EEN STIEFMOEDER. Gemengd Nieuws. Een gravenschender. -Een duel met torpedp's. Dr. Tanner, een der Iersche parle mentsleden, heeft een zeer vermakelijk antwoord gezonden aan den majoor Jo- nes van het Engelsche leger, die met hem duelleeren wilde. De heer Tanner had verleden week gevraagd in het parlement, of het waar was, dat Z. K. H. de hertog van Cam- bridge zijn ontslag gevraagd had als op perbevelhebber van het Britsche le ger. Men wenscht in Engeland sinds lang dat de bejaarde oom der koningin ont slag nemen zal. De vraag was volstrekt niet onge oorloofd, maar majoor J. Jones vatte die op als een beleediging aan het le ger, seinde aan dr. Tanner „In antwoord op uw verachtelijke vraag omtrent hertog van Cambridge, noem ik u een lafaard. Zeer aangenaam zal het mij zijn u satisfactie te geven aan de andere zijde van het Engelsche Kanaal. Ik kies pistolen. J. Jones, Majoor. Dr. Tanner zond onmiddellijk het vol gend antwoord s Uw uitdaging ontvangen. Ik zal u morgen (Dinsdag) avond ontmoeten te Konstantinopel. Ik verkies torpedo's. Buitengesloten zijn waterpijp-stoomke tels. Openbaarheid strikt verboden. Tanner. Het is bij plaatselijke verordening te Lubeck verboden re devoeringen aan het graf door anderen dan door de geestelijkheid te doen houden. Een kind uit een arm gezin werd be graven en de geestetelijke liet zich wachten. De moeder wilde niet, dat haar kind zonder gebed aan de aarde zou worden toevertrouwd en prevelde een psalm uit haar kerkboek. Zij is veroordeeld tot 2 mark boete of 1 dag hechtenis. Het is niet te gelooven gehate kerkelijk politieke wetten in Hon garije aangenomen. Zelfs het meest bestre den gedeelte, de erkenning ran den jood- j schen godsdienst werd, hoewel met gerin ge meerderheid, door de Magnaten Kamer goedgekeurd. Binffij kan terreden zijn en Rome, oc1', onder een lief gezicht zal 't zijne ergenis verkroppen. Toch is en blijft de ontkcooping van dit politieke spel met al zijne verrassingen een nederlaag voor', de clericale politiek. 't Gaat Rome bij zijne meest begun stigde lsnden, fijn troetelkinderen, waar het ter eenigen tijd op hoopt te kannen rekenen, niet naar den wind. Ook in FRANKRIJK, doen zich moeielijkheden voor.In Fianhrgk, waarvoor het zijn monar chaal beginsel opoflerde, waar het zooveel warme aanhangers zoosl niet vervreemdde, dan toch teleurstelde, gaan de zaken ver re van voor den wind. In Frankrijk is besloten eeue belasting te heffen van goederen van kerkelijke vereenigingen. Zeer billijk znlt gij mis schien zeggen, waarde lezer. Waar men volop geniet van alles wat door den staat voor het welzijn en nut, de veiligheid en den vooruitgang wordt gedaan, daar is het billijk, dat ook de geestelijke instellingen even als de gewone burger, die ten min ste nog voor zijne belastingen moet draven en slaven en zwoegen en zweeten, hatr schot en lot betalen. Do talrijke kloosters, rijk door schen kingen en erflatingen, denken er eehter an ders over. Reeds werden door de bis schoppelijke herders bijeenkomsten geh .u- den, om maatregelen tegen de verfoeielij- ke wet te beramen. In Rome wenscht men echt r op vriendschappelijken voet metFrank- ryk te blijven, daarom heeft Kardinaal Ram polls een schrijven aan den aartsbis schop van Tours gericht, waarin hij zegt dat de kwestie der belasting op de geeste