Brien ml dn Maasstai Zondag 13 Januari 1895 39ste Jaargang Ho. 2951. De Eene. BJVOEGSEL. ROMAN van Georg; Bendler. zij Gemengd Nieuws. Een losse knoop. Rotterdam, 10 Januari 1895. XXVIII. De nieuwjaarsverrassing die het ge meentebestuur alle inwoners, Toor zoo ver zij 't genoegen hadden in de ter men te vallen, bereid heeft, is geweest het beschrijvingsbiljet voor de plaatselij ke' directe belasting naar het inko men. 't Is me een verrassing Dat we, als we nog niet precies ge noeg verdienen om er schraaltjes van te leven f 600 zooveel procent ten bate der gemeente moeten afstaan, ik heb er volkomen vrede meê. Er worden mooie bruggen voor gebouwd en de rijkelui's buurten worden er keurig van onderhouden. Neen heusch, ik heb niets tegen de inkomstenbelasting. Maar waar het in 's hemels lieven naam voor noodig is, ons dat kostje zoo on smakelijk voor te zetten of liever het beschrijvingsbiljet zoo duister in te klee- den dat er geen touw aan vast te ma ken is, kijk, daar kan ik maar geen ant woord op vinden. Beste lezer, ik heb iets roods gezweeten toen ik bezig was de tooverpraatjes van ons hooggeacht bestuur te ontcijferen en nog ben ik niet tot een behoorlijk einde geko men. Komaan, ik wil u een sprookje ver tellen, 'k heb het hier of daar, meen ik, in een Duitsch blad gelezen, maar 't kan gemakkelijk pas klaar gemaakt worden voor deze treurige zaken. Daar was eens een man die zoo gaarne wilde leeren rillen. Hij had al zooveel gelezen en gehoord van koude en warme rillingen, van rillende men- schen zonder zelve ooit dat gevoel te hebben gekend. Hij werd officier en be gaf zich in het dichtste strijdgewoelde kogels floten hem om de ooren, velen zonken naa hem neer om niet meer op te staan. En de man rilde niet. Hij werd minister en verdedigde in de kamer zijn overtuiging. De oppositie bombardeerde hem met ruwe harde woor den, zij stemde zijn begrooting af. En de man rilde niet. Dij werd rentenier en vestigde zich in de Maasstad. Het beschrijvingsbiljet van de inkomstenbelasting werd hem tluusge jraelit. En toen hij de vragen zag, die hij te beantwoorden had, toen opeens nep hij Ach God ja, nu ril ik, nu weet ik wat rillen is Nog een sprookje, we hebben den tijd Er was eens een man die Mulder heette, maar zjjn bekenden noemden hem Faust, omdat ie zoo gaarne alles weten wilde. Toen de duivel dit gehoord had kwam hij tot Mulder en sprak met hem uren lang. Deze Faust wilde, als de Faust van Göthe, zich wel verkoopen, maar onder voorwaarde dat ie alles we ten, alles begrijpen en alles verstaan zou. De duivel beloofde het en, wat de dui vel anders niet doet, hij hield woord. Het dieps'e en het meest geheimnisvol- le werd Mulder geopenbaard, daar was in politiek, philosophie, wiskunde, schei kunde, in geen wetenschap meer een ge heim voor hem. Na tien jaren verscheen de duivel weer om de ziel van den Faust te ei- schen. Gij krijgt die niet, zei Faust, want ik heb nog niet alles be grepen. Dan ben ik wel nieuwsgierig, riep de duivel, wat dat dan wel wezen mag. "Wat ter aarde begrijpt gij niet. Ik zal het u zeggenYan het beschrijvingsbiljet voor de Rotterdamsche inkomstenbelasting begrijp ik niets. Begrijpt gij er wat van, Mephis- to? Mephisto lachte en sprakNeen, uit zoo'n geschiedenis kan geen duivel zelfs wijs worden En onverrichter zake moest hij heengaan. Tot zoover het nieuwjaarscadeautje van den Raad. Als iemand zin heeft het van mij over te nemen, ben ik dadelijk en met liefde bereid, afstand te doen. Er is deze week in onzen raad heel druk en heel lang gesproken over een in den grond weinig belangrijke kwes tie. De naamlooze vennootschap Blauw hoedenveem'' had verzocht haar te ver huren honderd Meter kade in een on zer havens en B. en W. hadden geadvi seerd dit toe te staan. Maar dit advies was gegeven buiten de desbetreffende commissie om en dit in de eerste plaats FEUILLETON. 