Gemengd Nieuws.
De cholera begint zich
weder uit te breiden in enkele weste
lijke grensdistricten van Rusland. Daar
om worden in Galicie, dat sedert 't> vorig
najaar vrij was, voorzorgsmaatregelen
genomen.
Te Patterne fWiltshire)
werd een boer stervende gevonden in
zijn woning, getroffen door een doode-
lijke messteek aan het hoofd. Voor
zijn dood kon hij nog eenige woorden
spreken en als dader wees hij aan
zijn eigen zoon
Drie opschriften Om
in de groote domkerk te Milaan te ko
men, moet men drie bogen van kolos
sale afmeting en verheven schoonheid
door. Boven den eersten is een krans
van rozen gebeiteld en daarbij de woor
den „Al wat genoegen doet en vreug
de geeft, duurt maar een oogenblik."
Boven den tweeden boog ziet men
een kruis, en daaronder staat„Al wat
smart en bedroeft, duurt maar een
oogenblik".
Maar boven den derde, den hoofdin
gang, leest men „Wat waar is en be
langrijk, is eeuwig". A. W. S.
Xatoenfabrieken werken van 2 tot 39 pfen-
Bing, ongeveer 5 tot 25 cent, per dag
verdienen. Het gemiddeld loon van man
nen bedraagt 22, dat van vronwen 20
cent per dag. Mfaltijden worden in de
fabrieken tegen cent geleverd. Reds
nu levert Japan katoenen artikelen op de
Engelsch Indische markten tegen de hal
ve waarde, die de Engelsche handel vraagt.
Met zijne matige behoeften, ondernemings
geest, en toenemende verstandelijke ont
wikkeling, dreigt het eilandenrijk als groo»
te na ogen J beid in de Aziatisch politieke en
economische toestanden de eerste viool te
spelen. Dat Engeland dan er hoogstens
eene tweede partij mag bezetten, is voor
den Brit een onplezierig vooruitzicht. Ver
wonderen doet het ons dan ook niet, dat
de Engelsche pers den Chineezen steeds
welwillend gezind was eo we zonden haast
dnrven voorspellen, dat de Aziatische kwes
tie straks eene nieuwe en veranderde pe
riode zal intreden.
Nog sterker worden de Enropeesche en
met name de Engelsche belangen bedreigd
indien tusschen China en Japan een of-
tn defensief verbond wordt gesloten.
Twee, die elksnder helpen willen,
Zijn machtig, zes mans werk te tillen.
't Zou struisvogel politiek zijn, de al
oude waarheid van dit rijmpje niet te wil
len begrijpen. Indien China eu Japan wer
kelijk de handen ineenslaan, en volgens
de jongste telegrammen, schijnt men dit
werkelijk te moeten gelooven, dan vormeD
zij eene macht, waartegen zelfs de mach
tigste staten niet bestand zijn.
Reeds wordt van Engelsche zijde gespro
ken over her bijeenroepen van een Euro-
eesch congres, teneinde over de aanneme
lijkheid der Japansch-Chir.eesche overeen
komsten te spreken, en natuurlijk zoo mo
gelijk aan het doordringen van Japan paal
en p<rk te stellen.
In Duitschland trekt men over deze
aïvieteit uit Eogeland de schouders op.
Daar wtnscht men over 't geheel liever de
vriendschap van Japan, dan ter wille van
Engeland, mee de kastanjes uit het vuur
te haleu en daarbij zelfs brandwondjes op
te doen.
