen ter landsverdediging. Zoowel bij de algemeene politieke gedachtewis seling, als nader bij de behandeling der hoofdstukken voor marine en oorlog, heeft men daaraan bijzondere aandacht geschonken. Geen wonder, waar eenerzijds én de toestand der rijks-finantiën zeer ver van schitterend is, èn dringender belangen op ander gebied om kostbare voorzie ning roepen, terwijl anderszijds de nieuw- opgetreden regeering voor die doode weermiddelen nog grooter offers van de belastingschuldigen wil vergen. Weder om wordt f 1.358.000 gevraagd om door te arbeiden aan de uitvoer ng der ves tingwet. Andermaal wil de regeering drie schepen op stapel zet ten, waarvan de kosten op f 8.625.000 worden geraamd. En daarbij komt dan nog het voorstel tot nieuwe bewa pening van leger, schutterij en marine soldateneen maatregel, die op 91/2 millioen wordt geschat, maar die het blijkt ten duidelijkste uit de Memorie van Toelichting zelve ettelijke mil- lioenen méér zal vorderen. Waarlijk, boog tijd is het, dat verte genwoordiging en natie zich rekenschap geven, ernstiger dan totdusver, of men aldus mag voortgaan op den weg, die nu reeds een paar tientallen van jaren be wandeld is, en of, hetgeen door de man nen van het vak wordt verlangd, de finantieele krachten des lands niet te boven gaat. Verhoogde aanleiding is daartoe, zoolang de levende strijdkrach ten blijven gelijk zij zijn, en het leger luidens het oordeel der deskundigen ge brekkig georganiseerd, toch niet naar eisch berekend is voor de taak, waartoe het kan worden geroepen. Te plichtmatiger is het, waar het verleden bewijst, hoe weinig staat er valt te maken op de ramin gen, die omtrent noodig gekeurde uitga gaven den volke worden voorgelegd. Het verleden is in dit opzicht inder daad leerrijk. Toen de minister Van Sti- rum in 1872 het ontwerp-vestingwet in diende, hetwelk tot de wet van 1874 heeft gevoerd, schreef hij in zijn Me morie van Toelichting, dat hij de be grooting van kosten, reeds door zijn voor ganger opgemaakt, nog eens goed had laten narekenen, „ten einde latere teleur stellingen te voorkomenZoo verkreeg hij het eindcijfer van f30.948.000. En wat is de uitkomst geweest Nu sedert de afkondiging der vestingwet twintig ja ren verstreken zijn, zal het bij het einde dezes jaars omstreeks 38'/2 millioen zijn besteed maarop geen voeten en va men na zal daarmede het einde zijn be reikt". In breede trekken toont de Nederl. aan dat de nieuwe Hollandsche waterli nie nog vrijwat zal moeten kosten, de maritime stellingen nog voorzieningen eischen, waarmede een behoorlijk stapel tje miljoenen is gemoeid. Aan de Wes- terschelde moet nog een fort worden bij gebouwd en een ander vernieuwd „naar de eischen des tijds". Doch van meer beteekenis dan dit al les te zamen, is hetgeen ontbreekt aan de stelling van Amsterdam. Reeds 141/, miljoen is daarvoor toegestaan (het dub bel van de oorspronkelijke raming) en nu heeft de Staatscommissie berekend, dat nog ruim 43 miljoen zouden moeten wor den verwerkt, of indien men hoogst wen- schelijke versterkingen tusschen Benne- broek en de Noordzee onuitgevoerd wil Weliswaar wil de regeering deze schepen bestemmen voor den dienst in vak van 18681888 is volgens den heer Guyot f 24.000.000 aan schepen uitgege ven, waarbij sedert nog 2.800.000 kwam, ongerekend de in aanbouw zijnde sche pen, die te zamen op f 84.00.000 zijn ge raamd. En de commissie die onderzocht wat nog noodig was, bracht een geheim rap port uit, zoodat de raming niet bekend is. Dat het echter aardig hoog moet zijn geweest, kan blijken uit het navolgende: de vorige minister van marine verklaar de uitdrukkelijk, dat