Donderdag 28 Maart 1895.
39ste Jaargang No. 2978.
d
Mie E
en
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag-
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Uitgever J. WINKEL.
Bureau: S€HAGKAT, liaan, D 4.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van l tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Gemeente 8 c h a e e n.
Bekendmakingen.
De Burgemeester van Schagen brengt
ten verzoeke van den Heer Waterschout
te Scheveningen, ter kennis van be
langhebbenden, de navolgende bepalingen
voor de aanmonstering ter haringvis-
scherij op de Noordzee
1°. De aanmonstering van matrozen
en jongens op de Scheveningsche loggers,
kotterloggers en bommen, geschiedt niet
te Vlaardingen of elders, maar alleen
te Scheveningen, door den Wa
terschout aldaar.
2°. Het kantoor is daarvoor alle
werkdagen geopend, van 8 v/m., tot
2 uur n/m.
3°. Zij die een plaatsing willen, kun
nen zich, zoo zij dat wenschen, vervoe
gen aan het kantoor van den water
schout Keizersstraat 57. Men zal dan
hulp worden verleend daartoe, en den
weg gewezen naar de verschillende ree-
derij-kantoren.
Zij behoeven dan te Scheveningen
niet noodeloos rond te dwalen, en ver
zuimen niet noodeloos tijd.
4°. Jongens moeten medebrengen een
deugdelijk bewijs hoe oud zij zijn.
5°. Allen, onverschillig hoe oud zij
zijn, een bewijs van den Heer Burge
meester hunner woonplaats, dat tegen
hunne aanmonstering geen bezwaar be
staat.
6°. Minderjarigen een schriftelijke
toestemming van hun vadermoeder-
voogdesse of voogd, bekrachtigd door den
Heer Burgemeester hunner woonplaats.
7°. Miliciens der land- of zeemilitie
moeten een vergunning tot varen over
leggen van den Heer Gommissaris der
Koningin in hunne provincie.
8°. Personen zonder behoorlijke pa
pieren, worden in geen geval aangemon
sterd.
9". Personen die alhier vrceger reeds
moeilijkheden hebben veroorzaakt be
hoeven zich niet aan te melden; zij
worden niet aangemonsterd.
Schagen, 19 Maart 1895.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
FEUILLETON.
ROMAN
van
Georg Bendler.
Binnenlandsch Nieuws.
De Raad der gemeente
ANNA-PAULOWNA, hield Dinsdag
26 Maart 1.1. zijne vergadering.
Alitieci
AtTcrtcitie- k L
33.
Helbig en Christina gingen naast elkan
der zitten op de kleioe groene sopba. Hij
bad hare band gevat, alsof hij bevreesd
was, dat zij hem nog eenmaal ontvluchten
zou. .Waarom zijt gij weggegaan Hebt
gij dan geen oogenblik aan mij gedacht f
„Ja vader, juist omdat ik u liefheb, ben
ik weggegaan.
.En hebt mij alleen gelaten," zeide bij
op matten toon.
Zij zag hem aan, nu eerst zag zij, boe
verouderd en vermoeid hij er uit zag. Zij-
De houding was niet meer zoo krachtig
als te voren, de rug was gekromd, en uit
zijne oogen straalde niet meer de vroegere
levenslost.
.Mocht ik daar dan blijven, als ik u niet
behoorde vroeg zij.
,Uw plaats is daar waar ik n breng." Het
kwam er echter bitter en wrevelig uit, niet
zooals zij bet van hem gewoon was. ,En
daarom moest uw eerst stap naar mij ge
weest zijn, zoo gij mij verlaten wildet."
„Hoe dikwijls heb ik dit reeds gedaan,
herinner u dat maar. En toenmaals bebt ge
naar mij niet willen luisteren. Wanneer ge
toenmaals mij mijn zin hadt gegeven, was
alles anders gekomen. Ik wist, dat gij mij
oiet vrijwillig van u zondt laten weggaau,
daarom sloop ik heimelijk weg. Tot nu
eeft mij dat niemand verhinderd."
