Gemengd Nieuws. De cholera begint zich weder uit te breiden in enkele weste lijke grensdistricten van Rusland. Daar om worden in Galicie, dat sedert 't> vorig najaar vrij was, voorzorgsmaatregelen genomen. Te Patterne fWiltshire) werd een boer stervende gevonden in zijn woning, getroffen door een doode- lijke messteek aan het hoofd. Voor zijn dood kon hij nog eenige woorden spreken en als dader wees hij aan zijn eigen zoon Drie opschriften Om in de groote domkerk te Milaan te ko men, moet men drie bogen van kolos sale afmeting en verheven schoonheid door. Boven den eersten is een krans van rozen gebeiteld en daarbij de woor den „Al wat genoegen doet en vreug de geeft, duurt maar een oogenblik." Boven den tweeden boog ziet men een kruis, en daaronder staat„Al wat smart en bedroeft, duurt maar een oogenblik". Maar boven den derde, den hoofdin gang, leest men „Wat waar is en be langrijk, is eeuwig". A. W. S. Xatoenfabrieken werken van 2 tot 39 pfen- Bing, ongeveer 5 tot 25 cent, per dag verdienen. Het gemiddeld loon van man nen bedraagt 22, dat van vronwen 20 cent per dag. Mfaltijden worden in de fabrieken tegen cent geleverd. Reds nu levert Japan katoenen artikelen op de Engelsch Indische markten tegen de hal ve waarde, die de Engelsche handel vraagt. Met zijne matige behoeften, ondernemings geest, en toenemende verstandelijke ont wikkeling, dreigt het eilandenrijk als groo» te na ogen J beid in de Aziatisch politieke en economische toestanden de eerste viool te spelen. Dat Engeland dan er hoogstens eene tweede partij mag bezetten, is voor den Brit een onplezierig vooruitzicht. Ver wonderen doet het ons dan ook niet, dat de Engelsche pers den Chineezen steeds welwillend gezind was eo we zonden haast dnrven voorspellen, dat de Aziatische kwes tie straks eene nieuwe en veranderde pe riode zal intreden. Nog sterker worden de Enropeesche en met name de Engelsche belangen bedreigd indien tusschen China en Japan een of- tn defensief verbond wordt gesloten. Twee, die elksnder helpen willen, Zijn machtig, zes mans werk te tillen. 't Zou struisvogel politiek zijn, de al oude waarheid van dit rijmpje niet te wil len begrijpen. Indien China eu Japan wer kelijk de handen ineenslaan, en volgens de jongste telegrammen, schijnt men dit werkelijk te moeten gelooven, dan vormeD zij eene macht, waartegen zelfs de mach tigste staten niet bestand zijn. Reeds wordt van Engelsche zijde gespro ken over her bijeenroepen van een Euro- eesch congres, teneinde over de aanneme lijkheid der Japansch-Chir.eesche overeen komsten te spreken, en natuurlijk zoo mo gelijk aan het doordringen van Japan paal en p<rk te stellen. In Duitschland trekt men over deze aïvieteit uit Eogeland de schouders op. Daar wtnscht men over 't geheel liever de vriendschap van Japan, dan ter wille van Engeland, mee de kastanjes uit het vuur te haleu en daarbij zelfs brandwondjes op te doen. Men kan dan ook vrijwel over de En gelsche tasscheukomst gerust zijn. Iydien werkelijk China en Japan, waarbij dan nog Siam als derds ia den bond, eene alliantie sluiten, dan zal de Britsche lui paard dit wei met lesde oogen aanzien, maar van een doortastend optreden zal geen sprake zijn. Een oorlog vau Enge land tegea de drie verbonden staten zou voor dit rijk de grootste gevolgen kunnen Anui Glaubitz, nu werkelijk als Preiosa, eu wanneer zij er ooit schoon uitzig dan was het nu. Met schalkscbheid, voorspelde z;j het bruidspaar de toekomst uit de lijnen der hand en haar po'étie aan Elae, sloot zy met de woor den ,Het vrouwelijk hart kent slechts één ge luk in 't leven. Dat geluk heetbeminnen 6D bemind te wezen. Toen gleed haar blik oen moment slechts, over het blonde hoofd van hare vriendin en trof juist de oogen vau den ritmcester.Niemaod had bet bemerkt slechts hij alleen. Vervolgens trad als .enfant te-rible'' op, luitenant Wohlstein: .Mijn vrieod, de lijden van zwart verle den