Uit en voor de Pers.
0e doode Weermiddelen.
Nieuws.
KIESCHHEID.
i
Tan dr-t geld, Itn behoeve der weduwen j
hunner makkere, die onlangs in een der
stormen den dood in de golven vinden.
Voor de arme weduwen zal voorts eene
commissie gelden trachten in te zamelen,
dewijl zij gebrek aan alles hebben en met
groote bekommeringde toekomst tegemoet
gaan.
Voor een stampvolle zaal
trad Dinsdagavond Mejuff. Heijbloem van
Ro'terdam op, daartoe ailgencodigd door
de afd. TEXEL, van de Maatschappij
tot Nut van 't AlgemeeD.
De bezoekers waren zeer voldaan over
alles wat zij ten gehoore kregen van de t
begaafde spreekster.
Wel voldaan verlieten dan ook de
hoorders het ruime lokaal „De vergulde
Kikkert." Eene kennismaking met Mej.
Heijblom, is voor Nutsdepartementen be
paald aan te bevelen.
L.OMHO li.
Een sergeant op Lombok schreef
aan zijn ouders te Maastricht een uitvoe-
rigen brief over de inneming vaD Mata-
ram en de hindeilaag bij het kruithuis.
De N.R.Ct. ontleent er aan
„Een zaak komt mij vreemd voor, dat
isik heb zoovele zwaargewonden zien
vallen, dat hnn ja zelfs nauwelijks een
gil van de lippen ontging. Een soldaat
van het 9e bat. kreeg een kogel in de
borst en riep„schept moed, kamera
den, leve de Koningin,' jen viel dood neet.
Op Mataram op 26 Augustus moesten
wij, waarbij ik, en onze kapitein als aan-
voedtr, met een 20-tal manuen de vijan
delijke versterking bestormen, waarin hon
derden vijanden met lansen, klewangs
eD geweren is datj geen heldenmoed P
Deze oorlog zal de schoonste blad
zijde in de vaderlandsche geschiedenis we
zen."
De Locomotief vangt haar ver
haal der verovering van Mataram als
volgt aan
Begrijpende dat men op die wijze zijn
doel niet zoo kunnen bereiken, werd het
9e bataljon onder den overste Scheuer,
dat met 2 compagnieën in den Z.O. rand
van Mataram op nadere orders stond te
wachten, opgeroepen om de rechterflank
van de in gevecht zijnde troepen te steunen.
Kenmerkend was in deze omstandig
heid het antwoord van den overs'e op de
opmerking, dat de groote naar de poeii
Voerende weg niet vrij was. Uit verschil
lende mondeu heb ik vernomen dat dat
antwoord luidde„waar het negen
de bataljon komt, is de weg
vrij.' En voorwaar, het was geen groot
spraak van den overste, want bij den on
stuimige opmarsch van bedoeld bataljon,
werd de vijand opgedreven en nam deze
bij zijn wijken ook de B.iliërs mede, die
bij de Antjar het 6e en 7e bataljon en
échec hieldeD, zoodat deze tegelijk met het
9e vooruit konden.
Een correspondent der Loc. te Am-
penan, na geklaagd te hebben over het
gehalte der Madoereesche koelies op Lom
bok, schrijft
Beter en leidzamer menschen-materiaal
hebben we in de kettingjorgens, die met
groote massa's worden aangevoerd en nu
zeker reeds tot een 2000-tal zijn aange
groeid. Niet alleen dat de kerels, goed
geëncadreerd door Euiopeesehe kader,
tlink werken, maar bovendien toonen
sommigen hunner zich bij onderschei
dene gelegenheden onverschrokken gasten.
Het komt hier toch menigmaal voor,
dat er gevaarlijke akkefietjes te verrichten
.zijn, die men zoowel uit égards voor zijne
militairen als uit welbegrepen economie
liever niet aan soldaten opdraagt, ook
omdat deze baantjes even goed door niet-
militairen kunnen worden waargenomen.
Zoo bijv. hebben kettingjongens, toen in
de laatste dagen van Angustus het ver
band tusschen de verschillende troepen
.was verbroken, met leveusgevaar brieven
overgebracht en waren voor al deze onder
nemingen menschen te vinden, behalve voor
ht t overbrengen van een bericht aandejcolor-
ne Lawick van Fabst, dat niemandaan dorst.