»Ln ik sou u teruggehouden hebben, ik
Zoo waarachtig
Er ontstond een kleine pauze beiden wa-
nfi?- nn0 gedachten bezig,
e big nam het eerst weder het woord
y moet weder terug. Ik kan en ik wil
niet zonder o leven
0 '00f1 zal dat niet gaan vader. Hoe
ttrn bet ook mogelijk zijn 1"
ond aSroai niet?" antwoordde hij, en zijn
ter *®Hr°uwen scheen zich weder mees-
di„iT?? °em te maken. Alleen de omstan-
«ichh',1 ZÜDe Hoveling weder naast
der t k0m "Jne on^6 veerkracht we-
er.?8; Waarom niet? Wat men ern-
a t18 mogelijk. Daarvan wil ik
tuigen, daarvoor alleen ben ik geko-
Aanwezig waren 3II1 leden, behalve de
heer Foreestwethouder.
Wegens ontstentenis van den Secretarie,
den hesr Jellis, die uit hoofde treurige fa
milieomstandigheden afwezig was, werd het
secretariaat waargenomen door den voorzit
ter, den heer Waller.
Na opening der vergadering, lezing en
goedkeuring der notulen, werd besloten
het comité voor de a.s. verkiezingen te
formeeren op dezelfde wijze als vorige jaar.
Op voorstel van B. en W. werden de
zen gemachtigd tot het aangaan v&n een
tijdelijke leening ad. f 2000, ter voorzie
ning in benoodigd kasgeld.
Ter behandeling van het Kohier van
den Hoofdelijken Omslag ging de Riadin
Comité.
Maandag j.1. vergaderde
de Afdeeling „ZIJPE* der Holl. Maat
schappij V. Landbouw, ten lokale van den
heer Bruin te Schagerbrug. 8 leden en
2 gasten waren tegenwoordig.
Na de opening der vergadering, lezing
en goedkeuring der notulen, werd door den
penningmeester, den heer Bossen, rek. en
verantwoording afgelegd over het jaar
1894 das-ruit bleek dat de ontvangsten
bedrorgen f 171.45, de uitgaven f 168.82
en het batig saldo f 7.63.
Naar aanleiding der verschillende inge
komen stukken, stelde de heer M. Bos
sen voor, dat de sfdeeling donatrice zon wor
den dtr Schager Paaschtentoonstellings vtr-
eeniging. Du donatie weid bepaald op
f 2.50.
Hierna ging de vergadering over tr.t
behandeling der missieve van het Hoofd
bestuur in zake de kwestie der Graan
rechten, welk punt door den heer M.
Bossen werd ingeleid.
Spr. erkent aan de door het Hoofdbe.
men. Gelooit ge werkelijk, dat het zoo
voortduren kan Dat ik het dulden en ver
dragen zal, dat mijn kind, zonder hulp en
steun alleen in de wereld zal ronddwalen
Heb ik baar daarom in mijn huis een plaats
ingeruimd Heb ik baar daarom opgevoed,
evenals mijneandere? Heb ik haar daarom
bewaakt als mijn oogappel Om haar na te
laten vernederen, minachten en te gronde
te doen gaan. Bij God, dat zal nooit ge
beuren 1"
„Vader," zeide zij zacht, en haar stem
beefde, „gij kondet mij geen thuis geven.
Vergeef bet mij, dat ik het u zeg," zeide zij
toen zij zag, hos hij ineenkromp, „vergeef
het mij, gij weet hoe liof ik u heb. Maar ik
moest weg, weg van u en de uwen en ik kan
nimmer weerkeeren. Ik weet hoe lief gij
mij hebt en daarom knnt gij dat ook niet
van mij verlangen. Ik lijd en het meeste
doordat ik niet in uw bijzijn kan leven."
„Dat is het juist. Gij moogt en zult niet
lijden. Ik wil dat niet verdragen. Daarom
verman u en laat die hooge denkbeelden voor
een oogeublik varen. Gij hebt genoeg gezond
versland om mij te begrijpen. Wanneer gij
niet evenals alle vrouwen bij het
eerste alarmsein het hoofd verloren hadt, had
alles terechtgekomen!"
Hoe kon hij dat alles zoo nuchter zeggeD?
Met stjjgende verwondering zag zij hem aan
toen hij voortging; „Ik had, wanneer ge ge
bleven waart, op alles orde gesteld. Ge
weet, dat ik dat kan, als ik wil, en alles
was bij het oude gebleven. Geen elieode,
geen^ opzien en na een paar onaangena
me dagen zou alles voorbij geweest zijn.
