WORDT VERVOLGD. Sprankel s. Burgerlijke Stand. Gemeente Schagen. Gem. Wierinsen. het feit, dat ik i k was. Toen kwaamt gij. Je scheen in zeker opzicht een deel van mij te zijn. Onze levens schenen in elkaar te groeien en ik kan mijn oude, strenge per soonlijkheid niet terngvinden. Dat is ver nederend, is 't niet?' Terwijl zij sprak, trommelde zij met haar vingers op de tafel. Hij antwoorde niets, maar zag haar onafgebroken aan. „Ik wett wel, dat dit heel dwaas is. Ik trachtte mijzelt hiervan te overtuigen, door jon te brengen tot hetgeen je werkelijk bent, zonder dien glans, die mijn oogen verblindt. Maar dat kan ik niet!" Zij sloeg haar donkere oogen op. fWat is er in je, dat bij mij een gevoel heeft doen ontwaken sis nooit een ander schepsel?' Hij glimlachte en draaide met zijn hand de punten van zijn knevel op, „En wat moet hiervan het einde zijn?' vroeg hij. Zij haalde haar schouders op en dwong haar lippen tot een glimlach. Dat weet ik niet. Somtijds verlang ik naar je, somtijds haat ik ja en veracht ik mijzeff. Maar ik gevoel, dat aan deze ver houding, aan dezen toestand een einde moet komen. Eerlijkheid is de beste politie, zegt men, maar het valt somtijds heel moeilijk, eerlijk te zijn, vooral voor de viouw, die in sommige gevallen geleerd wordt te liegen van haar jeugd af aan. Opuieuw vatte hij haar hand in de zijne. „Je kent mijn gedachten," zeide hij, yen ook iets van mijn wenschen en ver langens. Het is hard te zeggen, alles wat ik zeggen wilje bent zoo geheel anders dan andere vrouwen. ffVeel gemakkelijker zou het mij vallen als je een gewone vrouw waart; tegenover jou moet ik eerlijk zijn. Ja weet, dat ik js bemin schrik daar niet van er is geen ziel op deze aarde, die zoo met de mijne overeenstemt als die van jou. Je hebt mij gezegd, dat je cok mij bemint dat er geen ander is, die voor u zijn kan, wat ik voor je ben. Je weet, dat ik je lief heb en Zij richtte zich haastig op. „Dat denk je," zeide zij. „Neen, ik weet het, heb het geweten, sedert geruimen tijd reeds. Luister. Je kent mijn leven, mijn levensdoel. Kon ik mijzelf kluisteren,.... kon ik je medesleu- ren naar de diepte Je weet, dat mijn hoop slechts geconcentreerd is in één ding, dat is de kunst, die ik aanbid.' „Dat denk je!' antwoordde zij nog maals. Neen, ik weet het. Als de valsche schijn, dien de wereld en de menschen over mij hebben uitgestort, verdwenen is, dan kan ik vrij spreken, zooals ik beden spreek. Ook ik keu mijn eigen zwakheden, ook ken ik mijn eigen kracht."' »Hoe practisch zijn wijriep zij ironisch met een flauw glimlachje. „Dat moet iemand tegenover u zijn," antwoordde hij, eveneens glimlachend. „Ik wil je niet verliezen, lieveling, wij kunnen elkaar niet missen. En waarom zouden wij ook ffEu je hebt gezegd „Hij viel haar in de redp, Dat zeg ik nogmaals. Ik wil je niet medesleuren in de diepte, ik wil je niet binden. Jouw individualiteit, jou kracht, de glans uwer ziel wil ik niet kwetsen. Waarom zon je door den band der wet mijn slavin worden, een keten voor mij, tot dat de barmhartige koning Dood den ge- haten hand doorsnijdt Wacht daarom op mij, totdat Zij scheen zijn laatste woorden Eiet ge- Die vrouw had zt er veel smaak bv zou hem inet genoegen in dit geval ter zijde willen staan. De noodige gelden stonden natuurlijk tot haar dienst, zij mocht