bij „op vele punten niet zoover ging" als die commissie maar zijnerzijds kwam hij toch, buiten en behalve de f8.400 000 bovengenoemd, tot een raming van f25.350.000. Wat de marine betreft, omvatten de aangevoerde cijfers wel do bewapening en de eerste munitie-uitrusting der schepen, zooals zij te water zijn of znllen worden gelaten maar noch de verbruikte munitie en den magazijn voor raad van inventaris enz., noch het on derhoud der schepen. En wat de weermiddelen der -land macht aangaat, zij slechts gewezen op de posten, welke jaar op jaar, buiten de vestingbegrooting, voorkomen op de begrooting voor het departement van oorlog. Op dio voor 1895 bij voorbeeld f 500.000 voor aanschaffing van gereed artillerie-materieel, benevens f 11.000 voor torpedo-materiaal, en voor de Delfsche fabrieken f 814.600. De hoofdschuld van de ondervonden teleurstellingen ligt niet bij den wetge ver. Zij is te vinden in den vooruitgang der artilleristische wetenschap, en in de kunst om vernielingswerktuigen te ver vaardigen van vroeger ongekende kracht. En struisvogel-politiek mag het heeten zich wijs te maken, dat wetenschap en kunst op dat gebied haar laatste woord hebben gesproken. Dat maakt de zaak zoo goed als hopeloos; dat nog het meest stemt tot wrevel, wanneer wij, tevens denkend aan de belastingschuldigen, den ken aan al het geen reeds geworpen is en nog geworpen zal worden in den bo- demloozen put. Uit dien hoofd reeds kan de schrijver geen afdoende waarde hechten aan het denk beeld, om door een commissie scherp te doenafbakenen de baan welke voortaan zal worden gevolgd, en de kosten aan te geven welke daaruit zullen voortvloeien. Eenig houvast zou men daaraan wel heb ben, zoo daarin naast technische ook staat- en staathuishoudkundigen zitting zouden hebben. Tamelijk: lilein en on verschillig. Dat de Utrechtsche hoogleeraar baron d' Aulnis vooi een kleintje niet vervaard is, en veel durft wat een gewoon burger- mensch beneden zich zou achten dat zullen onze lezers," [zoo schrijft de Ne derlander in zijn no. van Zondag 11.] „zich nog wel herinneren uit de dagen der verkiezingen. Zij kunnen er nu een nieuw staaltje van vinden in de Liberaal* (het orgaan van Mr. v. d. Kaag, Mr. A. P. de Lange c. „van verleden Zater dag. Naar aanleiding van de „Nabetrachting" door den oud-minister Smidt in de jong ste aflevering van de Vragen des Tijds geleverd over het politieke drama van het voorjaar, noemt de heer d' Aulnis de kwestie, of op 8 en 9 Maart de Twee de kamer door den minister Tak voor de eventueele gevolgen der aanneming van het amendement-De Meijier wel voldoen de gewaarschuwd was, „tamelijk klein". En hij schrijft verder: „Hoe veelbesproken die vraag nu ook zij bij hen, die dagelijks in parlementai re kringen verkeeren voor het land, voor de kiezers, de Nederlandscbe burge rij en de boerenbevolking heeft zij toch in den grond der zaak geen andere be teekenis dan die van een parlementair incident, en waarlijk hierover maakt men in de diepe lagen onzes volks zich niet warm. „Men vergist zich grootelijks, wanneer men meent, dat dio kwestie bij de ver kiezingen moedwillig op den voorgrond is geschoven, en dat de zaak van de kiesrecht-uitbreiding hierdoor aan de aan dacht der kiezers onttroken is. Op de strooibiljetten, welke wij uit vele distric ten kennen, is van dat parlementaire in cident niet gewaagd. De strijd is door de tegenstanders van het afgetreden Kabinet principieel gevoerd. Zij hebben zich op de zaak zelve, welke aan de orde was, veel te sterk gevoeld, dan dat zij den uitslag zouden hebben afhankelijk gesteld van het oordeel der kiezers