Andere gaan op de meest brutale wij
ze op spionnage uit en weten, naar men
zegt, inlichtingen te geven, die den staf
bij het ontwerpen van zijne plannen van
veel dienst zijn. Natuurlijk zijn aan het
-volbrengen van dergelijke moeielijke op
drachten groote belooningen verbonden en
is reeds meer dan een banneling van een
twintigjarige straf ontheven.
De twee volgende telegrammen zijn
gisteren en heden door het Nieuws van
den dag ontvangen
Tjakra veroverd.
Tjukra Negara is door vijf bataljons be
stormd en met de poerie veroverd.
De Radja is niet gevondeD. Aan onze
zijde honderdvijftig dooden en gewonden.
De vijand sneuvelde bij honderden. De
schatkist is niet ontdekt.
Bevolking geneigd onderwerping.
Generaal ontving afgezanten Poenggawas.
Vele schatten gevonden.
Bij springen kruitmagazijn gewond Ka-
piltiu Tuinenburg, Luitenant Campioni,
negeniicn soldaten.
Toest nd Slangen bevredigend.
Nader bericht lnidt:
De oude Radja zou in poeri gewond en
naar htt noorden gevlucht zijn.
Drie cempagniën zijn gelegerd in het ge
deelte Poeri, ook tot bewaring van het
geld.
Naar Ainpenan zijn vervoerd 230 Kg.
goudgeld eu 3810 Kg. zilvergeld. In den
giond is nog meer verborgen, doch moet
gizccbt wordtn. Het weder blijft gunstig
Volgens een door de N. Rolt. Cr. laten, dat in allen gevalle nog f 32.350.000 band verspreide verkiezingsblad Meer Licht
ontvangen bericht was de bevolking (Sas- zouden noodig zijn waarbij immers de heeren d'Aulnis in-
saks rnslig en helpt zij bij het vemie- En de marine? In het twintigjarig tijd- tieme politieke vriend Bergsma nauw be
ien der mnren. N a r m a d a (ten oosten
van ljakra-Xegara) biedt onderwerping
aaD. "Weder ongunstig.
Het „N. v. d. Dag* verzond heden het
volgende Telegram:
Te Sasari omringden het 6e en 11e
bataljon den Radja, zijn zoon en zijn
kleinzoon, die zich overgaven aan
generaal „Segov" en naar Ampenan ge
bracht werden.
De Radja was aan de dij gewond.
Vele Poenggawa's boden ook bnnne on
derwerping aan.
Schatten aan edelgesteenten, goud en
zilver werden weer gevonden.
Geen schot werd heden gelost. Al onze
verloren kanonnen zijn terug.
CHOLERA.
Te GOUDA is een geval van cho
lera geconstateerd. De lijder, zekere De J.,
wordt in zijn woning verpleegd.
In den L1SSERBROEK bij Lis-
se, waar zich reeds drie gevallen van cho
lera met doodelijken afloop voordeden, is
de arbeider K. v. d. Heijden door die
ziekte aangetast.
Te HAARLEM is cholera gecon
stateerd bij een 50 jarige dienstbode. De
lijderes wordt voorloopig in de woning,
waarin zij in betrekking is, verpleegd.
Naar aanleiding van de Yoorloopige
Verslagen der Tweede Kamer over de
Staatsbegrooting voor 1895, wijst De
Nederlander (lib. Org.) er op, dat daarin
naast en behalve het kiesrecht-vraagstuk,
één zaak scherp op den voorgrond is
geplaatstde uitgaven voor doode weer
middelen ter landsverdediging. Zoowel
bij de algemeene politieke gedachtewis
seling, als nader bij de behandeling der
hoofdstukken voor marine en oorlog,
heeft men daaraan bijzondere aandacht
geschonken.