lijke goederen zser delicaat is, en daar om de bisschoppen aanraadt in kalmte den toestand te beschouwen, geene voor barige beslissing te nemen, en eene ge meenschappelijke gedragslijn te volgen. Dit schrijven werkte als een stortbad op de opgewonden prelaten. Het slot van 't lied zal wel zijn, dat de beweging haar eigen dood zal sterven, en wat voor de Fransche regcering en de belastingbetalende burgers het voornaamste is, dat de kerke lijke vereenigingen zich aan de staatswet ten zullen onderwerpen, en ook het hare bijdregen, ten algemeeDe nutte. Misschien, om toch nog eenigen schijn van zelfstan digheid te bewaren, zullen enkele geestelijke zusters zich blijven verzetten, daar allicht de regeericg tegen de zwakke secte niet met al hare gestrengheid zal optreden. 't Kan verkteren, zegt Brederoo. Yoor weinige jaren werden zelfs de minste ingrij pingen van het wereldlijk gezag tegen het Katholicisme en zijne instellingen aan den scherpsten critiek onderworpen en de geloovigen openlijk aangespoord, om zich tegeD, zij het dan ook lijdelijk, de gehate republiekijnsche wetgeving te ver zetten. En nu, men slikt de bitterste pil, zelfs zonder verguldsel, en zet daarbij nog een tamelijk vriendelijk gezicht. De toe komst zal eenmaal openbaren, waaraan wij deze wonderlijke gedragslijn te danken hebben. plaatsen nit dit lijden in het gelak Waarom niet?ja.... Ik ben alleen op de wereld en de eenzaamheid, waarin ik leef drukt mij neerIk ben rijk..... en veronderstel eensZij kleurde toch, terwijl ik haar aanzag. Wind, regen, sneeuw, natte nevels, kor te dagen, een lage, sombere hemel, geen achakeering in het landschap, de rivier en *de 8tiefm0°der van rolt moeizaam zijn troebel water voort ,g ds naam van de 0nge- de maand des doods, December. Aan de lnkki kleioe blondine ,tond een man zwarte boomen, aan de zwarte takken, =d'en ^hoorteen geleund, een man, beeft en be-weegt zich een laatste blad ,eef(ijd moeielyk kon de velden zijn overstroomd, het gru bee t karakter niet op het gelaat te lezen stond, maar die eer onder scheen dan jong, terwijl *ijn gelaat eer afkeer din sympathie wekte. „Maar,' zaide de vader, „zij is nog niet ond genoeg!" „Over een maand is zij zeventien en een half.» een vnil groene kleur, de wegen zijn ver dwenen onder een laag moddermelancho liek weer, dat in de ziel een soort mist te voorschpn roept. Alleen voor den eeuzimen haard geze- teD, voelde ik mij meer dan ooit verla ten. De stem van den wind, het eentoonige geluid van den stortregen tegen de ruiten en het onafgebroken geloei van het bosch het knappende vuur, dat alles oefende een grooten, onweerstaanden invloed op mij uit. Mijn oogen waren strak op de stukken brandend hout gevestigd en onbewust trachtte ik mij aan de eenzaamheid te ontrukken. En droomeud, mijmerend, be goochelend, ontwikkelde zich voor mijn dwaze verbeelding tusschen de glimmende houtblokken en de blauwachtige vlamme tjes een vreemd tafereel „Maar .Ik?. In een onbekende stad, een heel kleine stad, ver van hier, maar toch ook weer niet al te verwoont een jong meis je, een kind bijna nog, zeventien jaar, misschien nog niet eens. In haar gebeele verschijning lag de geschiedenis geschreven van een ongelukkig kind. Haar moeder was doodhaar vader is hertrouwdhaar stiefmoeder is streng en hardvochtig, 's Morgens