zijn voor ons geen boek met zeven re gelen," begon hij op schertsende wijze, ver volgens droeg bij bet volgende versje voor: Donk aan uw lie'de aan Donau en Rijn, Al die liefde zal nu weggespoeld zijn. Gij bemindet op bergeo, ook in lage dreven, Van al uw liefde is niets overgebleven, Hoe lief en aardig was eens dat rossige kind, Nu is dat alles vervlogen, als regen en wind U w Else, die fee, die engel of hoe zij heet, Zij weet zeker veel, wat niemand onzer weet. Wij allen echter weten, dat daar aan de Spree L'w geluk behoedt wordt door een lieflijke fee. Wij allen echter hopen, dat is eerlijk waar, Eeos even gelukkig te worden als dit paar. Juist maakte Rawlay zijn vriend lacheod een verwijt over zijne onbescheidenheid toen de muziek een marsch begon te spelen en het scherm opnieuw werd opgehaald. Een boodschapper, in fantastisch costuum, de heraldsstal in de hand, trad voor het bruidspaar. „Trarbach alt de ridder van den Unken- berg!* riepen de jongere olficieren. Mijnheer van Trarbach echter nam de bar- ret met witte veder af en sprak luid en met ernstige stem: .In naam des Eooings!" De mnziek speelde in pianissimo de kro- ningsmarsch en nadat de herold zijn hoofd weder gedekt had, las bij uit een perka ment, hetwelk met groote zegels en zijden linten voorzien was, een regeeringsoorkonde voor den lnitenant Charly Rawlay. Was men in den aanvang van meening, dat er een scherts ten beste gegeven werd, zoo werd men gedurende de lezing hoe lan ger hoe vaster overtuigd, dat bet ernst was en toen eindelijk Trarbach met heldere atem woord voor woord, het slot voorgeleieo had: „dezen adelbrief hebben wij eigenhandig geteekend en met ons zegel verzegelen laten" toen verliet een elk zijn zitplaats om den gelukkigen braidegom geluk te wenschen. Trarbach sloot de oorkonde in een met ailver beslagen cassette en legde deze den gevierde aan de voeten met de pathetisch uitgesproken woorden: „Neem oit des adellijk geboren heralds banden, des koninga genadewoord, dat u hebben. Men vergete niet, dat de Engel sche macht over Voor— en Achter-Indie zich over eene bevolking van meer dan 200 miliioen zielen uitbreidt. Schijnbaar verdra.gt deze het Engelsche bestuur met gelatenheid, maar ook slecht* de minste tegenspoed, zou een algemeene opstand tengevolge kunnen hebben. In vele streken bestaat het Engelsche bestuur slechts in naam, in werkelijkheid zijn vele stammen vrijwel onafhankelijk eo velen hunner zonden gaarne de wapenen grijpen om den gehaten vreemdeliag te verdrijven. De jongste expeditie tegen de berg stammen laags Hiodostau's noordergiens leeren alweer m-t welke geduchte hinder palen de oorlog in vele deelen van Indië gevoerd moet worden. De E-igelsche troe pen, die de Ehac van Tsjitral, wegens het weder-rechtelijk gevangen nemen van Ecgelsehe officieien moesten tachtigen, hadden vele bezwaren Ie overwinnen. Lings ontoegankelijke wegen, over hemelhooge bergpissen, door snelbruisende rivie ren, werd de marsch voetje voor voetje voortgezet. Gelukkig voor het dappere leger heeft Oemra Khan zijne enderwer ping aangeboden, zoodat deze tocht met de vrijlating der gevangenen, als gtëin- digd beschouwd kan worden. Als vrij on betekenende stammen een mscht van 12000 goed uitgeruste troepen, handen vol werk geven, hoe zal het dan wel af- loopen, als door Chinessche-Jjpanschen invloed het millioenenlieer van den lanatie- ken inlander tot opstand wordt geprik keld? Wij meenen dit overzicht te kunnen bisluiten, met de opmerking, dat de po litieke toestand in Europa voor deze week vrij kalm w s. Alleen werd het Zuiden van Oostenrijk geteisterd door aard bevingen, hadden Hongarije en Slavonië door overstroomingen te lijden, brengt de omwentelingswet in Duitschland nog ve le gemoederen in beweging, doch over dit laatste punt hopen wij een volgende week nog wel eens een praatje te houden. In den nevel. Op een triestigen achtermiddag kwam een rui'er in geslrekten dnf den landweg af, die van het Schotsche strand naar de vlakte voert. Het landschap om hem heen werd aldoor vlakker en eentoniger, de esschen ea populieren, door welker dorre bladeren de wind huilde, werden al zeli- tot ridder slaat.