Donderdag 11 April 1895. 39ste Jaargang No. 2980. 0 Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Z a le r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Uitgever J WINKEL Bureau: SCHAGE1H', Laan, D 4. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Binnenlandsch Nieuws. FEUILLETON tot" levenslange gevangenisstraf. Mr. W. K. Br. Van Dedem. Tl JU ROMAN Hans von Stidenberg*. Gemengd Nieuws. Kil L Van de op het grostal geplaatste candidatan voor de Prov. Sti- tcn, zijnde de h.h.: Waller A. J. Kaan, Backx en Schermerhornheeft de afdeeling ANNA PAULOWNA van de Centrale Li- lerale Kiesvereeniging het achtereenvol gende aantal stemmen uitgebracht: 15,12, 2 en geene. Op de vergadering van gis teren waren 16 leden tegenwoordig en werd 15 stemmen uitgebracht. »Bij hettoelatings examen voor de Rijkskweekschool voor onderwij zers te HAARLEM, dat in de vorige maand gehouden werd, is ods Noorder kwartier al zeer gelukkig geweest. Er hadden zich 112 adspiranten aangemeld, terwijl er 20 plaatsen beschikbaar waren, en dezer dagen ontvingen bericht van hun benoeming tot Rijkskweekeling o. a. de jongelingen C. Kuiper te Warmenhui- zen, E. f. van Heerikhuizen te Lutjewin kel en N. C. Meijer Drees te Dirkshorn." B ij de m a a n d a g j. 1. gehou den verkiezing van Hoofdiugelandeu van den Polder WIERINGERWAARD, is herkozen, de heer D. IF. Jans en in de plaats van den heer K. Schenk Az, die door zijne benoeming tot Heemraad niet herkiesbaar was, is gekozen, de heer C. J. Blaauboer te Wieringerwaard. In den vroegen morgen van den Ssten is de woning en inboedel van A, Overtoom te HEERHUGOWAARÜ, door het springen der petroleum lamp, af gebrand. De mede-bewoner van het perceel, van der "Vliet, ondervond aan zijne niet verze kerde meubelen nog al belangrijke schade. Moord te BUSSUM. Zaterdagmiddag deed de vijfde kamer der arrondissements-rechtbank hier uit spraak in de zaak van Henriette Momber en Hendrik Erederik Coelman, beschuldigd van moord op het dochtertje van den heer Meinders te Bussum eu van poging tot diefstal met braak. Het breed gemotiveerde vonnis acht de aan beklaagden ten laste gelegde teiten, voor zoover betreft het p'egen van den moord en de poging tot diefstal met daar aan voorafgaande braak wettig en over tuigend bewezen en veroordeelde beiden De beklaagden hoorden betrekkelijk kalm hun vonnis aanalleen een zenuw achtig vertrekken van het gelaat was al wat meu aan hen kon zien. De publieke tribune was geheel bezet, terwijl ook op de gereserveerde tribune zeer velen zaten op de slaatsten bevond zich de vader van den beklaagde Coel man. Het hoofdbestuur der Maatschappij lot Nul van 't Algemeen deelt mede, dat aan de gehouden ver kiezing voor twee plaatsen in zijn mid den is deelgenomen door resp 106 ea 105 departementen, te zamen uitbrengen de onderscheidenlijk 853 en 350 stemmen. De uitslag was I. de heer dr. J. W. Tilanus, te Am sterdam, verkreeg 317 stemmen tegen den heer mr. E. Star Busman te Amsterdam. 