Geen wonder, waar eenerzijds én de
toestand der rijks-finantiën zeer ver van
schitterend is, èn dringender belangen
op ander gebied om kostbare voorzie
ning roepen, terwijl anderszijds de nieuw-
opgetreden regeering voor die doode
weermiddelen nog grooter offers van de
belastingschuldigen wil vergen. Weder
om wordt f 1.358.000 gevraagd om door
te arbeiden aan de uitvoer ng der ves
tingwet. Andermaal wil de regeering
drie schepen op stapel zet
ten, waarvan de kosten op f 8.625.000
worden geraamd. En daarbij komt
dan nog het voorstel tot nieuwe bewa
pening van leger, schutterij en marine
soldateneen maatregel, die op 91/2
millioen wordt geschat, maar die het
blijkt ten duidelijkste uit de Memorie
van Toelichting zelve ettelijke mil-
lioenen méér zal vorderen.
Waarlijk, boog tijd is het, dat verte
genwoordiging en natie zich rekenschap
geven, ernstiger dan totdusver, of men
aldus mag voortgaan op den weg, die nu
reeds een paar tientallen van jaren be
wandeld is, en of, hetgeen door de man
nen van het vak wordt verlangd, de
finantieele krachten des lands niet te
boven gaat. Verhoogde aanleiding is
daartoe, zoolang de levende strijdkrach
ten blijven gelijk zij zijn, en het leger
luidens het oordeel der deskundigen ge
brekkig georganiseerd, toch niet naar
eisch berekend is voor de taak, waartoe het
kan worden geroepen. Te plichtmatiger is
het, waar het verleden bewijst, hoe weinig
staat er valt te maken op de ramin
gen, die omtrent noodig gekeurde uitga
gaven den volke worden voorgelegd.
Het verleden is in dit opzicht inder
daad leerrijk. Toen de minister Van Sti-
rum in 1872 het ontwerp-vestingwet in
diende, hetwelk tot de wet van 1874
heeft gevoerd, schreef hij in zijn Me
morie van Toelichting, dat hij de be
grooting van kosten, reeds door zijn voor
ganger opgemaakt, nog eens goed had
laten narekenen, „ten einde latere teleur
stellingen te voorkomenZoo verkreeg hij
het eindcijfer van f30.948.000. En wat
is de uitkomst geweest Nu sedert de
afkondiging der vestingwet twintig ja
ren verstreken zijn, zal het bij het einde
dezes jaars omstreeks 38'/2 millioen zijn
besteed maarop geen voeten en va
men na zal daarmede het einde zijn be
reikt".
In breede trekken toont de Nederl.
aan dat de nieuwe Hollandsche waterli
nie nog vrijwat zal moeten kosten, de
maritime stellingen nog voorzieningen
eischen, waarmede een behoorlijk stapel
tje miljoenen is gemoeid. Aan de Wes-
terschelde moet nog een fort worden bij
gebouwd en een ander vernieuwd „naar
de eischen des tijds".
Doch van meer beteekenis dan dit al
les te zamen, is hetgeen ontbreekt aan
de stelling van Amsterdam. Reeds 141/,
miljoen is daarvoor toegestaan (het dub
bel van de oorspronkelijke raming) en nu
heeft de Staatscommissie berekend, dat
nog ruim 43 miljoen zouden moeten wor
den verwerkt, of indien men hoogst wen-
schelijke versterkingen tusschen Benne-
broek en de Noordzee onuitgevoerd wil
Weliswaar wil de regeering deze
schepen bestemmen voor den dienst in
vak van 18681888 is volgens den heer
Guyot f 24.000.000 aan schepen uitgege
ven, waarbij sedert nog 2.800.000 kwam,
ongerekend de in aanbouw zijnde sche
pen, die te zamen op f 84.00.000 zijn ge
raamd.
En de commissie die onderzocht wat
nog noodig was, bracht een geheim rap
port uit, zoodat de raming niet bekend
is. Dat het echter aardig hoog moet zijn
geweest, kan blijken uit het navolgende:
de vorige minister van marine verklaar
de uitdrukkelijk, dat bij „op vele punten
niet zoover ging" als die commissie
maar zijnerzijds kwam hij toch, buiten
en behalve de f8.400 000 bovengenoemd,
tot een raming van f25.350.000.
Wat de marine betreft, omvatten de
aangevoerde cijfers wel do bewapening
en de eerste munitie-uitrusting der
schepen, zooals zij te water zijn of
znllen worden gelaten maar noch de
verbruikte munitie en den magazijn voor
raad van inventaris enz., noch het on
derhoud der schepen.