* Niemand te voren wist iets van deze gunst des komngs. De generaal bad de cassette meegebracht, m had de herald zijn werk opgedragen. Nu was natuurlijk de gunst des konings bet heerlijkste) geschenk wat Raw lay op dien dag gekregen bad. Onder de gasten was men druk in de weer te raden en te vragen aan wiens protectie RawLy dat te danken zon bobben, zou de generaal, of zou de baron van Bergen, Wobers nitnoodiging tot den dans weerklonk en jong en oud ging naar de reeds geheel ruim gemaakte eetzaal. Het bal begon met een polonaise en de genoraal danste deze met de slutvrouw. Na den ronde-dans bleef bij met zijne dame in de zaal om al d e jonge viooljjke mensch .n in hun gejoel en gewoel gade te slaan. De huisheer echter versmaaddo het dansen niet en trof in de generaalsvronw een harts tochtelijke danseres. Zeer natuurlijk was het dat de barones en de generaal zeer spoedig spraken over het jonge paar. „Gelooft ge excellentie, dat Charly mijn eenig kind gelukkig zal maken? Dat is een vraag, die mij sedert weken, ja, sedert ik eenige toenadering tusschen de joDgelui merkte, met zorg vervalt." „Ik hoop, die vraag met ja te kunnen beautwoorden, in aanmerking genomen de oprecht gemeende belofte mijns zwagers. Maar gij weet „O, ik weet, bij is jong en door zijne moeder afgodisch bemind. Maar juist de ver eering, met welke hij van zijne moeder spreekt, heeft mij aangetrokken „En daarmede barones, hebt go zijne voor naamste eigenschap aangeroeid. Hij heeft hart en gemoed. Beide gevoelBricbtiDgen beeft hij geen dwang opgelegd, zelfs de op voeding in zjjn jeugd is bem daarin niet te gemoet gekomen, hij hee t geen wil genoeg te arbeiden om een zeker doel te bereiken, kortom zijn karakter heelt zich nog niet gevormd.* „Dat alles heb ik mijzelf ook reeds meer dan eens voorgehouden,en ik beb alle moeite gedaan nog een jaar uitstel voor bet trouwen te krijgeD, maar mijn man wilde daar niets van weten, gaf toe en zoo ge beurde het." „Ik zon in dal mistel ook volstrekt geen gunstig middel gezien hebben. Juist dit hy nog zoo jong is, doet mij gelooven dat zijn vronw in staat zal zyn, zijn karak'er ten goede te vormen, hem denkbeelden te doen krijgen, gelyk aan de hare. Het lot van miju schoonzuster zal mij altijd zeer na aan het barte liggeD, en ik hoop dat de zooeven bewezen gunst van den koning niet zijne kinderlijke ijdelheid streelen zal, maar hem zal opwekken waardig te worden, wat bem geschonken is en dat het zal bijdragen ten goede tot het verkrggen van zijne zelf standigheid en karaktervorming. Wordt vervolgd. zaaier en zeldzamer, tot hij eindelijk naar alle kanten niets meer om zich heen zag dan de grijsbruine heide. De eeözame rui ter verliet thans den breeden landweg en sloeg een zijpad io, dat hem dwars over de kale heide voerde. Hij scheen niet vol komen zeker van zijn weg, want telkens raadpleegde hij zijn koropss. De dag neig de reeds ten einde en de scherpe Oosten wind joeg de wolken pijlsnel door het zwerk en gierde klagend over de dorre vlakte. Een witte dikke nevel daalde op bet land en omhulde den reiziger, zoodat hij zijn pad zelfs nieCmeer onderscheiden kor. Hij verwenschte dezen mist, waardoor hij belemmerd weid, maar reed toch langzaam voort. Eensklaps bleet zijn paard staan en snoof angstig door de neusgaten en tege lijk voelde de ruiter, dat de grond merk baar zachter onder hem werd. Geen twijfel meer, hij was op den rand van een moe ras. In deze richting voortrijden Z'in een roekeloosheid zijn, die hem zeker het leven zon kosteo. Hij sprong van het paaid, voerde het voorzichtig aan den tengel te rug en kwam weldra tot de onaangename ontdekking, dat