en 's avonds en zoo dikwijls zij haar in den weg komt slsat zij haar; 'b avonds, na haar gebed, weent zij zich in slaap, gedurende lange nren, haar klein onschuldig, blond hoofdje in het kussen verbergend. Hoe zoo eensklaps mijn opmerkzaam heid op haar gevestigd werd Ik weet het niet. Maar nooit kon ik haar zien, zonder haar ta beklagen, haar te beklagen zon der iets anders voor haar te gevoelen,dan medelijden. Ik informeerde eens naar haar. O 1 ja, zeker 1 mijnheer, zij is on gelukkig 1' zeiden mij de boren„zij is diep te beklagen, het arire kind! Zij wordt geslagen en gestompt, en daarbij overladen met werk, het schaap. Men laat haar alles doen Eu dan gteo eten O, zij weent dikwijls en met re den 1" Op dit oogenblik ging het meisje voor bij. Het was bleek en om de oogen had het blauwe kringen het had geweend. Zij sloeg haar oogen op en toen zij mijn blik op zich gevestigd zag, kleurde zij. Ik dacht bij mij zelf Ziedaar nu een schepsel, dat bijna niet ongelukkiger kan worden. En tevens is het een der mooiste meisjes, die men ooit gezien heeft, onschuldig en schoon als een nimf, een vrouw die aangebeden moest worden 1 Ach, indien men haal eens kon ver van 50.000 gulden." „En wie is de kooper?" „Raden moet ge, mijn PreciosaI* „Dat kan ik niet." „Denk maar na. Ik zal je helpen. Het is een oude vrijer." „Deskow?" .Juist geraden en wat hel best is in Mei gaan wij allen naar buiten gij ik Pia en Else. Pat wil zeggen, voorloogig is dat nog een geheim voor Else. De graaf heelt het mg in vertrouwen verteld. Alzoo mondje dishtl' Hij legde den vinger op de lippen, terwijl Aoni nadenkend voor zich uitzag. „Deskow is toch een zonderling, bij al zijn aangename karaktertrekken. Yoor ons genoegen heeft hjj toch Btlgen Diet gekocht 6D hij heeft nog nooit iets aan landbouw gedaan." „Maar, lief klein, dom wijfje, merkje dan de bedoeling niet „Neen." „Het is slechts ter wille van. Else 1 De graaf verkrijgt door zijn handelwijze, dat Else het graf harer moeder weer zal kunnen bezoeken. „Wonderlijk." „En toch verklaarbaar, wanneer men weet, dat de oude heer nu reeds sedert ve le jaren Else als waarachtig vaderlijke raadgever en hulp ter zijde staat. Ik dacht dat wij toch wel de edele gevoelens kenden, die de graaf voor Else koestert; wij kunnen van hem leeren Aoni, om te betrachten al wat goed is." „Voor alles het volharden in iets,"schert ste Anni. „En de achting vooreen door het gij Wat beteekent datde wet verzet er zich niet tegen 1 \indt ge het niet genoeg Mijn la<tste woord 50.000 francs voor u, als ge toestemt. Maar dan is zij als dood voor u-" „Goed 1' klonk het nit beider mond. En de handel want dit scheen het te zijn, eindigde met de opmerking van den vader „De burgemeester is uw bloedverwant, wij kunnen dos op hem rekenen Beslist. In de oogen der vrouw schitterde een hebzuchtige glans. „Wil ik haar eens hier roepen P' „Heel goed 1" „Berthe 1" riep de vronw. „Berthe 1' herhaalde haar vader, „hier is een he^r, die je ten huwelijk vraagt, je trouwt met hem binnen ten maand.' Het kind beefde, terwijl zij den man beschouwde, die haar echtgenoot zou wor den. Ouder den vorscheudtn blik, die den hare kruiste, verbleekte zij, ging eenige pas sen achtnit, bedekte haar gelaat met de handen en begon te weenen. „Stommerik!