^er Courantdrukkerij 0 ■lil van J. Winkel 00 000 worden alle Druk- 000 00 werken billijk en spoedig afgeleverd, GEMENGD NIEUWS. aansche Kiesvereeniging Vooruitgang1 de candidaten heeft durven aanbevelen van de Takkiaansche kiesvereeniging .Rotterdam", die altijd streng tegeno ver .Vooruitgang" heeft gestaan. Is dat toenadering of is het hooge politiek? Ik weet het niet. Maar merkwaardig is het zeker. D. DE ONDERWIJZERES. De knaap groeide op, Robert bereikt zijn 9e levensjaar en de commandant van R. weduwnaar sedert het tweede jaar van zijn huwelijk, en een man met drnkke bezigheden, begon er over te denken, dat het enkele nnrtje per dag, dat hij aan de opvoeding van zijn zoon besteedde, laDg niet voldoende was. Er moest een onderwijzeres komen, om op de door hem gelegen grondslagen voort te bouwen en Robert les te geven en al dat gene wat nuttig en noodig voor hem was, totdat hij den leeftijd zou hebben bereikt, om naar de kostschool te worden gezon den. Van R. schreef dus aan zijn oude tante, de gravin V. H. tot P en hij ontving het volgende antwoord ."Waarde neef De introductie van een onderewijzeres is altijd iets zeer delicaats, vooral in het on derhavige geval, waar een vrijgezel voor zijn zoon een onderwijzeres verlangt. Ik zend u twee dames, die mij zeer zijn ge recommandeerd; Mej. Jane Dozijn en mej. Wilhelmina Borch. Een harer schijnt reeds op jaren. Ik weet niet meer welke, want de brieven, die ik over haar ontvangen heb, kan ik niet meer vinden. Gij zult eene van beiden kiezen, en de Voorziening heid, ik ben er zeker van, zal u een ge lukkige keuze laten doen. Ik omhels u. Uw toegenegen tante. V. H. tot P.' En de commandaDt, terugkeerende van de manoeuvres, had zich gehaast, aan een der hem opgegeven adressen ta schrijven, om den volgenden dag, juist toen hij zich van zijn tenue wilde outdoen, zijn oppas ser te zien binnentreden, geheimzinnig glimlachend en hem mededeelend dat een jonge dame, mej. Jane Dozijn hem wenschte te spreken. Goed I dacht de commandant, het is de onderwijzeres. De jonge of de oude dame, dat weet ik niet. Maar, zeker is het de eene of andere leelijkerd, met een versleten japonnetje, zwarte, verkleurde handschoentjes en een lorgnet op den neus; me dunkt ik zie haar reeds voor me I Haastig trad hij het salon binnen. Daar zat een jong meisje van vier-en-twintig jaar ongeveer. Zij was een zeer eenvou dig maar tegelijker tijd correct gekleed meisje. Zij zag bleek, haar uiterlijk was zacht, en de uitdrukking op haar gelaat werd als verhelderd, door twee wonder- regelmatigen werkkring, die mij te gelijk in staat stelt, iets te verdienen." Helbig zag hem aan, alsof bij hem door zien wilde. „Geld verdienen wilt ge? En waarvoor Hebt ge tot heden niet geleefd en ook nog overgespaard Ach ja, dio heerlijke Iialiaansche reis." .Zekerlijk heb ik een kleine som over gehouden. Maar dat was voorheen. Rn is het anders geworden en ik gevoel be hoefte, mijne krachten nattig aan te wen den." .Hoe oud zyt ge eigenlijk vroeg Hel- big. .Een en vijftig, in Februari word ik twee en vijftiggij ziet dus, het is hoog tijd." Helbig rukte ongeduldig aan zijn stoel. .Mijn hemel, druk u toch duidelijk uit. Wat wilt ge dan toch eindelijk. Wanneer men zoo oud is als gij, verandert men zoo in eeos zijn levenswijze maar niet. Het schijnt mij toe, dat ge zelf niet weet, wat ge wilt." Oswald wisscbte zich de zweetdruppels van het gelaat. .Jawel Otto, ik weet zeer goed, wat ik wil. Gij hebt mij wel altijd voor onpractisch gehouden, en in zekeren zin