hij van zijn weg was af gedwaald. Hij was een bejaard man met grijzend hiar en ho wel hij nog krachtig en leoig was, scheen het vooruitzicht, den nacht hier op de heide te moeten doorbrengen, [hem toch geenszins aanmoedigend toe. Plotseling trof een luid doordringend hondgeblaf zijn oor. De hond mo st zich dicht in zyn na bijheid bevinden en toen hij op het geluid afging, kwam hij weldra aan een rij huk ten, die als uit den grond voor hem op rezen. De ruiter wist thans, dat hij voor een klein heidedorpje stond, dat op den rand van het moeras gebouwd was en door herders en jagers werd bewoond, die hier een kommervol bestaan leiden. Hij klopte aan verscheidene hutten, maar nergens werd hem opengedaan; alle dorpelingen schenen nog op hun werk te zijn. Eindelijk zag hij een ietwat afgelegen hut, waarvan de deur openstond en toen bij binnentrad trof hij daar een oude, armoedige vronw aan. Zeg eens vrouwtje, zeide hij met echt schotschen tongval, ik ben in den nevel verdwaald geraakt en zou vanavond nog gaarne het slot Avondale bereiken. Is hier niet iemand die mij den weg over de heide wijzen kan? Het is al zoolang geledeD, dat ik hier in het land geweest ben, en als ik in dit weer den weg alleen moest zoe ken, dan zou ik de zon hier wel weer zien opgaan. Ook ben ik moe en heb honger, zoodat ik mij voor een bord warme soep niet ondankbaar zou toonen. Terwijl hij sprak had de oude vrouw hem oplettend aangezien. Als mijnheer in mijD hut wil uitrus ten, dan zal ik hem een ffporrige" klaar maken, zooals men ze den graaf vau Avon dale niet beter kan voorzetten, antwoordde zij, terwijl zij het paard van den vreem deling overnam en het naar de schaur bracht, waar zij het een bundel heide kruid in de ruif wierp. De vreemdeling trad de hut binnen, die slechts uit één vertrek bestoud. Vermoeid viel hij op een houten krukje neer, dat voor den open schoorsteen stond, waaronder een turfvuur tje smeulde. Da oude vrouw stookt, het een weinig op om de beloofde „porrige' uit havermeel gekookte soep, een volk- spijs der Schotten te bereiden. De reiziger zag in de hut om zich heen. Alles was even oud, vervallen en verweerd als de oude vrouw zelf. Het was alsof de donkere lucht en de moerasdamp #an alles lichten kleur ontnomen hadden. Veel was er niet te zien tusschen de vier wanden der hut; niets dan het allernood zakelijkste huisraad, en toch w s er in dit vetrek nog een voorwerp, dat de aan dacht van den vreemdeling tot zich trok. In een hoek boven h«-t armzalig bed hing het verdorde, met stof en spinnewebben bedekte overblijfsel vau een bloemenkroon, waaraan nog eenige verschoten en verteer de linten hingen. De ruiter herkende hier- iz terstond het overschot van een zooge naamde meikroon, waarmee de boerenkna pen in Engeland op den len Mei van elk jaar het schoonste meisje van het dorp tooien. Het zien va i die meikroon scheen eensklaps eeu wereld van herinneringen bij hem op te wekken. Voor zijn geestes oog zag hij een groen landschap, door de zon beschenen, waarbij de leeuwerik hoog in de helderblauwe lucht zjjn trillers deed weergalmen. De vruchtboomen in de tuinen waren met een laag van laagbloesem bedekt en het zachte lentewindje blies over de groene weide, in welker midden de meiboom prijkte. Lastig klonk de dorpsmuziek en dansten de knapen en meisjes over het zachte,malsche gras.Onder de dansende mi is jes was er een gelaat hetwelk dat hg duidelijk onderscheidde. Zij was de heldin van het feest, de Meikouingin. Hij zag een ver rukkelijk marmerblank gezichtje met groote donkere oogen, die als sterren glinsterden, een fijnbesoedeu mond met kersroode lip pen, die de ivoorwitte tandjes, welke bij glimlachen te zien kwamen, op het voor- deeligst deden uitkomen. Zij lachte eu ju belde en hij, hij was onnoemelijk geluk kig toen zij met niemand anders wilde dansen dan met hem. Op dien d»g begon de onzaligen strijd tusschen hem en