* siste haar stiefmoeder tus-; schen de tanden, terwijl zij haar een stomp in den rug gaf; „je verdient zulk een lot niet, je weet het niet te waardeeren. Ver dwijn Zij duwde haar ruw naar de deur, ter wijl zij den grimmigen blik van den vreemdeling niet opmerkte. Het kind haastte zich, naar baar armzalig kamertje te gaan, en weende langen tijd bij de ge dachte aan haar toekomst, aan den mau, die haar schrik inboezemde. Zou het niet verkieselijker zijn, dood te wezen, dan de vroaw te worden van zulk een mensch Dood! o, wat zou zij dan gelukkig zijn! Wat zou zij het heerlijk vinden, onder de groene zoden te rusten, bij haar moeder, onder de geurende bloemen van het kerk hof! Maar neen, om te sterven was zij te zwak,tv vreesachtig,zij zou de vrouw worden van dien onbekenden man, wiens uiterlijk haar meer en meer verontrustte. De koop was gesloten. Het was een vreemdsoortig huwelijk, dat een maand later gesloten werd. De bruide gom had niet één bloedverwant, niet ééo vriend. Twee getuigen slechts van de zijde van het bruidje. De burgemeester haastte zich bij het voltrekken der huwelijksfor maliteiten, hij rammelde de trouwartikelen ongeluk vervolgde vrouw 1" „Gij ziit mijn goede, lieve oude en Diets ligt verder van mij verwijderd, dan uw onden heer en vriend niet naar waarde te willen schatten waaraan slechts oud tyn de haren, overigens is hij nog op 6n top een gentleman, en weet zich nog uitstekend te kleeden." „Bidaar even, anders zou de generaal nu voor den majoor nog gevaarlijk wor den t Aan eeD met acten, registers en brieven bedekte tafel zat de derectrice van bet Au- gosta-Ziekenhuis. Zij had juist zooeven een rondgang gemaakt met den dokter. Loos, door alle ziekenkamers en barakken en was nu van plan haar schrjjfwerk ter hand te nemen. Het was een met bloemen opge sierde vriendelijke kamer, waarin Else baar verblijf hield. De inrichting was eenvoudig maar soliede. Een paar eikenhouten tafels, een met leder bekleede sofa, twee leun stoelen, en Dog eenige kleinigheden. Alles echter was een toonbeeld van orde en net heid. Over rekeningen en brieven gebogen, werd zij door een kloppen aan de deur opgeschrikt en ging evenwel nog een oo genblik met haar werk door, nadat zij reeds binnen* geroepen had. De deur werd ge opend en een beer trad binnen, wiens blik zich vriendeli,k vestigde op de werkzame vrouw. Er lag een trek van weemoed over de mannelijke trekken van don grijzen mau met de heldere oogen. Bij bleef bewegingloos aan den ingang staan. Nu hief de directrice het hoofd op. „Wel zoo, waarde graaf, zijt gij het riep zij, „vergeef mjj, wanneer ik onbeleefd was! U had ik op dit uur zeker niet verwacht." Zy was opgestaan en hem tegemoet ge treden en reikte hem de hand, die hg aan de lippen bracht. „Ga bg mg zitten en zeg mg dan, wat n op zoik een ongewoon nor tot mg voert. Ziet ge, nu ben ik werkelgk nieuwsgierig, en dat wel eeo vronw, die zulk eeu ernstig beroep heeft," voegde zy er glimlachend bg. „Sedert negen jaar kom ik voor de eerste maal, op een buitengewoon nor, waarin de vrienden o gewoonlijk niet bezoeken; gg heb. Hij zou echter wel andere wegen in slaan om uw verblgf op te sporen en dan - er zgn reeds tien jaar verloopen, Sedert hg u achter liet „Ik gevoel wat uw mond verzwijgt 1 Ik zelf geloof niet dat hg leeft, kan niet ge- looven, dat hij mij zulk eeu laDgen