EEN STIEFMOEDER.
Gemengd Nieuws.
Een gravenschender.
-Een duel met torpedp's.
Dr. Tanner, een der Iersche parle
mentsleden, heeft een zeer vermakelijk
antwoord gezonden aan den majoor Jo-
nes van het Engelsche leger, die met
hem duelleeren wilde.
De heer Tanner had verleden week
gevraagd in het parlement, of het waar
was, dat Z. K. H. de hertog van Cam-
bridge zijn ontslag gevraagd had als op
perbevelhebber van het Britsche le
ger.
Men wenscht in Engeland sinds lang
dat de bejaarde oom der koningin ont
slag nemen zal.
De vraag was volstrekt niet onge
oorloofd, maar majoor J. Jones vatte
die op als een beleediging aan het le
ger, seinde aan dr. Tanner
„In antwoord op uw verachtelijke
vraag omtrent hertog van Cambridge,
noem ik u een lafaard. Zeer aangenaam
zal het mij zijn u satisfactie te geven
aan de andere zijde van het Engelsche
Kanaal. Ik kies pistolen.
J. Jones, Majoor.
Dr. Tanner zond onmiddellijk het vol
gend antwoord s
Uw uitdaging ontvangen. Ik zal u
morgen (Dinsdag) avond ontmoeten te
Konstantinopel. Ik verkies torpedo's.
Buitengesloten zijn waterpijp-stoomke
tels. Openbaarheid strikt verboden.
Tanner.
Het is bij plaatselijke
verordening te Lubeck verboden re
devoeringen aan het graf door anderen
dan door de geestelijkheid te doen houden.
Een kind uit een arm gezin werd be
graven en de geestetelijke liet zich
wachten. De moeder wilde niet, dat
haar kind zonder gebed aan de aarde
zou worden toevertrouwd en prevelde
een psalm uit haar kerkboek.
Zij is veroordeeld tot 2 mark boete
of 1 dag hechtenis.
Het is niet te gelooven
gehate kerkelijk politieke wetten in Hon
garije aangenomen. Zelfs het meest bestre
den gedeelte, de erkenning ran den jood- j
schen godsdienst werd, hoewel met gerin
ge meerderheid, door de Magnaten Kamer
goedgekeurd. Binffij kan terreden zijn en
Rome, oc1', onder een lief gezicht zal 't
zijne ergenis verkroppen. Toch is en blijft
de ontkcooping van dit politieke spel met
al zijne verrassingen een nederlaag voor', de
clericale politiek.
't Gaat Rome bij zijne meest begun
stigde lsnden, fijn troetelkinderen, waar
het ter eenigen tijd op hoopt te kannen
rekenen, niet naar den wind. Ook in
FRANKRIJK, doen zich moeielijkheden
voor.In Fianhrgk, waarvoor het zijn monar
chaal beginsel opoflerde, waar het zooveel
warme aanhangers zoosl niet vervreemdde,
dan toch teleurstelde, gaan de zaken ver
re van voor den wind.
In Frankrijk is besloten eeue belasting
te heffen van goederen van kerkelijke
vereenigingen. Zeer billijk znlt gij mis
schien zeggen, waarde lezer. Waar men
volop geniet van alles wat door den staat
voor het welzijn en nut, de veiligheid en
den vooruitgang wordt gedaan, daar is het
billijk, dat ook de geestelijke instellingen
even als de gewone burger, die ten min
ste nog voor zijne belastingen moet draven
en slaven en zwoegen en zweeten, hatr
schot en lot betalen.
Do talrijke kloosters, rijk door schen
kingen en erflatingen, denken er eehter an
ders over. Reeds werden door de bis
schoppelijke herders bijeenkomsten geh .u-
den, om maatregelen tegen de verfoeielij-
ke wet te beramen. In Rome wenscht men
echt r op vriendschappelijken voet metFrank-
ryk te blijven, daarom heeft Kardinaal
Ram polls een schrijven aan den aartsbis
schop van Tours gericht, waarin hij zegt
dat de kwestie der belasting op de geeste
lijke goederen zser delicaat is, en daar
om de bisschoppen aanraadt in kalmte
den toestand te beschouwen, geene voor
barige beslissing te nemen, en eene ge
meenschappelijke gedragslijn te volgen.