volstrekt niet karig zijn. Zij wist, immers, dat bij ervan hield, wanneer de zijnen zich rijk en smaak vol kleeden. Hiermede geloofde hij glansrijk zijn plicht gedaan te hebben. Het aangenaamst was het hem echter dat deze dingen, zijne eigen wenschen volkomen bevredigden. Door den gedwonge rost, die in zijne verhoodiDg tot Elisabeth gekomen was, begon bij zelf behoefte aan verstrooiing te gevoelen. Hij verlangde naar het gewoel der gezelschaps wereld, en was het weer eens niet iets gansch nieuws voor hem, daar te verschij nen met zulk een jong, schoon meisje aan den arm, wier verschijning nu reeds druk besproken werd? Menig vleiende beoor- deeling omtrent Christina was hem ter oore gekomen en hij twijfelde er geenszins aan, dat overal, waar hij haar breDgen zou, zij met genoegen zou worden ontvanger). Hoe onvoorbereid hij dit alles bet kind eensklaps op de schouders legde, kwam hem volstrekt niet in de gedachte. Haar zelf evenwel ook niet, ofschoon zij aan al de haar wachtende ceremoniën dacht, wel eens een bang gevoel van baar meester maakte. De vragen, die zij zich in den laatsten tijd zoo dikwijls gesteld had„Waarom" en „voor hoe lang?" werden nu verdrongen door anderen: welken japon of zij zich zou aanschaffen op welke manier zij de taiel zou inrichten? De last, die baar op de schouders gelegd geworden was, werd baar veel lichter gemaakt, door de liefde, die het dienstpersoneel haar zouder uitzondering toedroeg. Yanat de onde keukenmeid, die reeds in menig hachelijk oogenblik, de eer van den huize Helbig had opgehouden, tot den eigeDlrjk alleen voor mijnheer persoonlijk aangestelde dienaars toe, waren volgaarne bereid haar met raad en hulp, haar taak te helpen verlichteu en weldra was juffrouw Christina het ond.-rwerp van hun aller gesprek. hoord te hebben en haar antwoord gold dan ook het voorafgaande, toen zij zeide Niet altijd is dat geval, c f O zeker, daar is geen ander einde. Etn treurig ontwaken. De dichters, de schilders van voorheen en thans zijn verstandiger geweest,' zeide hij, naar haar voorover ge bogen. Zij wisten, dat een bestendige lietde gelijkstond met een stranding op de levenszee.' Zij zag hem eensklaps aan. Iets in haar blik deed de kleur van zijn gelaat plotseling overgaan in een doodsbleek. Zij stond °P- „Het is vreeselijk warm hier," zeide zij „Laten wij een weinig gaan wandelen." De rivier was stil en lieflijk in der zomer avond. Hier en daar dook het seinlicht van etn vaartuig op. De kustlichten, hoog in de lucht, schenen stille schildwachten, die zwijgend de schepen begluurden en geheimzinnig tegen elkander wenkteD. Zij waren den oever gevolgd. Thans rnstte zij met haar armen op 't hek en liet haar gelaat op de handen rusten. Zwij gend gleed haar blik over het water, ter wijl hij op zachten toon tot haar sprak. ffOns leven is van zoo weinig beteeke- nis, een kleine rustplaats voor den voet van onze eeuwig wandelende ziel. Waarom zouden wij, die misschien een dieperen blik in het_ leven hebben geslagen dan ve le anderen, waarom zouden wij in den tredmolen van dageüjksche beslommerin gen gaan loopen Wij hebben onze eigen ideeën opgebouwd, wij zijn onafhankelijk van de opinie der wereld," «Maar wij moeten in de wereld leven, leven met hen, die in den tredmolen loo pen in een eeuw, waarin de moraal zoo niet hoog