Nn moet ik rekening houden met daadza
ken maar daarom is niet alles verloren.
Nog lang niet. Ouder mijne bescherming
komt ge in huis terug en ik zon wel eeus
willen tien, wie daar iets aan veranderen
wilde? Thesi zal haar bruiloft ongestoord
vieren; en wanneer dat voorbij is, zal een
ieder bljj zijn, dat gij er zijt. Gij zult de
plaats innemen, die n rechtens toekomt.
Alles is zoo eenvoadig, dat er waarlijk zoo
veel woorden niet voor noodig moesten
zijn. Wat geschied is, is geschied daaraan
is nu eenmaal niets meer te veranderen.
Verstandige menschen honden zich bezig
mot het tegenwoordige en niet met het
verleden. ,Wat ge doet, doe dat haastiglijk'
zegt een zeer verstandig spreekwoord. Dat
is ook mijn leuze altijd geweest. Daarom,
berg uw zaken bij elkander en ga mue.
Mijn rijtuig staat beneden tewachtin."
Hij had alles gezegd op een toon, die geen
twijfel overliet of van alles, wat hij zeido,
was hjj innig overtuigd. Met elk woord dat
stuur uitgeschreven stemming indeAfdee-
lingen niet vsel gewicht te hechten, dasr
het uit den aard der zaak volgt, dat in
het algemeen de leden der sfdeelingeD niet
bevoegd zijn in die kwestie vonnis te vel
len, en daarenboven in graanstriken de
afdeelingeu uit eigenbelang zich véér de
graaurechten zullen verklaren. Het punt
was eenmaal door het Hoofdbestuur in de
afdeelingen aan de orde gesteld en zoo
moest ook in deze afd. gezocht worden
naar een definitief antwoord op de door
het hoofdbestuur gestelde vraag.
Spr. plaatst zich op het standpunt dat
de R'geering niet één stand mag bevoor-
deelen ten nadeele van andere standen.
Erkent moet worden, dat tegenwoordig
hel landbouwbedrijf achteruit gegaan is.
Tot de oorzaken daarvan rekent Spr, den
ongemeen voorspoedigen tijd, welken de
landbouw achter den rug heelt, waardoor
de leefwijze van den boer groote wijziging
onderging, welke evenwel bij de daüng
dar producten bleet gehandhaafd en de fi-
nantieele draagkracht van vele landbouwers
ondermijnde.
Spr. is overtuigd, dat als de land- en
de huurprijzen wederom aanzierlijk zijn
verlaagd, de landbouw ook weder als vroe
ger looner.d zal zijn. Die verlaging van
de waarde van het land- en van de huur
prijs zal wel vele bezwaren nudebreugen,
doch ze zal moeten plaats hebben, hoe ter
hoe l eter, om aan een nieuw landbouwers
geslacht welvarend bestaan te verschaffen.
Ten einde den val van vele landbouwers
nog te verschuiven ot zooveel mogelijk te
verzachtends door belanghebbenden de eisch
gesteld, door het heffen van invoerrechten
op buitenlandsch graan, den prijs van het
inlandsch graan voor den landbouwer meer
loonend te maken.
Dat die maatregel tijdelijk zon helpen
is wel mogelijk, of ze evenwel in het al
gemeen belang is, daaromtrent bestaat
groot verschil. Aan de algemeene malaise
zil door die graanrechthefling zeer zeker
geen einde worden gemaakt.
De grief, dat door de graanrechten duur
der brood wordt verkregen, weegt volgens
Spr. niet op tegen het doel: bevordering van
den landbouwenden stand en daardoor ook
van die der steden.
hij spr ik, kreeg bij meer leven en gloed,
werd zijn persoonlijk beid krachtiger en op
gewekter. Zijne houding was wederom fier,
zijne trekken haddon de oude levendigheid
en uit zijne oogon sprak de oude vastheid van
wil: Wie kan mij weerstaan?
„Nu?" vroeg hij na een wijle, toen Chris-
tina nog altijd zweeg. „Ziet ge nu eindelijk
in, dat ik gelijk heb?"
Och, had zij dat maar knnnon inzien! Haar
halve leven had zij met graagte daarvoor
opgeofferd. Hij wist niet wat het haar kostte,
omdat zij dat alles zoo niet inzag. „Nu?"
vroeg bij nogmaals. Zij kromp ineen. Hoe
zou zij hem dat zeggen, wat haar op de lip
pen lag; hoe hem dat aan het verstand bren
gen, zonder hem al te zeer te kwetsen? En
tocb, bet moest geschieden.