17. Na waren vader en dochter alleen. De woning in de stad was weder betrokken ge worden en Cbristina voor het grootste ge deelte van den dag aan haar lot overge laten. Het goed gedresseerde personeel maakte baar het huishouden gemakkelijk, en daar baar leeren zich alleen beperkte tot piano- onderwiis, had zij zeer vele vrije uren, die hare altijd levendige geest door lezen en denken trachtte te verdrijven. Zjj was doorloopend in een onrustige stemming, die nog verheogd werd, door haar gebrek aan arbeid, die haar vroeger menig uur van twijfel en ontevredenheid had helpen vergeten. Haar verlangen, om dit huis te mogen verlaten, was nu achter wege geschoven, want de duidelijk te kennen gegeven wil, dat hij haar bij zich houden wilde, werd nu door niemand tegengespro- ken.Toch baar bestormde de gedachte,waarom de eene niet van baar hield, terwijl de andere haar zoo innig lief had. Waarom bad hij haar toch zoo liet, dat bij ondanks, dat zij het voorwerp van twist en tweedracht was, bij toch niet van haar wilde scheiden. Zij gevoelde maar al te duidelijk, den wil van Helbigbij had liever, dat zijne familie hem verliet, dan de oorzaak van al het ge beurde te verwijderen. Wanneer buiten op de villa, dergelijke gedachten zich meester maakten van haar geest, zoo werden zij wederom spoedig door nieuwere indrukken vervaDgen. Wanneer zij door den tuin dwaalde, of zich een weg baande door het woud, was er telkens weer iets nieuws, wat hare aandacht trok en hare gedachten afleidde; nu was bet een pas ontloken roos, die gisteren nog als knop hare bewondering had opgewekt dan weder de kat, die zij verjagen moest, daar hij gereed stond een arm klein vogeltje te bespringenvervolgens vergde een van tak tot tak springend eekhoorntje al hare aandacht, dan was het weder de koe, die haar, wanneer zjj den stal binnentrad, kalm en gedachtenloos aanzag, zonder oogenblik met kauwen op te houden wenschte dan, dat zjj de behendigheid zoo een van den eekhoorn, of de rust en domheid van do koe bezat. Dit alles was nu anders. Gevangen gezet en in boeien geslagen, kwam zij zichvelve voor. Door de dikke gordijnen viel een mat licht in de kamers, de mollige tapijten verdoofden eiken tred of geluid, en al die gemakkelijke, heerlijke stoelen, divans en dergelijken, allen schenen op haar te wachten, op haar alleen, en haar uittenoodigen plaats te nemen en te gaan nadenken of droomen. Niemand stoorde haar. Niemand beknorde baar, alles stond voor haar open, en om hare wenschen te ver vullen, was daar een talrijke schaar bedien den, die niets deden, evenals zij zelf. En dat alles waarom Voor hoe lang Week en zacht waren de kussens en divans en noodigden uit tot nadenken en droomen I En weldra dook van uit het halfdonker een zonnig beeld op: een prieeltje dicht door boomen en struiken omgeven en van uit het hout, stroomden heerlijke harsgeu- ren, wanneer de middagzon daarop brandde, en in die stille afzondering las bet prettig. Dit plaatsje had zij uitverkoren en be schouwde hot als haar rijk en daarom had zij den indringer zoo hard verdreven. Hard Was dat zoo Zij zou het heden voor de tweede maal doen, wan neer het gebeuren moest. Zonder te aarzelen, zonder te twijfelen I Hare gedachten gingen na over, op bet toen zoo noodlottige vers. Er was toch iets in dat meisje, dat haar niet beviel. Zoo zonder meer, je idealen over te geven, en