gehouden wordt, dan toch hoog staat en' voegde zij er langzaam bij „ik ben een vrouw.' Heb je geen liefde voor mij, geen ver trouwen in mij „Ik geloof, dat ik n bemin, ik weet, dat ik u liefheb. Je vertrouwen is iets anders. Vertrouwen en liefde zijn gemak kelijker te scheiden, dan meD wel meenen zou.' „Dat is uw eigen meening niet, maar de meening van „men", van de wereld in 't algemeen." Je doet mij daar onrecht," zeide zij be daard. ffZooals ik gezegd heb, leven wij in de maatschappij en je plaatst je geheel op het standpunt der maatschappij. Als wij iets doen, dat zondigt tegen, wat men noemt vooroordeelen, noodzakelijke vooroordeel en van de samenleving, dan moeten wij af wachten wat de wereld, onze wereld, z .1 zeggen.' „En vertrouwt ge dan uw eigen moraal niet in dit opzicht „Neen, neen, dat kan ik niet, omdat miju gevoelens bevooroordeeld zijn. En ik kan ook jouw ideaal niet goed vinden, Om dat je in dezelfde omstandigheden ver keert als ik." „Onze vriendschap moet dus eindigen,' zeide hij bitter. „Je verdwijnt dus van mijn levenspad.... en laat mij alleen ach ter,' voegde hij er somber bij. Zij bewaarde een geruimen tijd het slil- zwjgen, terwjl haar blik over de donkere rivier gleed. Zij huiverde en droBg zich werktuigelijk tegen hem aan. „Mijn lieveling,' fluisterde hij, „dat kan niet, ik kan je niet loslaten." En zij drong liet hoofd tegen zijn borst en hij kuste haar en zij weende voor eenige oogenblik ken. Toen wandelden zij verder. Een weinig verder zagen zij een kleine volksoploop, slechts weinige menschen ston den bij elkaar, want het was laat. Een man gekleed als een visscher en een politieagent droegen een lichaam tus- schen zich, een druipend lichaam, dat een lange, natte streep naliet op het plaveisel der straat. De beweging van de menschen die zich verdrongen, om te zien, scheidde hen, zoodat, toen de visscher en de agent een oogenblik rustten, zij aan den eenen, hij aan den anderen kant stond. Het was, het lichaam van een vrouw, dat zij droegen; het bleeke gelaat droeg het stempel der wanhoop en het lange, zwarte druipende haar sleepte over de straat. De natte kleederen zaten als vastgeplakt om het lichaam en deden de magere ge stalte uitkomen. Teen zij haar oogen opslo-g met een onuitsprekelijk angstige uitdrukking in haar blik, zag zij dat hij haar aanzag. Zij be dekte het gelaat met beide handen en strompelde uit de menigte. In een oogenblik stond hij naast haar. ffVreeselijk, hé? Je had er niet naar moeten kijken. Ongelukkige vrouw! Waar ga je heeD?" #Naar huis,' nep zij huiverend. „Naar huis. Raak mij niet aan!' »Maar je beloofde..." Dat doet er niet toe! Laat mij gaan!" En zij verdween in de duisternis. Had zij haar eigen beeld in de toekomst gezien, als zij aan zijn lokstem had gehoor gegeven? Natuuren leer, Een Amerikaansch blad verhaalt het volgen de In Maine woont een man, Jacobson moet zijn naam wezea, die steeds beweert, „dat al dat gewauwel in die kranten hem geen sikkepit kan schelen.' En toch re d diezelfde man onlangs veertien mijlen door een geweldigen sneeuwstorm, om een simpel weekblaadje machtig te worden, dat van hem in een artikeltje gesproken had als van „onzen talentvollen medeburger' 1 Kort. Wat heb jij toch bespot telijk korte beenen zei een lang man tot een ander, die klein van gestalte