„Zie, vader," begon zij, hare ontroering
roet geweld bedwingend. „Wat gij mij daar
alles hebt verteld, is waar; ieder woord is
waar, en alles wat gij mij beloofd hebt,
zult ge volbrengen, dat woet ik. Ik weet
ook, dat gij aan mij bangt, evenals ik aaD n.
De gelukkigste tijd mijns levens is geweest
aan uwe zijde- Mijn grootste genoegen was,
in uwe oogen te lezen, dat gij over mij te
vreden waart. Doch nu heb ik geleerd, wat
leven is."
„Waarvoor dit alles?" vroeg hij, alsof hem
deze bekentenis geheel overbodig scheen.
„En toch," zij bief smeekend de han
den tot hem op, als iemand die zijne woor
den verzachten wil „en toch, toorn niet
en hoor wat ik a zeggen moet, Gij hebt
bij alles wat gij daar gezegd hebt, slecht»
aan u zeil gedacht, maar geen oogenblik
aan mij. Ik bid u, laat mij uitspreken Denk
u eens in mijn plaats en vraag uzelf dan af
of zooiets te dulden is. Te leven in een
vaderhuis, dat u Diet toekomt, waar ge
niet behoort; te worden verafschuwd, ge
haat en vermeden door de vrouw uws vaders;
het gevoel, dat alles wat door u wordt ge
noten, u wordt misgund en dat gij alles ver
krijgt ten koste van tweedracht en verwij
dering tnsschen hen, die volgens recht en
waarheid naast elkander behooren te leven.
Te weten, dat gij de oorzaak van dat alles
zijt en dat wellicht door uwe verwijdering,
die verhonding die nu eenigszins gespannen
is, zekerlijk weer spoedig een teederer ka
rakter zou verkrijgen.
„Dat alles zon niet te dragen en te ver
duren zijn. O, met u alleen te leven, onder
één dak evenals weleer, hoe heerlijk zon
dat zjjn. Maar het kan niet, het mag niet
zijn! Waarom lokt gij mij tot u? Waarom
kwelt ge mij, door mij alles voor te spiegelen,
zoo als het vroeger was? Gelooft ge dan
Maar hoeveel boeren zonden bij die graan
rechten profiteeren De koeboeren niets en
van de bouwboeren alleen zij die eigenaar
zijn.
Volgens de statistiek wordt vsn ons
land nog geen deel bebouwd, 442.119
H.A. van de ruim 2 millioen.
60385 HA zijn kunstweiden en 359424
IIA. wordt bebouwd met boekweit enz.
Van de haver die in ons land wordt ver
bouwd, wordt een deel uitgevoerd, maar
daartegenover staat dat er van uit het bui
tenland evenveel wordt ingevoerd. En in
voerrechten zullen wel alleen baten van
die gewassen waarvan meer uitgevoerd dan
ingevoerd wordt.
Plus minus 140000 HA. bouwland kan
dus bij graanrechten profiteeren, d.i. ljii deel
van ons land, maar onder de eigenaars van
dat iand is nog een aanzienlijk deel dat
feitelijk buiten den landbouw staat.
De heffing van graanrechten acht spr.
dan ook geenszins een algemeen belang.
Er wordt nu wel beweerd dat, als de
prijs van het graan zoo laag blijtt, veel
bouwland in weiland zal worden omgezet,
doch dat zal op dea wereldhandel geen ia-
vloed uitoefenen.
Met betrekking tot den weieldhandel
legt het kleins Nederland nu eenmaal te
weinig gewicht in de schaal.
Inkrimping van bouwland zou de werk
kracht doen verminderen Maar is die
werkkracht dan van zooveel beteekenis,
dat men 4% millioen menschen daarvoor
duurder brood moet geven, hst veevoedei
duurder moet maken en ons land bloot stel
len aan de repressaille maatregelen van het
buitenland?
De statistiek leert dat van 'S3 '93,
de uitvoer van ons land steeg van 683
1117 millioen. Daarentegen vermin
derde de uitvoer in do pTOtectielanden:
Duitschland en Frankrijk. De bloeiende
handel der graansteden, Dantzig en Ko
ningsberg is door de protectie juist geheel
vernietigd.