kunt ga gelijk hebben maar ditmaal is bet anders. Het handelt hier over mijn levensgeluk zijn spraak werd sneller, alsof bij daarmede zichzelf moed wilde toe spreken, daarom wilde ik u vragen, of gij mij geen plaats op nw kantoor kunt aanwijzen, tegen matige vergoeding." Ru was het er nit en bij ontstelde over zijn eigen moed, zoodat hij er schuchter aan toe voegde .Natuurlijk, zoo er een open is." Helbig zag hem een poos aan. Oan zei- de hij rustig.Waarachtig gij zijt gek, ol ge wilt trouwenen dan zijt gij sta pel." Oswald was gewoon, dat zijn neef zijne meening niet onder stoelen en banken schoof. Maar znlk een vernietigend oordeel had hij niet verwacht. .Dan heb ik mij ver gist, ik had gedacht, dat mjjne bekendheid schoone oogen, glinsterend als kristal, met wimpeis, die schenen te trillen op de wangen, sis zij de oogen neersloeg. Sapristi! welk een schoon meisje, dacht Van R, toen zij blozend opstond, een weioig verrast door het plot seling binnenkomen van dien grooten ge spoorden dragonder-officier. Mejuffroow Jane Dozijn, niet waar? gezonden door de gtavin V. H tot P? Ja, mijnheer. Gaat u zitten, en laat ons praten. Mijn tnnte heeft mij zeer veel goeds van u gezegd. Hebt ge u al meer met de op-, voeding van kinderen bezig gehouden O ja, ik heb zelfs getuigschriften van het stadhuis. Dat is meer dan noodig is voor een knaap die nog zoo jong is als Robert Hij kan al lezen, een beetje schrijven en hij kent ook de cijfers. Dat is alles, wat ik hem zelf heb kannen leereu; ik heb het zoo druk Maar het is een zacht kind, heel gehoorzaam, en dat zal uw taak wel wat gemakkelijker maken. Wel ke nren zoudt u beschikbaar hebben Och mijnheer, alle uren, die u wilt kies zelf, zooals het n het best uit komt. Hoeu geeft dus geen andere les sen Ja, mijnheer... en neen, antwoordde het meisje cenigszins verlegen... Ik had nog drie leerlingen maar die zijn naar de kostschool gezonden... en dat maakt, dat ik op 't oogenblik niet veel omhanden heb... Mijn moeder is bejaard gewend aan ees zekere weelde, die ik niet graag zou willen ver minderen..., zij heeft niemand dan mij.... In 't kort, ik zou niet veeleischend zijn... Mejuffrouw, rntwoordde Van R. levendig, over de quaesfie van het geld zullen wij het zonder twijfel altijd eens worden. Hij had dit gezegd met luider stem, zelf verbaasd over deu gloed zijner woor den. Het was als bood hij haar onbewust zijn dienst, zijn genegeuheid, zijn toewij ding aan. En als wilde hij den indruk zij ner woorden wegnemen en ontkomen aan dat gevoel, dat hij in zijn verwarring al sterker voelde worden, liet hij er plotseling op volgen: Ik zal Robert roepen, dan kunt u kennis maken met uw leerling. Hij schelde en het kind door de meid binnen gebracht, trad de kamer in. Een echte Velasquez, met zijn lange blonde krullen, neervallend op een met een bree- den kraag getooide zwart fluweelen blouse. Bij de deur bleef de kleine Robert staan, verlegen lachend, verbaasd, dan klapte hij van plezier in de handjes, terwijl hij uit riep Och papa, papa, wat heeft de juf frouw mooie oogen I... hebt n 't gezien zulke mooie zwarte... En uit eigen beweging liep hij naar haar toe, zijn lipjes uitstrekkend, terwijl de on derwijzeres, om haar verwarring te verber- met de fransche taal, mij in staat zou ge steld hebben, u van nut te zijn Maar Helbig liet hem niet uitspreken „Ik zal u eens iets zeggen, waarde vriend. Wan neer gij zoolang niets gedaan hebt, dan aan uwe neigingen toegeven, dan kan men, zoo- als reeds gezegd is, niet plotseling met zijn