zijn broeder, den oud sten zoon en erfgenaam van den Avondale, die zijn medeminnaar bij de schoone Gwendoline was en dis haar niet minder hartstochtelijk begeerde dan hij. Het onervaren meisje gaf aan hem, den lichtzinnigen Percy, de voorkeur boven den grafelijken eitgecaam, en toch was hij slechts de tweede zoon, die niets bezat dan zijn levenslustigen aard en zijn vertrouwen in de toekomst. De liefde voor dit meis je maakte beide broeders tot doodsvijanden, zoodat Percv, toen hun vader kort daarop stierf, het kasteel verliet om in het bui tenland zijn geluk te beproeven. Sedert had hij het ouderlijke hnis niet weerge zien. Zijn broeder rustte thans reeds iang in den gralkeidei onder de slotkspel van Avondale en hij kon zich alleen met den afgestorvene verzoenen. En dat alles ter wille van een xooi blond meisje, dat hij een korten tijd be mind had, om haar dan te verlaten, te vergeten, waarom?Ja, waarom veiwelken de bloemen en waarom vallen de bladeren af Het zien van die verdor de meikroon brengt hem als door een tooverslag alles weer voor den geest. Gwendoline het schoone beeld verdween weer langziam voor zijn geestesoog en los te zich op in den grauwen, zwaarmoedige nevel. Inmiddels had de oude vrouw haar ketel van het vuur genomen, een bord voor den vreemdeling neergezet en hem de „porrige" toegediend. De spijs was inderdaad uitmuntend en de gast deed haar dan ook alle eer aan, terwijl de oo gen der gastvrouw onatgewend op zijn gelaat gericht waren. Gij schijnt in nw jeugd ook betere dagen gekend te hebben, moedertje, zeide Percy, torn hij zijn eersten honger gestild had. Is het al lang geleden, dat ge als Meikoningiu daarbuiten op de heide danste De vrouw mompelde een paar onver staanbare woorden, stond haastig op en ging naar buiten. Toen Percy zich verzadigd had, stond hij op en volgde haar. Zij had het paard reeds uit den stal gehaald. Zult gij mij den weg wijzen vroeg hii' Ja, mijnheer, ik kan den weg wel in donker vinden en wanneer wij ons haasten, zijt gij voor den nacht nog in Avondale. Zij ging voorop, hij volgde, terwijl hij zijn paard aan den toom leidde. Het was als verloren zij zich in de grauwe nevel zee, stom als het graf en onbegrensd als de eeuwigheid. Geen woord werd er tus schen hen gewisseld en het geluid hunner voetstappen op dan zwarten, onvasteu grond werd versmoord. Als een schaduw gleed de oude vrouw door den nevel, in gebo gen houding om haar weg duor de heide te zoeken. Zeg eeus oudje ,riep Percy eensklaps, dat is een verduivelde geschiedenis, die mijt wordt aldoor dikker en wanneer ge u slrjbts even vergist, dan zijn wij beiden verloren. De oude vrouw blief staan, richtte zich in haar volle lengte op, zag hem met vlam mende oogen aan, eu terwijl zij met haar knokerige hand om zich heen wees, zeide zij me krassende stem, die hem aas de heksen uit Hacbetk deed denken: Hier dreigt de dood van alle zijden; zoowaar gij Percy Mac Cartwight heet, uw leven is in mijn hand. Hoe, kent gij mij vroeg Percy ver wonderd, maar de oude vrouw had hem w<der den rug toegekeerd en vervolgde haar weg, terwijl zij nog iets mompelde, wat hij niet verstond. Het werd hem onbehagelijk te moede. Als alle Schotten was hij bijgeloovig en alle sombere sprookjes van heksen op de heide, die den reizigers in het verderf voe ren, kwamen hem uit zijn kindsheid weer voor den geest. Wat had het te beteekenen, dat deze donkere gestalte, die daar voor hem uit liep zoo eensklaps zijn naam had genoemd, hoewel hij in veertig jaren den Schotschen grond niet betreden bad Was dat een voorspelling van den naderen den dood Hij kreeg een gevoel alsof een ijs koude band de zijne aanraakte, alsof de eDgels des doodB zijn sombere vlerken bo ven hem had uitgebreid. Als door toover- macht gedreven, volgde hij de oude vrouw al verder en verder door den geheimzin- uigen nevel; er was iets, waarvan hij zich geen rekenschap kon geven, iets