Dit schrijven werkte als een stortbad op
de opgewonden prelaten. Het slot van 't
lied zal wel zijn, dat de beweging haar
eigen dood zal sterven, en wat voor de
Fransche regcering en de belastingbetalende
burgers het voornaamste is, dat de kerke
lijke vereenigingen zich aan de staatswet
ten zullen onderwerpen, en ook het hare
bijdregen, ten algemeeDe nutte. Misschien,
om toch nog eenigen schijn van zelfstan
digheid te bewaren, zullen enkele geestelijke
zusters zich blijven verzetten, daar allicht
de regeericg tegen de zwakke secte niet
met al hare gestrengheid zal optreden.
't Kan verkteren, zegt Brederoo. Yoor
weinige jaren werden zelfs de minste ingrij
pingen van het wereldlijk gezag tegen
het Katholicisme en zijne instellingen
aan den scherpsten critiek onderworpen en
de geloovigen openlijk aangespoord, om
zich tegeD, zij het dan ook lijdelijk, de
gehate republiekijnsche wetgeving te ver
zetten. En nu, men slikt de bitterste pil,
zelfs zonder verguldsel, en zet daarbij nog
een tamelijk vriendelijk gezicht. De toe
komst zal eenmaal openbaren, waaraan wij
deze wonderlijke gedragslijn te danken
hebben.
plaatsen nit dit lijden in het gelak
Waarom niet?ja.... Ik ben alleen
op de wereld en de eenzaamheid, waarin
ik leef drukt mij neerIk ben rijk.....
en veronderstel eensZij kleurde toch,
terwijl ik haar aanzag.
Wind, regen, sneeuw, natte nevels, kor
te dagen, een lage, sombere hemel, geen
achakeering in het landschap, de rivier en *de 8tiefm0°der van
rolt moeizaam zijn troebel water voort ,g ds naam van de 0nge-
de maand des doods, December. Aan de lnkki kleioe blondine ,tond een man
zwarte boomen, aan de zwarte takken, =d'en ^hoorteen geleund, een man,
beeft en be-weegt zich een laatste blad ,eef(ijd moeielyk kon
de velden zijn overstroomd, het gru bee t karakter niet op het
gelaat te lezen stond, maar die eer onder
scheen dan jong, terwijl *ijn gelaat eer
afkeer din sympathie wekte.
„Maar,' zaide de vader, „zij is nog niet
ond genoeg!"
„Over een maand is zij zeventien en een
half.»
een vnil groene kleur, de wegen zijn ver
dwenen onder een laag moddermelancho
liek weer, dat in de ziel een soort mist
te voorschpn roept.
Alleen voor den eeuzimen haard geze-
teD, voelde ik mij meer dan ooit verla
ten. De stem van den wind, het eentoonige
geluid van den stortregen tegen de ruiten
en het onafgebroken geloei van het bosch
het knappende vuur, dat alles oefende een
grooten, onweerstaanden invloed op mij uit.
Mijn oogen waren strak op de stukken
brandend hout gevestigd en onbewust
trachtte ik mij aan de eenzaamheid te
ontrukken. En droomeud, mijmerend, be
goochelend, ontwikkelde zich voor mijn
dwaze verbeelding tusschen de glimmende
houtblokken en de blauwachtige vlamme
tjes een vreemd tafereel
„Maar
.Ik?.
In een onbekende stad, een heel
kleine stad, ver van hier, maar toch ook
weer niet al te verwoont een jong meis
je, een kind bijna nog, zeventien jaar,
misschien nog niet eens. In haar gebeele
verschijning lag de geschiedenis geschreven
van een ongelukkig kind. Haar moeder
was doodhaar vader is hertrouwdhaar
stiefmoeder is streng en hardvochtig,
's Morgens en 's avonds en zoo dikwijls
zij haar in den weg komt slsat zij haar;
'b avonds, na haar gebed, weent zij zich
in slaap, gedurende lange nren, haar klein
onschuldig, blond hoofdje in het kussen
verbergend.