uit de handen van een vreemde, al stond hjj nog zoo hoog, als 't ware je verder leven aan te nemen, wilde er bij haar nog niet in. En nu dien kus, dien zij hem ge schonken had f Daartegen had zij zich met geweld moeien verzetten. Wat verlangde zij vandaag weder alles van dat zieke kindl Maar de kussens waren ook zoo zacht en lokte uit tot droomen en nadenken Yan Thesi kwam de eerste brief. Zij had den de reis in kleine gedeelten afgelegd, om vermoeiing te voorkomen. Nu waren zjj in Riva, waar zij een langen tijd dachten te blijven. Later zouden zij nog meer naar het zuiden trekken. Het was uit alles op te maken, dat hare afwezigheid zeer lang zou duren, wellicht tot het voorjaar. Want de arts had dringend den terugkeer vcor den winter afgeraden. Dan werd het tijd, dat zij voor geregeld werk zorgde. Want zoo geheel zonder ar beid, durlde zij den winter niet ingaan. Zij nam zich voor, met Helbig daarover te spreken Maar zg moest daarvoor een ge-1 legener tjjd afwachten, want bjj scheen^ zette in handelskringen kwaad bloed. Maar dit advies was ook gegeven, ter wijl de mogelijkheid voor de hand lag dat de verhuring slechts ten nadeele van de gemeente wezen kon Blauwhoeden veem krijgt 12 maal per jaar een ei gen schip, dat slechts 5 dagen hier blijft. Wat moest zij in den overigen tijd met de gehuurde kade doen Zelf exploiteeren Nu, dat kan de gemeente evengoed. De f 2500 per jaar die het veem betalen wil, kan de gemeente er veel gemakkelijker van krijgen en dan blijft zij zelf baas. Er is in deze zaak nog iets besproken dat de aandacht ver dient Het aanleggen der kaden kost per meter f 650. De kosten daarvan worden gedekt door een leening. Yan het geleende geld moet 3°/0 rente en l°/0 aflossing worden betaald, dus teza men 4°/0, maakt alzoo dat de gemeen te voor eiken meter kade jaarlijks moet betalen f 26. Daarbij moeten nog gere kend worden de koopprijs van den grond en de jaarlijksche onderhoudskosten, ter wijl volgens do verordening de huurders voor eiken meter kade per jaar vijf en twintig gulden betalenRara, hoe kan dat Twee lange zittingen werden gehou den en het einde was dat het voorstel van B. en W. met groote meerderheid van stemmen verworpen werd. Blauw hoedenveem zal de kade niet hebben als hij er één wenscht moet het die maar tijdelijk, telkens voor vijf dagen huren. Veel interessants behalve dit, werd er in die zittingen niet behandeld. Er is een beetje parlementje gespeeld en dat is voor de afwisseling voor den verslagge- gever wel eens aardig Bijzonders van de werklieden-bewe ging is er niet te melden. Yan een bak kersstaking komt, althans voor zoover ik mocht vernemen, voorloopig aiets; de typografen hebben ook nog niet heel veel zin en zoo zal, naar wij ho pen, de winter met kalmte voorbij gaan. De winter't is hier ineens winter geworden. Zondagnacht heeft het ferm gevroren en reeds den ochtend daarna zag men heel kalm vele Rotterdammer- tjes met schaatsen op den rug voor het zoe ken naar ijs uitgaanEn dat zij 't ge vonden hebben blijkt wel daaruit, dat Zondag alleen, voor zoover aan de po- litiebureau's bekend was, dertig jongens tegenwoordig niet zoo toegankelijk als vroe ger. Of het door de lucht kwam, of door de vele bezigheden Hij was zeer verstrooid en gaf op hare vragen aan tafel slechts korte autwoorden. Maar dan zag hij haar zoo vriendelijk aan, als wilde hij zijne stugheid weder goed maken. Zij had hem al eens gevraagd, of hij ontevreden over haar was, of zij onbewust hem ergens mede gekrenkt had. «Gij?" had hij dan geantwoord; „onzin! Gij zijt mijn prachtexemplaar! „Dus moest het iets anders zijn, dat hem