over en voor deze tamelijk onverschillige bekomende vraag." Voor zijn leerlingen is het te hopen, dat de heer d' Aulnis, die aan de Utrecht sche hoogeschool ook staatkundige geschie trokken was. Trouwens, wij behoeven slechts te her inneren aan de houding van de Nieuwe Rollerd. Courantdie tijdens den verkie zingsstrijd, dag in d.og uit, het parlemen tair incident moedwillig op den voorgrond schoof', het doen en laten van den minis ter Tak op 8 en 9 Maart brandmerkende met de leelijkste merken; die wel verre van zich te bepalen tot het „voeren van principieelen strijd", integendeel zich uit sloofde om de aandacht en de belangstel ling der kiezers van „de zaak der kies recht-uitbreiding af te leiden, door tel kens weder,met ongebreidelden hartstocht, terug te treden in die „tamelijk onver schillige bijkomende vraag"; die er in slaagde, zéér velen in alle deelen des lands te doen gelooven, dat de heer Van Tienhoven zich gedragen had als een fat soenlijk man, maar dat de heer Tak het tegendeel zich had betoonden die zich de eer mag toerekenen, juist door dat alles meer dan iemand anders te hebben bijgedragen tot den uitslag der verkiezin gen. De ijver en het talent, aldus door den hoofdredacteur der Nieuwe Rotterd. Courant ten toon gespreid, hebben wij nooit miskendal oordeelen wij, dat hij ze deerlijk heeft misbruikt. Maar, tenau- wernood zes maanden na het gebeurde, nu aan te komen met een bewering als die van den heer d' Aulnis inderdaad, men moet daarvoor een stalen voorhoofd hebben. Intusschen zijn wij hem toch dank schul- dig. Want hij heeft een bekentenis gedaan, welke waarde heeft. De kwestie van de houding des ministers Tak op 8 en 9 Maart gesteld al les neen) zij verdiende de scherpe veroordeeling, die daarover door velen is geveld die kwestie, waaro ver zóóveel rumoer gemaakt en zóó ge schetterd is, waarmede men het eigenlij ke geschilpunt heeft verduisterd, zij wordt thans door een der ergste onder de ergen getuigd te zijn „tamelijk klein" en een „tamelijk onverschillige bijko mende vraag"! Van dit getuigenis nemen wij akte. zijn majestueuss voornaamheid leggen. Mei die gezindheid kar, J k veel stoffelijk leed verzachte- a**» brengen in veler nood, en toch' d 5 datgene onthouden, waarop hij iD plaats aanspraak heeft, er»te zijn medemenscb. att vaa Wij zouden aarzelen, kieschheid aangeboren gave te noemen 2jj den aangekweekt. En is zij aanwe.j°et *°t- zij haar gezegende werking inden l00lt met den naaste, dan verdient zij le den naam van denyd. en 'oh Haar wezen te omschrijven ja makkelijk, omdat zij onder'nrsch'lL vormen optteedt. Gewoonlijk verst e met dat woord het vermogen, zich n 3' met ken in de omstandigheden van e te<ltI1' niet slechts in die, welke een 0° in[H kige waarneming reeds doet ontdekken inde inwendige gesteldheid die f e 'j®8" l__ mede j8 "Bij e „Wie spoedig helpt, helpt dubbel.' Alzoo we'eu wij, wat hit e isie ver- eischte is. Snel handelen, zonder aarzelen of talmen. Zoodra het ons duidelijk is ge worden welke hulp verleend moet en door ons kan worden. Niet eerst nog den 1 ngen nacht der besluiteloosheid laten nederdalen tusschen het smeekend oog en de reden de hand. Maar dat is het eenige niet. Het tijds verloop binnen hetwelk bijstand wordt verleend, moge van overwegend belang zijn, niet minder gewicht is te hechten aan de wijze waarop het geschiedt. Er zijn twin tig verkeerde manieren om een weldaad te verrichten er is slechts één goede. En vraagt men naar het kenmerk dezer laatste, een enkel woord drnkt het met juist heid uit. Den gewonen beroepsbedelaar, die om een aalmoes komt vragen, kan het niet