was. ffMijne beenen raken den grond en ik zou wel eens willen zien, wat de uwe meer konden doen," was het antwoord van den kleine. Keizerin Victoria als Knns tenares. Het is bekend, dat de Duitsche Keizer in-weduwe liefhebbert in beeldhouw- en schilderkunst. De Nat. Z. meldt omtrent haar beeldhouwwerken het volgende In haar paleis te Berlijn en 't slot Kronberg in den Taunns heeft de keize rin alteliers ingericht, waar zij met merk waardige gemakkelqkheid en kunstvaardig heid schetsen ontwerpt voor schilderijen en moddellen voor standbeelden, 't Liefst maakt zij borstbeelden en standbeelden van keizer Frederik. Een reeks van borstbeelden heeft zij reeds vervaardigd, die wel verdienen ge zien, te wordeD, zoo getrouw geven zij 's keizers trekken en houding weder. De keizerin wil ze echter niet openbaar maken om den beeldhouwers van beroep geen con currentie aan te doen. Als zij echter een kunstenaar een opdracht geeft, kan hij ze ker zijn dat zijn arbeid niet wordt goed gekeurd, als die niet in a'le opzichten vol doet. ffOnlangs had zij aan den beeldhouwer Upheus het levensgroot standbeeld besteld van den overleden keizer, blootshoofds in uniform, met los omgeworpen mantel. Twen het bijna gereed was, bracht zij den kun stenaar een bezoek in zijn atelier en ver zocht hem, zelve aan het model eenige veranderingen te mogen aanbrengen. Up- hues was eerst eenigszins verlegen, maar tot verb zing zag hij hoe de keizerin na een half uur arbeid, aan den kop een ge heel andere uitdrukking had gegeveü, waar door een volmaakte gelijkenis en levendig heid van uitdrukking werden bereikt. Toen de kunstenaar zijn bewondering over de verbeteringen gaf, antwoordde de Keizerin dat zij les in het moddelleeren had genoten en door vlijtig studeeren het tot zekere hoogte altijd als dillettante had gebracht. Het borstbeeld, dat Up heus n-.ar dit model heeft gemaakt, geldt voor het beste, dat van keizer Frederik be staat. Koning Humbert van Ita- lië munt in weldadigheidszin uit. In het vorig jaar schonk hij, uit zijn persoonlijk vermogen, meer dan een miilioen lire weg, waarvan 400 000 lire voor de armen van bet geheele Rijk, door de prefecten der verschillende provinciën verdeeld, 140.000 lire san de slachtoffers van de aardbevin gen in Zuid—Italië en de rest aan hen die door de crisis in Sicilië in nood verkeeren. Sedert anderhalf jaar heeft de Koning van alle renten uit 't kroondomein afstand ge daan, ten behoeve van weldadigheids wer ken. Hij wilde ook zijn civiele lijst be krimpen, maar liet dat na, omdat Crispi anders bij afzonderlijke wet een miilioen voor den Kroonprins wilde aanvragen, die de Koning nu uit zijn inkomen betaalt. Bij dit alles houde rneu in het oog dat Konig Humbert geenszins tot de meest met aaidsche goederen gezegende Vorsten behoort. Een dezer nachten is te Rome een moordaanslag gepleegd op den geestelijke Atto Saganelli, rector van de kerk Santa Praxedis. De kok van den pries ter, zekere Maodalari, wist door middel van een leer in het slaapveitrek van zijn meester te komen, sloop met een dolk ge wapend, naar het bed en bracht zijn slacht offer een steek in den nek toe. Don Atto echter sprong uit het bed en nu ontstond een verwoede worsteling, wairbij de geeste lijke nog eenige wonden bekwam. Het zonderlingst is, dat don Atto niet om hulp