Hoe zoo eensklaps mijn opmerkzaam
heid op haar gevestigd werd Ik weet het
niet.
Maar nooit kon ik haar zien, zonder
haar ta beklagen, haar te beklagen zon
der iets anders voor haar te gevoelen,dan
medelijden. Ik informeerde eens naar
haar.
O 1 ja, zeker 1 mijnheer, zij is on
gelukkig 1' zeiden mij de boren„zij is
diep te beklagen, het arire kind! Zij
wordt geslagen en gestompt, en daarbij
overladen met werk, het schaap. Men
laat haar alles doen Eu dan gteo eten
O, zij weent dikwijls en met re
den 1"
Op dit oogenblik ging het meisje voor
bij. Het was bleek en om de oogen had
het blauwe kringen het had geweend.
Zij sloeg haar oogen op en toen zij
mijn blik op zich gevestigd zag, kleurde
zij.
Ik dacht bij mij zelf
Ziedaar nu een schepsel, dat bijna niet
ongelukkiger kan worden. En tevens is
het een der mooiste meisjes, die men
ooit gezien heeft, onschuldig en schoon als
een nimf, een vrouw die aangebeden moest
worden 1
Ach, indien men haal eens kon ver
van 50.000 gulden."
„En wie is de kooper?"
„Raden moet ge, mijn PreciosaI*
„Dat kan ik niet."
„Denk maar na. Ik zal je helpen. Het is
een oude vrijer."
„Deskow?"
.Juist geraden en wat hel best is in
Mei gaan wij allen naar buiten gij ik
Pia en Else. Pat wil zeggen, voorloogig is
dat nog een geheim voor Else. De graaf
heelt het mg in vertrouwen verteld. Alzoo
mondje dishtl'
Hij legde den vinger op de lippen, terwijl
Aoni nadenkend voor zich uitzag.
„Deskow is toch een zonderling, bij al
zijn aangename karaktertrekken. Yoor ons
genoegen heeft hjj toch Btlgen Diet gekocht
6D hij heeft nog nooit iets aan landbouw
gedaan."
„Maar, lief klein, dom wijfje, merkje dan
de bedoeling niet
„Neen."
„Het is slechts ter wille van. Else 1 De
graaf verkrijgt door zijn handelwijze, dat
Else het graf harer moeder weer zal kunnen
bezoeken.
„Wonderlijk."
„En toch verklaarbaar, wanneer men
weet, dat de oude heer nu reeds sedert ve
le jaren Else als waarachtig vaderlijke
raadgever en hulp ter zijde staat. Ik dacht
dat wij toch wel de edele gevoelens kenden,
die de graaf voor Else koestert; wij kunnen
van hem leeren Aoni, om te betrachten al
wat goed is."
„Voor alles het volharden in iets,"schert
ste Anni. „En de achting vooreen door het
gij
Wat beteekent datde wet
verzet er zich niet tegen 1 \indt ge het
niet genoeg Mijn la<tste woord 50.000
francs voor u, als ge toestemt. Maar dan
is zij als dood voor u-"
„Goed 1' klonk het nit beider mond.
En de handel want dit scheen het
te zijn, eindigde met de opmerking van
den vader
„De burgemeester is uw bloedverwant,
wij kunnen dos op hem rekenen
Beslist.
In de oogen der vrouw schitterde een
hebzuchtige glans.
„Wil ik haar eens hier roepen P'
„Heel goed 1"
„Berthe 1" riep de vronw.
„Berthe 1' herhaalde haar vader, „hier
is een he^r, die je ten huwelijk vraagt,
je trouwt met hem binnen ten maand.'
Het kind beefde, terwijl zij den man
beschouwde, die haar echtgenoot zou wor
den. Ouder den vorscheudtn blik, die den
hare kruiste, verbleekte zij, ging eenige pas
sen achtnit, bedekte haar gelaat met de
handen en begon te weenen.
