Donderdag 28 Maart 1895. 39ste Jaargang No. 2978. d Mie E en Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Uitgever J. WINKEL. Bureau: S€HAGKAT, liaan, D 4. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van l tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Gemeente 8 c h a e e n. Bekendmakingen. De Burgemeester van Schagen brengt ten verzoeke van den Heer Waterschout te Scheveningen, ter kennis van be langhebbenden, de navolgende bepalingen voor de aanmonstering ter haringvis- scherij op de Noordzee 1°. De aanmonstering van matrozen en jongens op de Scheveningsche loggers, kotterloggers en bommen, geschiedt niet te Vlaardingen of elders, maar alleen te Scheveningen, door den Wa terschout aldaar. 2°. Het kantoor is daarvoor alle werkdagen geopend, van 8 v/m., tot 2 uur n/m. 3°. Zij die een plaatsing willen, kun nen zich, zoo zij dat wenschen, vervoe gen aan het kantoor van den water schout Keizersstraat 57. Men zal dan hulp worden verleend daartoe, en den weg gewezen naar de verschillende ree- derij-kantoren. Zij behoeven dan te Scheveningen niet noodeloos rond te dwalen, en ver zuimen niet noodeloos tijd. 4°. Jongens moeten medebrengen een deugdelijk bewijs hoe oud zij zijn. 5°. Allen, onverschillig hoe oud zij zijn, een bewijs van den Heer Burge meester hunner woonplaats, dat tegen hunne aanmonstering geen bezwaar be staat. 6°. Minderjarigen een schriftelijke toestemming van hun vadermoeder- voogdesse of voogd, bekrachtigd door den Heer Burgemeester hunner woonplaats. 7°. Miliciens der land- of zeemilitie moeten een vergunning tot varen over leggen van den Heer Gommissaris der Koningin in hunne provincie. 8°. Personen zonder behoorlijke pa pieren, worden in geen geval aangemon sterd. 9". Personen die alhier vrceger reeds moeilijkheden hebben veroorzaakt be hoeven zich niet aan te melden; zij worden niet aangemonsterd. Schagen, 19 Maart 1895. De Burgemeester voornoemd, S. BERMAN. FEUILLETON. ROMAN van Georg Bendler. Binnenlandsch Nieuws. De Raad der gemeente ANNA-PAULOWNA, hield Dinsdag 26 Maart 1.1. zijne vergadering. Alitieci AtTcrtcitie- k L 33. Helbig en Christina gingen naast elkan der zitten op de kleioe groene sopba. Hij bad hare band gevat, alsof hij bevreesd was, dat zij hem nog eenmaal ontvluchten zou. .Waarom zijt gij weggegaan Hebt gij dan geen oogenblik aan mij gedacht f „Ja vader, juist omdat ik u liefheb, ben ik weggegaan. .En hebt mij alleen gelaten," zeide bij op matten toon. Zij zag hem aan, nu eerst zag zij, boe verouderd en vermoeid hij er uit zag. Zij- De houding was niet meer zoo krachtig als te voren, de rug was gekromd, en uit zijne oogen straalde niet meer de vroegere levenslost. .Mocht ik daar dan blijven, als ik u niet behoorde vroeg zij. ,Uw plaats is daar waar ik n breng." Het kwam er echter bitter en wrevelig uit, niet zooals zij bet van hem gewoon was. ,En daarom moest uw eerst stap naar mij ge weest zijn, zoo gij mij verlaten wildet." „Hoe dikwijls heb ik dit reeds gedaan, herinner u dat maar. En toenmaals bebt ge naar mij niet willen luisteren. Wanneer ge toenmaals mij mijn zin hadt gegeven, was alles anders gekomen. Ik wist, dat gij mij oiet vrijwillig van u zondt laten weggaau, daarom sloop ik heimelijk weg. Tot nu eeft mij dat niemand verhinderd." »Ln ik sou u teruggehouden hebben, ik Zoo waarachtig Er ontstond een kleine pauze beiden wa- nfi?