verdriet aandeed. En zekerlijk, het was iets anders, waar van Cbristina gelukkig geen begrip had. Helbig was niet aan tegenspoeden en ont nuchteringen gewoon. Wanneer hij op zijn leven achte bem een blik wierp, was alles hem eigenlijk gelukt, wat bij ondernomen had, en hij had alles doorgezet, wat hij begon nen bad. Vast en zeker was hij altijd op het doel los gegaan, rijkelijk bad hjj altijd van zijne overwinningen genoten, wanneer de overwinning retds lang weder vergeten was. Voor de eerste maal zou dat nu eens anders zijn. Feze vrouw, deze Elisabeth, toonde nu een geheel ander gezicht, dan hij nu wel verwacht had. Verlokkender stond zij voer bem, meer nog dan ooit te voren, maar ook nog kouder en afwijzender. Zij was als plotsefiog omgekeerd. Het scheen wel, of zij bare nieuwe positie in de eerste plaats tegenover hem wilde handhaven. Het was in den laatsten tijd bjj hem gewoonte geworden, dat bjj haar bjj haar voornaam aansprak, en zjj had het stilzwjjgend ge duld. Zoo was bij ook, voor de eerste maal na de terugkeer van Hoppe, toen deze op het bureau was, vol goeden moed bjj Elisa beth binnengetreden en had gehoopt, nu dat alle hindernissen uit den weg waren ge ruimd, in een aangename, vertrouweljjke verhouding met haar te geraken. En in plaats van dit wat moest hij wederva ren „Goede morgen, mjjn lieve Elisabeth I Ik kom, een uurtje vertrouwelijk met o pra ten." „Dat is mij zeer aangenaam," gaf zij ten antwoord „maar ik moet u dringend verzoe ken, mij niet weder bjj mijn voornaam te noemen." En op zjjn verwonderd klinkende vraag: „Maar mijn hemel, wat heb ik nu aan je Zijn wjj dan Diet bekend genoeg met elkander, om ons dat te kunnen ver oorloven En hebt gij het mij niet dikwijls genoeg stilzwijgend veroorloofd kreeg bij ten antwoord: „Als ik u dat doen liet, was ■k uwe ondergeschikte, mjjn man was klerk en meisjes een onvrijwillig bad heb ben genomen, allen gered, geluk- kig- En nu sluit ik mijn brief, want ik moet het beschrijvingsbiljet van de in komstenbelasting gaan bestudee- ren Dat kan net, want er is gelukkig wei nig nieuws. O. Hij was een man van zijn tijd, meteen hartstocht voor het schoone, als de oude Grieken, die bijna aanbidding genoemd kon worden. Daaraan paarde hij de kennis van de eischen en behoeften der moderne samen leving. Eenigszins teruggetrokken en ge heel alben in de wereld, was het niet te verwonderen geweest als de samenleving hem in een droomige eenzaamheid had ge laten, of in een ander geval in een staat van achtenswaardige middelmatigheid zij beschikte echter anders; hij had succes in de wereld en strooide, als natuurlijk ge volg daarvan, het zaad der eigenliefde in zijn ziel. Zij wss een meisje, dat met haar tijd meeging, koesterde tenige droomen, die nimmer vervuld zouden worden, verlan gens, die slechts zelden worden verwezen lijkt en stelde een onbepaald vertrouwen in haar eigen persoonlijkheid. Sterker ech ter nog dan dat geloofde zij in hem misschien omdat zij hem in sommige oo- genblikken kon verachten. Hij was meer voor haai dan andere mannen de glans van zijn oogen, de druk zijner vingers verraadden haar dat. Zij hadden elkaar op een bal van een hunner weinige kennissen leeren kennen, hadden samen discussie gevoerd over gods dienstige onderwerpen, sociale wetten en duizend andere dingen, hadden elkaar brie ven geschreven, hadden samen tochtjes ge maakt dcor htt gewoel der wereldsteden heen en over de eeuwig murmelende, eeu wig luisterende zee. Thans zaten zij bij elkander, liet diner was afgeloopen, zij dronk langzaam en be- bageüjk haar koffie, bij tipte nu en dan aan zijn glas wijn en blies