6 stemmen. II. de heer Jhr. mr. A. J. RethaaD Macaré, te Haarlem, verkreeg 251 stem men tegen den heer H. J. Steghgers JHz„ te Groningen, 99 stemmen. De beide gekozenen hebben zich de be noeming laten welgevallen. In het zuiden van GRO NINGEN en langs de Drentsch-Groninger grens ziet het er nog treurig uit, zoowel voor den veenboer, als voor den landbouwer. En de sneeuw— en hagelbuien, welke at en toe, de laatste dagen door de lucht gonzen, zijn weinig in staat, een spoedi- gen en gunstigen ommekeer in de natuur te bewerken. De grond is zoo nat en week, dat er van den arbeid nog niet veel te recht kan komen. Er zijn aardappelen ge poot, 't is waar, maar men vreest, dat ze in den grond verrotten znllen, als het niet gauw verandert. Tot de knieën gaan bijna de paarden in den bodem. Ook de rogge velden zien er treurig uit. De rogge toch staat dun en leer achterlijk. Het Dagb. v. Eed, wijdt de volgende ZIELENAD VAN 2. Terwjjl Rawlay in de gelegenheid ge steld werd, zijn rust te genieten, liep de ba ron van Bergen zijn kamer op en ne der. „Alles schijn, niets dan schijn en bedrog in de wereld I Het zal velen zoo gaan als mij. Ik zit danig in de klem en weet niet, hoe ik zonder baar er uit geraken zal. Ik had baar liefde en trouw moeten blijven huichelen 1 Ha, ba, het is om te lachen Als- of ik, baron van Bergen, de dochter van een onden geldscharrelaar uit liefde getrouwd zou hebben I Waar is, dat de schatten spoe dig verdwenon waren en laat zij na het overschotje ook maar behouden 1* Hij bleef aan zijn schrijftafel staan en nam een brief daaruit, en zag dien aandachtig door. „80 procent provisie verlangt die schurk achtige vent, die hooggeëerde mijnheer Er- lauer. Ja, de leening is voor hem zeer wrak, hypotheken heb ik op allc-s, ver boven de waarde van het landgoed.En toch geld moet en zal ik hebben; er is maar één uitweg. Nog heeft niemand eenig denkbeeld van mjj- ner ondergang." be handen op den rag, ging hij eenige m»ien driftig de kamer op en neer. »Ik ben het het kind schuldig, dat ik het J>o d omhoog houd, totdat zij getrouwd is. n 'ijke^ schoonzoon, dat was een uit weg, maar die waar is zeldzaam, 't Is jam- er' deze vreemde melkmnilige nabob °g 200 P'ep-jong is. Er blijft mij niets o ers over dan mij tot Erlauer te wen- ,.e?' ?a' 30 procent geven moeten. Wel- c win ik te in de club wel weder van y.°8 Rodenborg. Zich dikwijls in de rede vallend door zijn ynisch lachen, dat dan eens luid, dan we- r onderdrukt te hooren was, bleet de ba sta abn Z1"*n» jachten bezig. Nu bleef hij j„:an, wÜd geopende oogen namen een vanTe 6 uitdrukking aan, die ten ieder het slot met schrik zouden verrold van groote waardeering getuigende woorden aan de nagedachtenis van de oud-Mini ster van Koloniën, Baron van Dedem «Baron van Dedem" noemde men hem in Hoorn meestal, omdat hij altijd „Baron" wzsin een vergadering van boereu bij Jaap Kok te Binnenwijzend, waar men 't over veevoeder had en op concerten in het Park, waar hij 't hof maakte aan de vrouwen van zijn notabelen; in een Raads vergadering, waar men een rapport vau B. en W. niet goed begreep, en op straat bij een opstootje, waar hij onder de me nigte ging, die ten slotte „Leve Baron van Dedem riep. „Alleen en in den vreemde, ver van zijn land, is hij gestorven en welgemeend zal zijn heengaan betreurd worden, vooral in Hoorn, waar hij twaalf jaar burgemee ster was waar hij, deftig genoeg om zijn gemeentenaren zekeren afstand nooit uit het oog te doen verliezen, zoo hulpvaar dig en zoo vriendelijk was, dat hij, als vreemde, als jong advocaat nit Indië, in korten tijd het vertrouwen wist te winnen van de naar hun aard achterdochtige West-Friezen. Zoo werd hij lid van de Provinciale Staten en van de Tweede Ka mer, zoo bestond er in 1891 nog