vijftigste jaar, zijn leelwijze veranderen. En afgezien daarvan, gebruiken wij bier gansch andere lui. Hier is het werken van den ochtend vroeg, tot den avond laat, bier zingt men geen fransche minneliedjes, en betoont men andere gevoeligheden; hier handelt men zaken af en niets dan zaken. Daartoe zijt gij niet meer te gebruiken. Wie dat niet van zijn jeugd af heeft mee gemaakt, is daarvoor ongeschikt." „Ik ben toeh ook koopman geweest," zei- de Oswald schachter. „Maar wat voor een!" riep Helbig uit. Gij hebt het spoedig opgegeven, tot je ge luk, nog juist bijtijds. Reen, neen, zet je dat nit je boofd mijn jongen. Lui, die hier op bun plaats ziju, zijn uit ander hout ge sneden dan gij. OverigeDP, weet ge," voegde hij er goed'g bij, „wat ik u gezegd heb. Wanneer gij soms eens in nood zijt Maar ditmaal was bet de ander die het gesprek afbrak. „Dank je, Otto, dank je," zeide Oswald, en het scheen ot zijn ware natuur weder op den voorgrond trad. „Ik h b nog nooit aanspraak op je goedheid ge maakt, en zal dat ook nimmer doen. Ik heb u iets voorgeslagen, gij hebt het niet kun nen aannemen. Dat is alles. Laten wij nu ergens anders over sprekenHoe gaat het uwe familie Hebt ge goede berichten Zoo ja, dat verhengt mij. Mijne complimen ten wanneer ge schrijft en ook aan juf frouw Christina. Reetn mij niet kwalijk, wanneer ik uw tijd in beslag heb geno men." „Goed," zeide Helbig, die reeds weder door andere gedachten werd bezig gehou den, en reikte hem de hand tot afscheid. „Dwaas," mompelde hij, toen de deur achter zijn bezoeker in bet slot gevallen was. Wordt vervolgd. gen, zich voorover boog en haar gelaat verborg in de blonde krullen van het kind. Er volgde een oogenblik stilte, slechts verbroken door het geblader van Jane Dozijn in de schriften van den knaap, die zij doorzag om te tien, hoever haar leerling al gevorderd was... en ook om zich een houding te geven. Het was alsof iets onzichtbaars zich tnsschen die twee menschen had geplaatst. Terwijl de eene de schriften bestudeerde, had de ander plotseling geconstateerd, tot zijn groote ontsteltenis, dat het jonge meisje hem bijzonder behaagde, meer dan wel strikt noodig was. Hoewel hij de veertig nog niet had be reikt, had de commandant sedert vier jaar zijn huis in een klooster herschapen. Nooit had een vrouw, met uitzondering van die, welke tot zijn familie behoorden, zijn drempel overschreden; nooit had hij iemand anders dan zijn vrienden ten zij- nent ontvangen, omdat hij wilde, dat het kind zou opgroeien in een inspectabele omgeving. En ziet, eensklaps noodzaakt het toeval hem een jonge bekoorlijke vrouw, een onwederstaanbare attractie, in zijne woning te intiodnceeren. Natuurlijk, al was het alleen door het feit, dat zij belast zou zijn met de op voeding van Robert, zou zij hem heilig zijnmaar zon hij zich meester kunnen blijven, zou hij het kloppen van dat arme hart kunnen bedwingen, gerijpt door ver driet, wel-is-waar, maar toch nog zoo jong zoo warm-kloppend Wat zon hij worden in die alle-dag-ontmoetingen, in die ge sprekken, om zich op de hoogte te stel len van de vorderingen van zijn zoon, in die telkens nieuwe samensprekingen met de vrouw, die zich eiken dag tegenover hem aan tafel zou bevinden, wier taak het zijn zou, éénzelfde doel te bereiken in het belang van een bemind wezen? Was niet reeds dit salon, zoo somber anders, met het portret der arme doode daar boven de canapé, als met een toover- slag verhelderd door deze lieve verschij ning, het beeld van jeugd en liefde De commandant