En wat de weermiddelen der -land
macht aangaat, zij slechts gewezen op
de posten, welke jaar op jaar, buiten de
vestingbegrooting, voorkomen op de
begrooting voor het departement van
oorlog. Op dio voor 1895 bij voorbeeld
f 500.000 voor aanschaffing van gereed
artillerie-materieel, benevens f 11.000
voor torpedo-materiaal, en voor de
Delfsche fabrieken f 814.600.
De hoofdschuld van de ondervonden
teleurstellingen ligt niet bij den wetge
ver. Zij is te vinden in den vooruitgang
der artilleristische wetenschap, en in de
kunst om vernielingswerktuigen te ver
vaardigen van vroeger ongekende kracht.
En struisvogel-politiek mag het heeten
zich wijs te maken, dat wetenschap en
kunst op dat gebied haar laatste woord
hebben gesproken. Dat maakt de zaak
zoo goed als hopeloos; dat nog het meest
stemt tot wrevel, wanneer wij, tevens
denkend aan de belastingschuldigen, den
ken aan al het geen reeds geworpen is
en nog geworpen zal worden in den bo-
demloozen put.
Uit dien hoofd reeds kan de schrijver
geen afdoende waarde hechten aan het denk
beeld, om door een commissie scherp te
doenafbakenen de baan welke voortaan zal
worden gevolgd, en de kosten aan te
geven welke daaruit zullen voortvloeien.
Eenig houvast zou men daaraan wel heb
ben, zoo daarin naast technische ook
staat- en staathuishoudkundigen zitting
zouden hebben.
Tamelijk: lilein en on
verschillig.
Dat de Utrechtsche hoogleeraar baron
d' Aulnis vooi een kleintje niet vervaard
is, en veel durft wat een gewoon burger-
mensch beneden zich zou achten dat
zullen onze lezers," [zoo schrijft de Ne
derlander in zijn no. van Zondag 11.]
„zich nog wel herinneren uit de dagen
der verkiezingen. Zij kunnen er nu een
nieuw staaltje van vinden in de Liberaal*
(het orgaan van Mr. v. d. Kaag, Mr. A.
P. de Lange c. „van verleden Zater
dag.
Naar aanleiding van de „Nabetrachting"
door den oud-minister Smidt in de jong
ste aflevering van de Vragen des Tijds
geleverd over het politieke drama van het
voorjaar, noemt de heer d' Aulnis de
kwestie, of op 8 en 9 Maart de Twee
de kamer door den minister Tak voor de
eventueele gevolgen der aanneming van
het amendement-De Meijier wel voldoen
de gewaarschuwd was, „tamelijk klein".
En hij schrijft verder:
„Hoe veelbesproken die vraag nu ook
zij bij hen, die dagelijks in parlementai
re kringen verkeeren voor het land,
voor de kiezers, de Nederlandscbe burge
rij en de boerenbevolking heeft zij toch
in den grond der zaak geen andere be
teekenis dan die van een parlementair
incident, en waarlijk hierover maakt men
in de diepe lagen onzes volks zich niet
warm.
„Men vergist zich grootelijks, wanneer
men meent, dat dio kwestie bij de ver
kiezingen moedwillig op den voorgrond
is geschoven, en dat de zaak van de
kiesrecht-uitbreiding hierdoor aan de aan
dacht der kiezers onttroken is. Op de
strooibiljetten, welke wij uit vele distric
ten kennen, is van dat parlementaire in
cident niet gewaagd. De strijd is door de
tegenstanders van het afgetreden Kabinet
principieel gevoerd. Zij hebben zich op
de zaak zelve, welke aan de orde was,
veel te sterk gevoeld, dan dat zij den
uitslag zouden hebben afhankelijk gesteld
van het oordeel der kiezers over en voor
deze tamelijk onverschillige bekomende
vraag."
Voor zijn leerlingen is het te hopen,
dat de heer d' Aulnis, die aan de Utrecht
sche hoogeschool ook staatkundige geschie
trokken was.