niet de minste oppositie tegen zijn verkiezirg, terwijl een paar maanden later de con servatieven en radicalen in het district tegen elkaar over stonden, als twee vrij wel even sterke groepen. In dat jaar werd de heer Van Dedem opgenomen als Mi nister van Koloniën in het Kabinet- Van Tienhoven. Evenmin als deze, zijn vriend, was hij progressist, maar hij was niet licht schuw en zag welken kant het nit moest. „In takken van staatsbeleid, die hem 't meest ter harte gingen, het beheer der koloniën en de armenzorg verkondigde de ontslapene de meer moderne denkbeel den. «Infusschen, men mocht in politiek in zicht met hem verschillen, wie den heer Van Dedem kende, wist het, dat hij het goed meende iret zijn volk, dat zijn werk kracht velen tot voorbeeld kon strekken en dat nooit een arme hem tevergeefs om hulp vraagde. «Daarom sta ook in dit blad, dat beginse len verkondigt, die de zijne niet waren, een hartelijk gemeend requiescat in pace." Het pleit zeker sterk voor den overleden staatsman, dat hij, een „edelman" van top tot teen in korten tijd populair wist te worden in dat deel van ons land, waar men misschien minder dan ergens el ders aan adel en aan hoofsche vormen hecht. Er is trouwens geen blad, van welke richting ook, dat niet met de grootste sym pathie van den overledene spreekt. Zaterdagavond o m- streeks 8 nar is te KONINGSBERGEN, onder Oldeholtpa afgebrand het boeren- woonhuis van R. B. Hoekstra. Eene koe, 1 pink en de geheele inboedel, beuevens de boerengereedschappen zijn verbrand. Een bij het hnis staande hooiberg met hooi is bewaard gebleven. De vermoedelijke oor zaak van den brand is eene kat, die in het koehuis de lamp omgooide. Alles was verzekerd. De Rechtbank deed 9 April 1895 uitspraak in zike het Tes- selsche drama en veroordeelde de beklaag de tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek der preventieve hech tenis. hebben. Knersend lachend gaf hij zijn gemoed Incht en riep tergend nit „'t Zal een verheven gezicht zijn, dat de baronos van Bergen, geboren Unland, zal aanbieden, als op een zekeren dag, beslag op dezen rommel zal gelegd worden." „Zeker, wanneer ik haar niet gekregen had, zon het reeds voor negentien jaar ge schied zijn. Dan had ik al hetgeen zij mij heeft doen genieten, hare liefkozingen, preeken en vermaningen, poëtische oogen- blikken.al dat schoons zou ik hebben moe ten ontberen I Na, zonder dat alles zon ik mij beter geamnseard hebben." Hij klapte met zijn tong tegen het ge hemelte, alsof bij zich daarmede wilde op monteren; vervolgens zette hg zich aan de schrijfta'el en „Hooggeëerde mijnheer Erlauer," lnidde de aanhef van den brief, waaraan hij du be gon. DERDE HOOFDSTUK. Charles Rawlay, door zijne vrienden meest Charly ook champagneCharly genoemd, eindigde juist zijn toilet. Het was eon ware uitstalling van allerlei elegante onontbeerlijkheden, die op waschtafel en toiletspiegel stonden gerangschikt. De klei ne zilveren schuier met dito étui, het schild padden handspiegeltje, zilveren kaarsenhou ders, en moer dergelijke snuisterijen, alles met het familie-wapen der Rawlay's, een springende gouden leeuw op een blauw veld, versierd. Eu dat alles had de luite nant zelf nitgepakt en zoo sierlijk mogelyk geplaatst; daar bield hij van. Juist zooeven had hij zijn smalle banden aan een zeer zorgvuldig onderzoek onder worpen en stond na aan het venster, be