doorzag het gevaar, en toen, nadat zij nauwkeurig de schriften bad doorgezien, de onderwijzeres het hoofd op hief, hun blikken elkander ontmoetten en Van R in die groote mooie oogen zag, die oogen, die zijn kind zoo be haagden toen gevoelde hij, dat hij zijn geweten, zijn eerlijkheid, zijn plichten, alles op het spel zou kunnen zetten... Mejuffvrouw, zeide hij plotseling, ver geef mij als ik u leed doe en zie in wat ik u wensch mede te deelen, niets beleedi- geuds, nieis kwetsends... Ik ben wanhopig... Maar ik heb nagedacht en ik heb begre pen... dat het niet wel mogelijk is, dat u hier komt. De onderwijzeres zag hem aan, verschrikt, niet begrijpend wat hij bedoelde; maar Van R. ging voort op bewogen tooD: Versta mij wel. Als er hier was een vrouw, een moeder, dan zou ik met vreug de u zeggen Kom, neem uw intrek in ons huis, zorg voor mijn zoon. Maar ik ben weduwnaar, ik woon hier alleen, en ik ben er van doordrongen, dat u Robert uitstekend zou hebben opgevoed, maar u hebt Diet den leeftijdniet het uiterlijk die in de gegeven omstandigheden ge- wenscht zouden zijn. Htt meisje was opgestaan, bleeker dan toen zij binnenkwam, zij omhelsde voor de laatste matl het kind, dat zich aan haar jtpon vasthield eu dat haar met al le kracht met zijn kleine handjes wilde terughouden, groette ernstig en ging heen, zonder een woord te zeggen, zonder een gebaar. Dat was haar al zoo vaak gebeurd Alleen toen zij op de t*ap was en de deur achter haar was dicht gegaan, met dof geluid, weende zij En nu, zei commandant van R. op wiens voorheofd dikke zweet- droppelen parelden, en nu aan de andere geschreven, aan de oude Letterk.Bijv. Eene zonderlinge wet van het magnetisme. De later zoo beroem de Eugelsche goochel tar Anderson reisde in het begin zijner loopbaan met zijuen F.-anscheu collega Hadouin door het noor den van Frankrijk. Op deze reizen deden zij ook de stad Elboruf aan, waar de re cette der beide kunstenaars zoo gering was, dat zij er ternauwernood van konden leven. Rezorgd overlegden zij, wat er tot opbeuring der zaak gedaan kon worden, toen Anderson eensklaps riep„Ik heb het! Wij kondigen morgen in de laatste voois'elling aan tn beloven, het verbazing wekkende kunststuk te volbrengen, de klok dei kathedraal dat- nur te laten slaan, 't welk door ten der geachte aanwezigen verlangd wordt. Nu, wat dunkt u, zal dat niet trekken?' „Inderdaad, dat zou trekken," antwoord de Hadouin. „Maar hoe zullen wij dat kunststuk volbrengen „Laat dat maar aan mij over." De avend van den volgenden dag kwam en met hem een talrijk publiek. Alles ging uitstekend. Eindelijk kwam het hoofdnum mer: het betooverae uurwerk der kathe draal. Hadouin was nog altijd niet inge wijd en dus erg benauwd. Bezorgd vroeg hij, of iemand nit het publiek wilde zeg gen, hoe dikwijls de klok moest slaan. »Vier maal!' heette het. Hadonin sterkte zijne rechterhand in de richtiog van den toren der nabij gelegen kerk nit, en ziedaarvier slagen klonken weldra langzaam en statig van den toren. „Da capo da capo!" riepen de toe schouwers geestdriftig. Nu wist Hadouin niet wat hij doen moest. „Vooruit maarfluisterde zijn col lega achter het gordijn. Ditmaal werd elf geroepen en van den toren der kathedraal weerklonken elf langzame slagen. Het publiek applaudis seerde en verliet tevreden de zaal. Hadouin echter omhelsde zijnen collega en vroeg hem, hoe hij dat aangelegd had. „Niets eenvoudiger dan dat!" antwoord de deze lachend. „Ik gat den klokkenist vijf francs. Daarvoor moest hij boven aan het torenvenster, vanwaar