riep, want bij hield den aanran der voor zijn kapelaan, Luigi Rea. Deze ongelukkigen is slaapwandelaar, en de gees- le'ijke was van meening, dat een slaapwan delaar dood neervalt, als men hem eens klaps met geweld wakker maakt. Om dit onheil te voorkomen, bleef hij volkomen Kalm ouder de dolksteken van zijn tegen stander. Ten slotte vluchtte de moordenaar op het dak van de kerk en thans riep doe Atto om hulp. Groot was zijn verbazing toen hij onder de toesnellende personen zijn kapelaan ontwaarde. Dadelijd gaf men de politie kennis van het gebeurde en de moordzuchtige kok werd, nadat geruimen tijd naar hem gezocht was, op het dak gevonden. Hij bekende al heel spoedig dat hij zijn heer had willen vermoorden ten einde hem te bestelen. De wonden van den geestelij ke zijn ernstig, maar zij leveren geen ge vaar voor zijn leven op. Een jacht-avontuur. Onlangs wandelden twee gendarmes door velden en wegen dus vertelt een Fransch blad op een oogenblik dat eenige zeer aanzienlijke heertn zich met het jachtvermaak bezig hielden. Eensklaps weerklonken twee geweerschoten en de gendarmes werden door een aantal hagel korrels getroffen. Een millionuuir, die een snip naar de andere wereld wilde helpen, had de s.hoten gelost en de handhavers der wet. gelukkig niet gevaarlijk, gekwetst, want de korrels waren plekken binnenge drongen waai ze door dikte van vleesch 't minst schade deden. Da millionnsir, die zich al doodsbe nauwd maakte voor een proces wegens on- willigen manslag, snelde dadelijk naar de gekwetsten en bood aan, om ze voor elke hagelkorrel, die in het lichaam was door gedrongen, twintig francs schadevergoeding te geven. Erg in hun schik met een mooi duitje geld, keerden de gendarmes naar hun kazerne terng. Onderweg echter bedacht een der man nen, die brigadier was,dat het toch eigenlijk zeer ongepast was, dat zijn ondergeschikte, een gewone gendarme, meer geld had ont vangen dan hij. De gendarme had name lijk tachtig francs meer gekregen dan zijn brigadier, want hij had kunnen santoonen dat hij vier hagelkorrels meer herberg de. ffHoe dnrf je het in je hersens balen meer korrels in je lijf te hebben dan je superieur sprak de wakkere brigadier, nam zijn ondergeschikte al het geld af en ging er mede aan den haal. D j zaak heeft nog een staartje en komt voor den rechter, want de gendarme heeft zijn bri gadier aangeklaagd wegens straatroof. Een zeldzaam kunstge- wrocht. Lord Pendlington, die wegens zijn groo ts exentriciteit bekend was, kwam eens bij een der grootste snuifdoosfabriekanten te Nantes, fftk zou gaarne een snuifdoos willen hebben,' sprak hij, ffWaarop mijn kasteel staat afgebeeld.' „Dat is gemakkelijk genoeg," gaf de fabrikant ten antwoord. *Uw lordschap behoeft mij slechts de teekening van uw kasteel te geven.' „Ja, maar aan de slotpoort moet een hondenhok met een hond staan.' „Dat zal ook niet lastig gaan." ffJa, maar, zoodra men naar den hond kijkt, moet hij ia zijn hok kruipen en daar pas weer uitkomen, als men hem niet meer aanziet. Kunt u dat gedaan krijgen De fabrikant wierp zijn bezoeker een blik toe, alsof hij dacht, dat zijn door luchtige klant hem voor den gek hisld. Maar toen hij zag, dat dit niet het ge val was, gaf hij haastig ten antwoord „Dat is heel moeielijk dan zal de doos nogal duur komen.' „Dat kan mij niet schelen." Drieduizend