tijd zon der tgding omtrent hem zou gelaten hebben en niet een enkele maal naar zijn kind ge af en de bruidegom mompsldeizoo binnens monds, dat men niet eens had kunnen ver staan, hoe oud hij was. Was het vijf en veertig, vijf en vijttig, vijf en zestig of ouder Men wist het niet; en niemand scheen nieuwsgierig het te willen weten. Iu ieder geval was hij ond en zijn uiterlijk werd voortdurend onaangenamer. Een vreemdsoortge glimlach vloog over zijn gelaat - de plechtigheid was afgeloop >n zij waren verbonden de oude man en de jonge blondine. En denzelfden avond - vreemd! O,hoe lan ger hoe vreemder vertrok hij. Zijn schoon vader biacht hem naar net station. „Zij moet den ochtendtrein van acht uur nemen, overmorgen," zeide hij. „Dan komt zij 's avonds om tien our aaD; men zal er voor zorgen, dat zij een coupé geheei alleen heelt, heb je alles goed begrepen?' „Heel goed!" En de man sprong, niettegenstaande zijn oud uiterlijk vlug in den wagon. Het landschap, dat de trein doorsneed, was bedekt mst sneeuw. In een afzonder lijke conpé zat een jong meisje, teer en bleek zij weende zachtjes voor zich heen; het was Berthe. De sombere dag heeft het in snelheid van den trein gewonnen en op het eindstation meet men haar wakker maKen, daar zij vermoeid van het weenen, is ingeslapen, 't Is tien uur. De blondine stapt uit. Aan het station wordt zij opgewacht door iemand, in een groote jas gewikkeld. „Mevrouw A,.,?« „Jawel I* antwoordt zij. Hij zegt verder geen woord, maar verzoekt haar met een beweging van de hand in het gereedstaan de rijtuig te stappen en hossend en stootend vliegt het voertuig over den hobbeligen landweg. Na twee uren houdt de koetsier de paar den ir, springt van den bok, helpt haar uitstappen en haar op een licht wijzend aan het einde van een beukenlaan, zegt hij „Daar is het, goeden avond 1' Hij liet zijn paard de zweep voelen en Berthe blijft alleen verschrikt te midden op den besneen wden weg staan. Wat is het koud en wat is zij bang De boomen van de allée staan onbewe gelijk in 't gelid als reusachtige soldaten, geen geluid wordt vernomen en de stra len van het licht schijnen haar toe te roepen „'t Is hier warm en ge behoeft niet bang te zijn. Kom hier Woont daar de man niet, met het som bere, vreesaanjagende voorkomen, van wien zij de vrouw is Besluiteloos staat zij tus- schen de vrees voor de sombere eenzaam heid en de vrees voor hem. De koude wordt nijpender. Met kleine passen nadert zij het huis, gaat de stoep op en schelt schuchter aan, heel schuch ter. Maar hoe zacht ook, 't is voldoende, de deur wordt haastig open gedaan. Je moet wel kond zijn, arme kleine riep een mannestem vol teederheid. En twee armen omhelsden de kleioe blondine, in een klein salon, keurig gemeubileerd, waar een heerlijk vuur brandde en de geur van thee het vertrek vervulde. Uitgeput van koude, vermoeienis en angst sluit zij de oogen en geeft zich geheel over aan de zorgen van den man, die haar haastig van hced en mantel ontdoet en haar bij het vuur trekt- Oogen- blikkelijk trekt hij haar natte schoenen uit en wrijft tusschen zijn warme handen haar verkleumde vingers, schenkt haar een kop warme th e in en laat haar die in kleine teugen uitdriuken, aldoor spekend, met zijn zware basstem, maar zoo teeder „O, ik smeek je, wees niet aoo treurig ik zal je leven opvroolijken,.