Trouwens, wij behoeven slechts te her
inneren aan de houding van de Nieuwe
Rollerd. Courantdie tijdens den verkie
zingsstrijd, dag in d.og uit, het parlemen
tair incident moedwillig op den voorgrond
schoof', het doen en laten van den minis
ter Tak op 8 en 9 Maart brandmerkende
met de leelijkste merken; die wel verre
van zich te bepalen tot het „voeren van
principieelen strijd", integendeel zich uit
sloofde om de aandacht en de belangstel
ling der kiezers van „de zaak der kies
recht-uitbreiding af te leiden, door tel
kens weder,met ongebreidelden hartstocht,
terug te treden in die „tamelijk onver
schillige bijkomende vraag"; die er in
slaagde, zéér velen in alle deelen des
lands te doen gelooven, dat de heer Van
Tienhoven zich gedragen had als een fat
soenlijk man, maar dat de heer Tak het
tegendeel zich had betoonden die zich
de eer mag toerekenen, juist door dat
alles meer dan iemand anders te hebben
bijgedragen tot den uitslag der verkiezin
gen. De ijver en het talent, aldus door
den hoofdredacteur der Nieuwe Rotterd.
Courant ten toon gespreid, hebben wij
nooit miskendal oordeelen wij, dat hij
ze deerlijk heeft misbruikt. Maar, tenau-
wernood zes maanden na het gebeurde,
nu aan te komen met een bewering als
die van den heer d' Aulnis inderdaad,
men moet daarvoor een stalen voorhoofd
hebben.
Intusschen zijn wij hem toch dank schul-
dig. Want hij heeft een bekentenis gedaan,
welke waarde heeft. De kwestie van de
houding des ministers Tak op 8 en 9 Maart
gesteld al les neen) zij verdiende de
scherpe veroordeeling, die daarover door
velen is geveld die kwestie, waaro
ver zóóveel rumoer gemaakt en zóó ge
schetterd is, waarmede men het eigenlij
ke geschilpunt heeft verduisterd, zij
wordt thans door een der ergste onder
de ergen getuigd te zijn „tamelijk klein"
en een „tamelijk onverschillige bijko
mende vraag"!
Van dit getuigenis nemen wij akte.
zijn majestueuss voornaamheid
leggen. Mei die gezindheid kar, J k
veel stoffelijk leed verzachte- a**»
brengen in veler nood, en toch' d 5
datgene onthouden, waarop hij iD
plaats aanspraak heeft, er»te
zijn medemenscb. att vaa
Wij zouden aarzelen, kieschheid
aangeboren gave te noemen 2jj
den aangekweekt. En is zij aanwe.j°et *°t-
zij haar gezegende werking inden l00lt
met den naaste, dan verdient zij
le den naam van denyd. en 'oh
Haar wezen te omschrijven ja
makkelijk, omdat zij onder'nrsch'lL
vormen optteedt. Gewoonlijk verst e
met dat woord het vermogen, zich n 3' met
ken in de omstandigheden van e te<ltI1'
niet slechts in die, welke een 0° in[H
kige waarneming reeds doet ontdekken
inde inwendige gesteldheid die f e 'j®8"
l__ mede j8
"Bij
e
„Wie spoedig helpt, helpt dubbel.'
Alzoo we'eu wij, wat hit e isie ver-
eischte is. Snel handelen, zonder aarzelen
of talmen. Zoodra het ons duidelijk is ge
worden welke hulp verleend moet en door
ons kan worden. Niet eerst nog den 1 ngen
nacht der besluiteloosheid laten nederdalen
tusschen het smeekend oog en de reden
de hand.
Maar dat is het eenige niet. Het tijds
verloop binnen hetwelk bijstand wordt
verleend, moge van overwegend belang zijn,
niet minder gewicht is te hechten aan de
wijze waarop het geschiedt. Er zijn twin
tig verkeerde manieren om een weldaad te
verrichten er is slechts één goede. En
vraagt men naar het kenmerk dezer laatste,
een enkel woord drnkt het met juist
heid uit.