sluiteloos, hoe bet balt unr, dat hem vcor het eten nog overbleef, door te bren gen. Zijn blik dwaalde over het prachtige park, een waar kunstwerk van engelschen aanleg. „Men zon zich hier in bet paradijs wa nen te zijn," zeide bij tot zichzelf; op het zelfde oogenblik werd zijne aandacht ge troffen door een witte boot, die van onder de over het water hangende trenrwilligeD uitschoot. Rawlay greep naar zijn kijker en nam het vaartuig nauwkeurig op. „Juist," zeide hij, „dat zijn Gretchen en Preciosa 1 En boe handig en bekoorlijk weet de freule de riemen te hanteeren. Klinkt daar niet gezang ook Hij wierp nog een blik in de» spiegel, drukte een muts op het dichte, wollige haai EEN NIEUW AANZOEK. John Raebnrn, advocaat bij den recht bank, was op zijn kantoor. Hij had op zijn knieëu een deel van „Wait's Piactice" opengeslagen liggen, maar bij las niet. Zijn oog dwaalde door de openstaande deur nazr het zijkantcortje, waar hij de bevallige gedaante van zijn snelschrijfster Bertha Wilson, kon zien. Zij merkte zijn blik niet op, want, gebogen over haar werk, drukte zij de toetsen van haar „typewri ter" met een nimmer missende snelheid en juistheid. Eene dame door en door, mompelde Raeburn, terwijl zijn blik met innig wel gevallen op haar sierlijken vorm rustte zoowel door geboorte en opvoeding als in veel te lang en te gefriseerd voor een soldaat en snelde dan naar boiteD, de steenen trappen af, over de ophaalbrug naar het park. „Boot ahoi," riep hij de dames toe, en „aboi" klonk het terug. Spoedig werd hij opgenomen en nam hjj de riemen over. De slanke boot vloog over bet water, na een poos voer Rawlay in een schaduwrijke bocht, haalde de riemen bin nen eu xeide: „Zoo dames nn zijt ge mjjne gevangenen; na roei ik niet eerder naar hnis, voordat ge voor mij het lied ten einde uitgezongen hebt, waarvan ik reeds op mijn kamer eenige klanken heb opgevangen; neen, neen, uit vluchten worden niet aangenomen." De jonge meisjes zagen elkander lachend aan en de gravin Qlaubitz zeide: „Wanneer de gewapende macht ons znlk een voorwaarde stelt, zal ons wel geen uit weg overblijven! Laat ons Schumann nemen, Else, ja?" Met natuurlijke onbevangenheid zongen de meisjes vervolgens het schoone duet: „Als ik een vogeltje was." Zg hadden met opzet den engelschen tekst genomen en met stijgende bewondering luis terde Rawlay toe, en zoodra de laatste too- nen weggestorven waren, bleef Rawlay niet achterwege met zijn lof. „Dat is een heerlijke verrassing geweest. Wat een gevoel, wat een klank heeft uwe sopraan, juffrouw van Bergen en hoe goed harmonieert nwe schoone alt in kracht en klank, gravin. Gij bebt voortreffelijk te za-1 men gezongen. Zoudt ge in den loop van den avond niet eenige liederen bij de piano wil len zingen?" „Van mij kan geen sprake zjjn," ant woordde de gravin, „ik kan niets zonder Else". „O foei, Anni," riep deze en dan zwegen plotseling allen. In het geboomte aan den oever werd het breken en buigen van takken gehoord en daar stond hij ook reeds. „De eerste luitenant van Trarbach," stel de Rawlay dezen voor. „zal ik u halen?" voegde bij er aan toe. „Ik kom mijzelf voor als de koning van Ithaca. Onwederstaaubaar trok hem het ge zang der sirenen aan. Ik zal nn naar den slotvoogd jjlen, hem mijn groet aanbieden, en hem melden dat zijn onderdanige slaaf reeds een homelscb geluk in deze bo-schen gesmaakt