-.. want ifc zal je beminnen...' Zij wendde zich af en stond een oogen. blik onbeweeglijk. Maar plotseling,.. God 1 wat was dat?... Hij is opgestaan en zij ziet hem met onzetting aan. Zijn baard is op den grond gevallen, in zijn hand houdt hij de grijze pruik, die bg thanj wegwerpt, hij heeft een gezonde kleur en zijne lachende mond laat twee rijen witte tanden zien. Zijn haar is zwart, hij js jong „Vergiffenis, lieve Berthe! Ik heb je bedrogen. Hier zie je mij, zooals ik werkelijk ben, niet oud, maar jongl" „Ik bemin je, zooals je was, uit dank baarheid," zeide zij met eene boogroode kleur. „Thans zal ik je beminnen uil liefde!' zeide hij glimlachend en haar aan zijn borst drukkend. „Lieve, kleine, beminde vrouw, kleine aangebeden Berthe!' Ik opende mijn oogen en ontwaakte geheel onthutst, ternggestooten in mijn eenia»m. beid. Ik zat nog voor den haard, die »as uitgegaan, het was kond en nog eenzamer in mijn kamer dan vroeger ik hadgg. d r o o m d. Een beeld der toekomstl TooneelEen schoollokaal iu het jaar 1900. Onderwijzer tot een pas toegelaten leerling: Jan, hebt ge een pokken- briefje Ja, meneer 1 Zijt gij tegen kroep ingeënt? Ja, meneer! Zijt gij tegen cholera ingeënt Ja, meneer Hebt gij een schriftelijk bewijs, dat gij voor kinkhoest, mazelen en roodvonk onvatbaar gemaakt zijt Ja, meneer 1 Hebt ge uw eigen glas? Ja, meneerI Belooft gij, geen sponsen met den jongen, die naast u zit, te verruilen en nooit een andere griffel te gebruiken dan de uwe Ja, meneerVindt ga het goed, dat eens per week uw boeken met zwavel gezuiverd eu uw kleeren met besprenkeld Jan, worden Ja, vraagd zou hebben. Wanneer het Gods wil is, zal ik ook verder deze onzekerheid moe- en goe(* en niettegenstaande al de tranen, ten dulden." die zij reeds vergoten heeft, begint zij te „Else wilt gg dan nooit weenen. „Spreek het maar uit. wat wg zonder blo zen elkander zeggen kunnen," viel zg hem Eindelijk kalmer gewordeD, ziet zij haar echtgenoot aan. Hij ziet er nog juist zoo uit iD de rede. „Ja ik zie wel, dat gg ook sinds ajs 0p den trouwdag, maar de uitdrnkkiug al die jaren Igd» onder deze omstandigheden. zbn ge]aat djen haar toen verschrikte, Maar ik kan niet anders handelen, zooals rk verdw5enen. Zijn oogen hebben een melan- oorstzak een courant, en reikte haar dien omstreepte adver- 1 hebt zeer veel recht om nieuwsgierig te zyn. Ik kom inderdaad voor een bgzondere zaak." Hg nam nit zgn vouwde dien open over. „Lees de met rood tentie." „Dat is mg onverklaarbaar," wendde Else zich tot graaf Deskow, „wat wil men van mg, waartoe wenscht men ragn adres Ik Ik ken niemand in New-York en mgn God, zon het Charlj zgn, die mij zoekt voegde zg er zacht en sidderend bg. „Ik zal niet loochenen, dat ik op het eerste oogenblik dezelide gedachtte gehad deed en doe." Een oogenblik aarzelde zg, maar daarna cholieke uitdrukking en terwijl hij zich naast noot» not'orn'or rroot hu vrr»r»v»t »v->nf an*«ba>i ging zij voort: „En gij, niet waar, graaf, gij blgft mijn vriend en raadsman, ook wanneer het nood lot niet die wenschen en verwachtingen in ver vulling brengt, waatover in deze Degen jaren met geen woord gesproken is. En toch Zg zweeg. „En toch," zeide de graaflangzaam, „kun nen deze wenseben en verwachtingen niet opbonden, mgn hart te vervullen I Vergeef mg