- nn0 gedachten bezig, e big nam het eerst weder het woord y moet weder terug. Ik kan en ik wil niet zonder o leven 0 '00f1 zal dat niet gaan vader. Hoe ttrn bet ook mogelijk zijn 1" ond aSroai niet?" antwoordde hij, en zijn ter *®Hr°uwen scheen zich weder mees- di„iT?? °em te maken. Alleen de omstan- «ichh',1 ZÜDe Hoveling weder naast der t k0m "Jne on^6 veerkracht we- er.?8; Waarom niet? Wat men ern- a t18 mogelijk. Daarvan wil ik tuigen, daarvoor alleen ben ik geko- Aanwezig waren 3II1 leden, behalve de heer Foreestwethouder. Wegens ontstentenis van den Secretarie, den hesr Jellis, die uit hoofde treurige fa milieomstandigheden afwezig was, werd het secretariaat waargenomen door den voorzit ter, den heer Waller. Na opening der vergadering, lezing en goedkeuring der notulen, werd besloten het comité voor de a.s. verkiezingen te formeeren op dezelfde wijze als vorige jaar. Op voorstel van B. en W. werden de zen gemachtigd tot het aangaan v&n een tijdelijke leening ad. f 2000, ter voorzie ning in benoodigd kasgeld. Ter behandeling van het Kohier van den Hoofdelijken Omslag ging de Riadin Comité. Maandag j.1. vergaderde de Afdeeling „ZIJPE* der Holl. Maat schappij V. Landbouw, ten lokale van den heer Bruin te Schagerbrug. 8 leden en 2 gasten waren tegenwoordig. Na de opening der vergadering, lezing en goedkeuring der notulen, werd door den penningmeester, den heer Bossen, rek. en verantwoording afgelegd over het jaar 1894 das-ruit bleek dat de ontvangsten bedrorgen f 171.45, de uitgaven f 168.82 en het batig saldo f 7.63. Naar aanleiding der verschillende inge komen stukken, stelde de heer M. Bos sen voor, dat de sfdeeling donatrice zon wor den dtr Schager Paaschtentoonstellings vtr- eeniging. Du donatie weid bepaald op f 2.50. Hierna ging de vergadering over tr.t behandeling der missieve van het Hoofd bestuur in zake de kwestie der Graan rechten, welk punt door den heer M. Bossen werd ingeleid. Spr. erkent aan de door het Hoofdbe. men. Gelooit ge werkelijk, dat het zoo voortduren kan Dat ik het dulden en ver dragen zal, dat mijn kind, zonder hulp en steun alleen in de wereld zal ronddwalen Heb ik baar daarom in mijn huis een plaats ingeruimd Heb ik baar daarom opgevoed, evenals mijneandere? Heb ik haar daarom bewaakt als mijn oogappel Om haar na te laten vernederen, minachten en te gronde te doen gaan. Bij God, dat zal nooit ge beuren 1" „Vader," zeide zij zacht, en haar stem beefde, „gij kondet mij geen thuis geven. Vergeef bet mij, dat ik het u zeg," zeide zij toen zij zag, hos hij ineenkromp, „vergeef het mij, gij weet hoe liof ik u heb. Maar ik moest weg, weg van u en de uwen en ik kan nimmer weerkeeren. Ik weet hoe lief gij mij hebt en daarom knnt gij dat ook niet van mij verlangen. Ik lijd en het meeste doordat ik niet in uw bijzijn kan leven." „Dat is het juist. Gij moogt en zult niet lijden. Ik wil dat niet verdragen. Daarom verman u en laat die hooge denkbeelden voor een oogeublik varen. Gij hebt genoeg gezond versland om mij te begrijpen. Wanneer gij niet evenals alle vrouwen bij het eerste alarmsein het hoofd verloren hadt, had alles terechtgekomen!" Hoe kon hij dat alles zoo nuchter zeggeD? Met stjjgende verwondering zag zij hem aan toen hij voortging; „Ik had, wanneer ge ge bleven waart, op alles orde gesteld. Ge weet, dat ik dat kan, als ik wil, en alles was bij het oude gebleven. Geen elieode, geen^ opzien en na een paar onaangena me dagen zou alles voorbij geweest zijn. Nn moet ik rekening houden met daadza ken maar daarom is niet alles verloren. Nog lang niet. Ouder mijne bescherming komt ge in huis terug en ik zon wel eeus willen tien, wie