heel viel schelen, in welken vorm die hem wordt toegereikt, als hij het gevraag de maar te pakken krijgt. Desverlangd zal hij een hem toegeworpen geldstuk uit den modder opkrabbelen, waarschijnlijk onder het prevelen eener verwensching, dat gij hem zooveel moeite laat doen. Maar hij heeft dan ook een baantje ter hand geno men, dat het meest geschikt is om het laatste vonkje van eergevoel, van waardig heidsbesef, in zijn ziel te verdooven. Des niettemin achten wij den man, die zich niet ontziet dezen ongelukkige op vernede rende wijze te begiftigen, zedelijk weinig hooger dan hem, immers die arme is en blijft ondanks de diepte tot welke hij is gezonken, een mensch, een broe der zegt gij, belijder van het christendom, niet waar Geef hem niet als het u goed dunkt, dat is uw recht en in zeer veel gevallen uw plichtmaar zoo gij meent hem iets te moeten uitreiken, doe het dan niet met de gezindheid en het manuaal waarmede men een nijdigen hond een been toesmijt om geen last van het beest te hebben. Htlaas, in veler hulpvaardigheidsbetoon is iets te vinden, dat aan het pas aange duide herinnert. De steun komt wel, en dikwijls iu zeer voldoende mate, doch het is de ruwe hand, die toegrijpt zonder dat gevraagd wordt of er ook iets noodeloos gekwetst wordt. Somtijds is gebrek aan nadenken of gemis van beschaving de oor zaak. Met zekere plompe goedgeefschheid brengt men een deel van het zijne en spreekt daarbij woorden, die wellicht Diet kwaad zijn gemeend, maar toch Lij uitne mendheid geschikt zijn om de gevoelig heid des ongelukkigen te treffen, en de denis te onderwijzen heeft, in de college- word, die men zou willen heeleD, op hard- handsche wijze drukken. Dat is zeker nog niet het ergste gevalde beweldadigde kan niettemin, ook onder minder fijne vormen, do natuurlijke goedhartigheid be speuren, waaraan alleen de Doodig kiesch heid ontbreekt om geheel aan het doel te beantwoorden. Bedenkelijker wordt de zaak, als de weldoener zich op een voetstuk plaatstom zoo hoog mogelijk boven den ander te staan als hij met trolsche derbniging, een olympische godheid lijk, zijn gaven doet nederdalen in vólkernen bestf zijner meerderheid kamer wat meer betrouwbaar moge zijn dan hier als schrijver. Want inderdaad, onze oogen konden wij nauwelijks ge looven, toen wij het bovenstaande lazen. Een verzameling van strooibiljetten be zitten wij weliswaar niet. Maar ook die van den beer d' Aulnis is ver van vol ledig, of hij heeft verzuimd haar nog eens door te lezen tot opfrissching van zijn geheugen. Anders bijvoorbeeld zou ne- g®- het Indië doch daartegenover staat, dat zij hij gevonden hebben, zeker biljet op rijm, de drie groote schepen, die thans in aan- waarin de minister Tak nadrukkelijk be bouw zijn en ook voor Indië bestemd schuldigd werd, „de goede trouw geechon- waren, wil aanwijzen voor de landsde- den" te hebben; een biljet, dat gestoken zelfs in het gebaar, waarmede hij de woor- fensie alléén. verband staat. Daar is vooreerst voor noodig, mecschenkennis. De f dige arts weet, hoe en met welk9 Vr gen bij een wond moet behandelen meer dan volstrekt onvermijdelijk ',Z°0^f le veroorzaken. De hulpvaardige leek' maar toe en sluit het oor voor de merkreter. Ja®- Kennis is niet het eenige vereia,. daar is ook noodig een fijn gevoej genlijk is er geen enkele betrekkin» - de menschen tot elkander staan bg U1na die heerlijkste aller eigenschappen V. mist worden. Daar is een afgedwaalde terog te V gen van den verkeerden weg. Gij k tot de overtuiging dat het uw plicht daartoe een krachtige poging aan te ,1' den, en het zou voor u een schoone 2e~ praal wezen, indien