„Stommerik!* siste haar stiefmoeder tus-;
schen de tanden, terwijl zij haar een stomp
in den rug gaf; „je verdient zulk een lot
niet, je weet het niet te waardeeren. Ver
dwijn
Zij duwde haar ruw naar de deur, ter
wijl zij den grimmigen blik van den
vreemdeling niet opmerkte. Het kind
haastte zich, naar baar armzalig kamertje
te gaan, en weende langen tijd bij de ge
dachte aan haar toekomst, aan den mau,
die haar schrik inboezemde.
Zou het niet verkieselijker zijn, dood te
wezen, dan de vroaw te worden van zulk
een mensch
Dood! o, wat zou zij dan gelukkig zijn!
Wat zou zij het heerlijk vinden, onder de
groene zoden te rusten, bij haar moeder,
onder de geurende bloemen van het kerk
hof!
Maar neen, om te sterven was zij te
zwak,tv vreesachtig,zij zou de vrouw worden
van dien onbekenden man, wiens uiterlijk
haar meer en meer verontrustte.
De koop was gesloten.
Het was een vreemdsoortig huwelijk, dat
een maand later gesloten werd. De bruide
gom had niet één bloedverwant, niet ééo
vriend. Twee getuigen slechts van de zijde
van het bruidje. De burgemeester haastte
zich bij het voltrekken der huwelijksfor
maliteiten, hij rammelde de trouwartikelen
ongeluk vervolgde vrouw 1"
„Gij ziit mijn goede, lieve oude en Diets
ligt verder van mij verwijderd, dan uw
onden heer en vriend niet naar waarde te
willen schatten waaraan slechts oud tyn
de haren, overigens is hij nog op 6n top
een gentleman, en weet zich nog uitstekend
te kleeden."
„Bidaar even, anders zou de generaal
nu voor den majoor nog gevaarlijk wor
den
t
Aan eeD met acten, registers en brieven
bedekte tafel zat de derectrice van bet Au-
gosta-Ziekenhuis. Zij had juist zooeven een
rondgang gemaakt met den dokter. Loos,
door alle ziekenkamers en barakken en was
nu van plan haar schrjjfwerk ter hand te
nemen. Het was een met bloemen opge
sierde vriendelijke kamer, waarin Else baar
verblijf hield. De inrichting was eenvoudig
maar soliede. Een paar eikenhouten tafels,
een met leder bekleede sofa, twee leun
stoelen, en Dog eenige kleinigheden. Alles
echter was een toonbeeld van orde en net
heid.
Over rekeningen en brieven gebogen,
werd zij door een kloppen aan de deur
opgeschrikt en ging evenwel nog een oo
genblik met haar werk door, nadat zij reeds
binnen* geroepen had. De deur werd ge
opend en een beer trad binnen, wiens blik
zich vriendeli,k vestigde op de werkzame
vrouw. Er lag een trek van weemoed over
de mannelijke trekken van don grijzen mau
met de heldere oogen. Bij bleef bewegingloos
aan den ingang staan.
Nu hief de directrice het hoofd op.
„Wel zoo, waarde graaf, zijt gij het
riep zij, „vergeef mjj, wanneer ik onbeleefd
was! U had ik op dit uur zeker niet
verwacht."
Zy was opgestaan en hem tegemoet ge
treden en reikte hem de hand, die hg aan de
lippen bracht.
„Ga bg mg zitten en zeg mg dan, wat n
op zoik een ongewoon nor tot mg voert.
Ziet ge, nu ben ik werkelgk nieuwsgierig,
en dat wel eeo vronw, die zulk eeu ernstig
beroep heeft," voegde zy er glimlachend
bg.
„Sedert negen jaar kom ik voor de eerste
maal, op een buitengewoon nor, waarin de
vrienden o gewoonlijk niet bezoeken; gg
heb. Hij zou echter wel andere wegen in
slaan om uw verblgf op te sporen en dan
- er zgn reeds tien jaar verloopen, Sedert
hg u achter liet
„Ik gevoel wat uw mond verzwijgt 1 Ik
zelf geloof niet dat hg leeft, kan niet ge-
looven, dat hij mij zulk eeu laDgen tijd zon
der tgding omtrent hem zou gelaten hebben
en niet een enkele maal naar zijn kind ge
af en de bruidegom mompsldeizoo binnens
monds, dat men niet eens had kunnen ver
staan, hoe oud hij was. Was het vijf en
veertig, vijf en vijttig, vijf en zestig of ouder
Men wist het niet; en niemand scheen
nieuwsgierig het te willen weten. Iu ieder
geval was hij ond en zijn uiterlijk werd
voortdurend onaangenamer.