daar iets aan veranderen wilde? Thesi zal haar bruiloft ongestoord vieren; en wanneer dat voorbij is, zal een ieder bljj zijn, dat gij er zijt. Gij zult de plaats innemen, die n rechtens toekomt. Alles is zoo eenvoadig, dat er waarlijk zoo veel woorden niet voor noodig moesten zijn. Wat geschied is, is geschied daaraan is nu eenmaal niets meer te veranderen. Verstandige menschen honden zich bezig mot het tegenwoordige en niet met het verleden. ,Wat ge doet, doe dat haastiglijk' zegt een zeer verstandig spreekwoord. Dat is ook mijn leuze altijd geweest. Daarom, berg uw zaken bij elkander en ga mue. Mijn rijtuig staat beneden tewachtin." Hij had alles gezegd op een toon, die geen twijfel overliet of van alles, wat hij zeido, was hjj innig overtuigd. Met elk woord dat stuur uitgeschreven stemming indeAfdee- lingen niet vsel gewicht te hechten, dasr het uit den aard der zaak volgt, dat in het algemeen de leden der sfdeelingeD niet bevoegd zijn in die kwestie vonnis te vel len, en daarenboven in graanstriken de afdeelingeu uit eigenbelang zich véér de graaurechten zullen verklaren. Het punt was eenmaal door het Hoofdbestuur in de afdeelingen aan de orde gesteld en zoo moest ook in deze afd. gezocht worden naar een definitief antwoord op de door het hoofdbestuur gestelde vraag. Spr. plaatst zich op het standpunt dat de R'geering niet één stand mag bevoor- deelen ten nadeele van andere standen. Erkent moet worden, dat tegenwoordig hel landbouwbedrijf achteruit gegaan is. Tot de oorzaken daarvan rekent Spr, den ongemeen voorspoedigen tijd, welken de landbouw achter den rug heelt, waardoor de leefwijze van den boer groote wijziging onderging, welke evenwel bij de daüng dar producten bleet gehandhaafd en de fi- nantieele draagkracht van vele landbouwers ondermijnde. Spr. is overtuigd, dat als de land- en de huurprijzen wederom aanzierlijk zijn verlaagd, de landbouw ook weder als vroe ger looner.d zal zijn. Die verlaging van de waarde van het land- en van de huur prijs zal wel vele bezwaren nudebreugen, doch ze zal moeten plaats hebben, hoe ter hoe l eter, om aan een nieuw landbouwers geslacht welvarend bestaan te verschaffen. Ten einde den val van vele landbouwers nog te verschuiven ot zooveel mogelijk te verzachtends door belanghebbenden de eisch gesteld, door het heffen van invoerrechten op buitenlandsch graan, den prijs van het inlandsch graan voor den landbouwer meer loonend te maken. Dat die maatregel tijdelijk zon helpen is wel mogelijk, of ze evenwel in het al gemeen belang is, daaromtrent bestaat groot verschil. Aan de algemeene malaise zil door die graanrechthefling zeer zeker geen einde worden gemaakt. De grief, dat door de graanrechten duur der brood wordt verkregen, weegt volgens Spr. niet op tegen het doel: bevordering van den landbouwenden stand en daardoor ook van die der steden. hij spr ik, kreeg bij meer leven en gloed, werd zijn persoonlijk beid krachtiger en op gewekter. Zijne houding was wederom fier, zijne trekken haddon de oude levendigheid en uit zijne oogon sprak de oude vastheid van wil: Wie kan mij weerstaan? „Nu?" vroeg hij na een wijle, toen Chris- tina nog altijd zweeg. „Ziet ge nu eindelijk in, dat ik gelijk heb?" Och, had zij dat maar knnnon inzien! Haar halve leven had zij met graagte daarvoor opgeofferd. Hij wist niet wat het haar kostte, omdat zij dat alles zoo niet inzag. „Nu?" vroeg bij nogmaals. Zij kromp ineen. Hoe zou zij hem dat zeggen, wat haar op de lip pen lag; hoe hem dat aan het verstand