men hierheen kan zien, staan, en het uurwerk zoo dikwijls laten slaan, als ik kaarsen voor liet vens ter plaatste". Den volgenden morgen, toen de toover- knnslenaars in den wagen stapten om te vertrekken, kwam een magistraatspersoon der stad naar hen toe, om hun ophelde ring van het wonder te vragen, „O, dat is zeer eenvoudig het berust op een wet van het magnetisme," aotwoor- de Hadouin met het eerlijkste gezicht van de wereld. Een drama op de Noord- zee. Een vreeselijke zeeramp wordt gemeld, Ongeveer 47 mijlen ten Zuid-Westen van Haaks lichtschip, vijftig mijlen afstand van Lowestoff op de Engelsche kust, is het ss. de Elbe van de Nordd. Lloyd, den 29en uit Bremerhaven naar New-York vertrokken, dinsdag nacht in aanvaring gekomen met een ander stoomschip en bijna onmiddelijk ge zonken. Aan boord waren 240 passagiers en 120 man en eqnipage. Slechts weinige personen hebben zich in een sloep weten te redden en zijn t<? Lowestoff geland, nl. vijf passagiers waaronder een vrouw, de eerste machinist, de derde stuurman, vier administrateurs, zeven matrozen en twee loodsen. Uit den mond der geredden vernam men de volgende bijzonderheden. De aanvaring geschiedde, terwijl het wel zeer donker was maar er hirg geen nevel. Iedereen was in bed. De stoot was verschrikkelijk en kwam diep midden in de machineka mers terecht. Het water stroomde terstond naar bienen. De Elbe zonk binnen twintig minuten. De onstuimige golven en de paniek aan boord verhiaderdea meer dan driescheeps- sloepen uit te zetten, waarvan eene ter stond omsloeg, terwijl de andere met twin tig opvarenden werd opgevischt. De gered den zijn door den Dnitschen consul te Lowestoff ondergebracht. Ook de kapitein verdronk. Een geredde passagier, zekere Hoffmann, verklaarde aan een reporter dat de be vroren touwen oorzaak waren dat niet meer sloepen konden uitgezet worden. Volgens Hoffmann zijn er drie booten neergelaten, waarvan de eene dadelijk om sloeg. Van de passagiers uit deze sloep is alleen eene vrouw, Anna Böckes, gered. De boot met geredden heeft res uur ge zwalkt voordat ze door de visschersboot Wildilower gevonden werd. Een derde boot zou na twintig minuten terwijl vrouwen en kinderen er in opgeno men werden, omgeslagen zijn. Van de passagiers eerste klasse is nie mand geredalleen 5 passagiers tweede klasse. Men vreest dat er 380 personen bij de ramp van de Elbe verongelukt zijn. Het schip, waarmede de Elbe in aanva ring kwam was de Crathie een kleine ko lenboot van 470 ton, van Rotterdam naar Abtrdeen. Volgens een Lloyd's telegiam was de CrathieWoensdag te Maassluis aaugekc- inen, rapporteerende dat zij dien morgen om half zes, dertig mijlen van den Hoek van Holland, met een groote stoomboot was samengestooten. De Crathie was van voren sterk beschadigd, maar was niet lek en ging donderdag, naar Rotterdam voor reparatie. Volgens een nader bericht uit Bremen be vonden zich aan boord van de E 1 b e 149 man bemanning en 175 passagiers. Daar van zijn tot dusver slechts 22 personen gered. Drankbestrijdingoudtijds. De Locriërs,in Griekenland, beschouwden het als misdaad, die des doods schuldig maakte, om wijn te drinken, die niet met water gemengd was; zelfs een zieke ont ging de straf slechts wanneer hij bewijzen koD, dat hij handelde volgens voorschrift van den geneesheer. Pittacus, van Mjrtilene eene zeestad op het eiland Lesbos in de Grieksche Zee, gaf een wet, dat, hij, die in dronkenschap een misdaad had gepleegd, dubbel zooveel straf moest ondergaan als hij ontvangen zon