Men kan dan ook vrijwel over de En
gelsche tasscheukomst gerust zijn. Iydien
werkelijk China en Japan, waarbij dan
nog Siam als derds ia den bond, eene
alliantie sluiten, dan zal de Britsche lui
paard dit wei met lesde oogen aanzien,
maar van een doortastend optreden zal
geen sprake zijn. Een oorlog vau Enge
land tegea de drie verbonden staten zou
voor dit rijk de grootste gevolgen kunnen
Anui Glaubitz, nu werkelijk als Preiosa, eu
wanneer zij er ooit schoon uitzig dan was
het nu. Met schalkscbheid, voorspelde z;j het
bruidspaar de toekomst uit de lijnen der hand
en haar po'étie aan Elae, sloot zy met de woor
den
,Het vrouwelijk hart kent slechts één ge
luk in 't leven. Dat geluk heetbeminnen
6D bemind te wezen. Toen gleed haar blik
oen moment slechts, over het blonde hoofd
van hare vriendin en trof juist de oogen
vau den ritmcester.Niemaod had bet bemerkt
slechts hij alleen.
Vervolgens trad als .enfant te-rible'' op,
luitenant Wohlstein:
.Mijn vrieod, de lijden van zwart verle
den zijn voor ons geen boek met zeven re
gelen," begon hij op schertsende wijze, ver
volgens droeg bij bet volgende versje voor:
Donk aan uw lie'de aan Donau en Rijn,
Al die liefde zal nu weggespoeld zijn.
Gij bemindet op bergeo, ook in lage dreven,
Van al uw liefde is niets overgebleven,
Hoe lief en aardig was eens dat rossige
kind,
Nu is dat alles vervlogen, als regen en wind
U w Else, die fee, die engel of hoe zij heet,
Zij weet zeker veel, wat niemand onzer weet.
Wij allen echter weten, dat daar aan de
Spree
L'w geluk behoedt wordt door een lieflijke fee.
Wij allen echter hopen, dat is eerlijk waar,
Eeos even gelukkig te worden als dit paar.
Juist maakte Rawlay zijn vriend lacheod
een verwijt over zijne onbescheidenheid toen
de muziek een marsch begon te spelen en
het scherm opnieuw werd opgehaald.
Een boodschapper, in fantastisch costuum,
de heraldsstal in de hand, trad voor het
bruidspaar.
„Trarbach alt de ridder van den Unken-
berg!* riepen de jongere olficieren.
Mijnheer van Trarbach echter nam de bar-
ret met witte veder af en sprak luid en
met ernstige stem:
.In naam des Eooings!"
De mnziek speelde in pianissimo de kro-
ningsmarsch en nadat de herold zijn hoofd
weder gedekt had, las bij uit een perka
ment, hetwelk met groote zegels en zijden
linten voorzien was, een regeeringsoorkonde
voor den lnitenant Charly Rawlay.
Was men in den aanvang van meening,
dat er een scherts ten beste gegeven werd,
zoo werd men gedurende de lezing hoe lan
ger hoe vaster overtuigd, dat bet ernst was
en toen eindelijk Trarbach met heldere atem
woord voor woord, het slot voorgeleieo had:
„dezen adelbrief hebben wij eigenhandig
geteekend en met ons zegel verzegelen laten"
toen verliet een elk zijn zitplaats om den
gelukkigen braidegom geluk te wenschen.
Trarbach sloot de oorkonde in een met
ailver beslagen cassette en legde deze den
gevierde aan de voeten met de pathetisch
uitgesproken woorden:
„Neem oit des adellijk geboren heralds
banden, des koninga genadewoord, dat u
hebben. Men vergete niet, dat de Engel
sche macht over Voor— en Achter-Indie
zich over eene bevolking van meer dan
200 miliioen zielen uitbreidt. Schijnbaar
verdra.gt deze het Engelsche bestuur met
gelatenheid, maar ook slecht* de minste
tegenspoed, zou een algemeene opstand
tengevolge kunnen hebben.
In vele streken bestaat het Engelsche
bestuur slechts in naam, in werkelijkheid
zijn vele stammen vrijwel onafhankelijk eo
velen hunner zonden gaarne de wapenen
grijpen om den gehaten vreemdeliag te
verdrijven.