wanneer ik doelloos oen vraag aanroer, waar over gg reeds ten volle nwe overtuiging hebt te keonen gegeven. „Keeren wg terug tot onze advertentie. Wilt gg mg de verdere aangelegenheden op dragen? Wie weet of het geen ouden erfoom van u is, die verlangst naar zgn nichtje krijgt," voegde hg er droef lachend aan toe. „Mg zou eeu erfenis niet gelukkig kan nen maken en Pia is heden een goede par ty geworden, daar zg de famifie von Ein- haus, Ach! bet komt mg somB zoo onbe- grijpelyk voor, dat ik een dochter heb van 13 jaar? Maar zorgt gg, als ge zoogoed wilt zgn, dat deze zaak ten einde komt. Ook hierin hebt gg mgn onbeperkt vertronwen." Pe graaf was heengegaan en stond nog daar waar zg hem kon nazien. „Doe ik recht, wanneer ik deze edelen troawoo man Igden laat? Het gerecht kan mjj mgne vryheid goven, mgn geweten, mgn overtuiging kunnen dat niet!" Wordt vervolgd. haar nederzet, giat hij voort met spreken, met een bewogen stem, die een vreemd, ongekend gevoel haar hart doet binnen sluipen. Hij vraagt exenus, bijna fluisterend, haar jeugd aan zijn ouderdom verbonden te heb ben. Maar hij had gezien, dat zij ongelukkig was en hij had haar willen ontrukken aan de hel, waarin zij leefde. Hij verwachtte niet bemind te wordeD.. hij was te ond... maar als zij hem een weinig vriendschap wilde schenken.:., hij is altijd zoo alleen geweest. En zoo ging hij voort langen, langen tijd en zijn stem wrrd hoe langer hoe teederder. Zij zou vrij zijn na zijn dood en rijk... hij zou voor haar een vader zijn, niets dan een vader. M as zij thuis ooit zoo teeder behandeld? Haar hart liep over. En terwijl hij sprak zag zij hem aan en zij vond, dat hij er minder verschrikkelijk uitzag dan voorheeD, niet zoo oud, maar ongelukkig! Hij vertelde haar wat hij gedaan had, om haar te verkrijgen, om haar zoo niet gelukkig dan toch het leven dragelijker te maken. Hij gevoelde zich vroeger zoo ongelukkig en zij wist wel, wat dat zeg gen wilde, want zij was immers zelf on gelukkig geweest! Zij kon zich niet langer bedwingen, lag de hand op zijn schouder en fluisterde: chloorkalk meneerJan, ge bezit alles, wat d» moderne hygiène verlangt? Stap over dien draad, ga op die geïsoleerde aluminium bank zitten en uw rekensommen maken. In November van het vorig jaar werden de inwoners der gemeente Mettmann bij Etberfeid tut diepe verontwaardiging ge prikkeld door een reeks gevallen van schen ding der graven. Herhaaldelijk werden meeat versche graven geopeud gevonden, de kis ten waren vernield, de lijken van hunne kleederen beroofd. Bij onderzoek bleek dat deze misdrijven gepleegd werden door een 74-jarigen boerenarbeider, die de van het kerkhof ontvreemde goedeten iu een koffer op zijn kamer borg. De koffer had rreda herhaaldelijk de aandacht getrokken door zijn lijk- en grondlucht en leidde ten slotte tot de ontdekking van den graven- schender. Deze is thans door de rechtbank te Elberfeld tot vier jaren tnchthuisstraf veroordeeld. De man verklaarde, dat hij de aardj op de kisten met de nagels weg- krabde en schijnt een bijzondere voorliefde voor gravenschending te hebben. Hij is wegens een dergelijk feit reeds tweemalen veroordeeld; de eerste maal lot tien, de tweede tot twee jarea tuchthuisstraf. Snelpersdruk van J. Winkel te Schagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 6