hebben, wanneer hij de zelfde misdaad in nnchteren toestand had gepleegd. Geheel anders dus dan tegen woordig, nu velen voor zachtere straf plei ten, omdat de misdadiger zijne misdaad pleegde in een toestand, waarin hij, „on toerekenbaar" is, zooals men dat noemt. Plato, Aristoteles en Plutarchus, beroemde wijsgeeren en geschiedschrijvers, roemden de wet van Pittacus als hoogste wijsheid. De Romeinsche Censoren, dat zijn man nen, die van staatswege hadden toe te zien op het levensgedrag der burgers, konden zelfs een Senator afzetten en zijne eigen dommen in beslag nemen, wanneer hij dronken was. De Egyptenaars en de Spartanen keur den dronkenschap ten strengsten af en had den er bepalingen tegen. Lygurgus, van Tracië, wilde de dronken schap radicaal genezen en liet alle wijn stokken uitroeien. Terbulus, van Bulgarije liet omstreeks het jaar 704 herzelfde doen. De oude Italianen geloofden, dat het wettig was een koning te dooden, die zich bedronk. De Atheners beschouwden het als eene misdaad, die met den dood diende gestraft wanneer een overheidspersoon zich aan dronkenschap schuldig maakte. De Karthagers verboden het drinken van bedwelmende dranken aan hunne over heden, bevelhebbers, soldaten, en bedien den. Konstatijn II strafte jongelingen, die op dronkenschap werden betrapt, met den dood. Mohammed beval, dat ieder beschonke- ne met 80 geeselingen zou worden herin nerd, aan zijn plicht om nuchter te zijn. Aaron, Israel's Hoogepriester, ontving het gebod van God„Wijn ea sterken drank zult gij niet drinken, gij, noch uwe zonen met n, als gij gaan zult in de tent der samenkomst, opdat gij niet sterft het zij eene eeuwige inzetting onder uwe geslachten." Jeremia deelt mee dat de kinderen van het huis der Rechabieten, toen men hen „koppen en bekers" vol wijn voorzette „Wij zullen geen wijn drinken, want Jo> nadab, de zoon van Rechab, oDze vader, heeft ons geboden, zeggende: „Gij zult geenen wijn drinten, gij, noch uwe kin deren, tot in eeuwigheid. De speelduivel. Aan het U. D. wordt uit Parijs ge schreven. Ook hier houdt, men zich bezig met het proces Joniaux, dat thans te Antwer pen behandeld wordt. Wat de belangstel ling der Eranschen daarin vooral zoozeer gaande maakt, is de verzwarende omstan digheid van het valsche spelen, door de beschuldigde zoowel bij vrienden als aan de bank te Spa beproefd. Men brandt van verlangen om te weten, op welke wijze zij het daartoe aanlegde, en dit niet zon der reden, want tal van familieën hier zijn de vrijwillige dupes van dergelijke oneerlijkheid. Wie noch niet ingewijd is in de Parijsche geheimen verbaast er zich dikwijls over, hoe het mogelijk is, dït prins X. ot hertog Z. bij deze of gene lieden aan huis komt, wier geboorte he melsbreed van de zijne verschilt. De voor name edelman is nu wel geen heilige, maar toch geeft zijne tegenwoordigheid aan zulke woningen veel aanzien, en komen er van lieverlede meer personen van naam d e kringen bezoeken, al ware het ook slechts om te kunnen zeggen dat zij met hem in gezelschap zijn geweest. Het %e- heim van dit alles is, dat de prins geld noodig heeft en weet, dat men zijn bijzijn zoozeer op prijs stelt, dat men hem in ruil daarvoor veroorlooft vahch te spelen en de gastheer, die zich gewillig op een enkelen avond tien mille laat omstelen, troost zich met het denkbeeld, dat een catilloa hem niet minder zou hebben ge* kost en dat dit vrij wat meer aanzien ver leent aan zijn huis. Snelpersdruk van J. Winkel te Schagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 6