De jongste expeditie tegen de berg
stammen laags Hiodostau's noordergiens
leeren alweer m-t welke geduchte hinder
palen de oorlog in vele deelen van Indië
gevoerd moet worden. De E-igelsche troe
pen, die de Ehac van Tsjitral, wegens
het weder-rechtelijk gevangen nemen van
Ecgelsehe officieien moesten tachtigen,
hadden vele bezwaren Ie overwinnen. Lings
ontoegankelijke wegen, over hemelhooge
bergpissen, door snelbruisende rivie
ren, werd de marsch voetje voor voetje
voortgezet. Gelukkig voor het dappere
leger heeft Oemra Khan zijne enderwer
ping aangeboden, zoodat deze tocht met
de vrijlating der gevangenen, als gtëin-
digd beschouwd kan worden. Als vrij on
betekenende stammen een mscht van
12000 goed uitgeruste troepen, handen
vol werk geven, hoe zal het dan wel af-
loopen, als door Chinessche-Jjpanschen
invloed het millioenenlieer van den lanatie-
ken inlander tot opstand wordt geprik
keld?
Wij meenen dit overzicht te kunnen
bisluiten, met de opmerking, dat de po
litieke toestand in Europa voor deze
week vrij kalm w s. Alleen werd het
Zuiden van Oostenrijk geteisterd door aard
bevingen, hadden Hongarije en Slavonië
door overstroomingen te lijden, brengt de
omwentelingswet in Duitschland nog ve
le gemoederen in beweging, doch over dit
laatste punt hopen wij een volgende week
nog wel eens een praatje te houden.
In den nevel.
Op een triestigen achtermiddag kwam
een rui'er in geslrekten dnf den landweg
af, die van het Schotsche strand naar de
vlakte voert. Het landschap om hem heen
werd aldoor vlakker en eentoniger, de
esschen ea populieren, door welker dorre
bladeren de wind huilde, werden al zeli-
tot ridder slaat.*
Niemand te voren wist iets van deze gunst
des komngs. De generaal bad de cassette
meegebracht, m had de herald zijn werk
opgedragen. Nu was natuurlijk de gunst des
konings bet heerlijkste) geschenk wat Raw
lay op dien dag gekregen bad.
Onder de gasten was men druk in de weer
te raden en te vragen aan wiens protectie
RawLy dat te danken zon bobben, zou de
generaal, of zou de baron van Bergen,
Wobers nitnoodiging tot den dans weerklonk
en jong en oud ging naar de reeds geheel
ruim gemaakte eetzaal.
Het bal begon met een polonaise en de
genoraal danste deze met de slutvrouw. Na
den ronde-dans bleef bij met zijne dame in
de zaal om al d e jonge viooljjke mensch .n
in hun gejoel en gewoel gade te slaan. De
huisheer echter versmaaddo het dansen niet
en trof in de generaalsvronw een harts
tochtelijke danseres.
Zeer natuurlijk was het dat de barones en
de generaal zeer spoedig spraken over het
jonge paar.
„Gelooft ge excellentie, dat Charly mijn
eenig kind gelukkig zal maken? Dat is een
vraag, die mij sedert weken, ja, sedert ik
eenige toenadering tusschen de joDgelui
merkte, met zorg vervalt."
„Ik hoop, die vraag met ja te kunnen
beautwoorden, in aanmerking genomen
de oprecht gemeende belofte mijns zwagers.
Maar gij weet
„O, ik weet, bij is jong en door zijne
moeder afgodisch bemind. Maar juist de ver
eering, met welke hij van zijne moeder
spreekt, heeft mij aangetrokken
„En daarmede barones, hebt go zijne voor
naamste eigenschap aangeroeid. Hij heeft
hart en gemoed. Beide gevoelBricbtiDgen
beeft hij geen dwang opgelegd, zelfs de op
voeding in zjjn jeugd is bem daarin niet te
gemoet gekomen, hij hee t geen wil genoeg
te arbeiden om een zeker doel te bereiken,
kortom zijn karakter heelt zich nog niet
gevormd.*
„Dat alles heb ik mijzelf ook reeds meer
dan eens voorgehouden,en ik beb alle moeite
gedaan nog een jaar uitstel voor bet trouwen
te krijgeD, maar mijn man wilde daar
niets van weten, gaf toe en zoo ge
beurde het."