Een vreemdsoortge glimlach vloog over
zijn gelaat - de plechtigheid was afgeloop >n
zij waren verbonden de oude man en de
jonge blondine.
En denzelfden avond - vreemd! O,hoe lan
ger hoe vreemder vertrok hij. Zijn schoon
vader biacht hem naar net station.
„Zij moet den ochtendtrein van acht uur
nemen, overmorgen," zeide hij. „Dan komt
zij 's avonds om tien our aaD; men zal er
voor zorgen, dat zij een coupé geheei alleen
heelt, heb je alles goed begrepen?'
„Heel goed!"
En de man sprong, niettegenstaande zijn
oud uiterlijk vlug in den wagon.
Het landschap, dat de trein doorsneed,
was bedekt mst sneeuw. In een afzonder
lijke conpé zat een jong meisje, teer en
bleek zij weende zachtjes voor zich heen;
het was Berthe.
De sombere dag heeft het in snelheid
van den trein gewonnen en op het eindstation
meet men haar wakker maKen, daar zij
vermoeid van het weenen, is ingeslapen,
't Is tien uur. De blondine stapt uit.
Aan het station wordt zij opgewacht door
iemand, in een groote jas gewikkeld.
„Mevrouw A,.,?«
„Jawel I* antwoordt zij.
Hij zegt verder geen woord, maar
verzoekt haar met een beweging
van de hand in het gereedstaan
de rijtuig te stappen en hossend
en stootend vliegt het voertuig over den
hobbeligen landweg.
Na twee uren houdt de koetsier de paar
den ir, springt van den bok, helpt haar
uitstappen en haar op een licht wijzend aan
het einde van een beukenlaan, zegt hij
„Daar is het, goeden avond 1'
Hij liet zijn paard de zweep voelen en
Berthe blijft alleen verschrikt te midden
op den besneen wden weg staan.
Wat is het koud en wat is zij bang
De boomen van de allée staan onbewe
gelijk in 't gelid als reusachtige soldaten,
geen geluid wordt vernomen en de stra
len van het licht schijnen haar toe te
roepen
„'t Is hier warm en ge behoeft niet
bang te zijn. Kom hier
Woont daar de man niet, met het som
bere, vreesaanjagende voorkomen, van wien
zij de vrouw is Besluiteloos staat zij tus-
schen de vrees voor de sombere eenzaam
heid en de vrees voor hem.
De koude wordt nijpender. Met kleine
passen nadert zij het huis, gaat de stoep
op en schelt schuchter aan, heel schuch
ter.
Maar hoe zacht ook, 't is voldoende,
de deur wordt haastig open gedaan.
Je moet wel kond zijn, arme kleine
riep een mannestem vol teederheid. En
twee armen omhelsden de kleioe blondine,
in een klein salon, keurig gemeubileerd,
waar een heerlijk vuur brandde en de geur
van thee het vertrek vervulde.
Uitgeput van koude, vermoeienis en angst
sluit zij de oogen en geeft zich geheel
over aan de zorgen van den man, die haar
haastig van hced en mantel ontdoet en
haar bij het vuur trekt- Oogen-
blikkelijk trekt hij haar natte schoenen
uit en wrijft tusschen zijn warme handen
haar verkleumde vingers, schenkt haar een
kop warme th e in en laat haar die in
kleine teugen uitdriuken, aldoor spekend,
met zijn zware basstem, maar zoo teeder
„O, ik smeek je, wees niet aoo treurig
ik zal je leven opvroolijken,.-.. want ifc
zal je beminnen...'