bren gen, zonder hem al te zeer te kwetsen? En tocb, bet moest geschieden. „Zie, vader," begon zij, hare ontroering roet geweld bedwingend. „Wat gij mij daar alles hebt verteld, is waar; ieder woord is waar, en alles wat gij mij beloofd hebt, zult ge volbrengen, dat woet ik. Ik weet ook, dat gij aan mij bangt, evenals ik aaD n. De gelukkigste tijd mijns levens is geweest aan uwe zijde- Mijn grootste genoegen was, in uwe oogen te lezen, dat gij over mij te vreden waart. Doch nu heb ik geleerd, wat leven is." „Waarvoor dit alles?" vroeg hij, alsof hem deze bekentenis geheel overbodig scheen. „En toch," zij bief smeekend de han den tot hem op, als iemand die zijne woor den verzachten wil „en toch, toorn niet en hoor wat ik a zeggen moet, Gij hebt bij alles wat gij daar gezegd hebt, slecht» aan u zeil gedacht, maar geen oogenblik aan mij. Ik bid u, laat mij uitspreken Denk u eens in mijn plaats en vraag uzelf dan af of zooiets te dulden is. Te leven in een vaderhuis, dat u Diet toekomt, waar ge niet behoort; te worden verafschuwd, ge haat en vermeden door de vrouw uws vaders; het gevoel, dat alles wat door u wordt ge noten, u wordt misgund en dat gij alles ver krijgt ten koste van tweedracht en verwij dering tnsschen hen, die volgens recht en waarheid naast elkander behooren te leven. Te weten, dat gij de oorzaak van dat alles zijt en dat wellicht door uwe verwijdering, die verhonding die nu eenigszins gespannen is, zekerlijk weer spoedig een teederer ka rakter zou verkrijgen. „Dat alles zon niet te dragen en te ver duren zijn. O, met u alleen te leven, onder één dak evenals weleer, hoe heerlijk zon dat zjjn. Maar het kan niet, het mag niet zijn! Waarom lokt gij mij tot u? Waarom kwelt ge mij, door mij alles voor te spiegelen, zoo als het vroeger was? Gelooft ge dan Maar hoeveel boeren zonden bij die graan rechten profiteeren De koeboeren niets en van de bouwboeren alleen zij die eigenaar zijn. Volgens de statistiek wordt vsn ons land nog geen deel bebouwd, 442.119 H.A. van de ruim 2 millioen. 60385 HA zijn kunstweiden en 359424 IIA. wordt bebouwd met boekweit enz. Van de haver die in ons land wordt ver bouwd, wordt een deel uitgevoerd, maar daartegenover staat dat er van uit het bui tenland evenveel wordt ingevoerd. En in voerrechten zullen wel alleen baten van die gewassen waarvan meer uitgevoerd dan ingevoerd wordt. Plus minus 140000 HA. bouwland kan dus bij graanrechten profiteeren, d.i. ljii deel van ons land, maar onder de eigenaars van dat iand is nog een aanzienlijk deel dat feitelijk buiten den landbouw staat. De heffing van graanrechten acht spr. dan ook geenszins een algemeen belang. Er wordt nu wel beweerd dat, als de prijs van het graan zoo laag blijtt, veel bouwland in weiland zal worden omgezet, doch dat zal op dea wereldhandel geen ia- vloed uitoefenen. Met betrekking tot den weieldhandel legt het kleins Nederland nu eenmaal te weinig gewicht in de schaal. Inkrimping van bouwland zou de werk kracht doen verminderen Maar is die werkkracht dan van zooveel beteekenis, dat men 4% millioen menschen daarvoor duurder brood moet geven, hst veevoedei duurder moet maken en ons land bloot stel len aan de repressaille maatregelen van het buitenland? De statistiek leert dat van 'S3 '93, de uitvoer van ons land steeg van 683 1117 millioen. Daarentegen vermin derde de uitvoer in do pTOtectielanden: Duitschland en Frankrijk. De bloeiende handel der graansteden, Dantzig en Ko ningsberg is door de protectie juist geheel vernietigd. E11 