dat hena met angst en ontzetting vervulde, en hem tegelijkerheid met onweerstaanbare macht aan deze vrouw kluisterde. Na een lange wandeling zagen zij hier en daar een struik langs den weg; de nevel werd gaandeweg lichter, en trok ten slotte ge heel op, terwijl Percy weer veel vaster grond onder de voeten voelde. Een paar minuten later hadden zij den top van een sleiueu heuvel bereikt, ach ter hem lag het moeras, neg in den ne vel gebald, voor hen baadden de torens van het kasteel Avondale zich in het heerlijk avondrood' dat zijn schijnsel op bosch en weide wierp* Percy Mac Cartwight stond stil en vonW(je de handen vol verrukkig aanschouwde hij de tinnen van het vaderlijk slot en vergat daarbij ge deel zijn oude geleidster die, op, een steen gezeten, haai duordrit,! genden blik weder onafgewend op hem vestigde. Ten slotte viel zijn blix op haar en in de veronderstelling dat zij op l0oc wachtte, greep hij in zijn zak en haalde daaruit een goudstuk te voorschijn. De vrouw weerde zijn hand echter at en sprak op hartstochtelijker toon uit.- Geen geld, Percy, van u geen geld. Haar stem klonk thans niet krassend niet huiveringwekkend meer, er lag een toon van diepen weemoed in. Zij greep de hand, die zij zooeven had afgewezen en be dekte die met tranen en kassen. Een oogenblik later was zij in den ne vel verdwenen. Percy Mac Cartwight stond als aan den grond genageldeensklaps was het ge. heim hem opgehelderd, hij had zich den blik van die oogen herinnerd, hij had die stem herkend. Gwendoline! R. Nieuwsblad. Kleine oorzaken, groote g e v o 1 g e d. De Pransche wijsgeer Condorcet was door de hoofden der revolutie in het jaat 1793 tel dood veroordeeld, maar had zich door de vlucht aan de vervolging onttrok ken. Op zekeren dag kwam hij doodmoe in een herberg en bestelde eeu omelet. De herbergierster, die de bestelling zelf aan nam, vroeg hoeveel eieren zij moe3t ne men, en Condorcet, reeds weder in zijn gedachten verdiept, zonder in 't minst te vermoeden hoeveel eieren voor eenomme- let noodig ;,[wareD, antwoordde verstrooid: nu we zullen er maar een dozijn ne men, denk ik. Dit antwoord had tenge volge, dat de herbergierster hem verbaasd bekeek. Wat deze vagebond wilde een dozijn eieren voor een omelet? En hoe ver legen had hij geantwoord! Die man was zeker een vermoede aristocraat. Zij ijlde naar buiten, riep haar man en deze be werkte dadelijk de gevangeneming van zyn gast. Zonder zijn omelet zelfs gezien te hebben, werd hij weggesleept, op een boe renpaard gebonden en naar Bourg-la-Rei- ne gebracht. In de gevangenis viel hij van uitputiing in onmacht. Men liet hem lig gen, en toen men den volgenden dag zich zijner herinnerde, vond men hem dood. (Nieuw Leven.) Componisten veidriet. Een geniale en wegens zijn bijtenden spot tekende toondichter in Duitschland, gaf onlangs, zooals iemand weet te ver tellen in de yNeue Musikzeiting' de vol gende droge karakteristiek van cimpo- neeren. „Mnziek maken is een treurige bezigheid. Meestal valt iemand niets te binnen heeft men eens een mooie gedachte, dan heeft een ander die al eerder gehtd; krijgt men toch ten oorspronkelijk denkbeeld, dan is men juist op de tram of in den omnibus, waar zoen niet kan schrijven. Heeft men het echter opgeschreven dan neemt geen uitgever het ding. Neemt hij het toch, dan heeft hij geen honorarium. Is het eindelijk gedrukt, dan wil geen mensch het koopen loopt iemand er ech ter bij toeval in en koopt hij bet, dan kan hij het niet spelen, en kan bij het spelen, dan merkt hij al gauw, dat de jrgedachte*1 geatolen is, en dat ver telt hij dan rondneen, componeeren is een treurige bezigheid!' lüïfüig B Ter Courantdrukkerij B an j. Winkel üfl g^Ü9 worden alle Druk- werken billijk en HBBfli M spo@dig afgeleverd, BBBBH Snelpersdruk van J. Winkel, Sehagen. iiui v. if utiHïLl. j Deurwaarder te Sr. t

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 6