Zij wendde zich af en stond een oogen.
blik onbeweeglijk. Maar plotseling,.. God 1
wat was dat?... Hij is opgestaan en zij
ziet hem met onzetting aan. Zijn baard
is op den grond gevallen, in zijn hand
houdt hij de grijze pruik, die bg thanj
wegwerpt, hij heeft een gezonde kleur en
zijne lachende mond laat twee rijen witte
tanden zien. Zijn haar is zwart, hij js
jong
„Vergiffenis, lieve Berthe! Ik heb je
bedrogen. Hier zie je mij, zooals ik
werkelijk ben, niet oud, maar jongl"
„Ik bemin je, zooals je was, uit dank
baarheid," zeide zij met eene boogroode
kleur. „Thans zal ik je beminnen
uil liefde!' zeide hij glimlachend en haar
aan zijn borst drukkend.
„Lieve, kleine, beminde vrouw, kleine
aangebeden Berthe!'
Ik opende mijn oogen en ontwaakte geheel
onthutst, ternggestooten in mijn eenia»m.
beid. Ik zat nog voor den haard, die »as
uitgegaan, het was kond en nog eenzamer
in mijn kamer dan vroeger ik hadgg.
d r o o m d.
Een beeld der toekomstl
TooneelEen schoollokaal iu het jaar
1900. Onderwijzer tot een pas toegelaten
leerling: Jan, hebt ge een pokken-
briefje Ja, meneer 1 Zijt gij tegen
kroep ingeënt? Ja, meneer! Zijt
gij tegen cholera ingeënt Ja, meneer
Hebt gij een schriftelijk bewijs, dat
gij voor kinkhoest, mazelen en roodvonk
onvatbaar gemaakt zijt Ja, meneer 1
Hebt ge uw eigen glas? Ja, meneerI
Belooft gij, geen sponsen met den
jongen, die naast u zit, te verruilen en
nooit een andere griffel te gebruiken dan
de uwe Ja, meneerVindt ga
het goed, dat eens per week uw boeken
met zwavel gezuiverd eu uw kleeren met
besprenkeld
Jan,
worden Ja,
vraagd zou hebben. Wanneer het Gods wil
is, zal ik ook verder deze onzekerheid moe- en goe(* en niettegenstaande al de tranen,
ten dulden." die zij reeds vergoten heeft, begint zij te
„Else wilt gg dan nooit weenen.
„Spreek het maar uit. wat wg zonder blo
zen elkander zeggen kunnen," viel zg hem
Eindelijk kalmer gewordeD, ziet zij haar
echtgenoot aan. Hij ziet er nog juist zoo uit
iD de rede. „Ja ik zie wel, dat gg ook sinds ajs 0p den trouwdag, maar de uitdrnkkiug
al die jaren Igd» onder deze omstandigheden. zbn ge]aat djen haar toen verschrikte,
Maar ik kan niet anders handelen, zooals rk verdw5enen. Zijn oogen hebben een melan-
oorstzak een courant,
en reikte haar dien
omstreepte adver-
1 hebt zeer veel recht om nieuwsgierig te zyn.
Ik kom inderdaad voor een bgzondere
zaak."
Hg nam nit zgn
vouwde dien open
over.
„Lees de met rood
tentie."
„Dat is mg onverklaarbaar," wendde Else
zich tot graaf Deskow, „wat wil men van
mg, waartoe wenscht men ragn adres Ik
Ik ken niemand in New-York en mgn
God, zon het Charlj zgn, die mij zoekt
voegde zg er zacht en sidderend bg.
„Ik zal niet loochenen, dat ik op het
eerste oogenblik dezelide gedachtte gehad
deed en doe."
Een oogenblik aarzelde zg, maar daarna cholieke uitdrukking en terwijl hij zich naast
noot» not'orn'or rroot hu vrr»r»v»t »v->nf an*«ba>i
ging zij voort:
„En gij, niet waar, graaf, gij blgft mijn
vriend en raadsman, ook wanneer het nood
lot niet die wenschen en verwachtingen in ver
vulling brengt, waatover in deze Degen jaren
met geen woord gesproken is. En toch
Zg zweeg.