is er inderdaad gevaar, dat er v«el bouwland in weiland zal worden veran derd Spr. meent dit te moeien ontkennen. Dat omzetten in weiland zon te veel geld kosten, bovendien is het meeste niet; kunt ge u dan niet voorstellen, dat ik tot u getrokken wordt, door alle liefelijke herinneringen aan w leer? Vader, zoo gij wist, wat er in mij omgaat, gij zondt mijn strijd niet door zulke voorstellen verzwaren. Laat mij waar ik bon; ik kan, ik mag niet anders, zoo ik mijzelf niet wil ver achten Op een dergelijken wederstand had hij niet gerekend. Hij had geloofd, dat zijn persoon lijk optreden allen tegenstand zou omverwer pen. Hij had zich werkelijk voorgesteld, dat hij haar na eenig gebabbel dadelijk bereid gevonden zou hebbeu, met hem tegaau. Wat er dan thuis gebeuren zou, vond bij tijd ge noeg met er aan te deDkeu, als bet eenmaal zoo ver was. En Melanie? Die zon hem ten laatste wel ter wille zijn; baar ontbrak die energie, dat weerstandsvermogen, dat een strijd op leven en dood kenmerken moet. En nu deze onbuigzaamheid „Mijn lief kind," zeide hij, „het is gemak kelijk te zeggen, dat ik alleen aan mijzelf denk; hoe is het evenwel met u gesteld? Gij denkt noch aan u zelve, noch aan mij. Denkt go, dat een meisje, dat gewoon is te leven zooals gij, bestand is tegen een leven zoo als gij wilt gaan leiden? Gij zult spoedig alleen tegenover alles staan. Ik ken u te goed om niet te weten, dat elk gezelschap u goed genoeg is. Wat zal dus weldra het geval zijn? Gij zult tusscben twee stoelen zitten, of zooals het spreekwoord zegt, voor edelman te slecht en voor boer te goed. En dan zijt ge nog veel te jong en te onbedre ven om op eigen voeten te staan. Dat kon later wellicbt, als gij ouder zijt. Maar nu. Gjj zult u niet eens over uw lot kunnen bekla gen, gij zult het ongelukkigste schepsel op aarde worden. Gjj zult de menschen ontvlie den, terwijl gij u tot hen aangetrokken ge voelt. Ik; ken n en voorzie dat alleB zeer duidelijk." O, of bij haar kende. Zij gevoelde de waarheid van zijne woorden maar al te dui delijk En toch 1 Hij liet zich niet door haar vleienden blik inpakken, die hem scheen te zeggen„Ein dig, ik mag toch niet!" Met koel verstand en overleg, zette hij zij&o redeneering voort. „Nu echter de keerzijde, wanneer gij heden in mijn huis terugkeert, dan zijt ge gebor gen uw geheele leven. Men mag eerst nog over uw terugkomst kletsen en zich verdie pen in allerlei gissingen, zulks dunrt niet lang. Men moes zich niet van den rechten weg laten breDgon. Wie volhoudt, krijgt ge lijk. Al het overige is onzin!" „Het handelt hier niet over recht of on recht," riep zij vertwijfeld uit. „Wanneer bouwland daartoe niet eens geschikt. Blijft de graanprijs laag, dan zal men eerder op het bouwland andere meer loonende ge wassen moeten telen. De werkeloosheid is ontstaan door de algemeene malaise, door de omstandigheid dat de boeren het niet meer kannen be talen, en door de machines. Wil men de werkeloosheid bestrijden, dan zal dat moeten gezocht worden door een normalen rrbeidsdag, door verbetering van het contract en door lagere huurprij zen. Een goede poging acht Spr. den raad van den heer Gronevian ten opzichte van instelling der pacht—commissie. Toch vreest Spr. dat het werk dier commissie weder geneutraliseerd zal worden door de niet te beletten geheime overeenkomsten tus- schen eigenaren en huurders, en door de onderlinge concurrentie der boeren bij de verhoringen. Een pacht-commissie heeft alleen nut, indien zij ook kan optreden als