E11 is er inderdaad gevaar, dat er v«el
bouwland in weiland zal worden veran
derd
Spr. meent dit te moeien ontkennen.
Dat omzetten in weiland zon te veel
geld kosten, bovendien is het meeste
niet; kunt ge u dan niet voorstellen, dat ik
tot u getrokken wordt, door alle liefelijke
herinneringen aan w leer? Vader, zoo gij
wist, wat er in mij omgaat, gij zondt mijn
strijd niet door zulke voorstellen verzwaren.
Laat mij waar ik bon; ik kan, ik mag
niet anders, zoo ik mijzelf niet wil ver
achten
Op een dergelijken wederstand had hij niet
gerekend. Hij had geloofd, dat zijn persoon
lijk optreden allen tegenstand zou omverwer
pen. Hij had zich werkelijk voorgesteld, dat
hij haar na eenig gebabbel dadelijk bereid
gevonden zou hebbeu, met hem tegaau. Wat
er dan thuis gebeuren zou, vond bij tijd ge
noeg met er aan te deDkeu, als bet eenmaal
zoo ver was. En Melanie? Die zon hem ten
laatste wel ter wille zijn; baar ontbrak die
energie, dat weerstandsvermogen, dat een
strijd op leven en dood kenmerken moet. En
nu deze onbuigzaamheid
„Mijn lief kind," zeide hij, „het is gemak
kelijk te zeggen, dat ik alleen aan mijzelf
denk; hoe is het evenwel met u gesteld? Gij
denkt noch aan u zelve, noch aan mij. Denkt
go, dat een meisje, dat gewoon is te leven
zooals gij, bestand is tegen een leven zoo
als gij wilt gaan leiden? Gij zult spoedig
alleen tegenover alles staan. Ik ken u te
goed om niet te weten, dat elk gezelschap
u goed genoeg is. Wat zal dus weldra het
geval zijn? Gij zult tusscben twee stoelen
zitten, of zooals het spreekwoord zegt, voor
edelman te slecht en voor boer te goed. En
dan zijt ge nog veel te jong en te onbedre
ven om op eigen voeten te staan. Dat kon
later wellicbt, als gij ouder zijt. Maar nu. Gjj
zult u niet eens over uw lot kunnen bekla
gen, gij zult het ongelukkigste schepsel op
aarde worden. Gjj zult de menschen ontvlie
den, terwijl gij u tot hen aangetrokken ge
voelt. Ik; ken n en voorzie dat alleB zeer
duidelijk."
O, of bij haar kende. Zij gevoelde de
waarheid van zijne woorden maar al te dui
delijk En toch 1
Hij liet zich niet door haar vleienden blik
inpakken, die hem scheen te zeggen„Ein
dig, ik mag toch niet!" Met koel verstand
en overleg, zette hij zij&o redeneering voort.
„Nu echter de keerzijde, wanneer gij heden
in mijn huis terugkeert, dan zijt ge gebor
gen uw geheele leven. Men mag eerst nog
over uw terugkomst kletsen en zich verdie
pen in allerlei gissingen, zulks dunrt niet
lang. Men moes zich niet van den rechten
weg laten breDgon. Wie volhoudt, krijgt ge
lijk. Al het overige is onzin!"
„Het handelt hier niet over recht of on
recht," riep zij vertwijfeld uit. „Wanneer
bouwland daartoe niet eens geschikt. Blijft
de graanprijs laag, dan zal men eerder op
het bouwland andere meer loonende ge
wassen moeten telen.
De werkeloosheid is ontstaan door de
algemeene malaise, door de omstandigheid
dat de boeren het niet meer kannen be
talen, en door de machines.
Wil men de werkeloosheid bestrijden,
dan zal dat moeten gezocht worden door
een normalen rrbeidsdag, door verbetering
van het contract en door lagere huurprij
zen.
Een goede poging acht Spr. den raad
van den heer Gronevian ten opzichte van
instelling der pacht—commissie. Toch vreest
Spr. dat het werk dier commissie weder
geneutraliseerd zal worden door de niet
te beletten geheime overeenkomsten tus-
schen eigenaren en huurders, en door de
onderlinge concurrentie der boeren bij de
verhoringen.