Den gewonen beroepsbedelaar, die om
een aalmoes komt vragen, kan het niet
heel viel schelen, in welken vorm die hem
wordt toegereikt, als hij het gevraag
de maar te pakken krijgt. Desverlangd zal
hij een hem toegeworpen geldstuk uit den
modder opkrabbelen, waarschijnlijk onder
het prevelen eener verwensching, dat gij
hem zooveel moeite laat doen. Maar hij
heeft dan ook een baantje ter hand geno
men, dat het meest geschikt is om het
laatste vonkje van eergevoel, van waardig
heidsbesef, in zijn ziel te verdooven. Des
niettemin achten wij den man, die zich
niet ontziet dezen ongelukkige op vernede
rende wijze te begiftigen, zedelijk weinig
hooger dan hem, immers die arme is
en blijft ondanks de diepte tot welke hij
is gezonken, een mensch, een broe
der zegt gij, belijder van het christendom,
niet waar Geef hem niet als het u goed
dunkt, dat is uw recht en in zeer veel
gevallen uw plichtmaar zoo gij meent
hem iets te moeten uitreiken, doe het dan
niet met de gezindheid en het manuaal
waarmede men een nijdigen hond een been
toesmijt om geen last van het beest te
hebben.
Htlaas, in veler hulpvaardigheidsbetoon
is iets te vinden, dat aan het pas aange
duide herinnert. De steun komt wel, en
dikwijls iu zeer voldoende mate, doch het
is de ruwe hand, die toegrijpt zonder dat
gevraagd wordt of er ook iets noodeloos
gekwetst wordt. Somtijds is gebrek aan
nadenken of gemis van beschaving de oor
zaak. Met zekere plompe goedgeefschheid
brengt men een deel van het zijne en
spreekt daarbij woorden, die wellicht Diet
kwaad zijn gemeend, maar toch Lij uitne
mendheid geschikt zijn om de gevoelig
heid des ongelukkigen te treffen, en de
denis te onderwijzen heeft, in de college- word, die men zou willen heeleD, op hard-
handsche wijze drukken. Dat is zeker nog
niet het ergste gevalde beweldadigde
kan niettemin, ook onder minder fijne
vormen, do natuurlijke goedhartigheid be
speuren, waaraan alleen de Doodig kiesch
heid ontbreekt om geheel aan het doel te
beantwoorden. Bedenkelijker wordt de zaak,
als de weldoener zich op een voetstuk
plaatstom zoo hoog mogelijk boven den
ander te staan als hij met trolsche
derbniging, een olympische godheid
lijk, zijn gaven doet nederdalen in
vólkernen bestf zijner meerderheid
kamer wat meer betrouwbaar moge zijn
dan hier als schrijver. Want inderdaad,
onze oogen konden wij nauwelijks ge
looven, toen wij het bovenstaande lazen.
Een verzameling van strooibiljetten be
zitten wij weliswaar niet. Maar ook die
van den beer d' Aulnis is ver van vol
ledig, of hij heeft verzuimd haar
nog eens door te lezen tot opfrissching van
zijn geheugen. Anders bijvoorbeeld zou
ne-
g®-
het
Indië doch daartegenover staat, dat zij hij gevonden hebben, zeker biljet op rijm,
de drie groote schepen, die thans in aan- waarin de minister Tak nadrukkelijk be
bouw zijn en ook voor Indië bestemd schuldigd werd, „de goede trouw geechon-
waren, wil aanwijzen voor de landsde- den" te hebben; een biljet, dat gestoken zelfs in het gebaar, waarmede hij de woor-
fensie alléén.
verband staat. Daar is vooreerst
voor noodig, mecschenkennis. De f
dige arts weet, hoe en met welk9 Vr
gen bij een wond moet behandelen
meer dan volstrekt onvermijdelijk ',Z°0^f
le veroorzaken. De hulpvaardige leek'
maar toe en sluit het oor voor de
merkreter. Ja®-
Kennis is niet het eenige vereia,.
daar is ook noodig een fijn gevoej
genlijk is er geen enkele betrekkin» -
de menschen tot elkander staan bg U1na
die heerlijkste aller eigenschappen V.
mist worden.