„Ik zon in dal mistel ook volstrekt geen
gunstig middel gezien hebben. Juist dit
hy nog zoo jong is, doet mij gelooven dat
zijn vronw in staat zal zyn, zijn karak'er
ten goede te vormen, hem denkbeelden te
doen krijgen, gelyk aan de hare. Het lot
van miju schoonzuster zal mij altijd zeer
na aan het barte liggeD, en ik hoop dat de
zooeven bewezen gunst van den koning niet
zijne kinderlijke ijdelheid streelen zal, maar
hem zal opwekken waardig te worden, wat
bem geschonken is en dat het zal bijdragen
ten goede tot het verkrggen van zijne zelf
standigheid en karaktervorming.
Wordt vervolgd.
zaaier en zeldzamer, tot hij eindelijk naar
alle kanten niets meer om zich heen zag
dan de grijsbruine heide. De eeözame rui
ter verliet thans den breeden landweg en
sloeg een zijpad io, dat hem dwars over
de kale heide voerde. Hij scheen niet vol
komen zeker van zijn weg, want telkens
raadpleegde hij zijn koropss. De dag neig
de reeds ten einde en de scherpe Oosten
wind joeg de wolken pijlsnel door het
zwerk en gierde klagend over de dorre
vlakte. Een witte dikke nevel daalde op bet
land en omhulde den reiziger, zoodat hij
zijn pad zelfs nieCmeer onderscheiden kor.
Hij verwenschte dezen mist, waardoor hij
belemmerd weid, maar reed toch langzaam
voort. Eensklaps bleet zijn paard staan en
snoof angstig door de neusgaten en tege
lijk voelde de ruiter, dat de grond merk
baar zachter onder hem werd. Geen twijfel
meer, hij was op den rand van een moe
ras. In deze richting voortrijden Z'in een
roekeloosheid zijn, die hem zeker het leven
zon kosteo. Hij sprong van het paaid,
voerde het voorzichtig aan den tengel te
rug en kwam weldra tot de onaangename
ontdekking, dat hij van zijn weg was af
gedwaald.
Hij was een bejaard man met grijzend
hiar en ho wel hij nog krachtig en leoig
was, scheen het vooruitzicht, den nacht hier
op de heide te moeten doorbrengen, [hem
toch geenszins aanmoedigend toe. Plotseling
trof een luid doordringend hondgeblaf zijn
oor. De hond mo st zich dicht in zyn na
bijheid bevinden en toen hij op het geluid
afging, kwam hij weldra aan een rij huk
ten, die als uit den grond voor hem op
rezen. De ruiter wist thans, dat hij voor
een klein heidedorpje stond, dat op den
rand van het moeras gebouwd was en door
herders en jagers werd bewoond, die hier
een kommervol bestaan leiden. Hij klopte
aan verscheidene hutten, maar nergens
werd hem opengedaan; alle dorpelingen
schenen nog op hun werk te zijn. Eindelijk
zag hij een ietwat afgelegen hut, waarvan
de deur openstond en toen bij binnentrad
trof hij daar een oude, armoedige vronw
aan.
Zeg eens vrouwtje, zeide hij met echt
schotschen tongval, ik ben in den nevel
verdwaald geraakt en zou vanavond nog
gaarne het slot Avondale bereiken. Is hier
niet iemand die mij den weg over de heide
wijzen kan? Het is al zoolang geledeD, dat
ik hier in het land geweest ben, en als
ik in dit weer den weg alleen moest zoe
ken, dan zou ik de zon hier wel weer zien
opgaan. Ook ben ik moe en heb honger,
zoodat ik mij voor een bord warme soep
niet ondankbaar zou toonen.
Terwijl hij sprak had de oude vrouw
hem oplettend aangezien.