Een pacht-commissie heeft alleen nut,
indien zij ook kan optreden als de generale
verhuurder.
Maar dat alles zal nog geen welgestel-
den boerenstand in het leven roepen.
Hoe daartoe te geraken Dat is een
moeielijk op te lossen vraagstuk. Spr. heeft
dieoomtrent zijne denkbeelden reeds in
een landbouwvergadering, in '92 gehou
den, ten beste gegeven. Spr. is overtuigd,
dit zooolang iedereen maar zooveel laud
kan koopen als hij wil en zijn beurs toe
laat, ook zoolang de behoeftige boerenstand
zal blijven; terwijl het kapitaal alle grond
bezit opslokt. Het land moet in het bozit
van de boeren zeiven komen de hypo
theek moet afgeschaft en alleen de boer,
die het laud zelf bewerkt, moet land mo
gen koopen.
De heffing van invoerrechten kan geen
verbetering geven en Spr. betreurt het, dat
protectionisten als Ds. de Boer, in openba
re vergaderingen mannen als Siches en Gro-
neman, die in hunne pogingen om de land
bouwbelangen te bevorderen, toonen man
nen van goeden wil te ziju, vertellen dat zij
geen kennis van zaken zouden bezitten.
Spr. meent dat de landbouwende stand
juist dankbaar moest zijn, als er mannen
opstaan, die tenminste ernstig zoeken naar
middelen tot verbetering.
gij mij maar begrijpen wildet. Ik houd geen
rekening met wat anderen zeggen of denken,
daaraan stoor ik mij geenszins. De zaak is,
dat ik niet in staat ben mij ergens in te
dringen, waar ik niet geliefd wordt en niet
geliefd worden kan. Ik zal dagelijks on
duldbare pijnen moeien verdragen, en ik
niet alleen, ook gij zult moeten lijden door
mp, gij die alles voor mij gedaan hebt, aan
wien ik alles heb te danken. Die mjj een
gelukkige jeugd en mijn moeder eeo onbe
zorgd en tevreden leven hebt bereid. O,
vader, vraag mij alles, maar dat, dat
niet
„Is dat nw laatste woord?" vroeg hij,en
schoof onrustig op de so!a heen en we
der.
„Het is mijn laatste woord," zeide zy
treurig maar vastberaden. „Ik mag en kan
niet andershot is het beste voor mij, en
voor u 1"
Hij sag haar scherp aaD, alsof hij haar wilde
doorgronden, of aan haar besluit niets meer
te veranderen viel. Vervolgens scheen bij
een hevigen strijd in zijn binnenste (e voe
ren; al het voor en tegen scheen gewikt en
gewogen te wordeneindelijk klonk het
helder en duidelijk.
„Goed dan, wanneer gij niet lot mij komen
wilt, welnu, dan zal ik tot u komen."
Zij begreep hem eerst niet. Haar verwon
derde blik bleef op hem gevestigd. Eindelijk
begon zij het te begrijen. Ook dat dus nog.
Moest dan alles te zamen spannen om haar
strijd nog zwaarder, nog moeilijker te ma
ken? Moest zij dan overal liefde gezaaid heb
ben zonder de oogst daarvan te mogen ge
nieten? Moest zij dan allen, die baar alles
wilden opofferen, om haar alleen haar te
bezitten, ruw terugstooten? O, waarom dat
alles? En toch het moest geschieden.
„Vader," zeide zij en schudde het hoofd,
„waarom zullen wij ons onmogelijke dingen
voorstellen?"
„Onmogelijke dingen?" vroeg hij, „waar
om zou zulks onmogelijk zijn?
„Dat zal ik u zeggen," antwoordde zij.
„Omdat mijn vader weet waar zjjn plaats is.
Van deze plaats zal hij nooit wijken. Laat
mij mijn weg alleen gaan, daar wij nu een
maal niet te zamen mogen gaan."
Als om zich te verontschuldigen, dat zij
hem aan zijn plicht bad herinnerd, drukte
zij een kus op zijn hand. Hij
liet het zich welgevallen zonder een woord
te zeggen- Altijd had hetgeen zij tot hem
gezegd had, een grooten indruk op hem ge
maakt. Hij gevoelde dat al zijn redeneeren
zonder resuliaat was, al zijne middelen wa
ren te vergeefs aangewend geweest. Hij gaf