„En toch," zeide de graaflangzaam, „kun
nen deze wenseben en verwachtingen niet
opbonden, mgn hart te vervullen I Vergeef mg
wanneer ik doelloos oen vraag aanroer, waar
over gg reeds ten volle nwe overtuiging hebt
te keonen gegeven.
„Keeren wg terug tot onze advertentie.
Wilt gg mg de verdere aangelegenheden op
dragen? Wie weet of het geen ouden erfoom
van u is, die verlangst naar zgn nichtje
krijgt," voegde hg er droef lachend aan toe.
„Mg zou eeu erfenis niet gelukkig kan
nen maken en Pia is heden een goede par
ty geworden, daar zg de famifie von Ein-
haus, Ach! bet komt mg somB zoo onbe-
grijpelyk voor, dat ik een dochter heb van
13 jaar? Maar zorgt gg, als ge zoogoed
wilt zgn, dat deze zaak ten einde komt. Ook
hierin hebt gg mgn onbeperkt vertronwen."
Pe graaf was heengegaan en stond nog
daar waar zg hem kon nazien.
„Doe ik recht, wanneer ik deze edelen
troawoo man Igden laat? Het gerecht kan
mjj mgne vryheid goven, mgn geweten,
mgn overtuiging kunnen dat niet!"
Wordt vervolgd.
haar nederzet, giat hij voort met spreken,
met een bewogen stem, die een vreemd,
ongekend gevoel haar hart doet binnen
sluipen.
Hij vraagt exenus, bijna fluisterend, haar
jeugd aan zijn ouderdom verbonden te heb
ben. Maar hij had gezien, dat zij ongelukkig
was en hij had haar willen ontrukken aan de
hel, waarin zij leefde.
Hij verwachtte niet bemind te wordeD..
hij was te ond... maar als zij hem een
weinig vriendschap wilde schenken.:., hij
is altijd zoo alleen geweest. En zoo ging
hij voort langen, langen tijd en zijn stem
wrrd hoe langer hoe teederder. Zij zou
vrij zijn na zijn dood en rijk... hij zou voor
haar een vader zijn, niets dan een vader.
M as zij thuis ooit zoo teeder behandeld?
Haar hart liep over. En terwijl hij sprak
zag zij hem aan en zij vond, dat hij er
minder verschrikkelijk uitzag dan voorheeD,
niet zoo oud, maar ongelukkig!
Hij vertelde haar wat hij gedaan had,
om haar te verkrijgen, om haar zoo niet
gelukkig dan toch het leven dragelijker
te maken. Hij gevoelde zich vroeger zoo
ongelukkig en zij wist wel, wat dat zeg
gen wilde, want zij was immers zelf on
gelukkig geweest!
Zij kon zich niet langer bedwingen, lag
de hand op zijn schouder en fluisterde:
chloorkalk
meneerJan, ge bezit alles, wat d»
moderne hygiène verlangt? Stap over dien
draad, ga op die geïsoleerde aluminium
bank zitten en uw rekensommen maken.
In November van het vorig jaar werden
de inwoners der gemeente Mettmann bij
Etberfeid tut diepe verontwaardiging ge
prikkeld door een reeks gevallen van schen
ding der graven. Herhaaldelijk werden meeat
versche graven geopeud gevonden, de kis
ten waren vernield, de lijken van hunne
kleederen beroofd. Bij onderzoek bleek dat
deze misdrijven gepleegd werden door een
74-jarigen boerenarbeider, die de van het
kerkhof ontvreemde goedeten iu een koffer
op zijn kamer borg. De koffer had rreda
herhaaldelijk de aandacht getrokken door
zijn lijk- en grondlucht en leidde ten
slotte tot de ontdekking van den graven-
schender. Deze is thans door de rechtbank
te Elberfeld tot vier jaren tnchthuisstraf
veroordeeld. De man verklaarde, dat hij
de aardj op de kisten met de nagels weg-
krabde en schijnt een bijzondere voorliefde
voor gravenschending te hebben. Hij is
wegens een dergelijk feit reeds tweemalen
veroordeeld; de eerste maal lot tien, de
tweede tot twee jarea tuchthuisstraf.
Snelpersdruk van J. Winkel te Schagen.