Als mijnheer in mijD hut wil uitrus
ten, dan zal ik hem een ffporrige" klaar
maken, zooals men ze den graaf vau Avon
dale niet beter kan voorzetten, antwoordde
zij, terwijl zij het paard van den vreem
deling overnam en het naar de schaur
bracht, waar zij het een bundel heide
kruid in de ruif wierp. De vreemdeling
trad de hut binnen, die slechts uit één
vertrek bestoud. Vermoeid viel hij op een
houten krukje neer, dat voor den open
schoorsteen stond, waaronder een turfvuur
tje smeulde. Da oude vrouw stookt, het een
weinig op om de beloofde „porrige'
uit havermeel gekookte soep, een volk-
spijs der Schotten te bereiden.
De reiziger zag in de hut om zich
heen. Alles was even oud, vervallen en
verweerd als de oude vrouw zelf. Het was
alsof de donkere lucht en de moerasdamp
#an alles lichten kleur ontnomen hadden.
Veel was er niet te zien tusschen de vier
wanden der hut; niets dan het allernood
zakelijkste huisraad, en toch w s er in
dit vetrek nog een voorwerp, dat de aan
dacht van den vreemdeling tot zich trok.
In een hoek boven h«-t armzalig bed hing
het verdorde, met stof en spinnewebben
bedekte overblijfsel vau een bloemenkroon,
waaraan nog eenige verschoten en verteer
de linten hingen. De ruiter herkende hier-
iz terstond het overschot van een zooge
naamde meikroon, waarmee de boerenkna
pen in Engeland op den len Mei van elk
jaar het schoonste meisje van het dorp
tooien. Het zien va i die meikroon scheen
eensklaps eeu wereld van herinneringen
bij hem op te wekken. Voor zijn geestes
oog zag hij een groen landschap, door de
zon beschenen, waarbij de leeuwerik hoog
in de helderblauwe lucht zjjn trillers deed
weergalmen. De vruchtboomen in de tuinen
waren met een laag van laagbloesem bedekt en
het zachte lentewindje blies over de groene
weide, in welker midden de meiboom
prijkte. Lastig klonk de dorpsmuziek en
dansten de knapen en meisjes over het
zachte,malsche gras.Onder de dansende mi is
jes was er een gelaat hetwelk dat hg duidelijk
onderscheidde. Zij was de heldin van het
feest, de Meikouingin. Hij zag een ver
rukkelijk marmerblank gezichtje met groote
donkere oogen, die als sterren glinsterden,
een fijnbesoedeu mond met kersroode lip
pen, die de ivoorwitte tandjes, welke bij
glimlachen te zien kwamen, op het voor-
deeligst deden uitkomen. Zij lachte eu ju
belde en hij, hij was onnoemelijk geluk
kig toen zij met niemand anders wilde
dansen dan met hem.
Op dien d»g begon de onzaligen strijd
tusschen hem en zijn broeder, den oud
sten zoon en erfgenaam van den
Avondale, die zijn medeminnaar bij de
schoone Gwendoline was en dis haar niet
minder hartstochtelijk begeerde dan hij.
Het onervaren meisje gaf aan hem, den
lichtzinnigen Percy, de voorkeur boven den
grafelijken eitgecaam, en toch was hij
slechts de tweede zoon, die niets bezat dan
zijn levenslustigen aard en zijn vertrouwen
in de toekomst. De liefde voor dit meis
je maakte beide broeders tot doodsvijanden,
zoodat Percv, toen hun vader kort daarop
stierf, het kasteel verliet om in het bui
tenland zijn geluk te beproeven. Sedert
had hij het ouderlijke hnis niet weerge
zien. Zijn broeder rustte thans reeds iang
in den gralkeidei onder de slotkspel van
Avondale en hij kon zich alleen met den
afgestorvene verzoenen.
En dat alles ter wille van een xooi
blond meisje, dat hij een korten tijd be
mind had, om haar dan te verlaten, te
vergeten, waarom?Ja, waarom
veiwelken de bloemen en waarom vallen
de bladeren af Het zien van die verdor
de meikroon brengt hem als door een
tooverslag alles weer voor den geest.