de generale verhuurder. Maar dat alles zal nog geen welgestel- den boerenstand in het leven roepen. Hoe daartoe te geraken Dat is een moeielijk op te lossen vraagstuk. Spr. heeft dieoomtrent zijne denkbeelden reeds in een landbouwvergadering, in '92 gehou den, ten beste gegeven. Spr. is overtuigd, dit zooolang iedereen maar zooveel laud kan koopen als hij wil en zijn beurs toe laat, ook zoolang de behoeftige boerenstand zal blijven; terwijl het kapitaal alle grond bezit opslokt. Het land moet in het bozit van de boeren zeiven komen de hypo theek moet afgeschaft en alleen de boer, die het laud zelf bewerkt, moet land mo gen koopen. De heffing van invoerrechten kan geen verbetering geven en Spr. betreurt het, dat protectionisten als Ds. de Boer, in openba re vergaderingen mannen als Siches en Gro- neman, die in hunne pogingen om de land bouwbelangen te bevorderen, toonen man nen van goeden wil te ziju, vertellen dat zij geen kennis van zaken zouden bezitten. Spr. meent dat de landbouwende stand juist dankbaar moest zijn, als er mannen opstaan, die tenminste ernstig zoeken naar middelen tot verbetering. gij mij maar begrijpen wildet. Ik houd geen rekening met wat anderen zeggen of denken, daaraan stoor ik mij geenszins. De zaak is, dat ik niet in staat ben mij ergens in te dringen, waar ik niet geliefd wordt en niet geliefd worden kan. Ik zal dagelijks on duldbare pijnen moeien verdragen, en ik niet alleen, ook gij zult moeten lijden door mp, gij die alles voor mij gedaan hebt, aan wien ik alles heb te danken. Die mjj een gelukkige jeugd en mijn moeder eeo onbe zorgd en tevreden leven hebt bereid. O, vader, vraag mij alles, maar dat, dat niet „Is dat nw laatste woord?" vroeg hij,en schoof onrustig op de so!a heen en we der. „Het is mijn laatste woord," zeide zy treurig maar vastberaden. „Ik mag en kan niet andershot is het beste voor mij, en voor u 1" Hij sag haar scherp aaD, alsof hij haar wilde doorgronden, of aan haar besluit niets meer te veranderen viel. Vervolgens scheen bij een hevigen strijd in zijn binnenste (e voe ren; al het voor en tegen scheen gewikt en gewogen te wordeneindelijk klonk het helder en duidelijk. „Goed dan, wanneer gij niet lot mij komen wilt, welnu, dan zal ik tot u komen." Zij begreep hem eerst niet. Haar verwon derde blik bleef op hem gevestigd. Eindelijk begon zij het te begrijen. Ook dat dus nog. Moest dan alles te zamen spannen om haar strijd nog zwaarder, nog moeilijker te ma ken? Moest zij dan overal liefde gezaaid heb ben zonder de oogst daarvan te mogen ge nieten? Moest zij dan allen, die baar alles wilden opofferen, om haar alleen haar te bezitten, ruw terugstooten? O, waarom dat alles? En toch het moest geschieden. „Vader," zeide zij en schudde het hoofd, „waarom zullen wij ons onmogelijke dingen voorstellen?" „Onmogelijke dingen?" vroeg hij, „waar om zou zulks onmogelijk zijn? „Dat zal ik u zeggen," antwoordde zij. „Omdat mijn vader weet waar zjjn plaats is. Van deze plaats zal hij nooit wijken. Laat mij mijn weg alleen gaan, daar wij nu een maal niet te zamen mogen gaan." Als om zich te verontschuldigen, dat zij hem aan zijn plicht bad herinnerd, drukte zij een kus op zijn hand. Hij liet het zich welgevallen zonder een woord te zeggen- Altijd had hetgeen zij tot hem gezegd had, een grooten indruk op hem ge maakt. Hij gevoelde dat al zijn redeneeren zonder resuliaat was, al zijne middelen wa ren te vergeefs aangewend geweest. Hij gaf

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 1