Daar is een afgedwaalde terog te V
gen van den verkeerden weg. Gij k
tot de overtuiging dat het uw plicht
daartoe een krachtige poging aan te ,1'
den, en het zou voor u een schoone 2e~
praal wezen, indien het u mocht Jf
ken. Nn komt het er slechts 0p »s„
juiste middelen te vinden: gij m<J
toegang verschaffen tot zijn° gemoed
inwerken in zijn zieleleven, vat krijge'n 0!
zijn geweten Vermaningen en ,erwiiJ
zijn reeds door anderen aangewend, zonder
een.g succesintegendeel, de uitwerkt
was soms geheel tegengesteld aaD de be°
doeling Van den man, die het vertrouwen
aan zichzelf heeft verloreD, moet gij Let
vertrouwen winnen en de teugels van Let
zelfbestuur, die hij heeft laten gijp™
moet gij in nemen. Wie begrijpt niet dat
het onmogelijk is, hier vaste regelen aan
le geven, welker opvolging, gewis de ver
langde uitkomst zal opleveren? Alles
hangt af van den zedelijken invloed van
den tenen mensch op den anderen, en een
hart vol liefde kaD alleen de aanwijzer zijn
van eiken stap, die tot de overwinning
kan leiden.
In een u bekend gezin wordt het geluk
des huwelijks verduisterd door een wolk,
een gebrek aan oveieenstemming, een mis
verstand. De wijsheid der wereld zal n zeg
gen dat het raadzaam is u daar niet mede
te bemoeienhet privaatleven is ontoegan
kelijk voor ongewijde blikken. Zeer waar,
doch gij hebt daar geen vrede mee. Die
man en die vrouw zijn uw achting ten
volle waard, zij zijn uw vrienden en
zielsgaarne zoudt gij iets willen toebrengen
om voor ondergang te behoeden wat dreigt
verloren te gaan. Welnu, als wtzenlijk de be
geerte om nuttig te zijn, zonder f enige
bijgedachte van ijdelheid of meerderheids-
vertoon uw eenige drijfveer is, volg dan
dien drang des gemoeds, laat u niet
weerhouden door de vrees, voor bemoei
ziek te worden aaDgezieD. Maar weet ook
dat het geen lichte taak is, die gij uzelven
hebt opgelegd; een enkel ondoordacht woord,
niet ingegeven door de uiterste kieschheid,
kan de zaak voor goed bederven, u het
doel geheel doen missen, de verwijdering
nog grooter maken dan gij haar bij uv
eerste optreden gevonden hebt.
"Wij hebben armoezorgen gekend, en
keunen ze nog dio bijna met een kinder
lijke teergevoeligheid zich het lot honner
verpleegden aantrokken, met een har
telijke belangstelling informeerden naars-
le omstandigheden, en het dan deden voor
komen alsof men hnn een dienst bewees
met het aannemen der aangeboden hnijn
In die wijze van behandeling werd de warm
gevoeld van de toegereikte broederna»
de stugheid, die de worsteling tegen
ongeluk vaak doet ontstaan, versmolton
der de werking van de zonnestralen f
liefde.
Het is daarom zoo gewenscht, da "T
heffing der armoede meer en me6f
een individueele arbeid, waarin het m
schenlaart zich in al zijn rijkdom kan
penbarendan gaat er van den ïc"0l'ti
een kracht uit, die nieuw leven
den moed doet wederkeeren, Doodig
werkzaam te zijn aan eigen redding-
wenscht ook, dat vooral vrouwen &jc
den aan dat grootscbe werk in 00 £0
tend handelen, waar 't noodig u»
ieder, die ooit dat terrein heeft be
weet, dat zulks dikwijls het geva'~r'Kp
staan zij bij mannen volstrekt niet
wijl haar aargeboren gevoel van *iesc
haar dikwijls een weg zal doen vim
het hart, dat voor minder lijng®'0
ontoegankelijk was gebleven.
Indien wij nu het feit moeten
teeren dat de invloed van den eenen
of den andeien dikwijls veel te *6 ^nof
overlaat, dan mag wel als voornaa!U'aU is
zaak worden aangemerkt, dat ht '^eB
noodige kieschheid heett ontbroken,
moeten we wel tot het beslu:t '[uU'c]£J gp
de aankweeking dier eigensohap D
makkelijk is,
Schijnbaar is dat ook zoo. In
treft men haar het meest aan feI.
zelf geleden hebbe nen door dat „oei'
was in het te Amsterdam met kwistige den van dank afwijst, de uitdrukking van di^p'^nTic'igVgélijk lobevlekt «p1^