Gwendoline het schoone beeld verdween
weer langziam voor zijn geestesoog en los
te zich op in den grauwen, zwaarmoedige
nevel. Inmiddels had de oude vrouw haar
ketel van het vuur genomen, een bord
voor den vreemdeling neergezet en hem
de „porrige" toegediend. De spijs was
inderdaad uitmuntend en de gast deed
haar dan ook alle eer aan, terwijl de oo
gen der gastvrouw onatgewend op zijn
gelaat gericht waren.
Gij schijnt in nw jeugd ook betere
dagen gekend te hebben, moedertje, zeide
Percy, torn hij zijn eersten honger gestild
had.
Is het al lang geleden, dat ge als
Meikoningiu daarbuiten op de heide
danste
De vrouw mompelde een paar onver
staanbare woorden, stond haastig op en ging
naar buiten.
Toen Percy zich verzadigd had, stond hij
op en volgde haar. Zij had het paard reeds
uit den stal gehaald.
Zult gij mij den weg wijzen vroeg
hii'
Ja, mijnheer, ik kan den weg wel
in donker vinden en wanneer wij ons
haasten, zijt gij voor den nacht nog in
Avondale.
Zij ging voorop, hij volgde, terwijl hij
zijn paard aan den toom leidde. Het was
als verloren zij zich in de grauwe nevel
zee, stom als het graf en onbegrensd als
de eeuwigheid. Geen woord werd er tus
schen hen gewisseld en het geluid hunner
voetstappen op dan zwarten, onvasteu grond
werd versmoord. Als een schaduw gleed
de oude vrouw door den nevel, in gebo
gen houding om haar weg duor de heide
te zoeken.
Zeg eeus oudje ,riep Percy eensklaps,
dat is een verduivelde geschiedenis, die
mijt wordt aldoor dikker en wanneer ge u
slrjbts even vergist, dan zijn wij beiden
verloren.
De oude vrouw blief staan, richtte zich
in haar volle lengte op, zag hem met vlam
mende oogen aan, eu terwijl zij met haar
knokerige hand om zich heen wees, zeide
zij me krassende stem, die hem aas de
heksen uit Hacbetk deed denken:
Hier dreigt de dood van alle zijden;
zoowaar gij Percy Mac Cartwight heet, uw
leven is in mijn hand.
Hoe, kent gij mij vroeg Percy ver
wonderd, maar de oude vrouw had hem
w<der den rug toegekeerd en vervolgde
haar weg, terwijl zij nog iets mompelde,
wat hij niet verstond.
Het werd hem onbehagelijk te moede.
Als alle Schotten was hij bijgeloovig en
alle sombere sprookjes van heksen op de
heide, die den reizigers in het verderf voe
ren, kwamen hem uit zijn kindsheid weer
voor den geest.
Wat had het te beteekenen, dat deze
donkere gestalte, die daar voor hem uit
liep zoo eensklaps zijn naam had genoemd,
hoewel hij in veertig jaren den Schotschen
grond niet betreden bad
Was dat een voorspelling van den naderen
den dood Hij kreeg een gevoel alsof een ijs
koude band de zijne aanraakte, alsof de
eDgels des doodB zijn sombere vlerken bo
ven hem had uitgebreid. Als door toover-
macht gedreven, volgde hij de oude vrouw
al verder en verder door den geheimzin-
uigen nevel; er was iets, waarvan hij
zich geen rekenschap kon geven, iets dat
hena met angst en ontzetting vervulde, en
hem tegelijkerheid met onweerstaanbare
macht aan deze vrouw kluisterde. Na een
lange wandeling zagen zij hier en daar
een struik langs den weg; de nevel werd
gaandeweg lichter, en trok ten slotte ge
heel op, terwijl Percy weer veel vaster
grond onder de voeten voelde.