den blauwen rook van zijn sigarrette voor zich uit en beiden kekeu droomerig naar de zee, die zich in haar oneindigheid van af het klei ne balcon van het reslauraDt liet bewon- in uw zaak, en het zou misplaatste eerzucht geweest zijn, wanneer ik u voorschriften had willen maken. Toeu moest ik mij alles laten welgevallen. Nu echter, nu ik door u- we groote goedheid," en daarbij zag zij hem spottend laehend aan, „uwe gelijke gewor den ben, mag ik mij dat niet meer lateu welgevallen, niet alleen voor mij, maar ook niet voor u. Want nietwaar, mijnheer Hel big, er moet u toch veel aan gelegen z0d, dat de vrouw van uwe associé een smette- loozen wandel leidt. Dat ziet ge toch ztker wel in, mijn beste mijnheer Helbig." En met het meest onbevangen gezicht van de wereld, reikte zij hem de band, die bij als waB hij de koopman, die handel ge sloten had, aanuau>, zonder evenwel dat hij nalaten kon, d e wonkbrauwen te fronsen. Zij scheen dit alles volstrekt uiet te bemer ken, want onmiddellijk daarop begon zij over allerlei zaken te redeneeren on vertel de bem van bare nieuwe woning, die zij gehuurd had; maar wijselijk werd het be zoek bij Neumann verzwegen. „Zeven kamers op de eerste verdieping; elk oogenblik warm water en elec'riscb, verlicht. Gij ziet, mijnbeer Helbig, wij doen moeite genoeg de eer van bet buis Helbig op te houden." Aan zulk een eerbetoon hechtte Helbig anders zeer weinig. „Hebt gjj niets te wen schen, dat door mjj vervuld zal kuDuen worden Zij dacht een oogenblik na, dan antwoordde zij„Niet eene, zoo denk ik tenminste. Herinnert gij u we), wat ik u gezegd heb, toen ik de eer bad naast u, aan uw talel te zitten Ik ben niet eerzuch tig, zeide ik. Nu ken ik het u bewijzen. Wanneer ik bereikt heb, wat ik wil, zoo beu ik tevreden tn verlang niets meer. Gij mijnheer Helbig, zijt niet zoo spoedig vol- diian. Gij v erzekerdet bet mij tenminste bij die zelfde gelegenheid. U geeft niet bet bezit maar slechts de hoop op hetzelve de ware genoegdoening en bevrediging. Ik billijk nu uw standpunt volkomen. Gelukkig kunnen wij daarbij beiden blijven wat wij zijn en als nwe ware vriendin weDBch ik n van har te toe, dat gij altijd zoo iets prettigs zult te hopen hebben als nu." „Men zon n naar de bel ver wenschen," riep bij uit, „wanneer „Wanneer niet overal het paradijs was, waar ge ook moogt zijn,* liet bij er ua een wijle galant op volgen. Lachend zag zij hem aan. Sedert langen tijd, was zij nu eens voor de eerste maal weder eens te vreden over zichzelf. Zij had zich dapper gedragen. En dan na eeni- gen tijd wachtte haar nog eeu genoeg- deren. rHe'o je mijn brief ontvangen vroeg zij, zonder de half gesloten oogen op te slaan. zNatunrlijk*. Er ontstond een pauze, die zij aanvulde door van haar koffie te drinken, „Ik ben blijde, dat je zoo schreef," zei- de hij ten laatste. „Er was iets in, dat een leemte in mij scheen te vullen dat mij iets deed verlangeD, dat ik nog niet had. Ik kan het niet juist in woorden bren gen, maar nw brief gaf mij denzeltden in druk als een Oostersche ruïne aan den rei ziger, een ruïne van een tempel met zijn koele reusachtige blokken van gehouwen steen, de diepe en toch niet duistere scha duwen en daarboven de diepe, blauwe lucht. Zooals de reiziger bij zulk een aan blik kan peinzen en droomen, zoo kreeg ik het verlangen, zoo ontstond bij mij die vurige wensch, mij voor een tijd terug te trekken uit het gewoel en gekrioel der wereld en een rustige haven op te zoeken in de levenszee. Je schreef zoo wonderschoon." „Geloof je?" vroeg zij haastig, terwijl haar oogeu een oogenblik in de zijne rust ten. jHet was slechts een gril van mij, om je zoo te schrijven, maar... ik dacht, dat je mij begrijpen zoudt." „Ik geloof, dat ik dat deed," antwoord de hij op ernstigen toon. rIk geloof, dat ik datgene, wat tusschen de regels «tond, be grepen heb." Hij leunde haastig voorover en legde zijn hand eensklaps op de hare. „Wij zijn na reeds zoo lang vrienden geweest, het schijnt tenminste reeds een zeer laDgen tijd, laten wij dus elkaar niet verkeerd begrijpen.