heeft." „En gij zijt goed ingekwartierd, Trarbach, voor u persoonlijk." „Ik leg mijn hoofd tor ruste in des vroo- men piiesters kluis." .Zoo, bij den geestelijke." Luitenant van Trarbach ging Daar het slot, terwijl Rawlay de dames naar de val brug roeide. „Wat een zonderling mensch is die mijn heer van Trarbach, spreekt hij altijd zoo „Bijna altijd! Hg heeft het zich aange wend, steeds te spreken in beelden nit lzng vervlogen tijden. Het is somtijds verbazend komisch en hij heeft het zoolang reeds ge daan, dat hij zich nn bijna niet meer er van kan onthouden." „Hij maakt overigens een aangenamen in druk en is .Een flinke man, meent de gravin?" vol tooide Rawlay den argebroken zin. „Hij is een zeer geestig mensch in den omgang en wegens zijn talenten in het tooneelspelen zeer in trek bij de liefhebberijgezelschappen aan het hof." Nog was het slot niet bereikt, toen de bel lnidde, en de gasten aan tafel riep. Men verzamelde zich in het salon. Mijn heer van Trarbach werd aan de barones voorgesteld en deelde mede, dat hij aan Na- ros' stijle, gevaarlijke knst reeds het offer der verlokkende sirenen geworden was." Daar Rawlay de jongste was, had bij geen dame, maar vond zijn plaats tnsschen den huisheer en dieDS doebter. Trarbach nam zijne dame geheel in be slag, zoodat Rawlay gelegenheid te over vond om alles nauwkeurig en oplettend ga de te slaan. „Hoe komt de gravin Glaabits toch aan zulke zuidelijke trekkeD vroeg de luite nant aan den huisheer. „Ik heb gelegenheid gehad kennis met haar vader te maken en dat znlt gij mij moeten toegeven, van bem kan zij dat onmogelijk overgeërfd hebben." „De moeder was eene portugeesche, de graaf leerde baar te Berlijn kennen, waar haar vader gezant was. Zg heeft zich niet aan ons koud klimaat kunnen wennen en stierf reeds weinige jaren na de geboorte barer dochter die ar" i haar levend evenbeeld is, lu net uiterlijk zoowel als in het innerlijk. Wie haar eenmaal als vrouw krijgt, nu, die kan I Overigens is zij een eenig kind, evenals mijne dochter en trots haar verschil vau karakter en denk beelden, zijn die beide meisjes, ze zijn elk eerst 17 jaar oud, boezemvriendin nen. Weet ge, de vriendschap bij meisjes daurt slechts zoolaDg, totdal de liefde bij de eene of de andere eensklaps alles doet verdwijnen." „Waarom sou vriendschap niet naaat lief. wijze van handelen, maar door de kansen der fortuin gedwongen voor haar bestaan te werken. Indien ik slechts wist, hoe zij het zon opnemen. Ik wil het echter niet wagen, afge wezen te worden, want het gevolg ervan zou zijn, dat ik mijn snelschrijfster zou verliezen en als ik haar niet kan bezitten in de eene hoedanigheid, wil ik zeker niet wenschen van haar beroofd te worden in de andere. Lieve hemel, veertig schijnt verschrikkelijk oud en drie-en twintig kin derlijk jong, als ik aan de tegenstelling denk, en toch is het slechts een verschil van zeventien jaren. Zeer vele menschen zouden dit niet als een letsel beschouwen. Ook behoeft zij geen dwaze bedenkingen te hebben, wat verschil van positie betreft want wezenlijk, haar positie is even goed als de mijne. Wat ik geven zou, zoo ik het een of ander plannetje kon ontdekken om over haar gevoelens te oordeelen, zon der mij in het gevaar te stellen, haar ge heel en al van hier te verdrijven, ingeval zij niet gunstig waren. Ha daar heb ik het. Het juiste idee en zij zal er niet