frans.' ffGoed, drieduizend franc?.' ffOver een maand zal ik de eer hebben u de doos te biengen. Daar reken ik stellig op.' Na verloop van een maand maakt de fabrikant zijn opwachting bij lord Pend lington. „Mylord, hier is de doos." De lord neemt het kleinood aan en be ziet het nauwkeurig, „Juist,' zegt hij, ffhier is mijn kasteel met de torens, hier is het hondenhok maar waar is de hond.' «Heeft uw Lordschap niet bovolen, dat de hond in zijn hok zal gaan, zoodra men hem aankijkt?" „Ja, zeker ffEn dat hij pas weer te voorschijn zal komen, als men niet meer naar hem kijkt.' „Ja, zeker!' ffWelnu, u hebt naar den hond geke ken en het dier is terstond in zijn hok ge kropen. Als u de doos in uw zak steekt, komt de hond weer uit zijn hok.' De lord denkt een oogenblik na en zegt dan: «Juist, precies!' Hij steekt de doos in zijn zak, neeuit uit zijn por tefeuille drie banknoten, elk van duizend francs, en overhandigde die met een woord van dankbetuiging aan den handigen snuifdoosfabrikaut. Een gelukkig men sc h. Een buitenkansje kreeg dezer dagen een koopman uit Habana, die uit dSpaansche Nationale Loterij den hoogsten pi ijs trok. Den vorigen zomer had hij zich naar Span je begeven en had voor do aardigheid een lot no. 8658 gekocht. De tele graaf meldde dat de hoogste prijs op dat nummer gevallen was. De man heet Alar- cia en schijnt in alle opzichten een geluks kind te zijn. Voor jaren her had hij als arme knaap Spanje vei laten om in den vreemde zijn geld te verdienen. Dit geluk te hem door grove spekultaies die allen goed afliepen. Ook zonder dezen hoofdprijs die anderhalf miilioen gulden bedraagt, was de man schal)ijk. Vindt meninonsland heel wat Van den Berg's, Bakkers, Smits, in Frankrijk ontelbare Durani's en Dubois' Pölsfeld, in de Pruisische provincie Sak sen, heeft men op 90C inwoners 50 hoof- den van gezinnen, die den naam Sieben- hühner (zeven hoenders) dragen. Daar de voornamen niet genoeg da men schen uit elkander konden houden, hebben sommigen den naam van hun moeder, an deren het cijfer van het regiment, waarbij zij gediend hebbeD, bij hun naam gevoegd. Eén heeft den bijnaam gekregen van de „luie Griet, een eerennaam, die zijn moe der op school reeds gegeven was. Te Pea River, in Alaba me heeft een joDge deugniet door het venster eener school op de kinderen geschoten en twee meisjes en twee jongens, van tien tot veertien jaar, doodelijk gekwetst. De daad schijnt een wraakneming te zijn ge weest, omdat de ouders van een der ge kwetste meisjes den moordenaar verboden hadden haar het hof te maken. Hij is in hechtenis. Wat wij den geest des tijds noemen, noemden onze grootouders het einde der wereld. Jean Paul Richter. Iemands omgeving leert ons zoo licht iets naders omtrent zijn persoon. Bosboom-Toussaint. Satire is een soort spiegel, waarin degene, die er in kijkt, in 't algemeen ie der» gelaat ziet, behalve dat van zich zelf. Dit is ds hoofdoorzaak voor de vriende lijkheid, waarmede zij ontvangen wordt en d8t zoo weinigen er door beleedigd worden. Swift. Er ligt iets geruststellends voor de volken in de zekerheid, dat mannen, wier grootheid tegen elke proef bestand oleek,nog in leven zijn. Als ontzaglijke bergtoppen, die de onweders aantrekken en de blik semstralen alleen opvangeD, geven zij hun, die in de vlakte wonen, een