het u mocht Jf ken. Nn komt het er slechts 0p »s„ juiste middelen te vinden: gij m<J toegang verschaffen tot zijn° gemoed inwerken in zijn zieleleven, vat krijge'n 0! zijn geweten Vermaningen en ,erwiiJ zijn reeds door anderen aangewend, zonder een.g succesintegendeel, de uitwerkt was soms geheel tegengesteld aaD de be° doeling Van den man, die het vertrouwen aan zichzelf heeft verloreD, moet gij Let vertrouwen winnen en de teugels van Let zelfbestuur, die hij heeft laten gijp™ moet gij in nemen. Wie begrijpt niet dat het onmogelijk is, hier vaste regelen aan le geven, welker opvolging, gewis de ver langde uitkomst zal opleveren? Alles hangt af van den zedelijken invloed van den tenen mensch op den anderen, en een hart vol liefde kaD alleen de aanwijzer zijn van eiken stap, die tot de overwinning kan leiden. In een u bekend gezin wordt het geluk des huwelijks verduisterd door een wolk, een gebrek aan oveieenstemming, een mis verstand. De wijsheid der wereld zal n zeg gen dat het raadzaam is u daar niet mede te bemoeienhet privaatleven is ontoegan kelijk voor ongewijde blikken. Zeer waar, doch gij hebt daar geen vrede mee. Die man en die vrouw zijn uw achting ten volle waard, zij zijn uw vrienden en zielsgaarne zoudt gij iets willen toebrengen om voor ondergang te behoeden wat dreigt verloren te gaan. Welnu, als wtzenlijk de be geerte om nuttig te zijn, zonder f enige bijgedachte van ijdelheid of meerderheids- vertoon uw eenige drijfveer is, volg dan dien drang des gemoeds, laat u niet weerhouden door de vrees, voor bemoei ziek te worden aaDgezieD. Maar weet ook dat het geen lichte taak is, die gij uzelven hebt opgelegd; een enkel ondoordacht woord, niet ingegeven door de uiterste kieschheid, kan de zaak voor goed bederven, u het doel geheel doen missen, de verwijdering nog grooter maken dan gij haar bij uv eerste optreden gevonden hebt. "Wij hebben armoezorgen gekend, en keunen ze nog dio bijna met een kinder lijke teergevoeligheid zich het lot honner verpleegden aantrokken, met een har telijke belangstelling informeerden naars- le omstandigheden, en het dan deden voor komen alsof men hnn een dienst bewees met het aannemen der aangeboden hnijn In die wijze van behandeling werd de warm gevoeld van de toegereikte broederna» de stugheid, die de worsteling tegen ongeluk vaak doet ontstaan, versmolton der de werking van de zonnestralen f liefde. Het is daarom zoo gewenscht, da "T heffing der armoede meer en me6f een individueele arbeid, waarin het m schenlaart zich in al zijn rijkdom kan penbarendan gaat er van den ïc"0l'ti een kracht uit, die nieuw leven den moed doet wederkeeren, Doodig werkzaam te zijn aan eigen redding- wenscht ook, dat vooral vrouwen &jc den aan dat grootscbe werk in 00 £0 tend handelen, waar 't noodig u» ieder, die ooit dat terrein heeft be weet, dat zulks dikwijls het geva'~r'Kp staan zij bij mannen volstrekt niet wijl haar aargeboren gevoel van *iesc haar dikwijls een weg zal doen vim het hart, dat voor minder lijng®'0 ontoegankelijk was gebleven. Indien wij nu het feit moeten teeren dat de invloed van den eenen of den andeien dikwijls veel te *6 ^nof overlaat, dan mag wel als voornaa!U'aU is zaak worden aangemerkt, dat ht '^eB noodige kieschheid heett ontbroken, moeten we wel tot het beslu:t '[uU'c]£J gp de aankweeking dier eigensohap D makkelijk is, Schijnbaar is dat ook zoo. In treft men haar het meest aan feI. zelf geleden hebbe nen door dat „oei' was in het te Amsterdam met kwistige den van dank afwijst, de uitdrukking van di^p'^nTic'igVgélijk lobevlekt «p1^

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 2