* Zij sloeg een oogenblik laar oogen op en het scheen hem, alsof een traan aan de lange wimpers glinsterde. z/lk hoop, dat wij dat nimmer zullen doen," zeide zij. Weder ontstond een pauze. „Ik weet niet, hoe ik tot het besluit ben gekomen, je voor goed vaarwel te zeggen," zeide zij langzaam en aarzelend. Misschien verschil ik van andere vrou wen. Maar ik ken mijn eigen kraehten, ik weet, wat ik ben. Doch ik weet ook, wat gij zijtjik ken uw krachten en uw zwakheden. Mogelijk ben je evenals de andere mannen, beoordeeld van een oDzijdig standpunt; ik weet echer, dat je voor mij iets andtrs bent tn dat je mijn gevoelens veranderd hebt. Ik was gewoon trotsch te zijn op mijzelf op mijn onafhankelijkheid op doening. Zij durfde haar man nu de verze kering geven, dat nu al hare wenschen ver vuld waren. Zooals het eeD goed gemaal na zulk een verzekering betaamt, glimlachte Hoppe an dermaal nu reeds voor de tweede maal sedert zijn terugkeer. Elisabeth dacht„Na willen wjj echter een eerlijke vrouw zijD, evenals die eene en voor mijn leven lang 1" Helbig was een goed koopman, maar een slecht opvoeder. Nog nooit was bij iu staat geweest, lie'devol en zorgzaam het leven vao iemand te leiden, geduldig haar be schermende en zijn opmerkzaamheid schen kende aan allerlei kleinigheden, die opvoe ding betreffende. Zijn egoisme duldde geen wachten klaar en gereed moest alles zijn, opdat hij ongestoord van het leven genieten kon. Wanneer bij een goede opvoeder ge weest was, dan bad hij Christina's verzoek om een vaste werkkring te hebben, inge willigd; hij zou er vcor gewaakt hebben, dat zij haar tijd niet in ledigheid doorbracht, maar zich bezig hield met nattige dingen, hij zou haar geest geleid hebben in de goede richting, angstig wakende voor verkeerde en nadeelige invloeden van buiten. Hij zag in haar verlangen naar een werkkring Diets dan verveling, die hij op zijn manier trachtte te doen verdwijnen. Zij verveelde zich, das moest zij afleiding hebben. Zou hij baar nu nog kwellen door onderwijs, zij met hare bekoorlijkheid en op haar leeftijd? Zij had onderricht gehad, en die mooie mijnheer von Streichenberg had hem nog verzekerd, dat hij baar niets meer leeren kon. Boven dien, waar moest hij eensklaps een goede onderwijzer vinden? Over zoo iets had hij zich nog nooit bekommerd, en wanneer hij het zou doen, zou hjj wellicht meer schade berokkenen, dan nut stichten. Zoo ried hij haar aan, zich naar haar welgevallen te vermaken, zooals dat jonge dames, die niet meer ter school gaan, allen deden. Boven dien was hij, zoo de familie de geheels winter wegbleef, niet van plan, zijo huis buiten al het verkeer te sluiten en dan moest zij natuurlijk de honneurs waarnemen. Daardoor zou zij nog meer menschenken- nis en doorzicht verkrijgen; zij zou zich gemakkelijker in gezelschap kunnen bewegen en daarom zon hij haar nu reeds bij hem bekende familiën introdneeeren. Zij moest zich dus op eeu zeer vroolijken winter voor bereiden. .Natuurlijk moest zij nu ook over haar kleedmg het oog laten gaan, en netter gekleed gaan dan totanog toe. Hij zou daar over eens met mevrouw Hoppe spreken. 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 5