achter komen. Nog heden zal ik 8r de proef van nemen. John Raeburn was een knappe kop, een uitmuntend rechtsgeleerde en een „gentle man" in den vollen zin des woordsmaar in be'rekking tot de dames was hij on verklaarbaar schuw. Niet, dat hij niet vatbaar was voor een even oprechte, diepe en vurige toegenegenheid als ieder ander, volstrekt niet, maar jnist de kracht dier toegenegenheid bracht met zich mede de ontmoedigende en de vergrootende beteeke- nis van iedere werkelijke of vermeende onvolkomenheid of hinderpaal,die misschien een scheidsmuur kon optrekken tnsschen bem en de jonge dame, die hij in het eerst had geacht, toen bewonderd en eindelijk had lief gekregen. Toch, het ideetje, waar op gezinspeeld werd, kwam op een gun stig oogenblik, en zonder te wachten op zijn gewoon mistrouwen, zonder op te staan en aldus het nutteloos te maken besloot hij de schoone gelegenheid dadelijk aan te grijpen. Hij drukte op een bel, die op den lessenaar stond. Bertha wachtte tot het laatste woord van een regel was afgedrukt en nadat zij haar «typewriter" voor den de kunnen blijven voortduren?" „Dat zou onzinnig zijn. Het vertrouwen moet dan beperkt worden, wanneer het niet tot onbescheidenheid leiden zal, en nit dit beperken van het schenken van vertrouwen, ontstaat jalouzie en die werkt verwijde rend overal." „Gjj moet beslissen," wendde zich du Else tot Kawlay. „Mijnheer van Trarbach vindt in de Grieksche mythologie een aan sluiting van het meDsshelijk voelen, denken en willen." „Om hemelswillieve juffrouw,riep lui tenant Rawlay. „Ik ben op dat gebied zoo erbarmelijk dom, dat ik daarin geen beslis sing nemen mag." „Dan zal ik u op de hoogte helpen," zei de Else en vertelde hem eeDige sages en noemde hem eenige voorbeelden uit de my thologie. „Gij hebt nw standpunt uitstekend ver dedigd, zoodat zelfs Trarbach niet langer behoeft te twijfelen," gaf Rawlay nn ais zij ne meening te kenoeu. „Als hij dat toestemt, verkrijgt de terug- gekeerde verloren zoon zeker een beloo ning daarvoor, in bet voortzetten van ons gesprek?" vroeg Trarbach. „Ik vraag om een andere belooning," wendde Rawlay zich zacht tot Else. „Niet waar, gij zingt heden avond?" „Gaarne, heer luitenant, gaarne, maar gjj moet mij alleen voor lief nemen, want Anni klaagde aan tafel reeds over keel- pijn." Na het diner werd de koffie in het park rondgediend en weldra verdeelde zich het gezelschap. Else en Rawlay ondernamen een roeitochtje, terwijl gravin Glanbitz er de voor keur aan gaf, ritmeester Unhaus het park te laten zien. De vrijheer echter maakte met Trarbach en Zerlanie eene wandeling door de stallen en verdere gebonwen. „En gij zijt de eenige van de beeren, die mijne granwe lievelingen, mijne koeien op gemerkt heeft?" vroeg Else, terwijl zij met Rawlay naar de boot wandelde. „Ik dank n in hnn naam voor nwe belangstelling. Ik heb papa verzocht, alle andere soorten te verkoopen en alleen van dit nn voorhan den zijnde soort aan te houden, daar zij verbazend veel melk geven. 11 Liter 1 Dat is geen kleinigheid 1" „Bemoeit gjj n daarmee juffrouw?" vroeg hjj ten hoogste verwonderd. „Ja, de melkerjj is mijn departement, daar mag niemand zich mee bemoeien en iederen J zondagavond doe ik rekening en verant- t woording evenals ieder der opzichters. Wan neer n lust bebt, dan zal ik u de melkerjj

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 1