gevoel van veiligheid. Herman Grimro. Elkander begrijpen, ziedaar een on zer eerste verplichtingen. Weinige plich ten vereischen een meer verfijnd zedelijk gevoel, weinige worden minder in beoefe ning gebracht. De Gasparin. Kunt gij op iemand toornen, die een lichaamsgebrek heeft?Hij kan 't niet helpen, als zijn nabijheid u tegen de borst stuit. Be schouw de zedelijke gebreken evenzoo. Maar, zegt ge, de mensch heeft zijn rede en kan erkennen, wat hem ontbreekt. Zeer juist! Bij gevolg hebt gij ook uw rede en kunt door uw zedelijk ge drag uw naaste tot rede brengen, hem tot iükeer brengen en zoo, als hij u hoon, hem genezen zonder dat ge behoeft te toornen of te zuchten of uit de hoogte op hem neer te zien. Marcus Aurelias. De mensch is rijk met weinig, als hij juist oordeelt. Young. Is de wereld een tranendal Laat dan de glimlach het overspannen. Lucy Larcon. Alle hartstochten zijn niets anders dan de verschillende graden van warmte en koude van het bloed. Lirochefoucauld. De zonnigste dingen werpen de [diepste schaduw, En er is zelfs een vreugde. Die het hart beangst maakt. Hood. Ingeschreven van 9 11 Januari 1895. Geboren Jansje Catharina, d. v. Johan- nes Kamp en van Elisabeth Vrouwe. Ondertrouwd GetrouwdGeene. Overleden Ingeschreven van 1 31 December 1894, GeborenHann, z. v. Abraham Yelle man en Elsje Levit. Pietertje, d. v. Wil lem de Haan en Hilgonda Tijssn, Dieuwer- tje, d. v. Pieter Rotgaus en Tetje Bakker. Leo Jozef, z. v. Willem Rasch en Corne-, lia Engel. Maartje d. v. Gerrit Omis en Grietje Lont. Klaa?, z. v. Cornelis Smit en Marijtje Koorn. Dieuwertje d. v. Nan Bais en Maartje Rotgans. Ondertrouwd en getrouwd: Geene. Overleden: Maartje Kuilt, oud 5 jaar, d. v. wijlen Coruelis Jaasz, Kuut en Cor- nelia Staaltjes. Antje 'Fakes, oud 6 weken, d v. Dirk Takes, en Marie Metselaar. Dirk Bakker, oud 2 jaar, z. v. Jan jz. Bakker en Antje Koorn. Pieter Mooi, oud 5 maan den, z. v. Fieter Mooi eu Jannetje Kaan. Stand der bevolking der gemeente W i e r i n g e n over 1894. Op 1 Jan. 1894 bestond de be volking uit 1405 m. en 1331 v. t. z. 2746 p. vermeerderd door geb. met 86 m. en 40 v. t. i. 76 p. vestiging in de gem.14m.en 15 v.t.z. 29 p. totaaal 2841 p. Vermindering dooi overl. met 23 m. en 83 v. t. z. 56 p. vertrokken 31 m. en 85 v. t. z. 66 p. totaal 122 p, De bevolking bedroeg dus op 31 Decem ber 1894, 1401 m. en 1318 v. t. z. 2719. Er werden over dat jaar 22 huwelijken voltrokken, te weten 17 tusschen Jonk mans en Jongedochters, 1 tusschen een Jonkman en eer. Weduwe, en vier tusschen Weduwnaars en Jongedochters. Loop der bevolking in de gemeente Heer Hugowaard. Op 31 Decem. '93 bestond de bevolking uit 1400 mann. en 1315 vr. samen 2715 inwoners, In 1894 hebben zich gevestigd 83 Manl. enll7 Vrl., samen 200 inwoners; geboren ziju 38 Manl. en 33 VrL sameu 71 kinderen. Vertrokken zijn 112 Manl. en 123 Vrl. samen 235 iuwonere. Overleden zijn 22 ManF eu 24 Vil, samen 47 pers. zoodat de bevolkiug op 31 Dec. 1894 bestond uit 1387 Maul. en 1317 Vrl. samen 2704 inwonersen alzoo verminderd met 11 inwoners. In 1894 zijn 16 huwelijken gesloten waarvan 14 tusschen jongmans en jong- dochters1 tusschen jougmtu en weduwe eu 1 tusschen weduwnaar en jonge doch ter, Levenloos aangegeven ayn 4 kinderen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 6