Een paar minuten later hadden zij den
top van een sleiueu heuvel bereikt, ach
ter hem lag het moeras, neg in den ne
vel gebald, voor hen baadden de
torens van het kasteel Avondale
zich in het heerlijk avondrood'
dat zijn schijnsel op bosch en weide wierp*
Percy Mac Cartwight stond stil en vonW(je
de handen vol verrukkig aanschouwde
hij de tinnen van het vaderlijk slot en
vergat daarbij ge deel zijn oude geleidster
die, op, een steen gezeten, haai duordrit,!
genden blik weder onafgewend op hem
vestigde. Ten slotte viel zijn blix op haar en
in de veronderstelling dat zij op l0oc
wachtte, greep hij in zijn zak en haalde
daaruit een goudstuk te voorschijn.
De vrouw weerde zijn hand echter at
en sprak op hartstochtelijker toon uit.-
Geen geld, Percy, van u geen geld.
Haar stem klonk thans niet krassend
niet huiveringwekkend meer, er lag een
toon van diepen weemoed in. Zij greep de
hand, die zij zooeven had afgewezen en be
dekte die met tranen en kassen.
Een oogenblik later was zij in den ne
vel verdwenen.
Percy Mac Cartwight stond als aan den
grond genageldeensklaps was het ge.
heim hem opgehelderd, hij had zich den
blik van die oogen herinnerd, hij had die
stem herkend.
Gwendoline! R. Nieuwsblad.
Kleine oorzaken, groote
g e v o 1 g e d.
De Pransche wijsgeer Condorcet was
door de hoofden der revolutie in het jaat
1793 tel dood veroordeeld, maar had zich
door de vlucht aan de vervolging onttrok
ken. Op zekeren dag kwam hij doodmoe
in een herberg en bestelde eeu omelet. De
herbergierster, die de bestelling zelf aan
nam, vroeg hoeveel eieren zij moe3t ne
men, en Condorcet, reeds weder in zijn
gedachten verdiept, zonder in 't minst te
vermoeden hoeveel eieren voor eenomme-
let noodig ;,[wareD, antwoordde verstrooid:
nu we zullen er maar een dozijn ne
men, denk ik. Dit antwoord had tenge
volge, dat de herbergierster hem verbaasd
bekeek.
Wat deze vagebond wilde een
dozijn eieren voor een omelet? En hoe ver
legen had hij geantwoord! Die man was
zeker een vermoede aristocraat. Zij ijlde
naar buiten, riep haar man en deze be
werkte dadelijk de gevangeneming van zyn
gast. Zonder zijn omelet zelfs gezien te
hebben, werd hij weggesleept, op een boe
renpaard gebonden en naar Bourg-la-Rei-
ne gebracht. In de gevangenis viel hij van
uitputiing in onmacht. Men liet hem lig
gen, en toen men den volgenden dag zich
zijner herinnerde, vond men hem dood.
(Nieuw Leven.)
Componisten veidriet.
Een geniale en wegens zijn bijtenden
spot tekende toondichter in Duitschland,
gaf onlangs, zooals iemand weet te ver
tellen in de yNeue Musikzeiting' de vol
gende droge karakteristiek van cimpo-
neeren.
„Mnziek maken is een treurige bezigheid.
Meestal valt iemand niets te binnen
heeft men eens een mooie gedachte, dan
heeft een ander die al eerder gehtd; krijgt
men toch ten oorspronkelijk denkbeeld,
dan is men juist op de tram of in den
omnibus, waar zoen niet kan schrijven.
Heeft men het echter opgeschreven dan
neemt geen uitgever het ding. Neemt hij
het toch, dan heeft hij geen honorarium.
Is het eindelijk gedrukt, dan wil geen
mensch het koopen loopt iemand er ech
ter bij toeval in en koopt hij bet, dan
kan hij het niet spelen, en kan bij het
spelen, dan merkt hij al gauw, dat de
jrgedachte*1 geatolen is, en dat ver
telt hij dan rondneen, componeeren is
een treurige bezigheid!'
lüïfüig B Ter Courantdrukkerij B
an j. Winkel üfl
g^Ü9 worden alle Druk-
werken billijk en HBBfli
M spo@dig afgeleverd, BBBBH
Snelpersdruk van J. Winkel, Sehagen.
iiui v. if utiHïLl. j Deurwaarder te Sr.
t