Uit en voor de Pers. bouwen. SLOT VOLGT. GEMENGD NIEUWS. De oude overjas. i Houtrijk ei Polarei «n K. Schagen te Midwoud; premies van f 15 aan de stie ren der hoeren: H. Zijp Klz. te Wester blokker, S. de Beer te Ursem, J. Laan te Beemster, Herman F. Bultman te Haarlem mermeer en Jb. Jf it te Midwoud. Aan gegeven ter kenring waren in het geheel 32 stieren. Tot commissaris werd gekozen de heer J. Oost woud Wijdenesdie 31 December 1895 aan de beurt van aftreding is. Met algemeene stemmen, werd besloten dat de volgende afdeelings-vergadering zal gehouden worden te Amsterdam. Bij de behandeling van den beschrijvings brief roor de algemeeue vergadering te Leeuwarden, op 30 Mei a. s., werd o. m. besloten a. Het voorstel-Groningen, om ook aan buitenlandsche commissiën of vereeni- gingen het recht toe te kennen, hier ge kocht vee op haar uaam te mogen laten iaaehrijven, volgens piacadvies van het houtdbestunr te steunen. b. Het hoofdbestuur stelde voor in de vacature van een hoofdinspecteur niet meer te voorzien. Op voorstel van den heer De Goede werd besloten, dit voorstel te steu nen. Het hoofdbestuur stelde voor de ver vulling dier betrekking voortaan aan den secretaris-penningmeester op te dragen. Op voorstel van den heer De Goede werd aan- nenomen om san die vermeerdering van werkzaamheden geen salaris-verhooging te verbinden. C. Het tweede voorstel van het hoofd bestuur, om de 2de al. van art. 27 der Statuten te wijzigen, zoodat één afgevaar digde al de stemmen der afd. kan uit brengen, te steunen. Jhr. tan Foreest bracht bij de rond vraag in herinnering, dat het vorig jaar een rekest aan de Prov. Staten gericht is, ten einde stationneering van voortreffelijke stieren te bevorderen. Spr. had vernomen, dat Gedeputeerden zullen adviseeren, deze subsidie niet te verleenen. Hij stelde daar om voor, dat de afd. nog een schrijven zou richten, tot Prov. Staten, waarbij het vorig adres wordt ingetrokken en san een in middels ingediend rekest der vereeniging ^Noorderkwartier* adhaesie wordt be tuigd. Dit voorstel werd met bijna algemeens stemmen aangenomen. In het gister te AMSTER DAM ter algemeene vergadering van de N.-Holl. vereeniging „Het Witte Kruis", door den secretaris P. J. van Eldick Thieme uitgebracht jaarverslag over 1894 werd meegedeeld, dat het aantal afdeelingen steeg van 31 tot 40 en het ledenaantal van 3036 tot 4053. Van de lotgevallen der verschillende afdeelingen werd een beknopt overzicht gegeven, waaruit bleek, dat men in alles met gelukkig resultaat ten bate der volksgezondheid werkzaam is. In vele plaatsen zijn baden ingericht, die voor geringen prijs toegankelijk zijn, en in andere is men bezig het benoodigde kapitaal voor bad- en zweminrichtingen bijeen te brengen. Te Heer Hugowaard werd het mate riaal naar vermogen uitgebreid en het ledental bleef vooruitgaan. Avenhom bepaalde zich tot het aan schaffen van verplegingsmateriaal. Het bestuur der afdeeling Barsingei kom had de voldoening twee mestvaal ten, binnen de kom der gemeente, op zijn aandringen te zien opruimen. Het gemeentebestuur heeft zich bereid ver klaard f 50 subsidie te geven, als de Afdeeling te Kolhorn een regenbak laat Te Barsingerhorn deed men de erva ring op dat velen niet meer van ie ontsmettingsovens te Bloemendaal en te Alkmaar gebruik willen maken om dat het goed wel ontsmet, doch niet gewasschen werd. Bij d& rondvraag merkt de afd. Sc ha gen op, dat de afdeelingen te weinig vrijheid van handelen hebben in het gebruik der subsidies. De afd. vindt het niet goed, dat een subsidie, voor een of ander doel gegeven, niet voor een ander goed doel gebruikt mag wor den. Dr. P. Ankersmit meent, dat gelden, voor een bepaald doel toegestaan, niet voor een ander gebruikt moeten wor den men zou dan de zekerheid mis sen, dat de gelden goed besteed wor den. Afzonderlijk werd verslag gedaan, betreffende den ontsmettiDgsoven te Alkmaar, welke f 2180 kost en 24 Augs. 1894 in gebruik is gesteld. In het verslag omtrent het herstellingsoord „Heidebeuvel" wordt met deelneming gesproken over den dood van den voor zitter der commissie van beheer, den heer Th. H. Taddel. Verpleegd werden 218 personen met 8569 verpleegdagen. De exploitatie kostte f 12,480.67, dus elke verpleegdag f 1.455/» tegen f 1.42 7» in 1893. Do voeding per persoon per dag kostte 54 c. tegen respectievelijk 57 ll2 c. en 524/io c. in 1892 en 1893. Waar de ontvangsten f 13,142.3372 be droegen, sluit de rekening met een saldo, groot f 661.6672- Gekozen in het hoofdbestuur de perio diek aftredende leden de heeren: J. Bree- baart Kz., te Winkel, en Westerman Holsteijnte Purmerend, terwijl gekozen werd mr. I. Valig te Krommenie- In plaats van wijlen den heer Philip H. Taddel werd als lid der commissie van beheer van het herstellingsoord benoemd, de heer L. Vlaanderen K.Pzn. te Hilversum. dit doel uitstaan 5.288.270 fr, werping, dat de 3taat, op Dit resultaat heeft er veel toe bijge- met bevordering van den bouw een plaats van ar- 'lea. Bewogen door zijn opofferingen, welke hij aaan den dag legde bij het lijden van zijn patroon en waarvan de gevolgen voor hem niet uitbleven, zijn gelaat werd er door mis vormd, bood ik zelf na verloop van een jaar mijn hand hem aan. Ik had blijde ver rassing vei wacht en vond een langdurig aar- UJt.COTO nu.ucu zelen. Hjj sprak van onverdiend gi luk, noem- l1""1™ de zich mijner niet waardig - om dan plot-1 coöperatieve vereenigingen en naamlooze seling. in diepe verrukking voor mij te knie' Goede sociale politiële. In de Vragen des Tijds heeft de heer Kerdijk een warm pleidooi geleverd voor het denkbeeld, door prof. Drucker bij de Staatsbegrooting ter sprake ge bracht, om de Rijkspostspaarbank mede dienstbaar te maken aan de oplossing van het woningvraagstuk. De heer Kerdijk gaat na, wat in deze richting in Duitschland en in België reeds gedaan is en weldra ook in Frankrijk zal worden ter hand genomen. In Duitschland kan nl. door de ver zekeringsfondsen voor werklieden tegen invaliditeit en ouderdom een deel van het kapitaal voor het genoemde doel worden aangewend. Sommige hebben reeds vergunning gekregen te beschikken over een gedeelte, doorgaans een tiende, van haar vermogen, om tot het bouwen of koopen van werkmanswoningen over te gaan. Bij voorkeur bevorderen zij het doel, de zorg voor betere woningtoestan den, door geld voor te schieten aan ondernemingen, coöperatieve bouwver- eenigingen of andere, die niet in de eerste plaats winstbejag op het oog heb ben, voor den bouw van woningen, die aan de eischen van gezondheid en zede lijkheid beantwoorden. In dezelfde rich ting is het onder rechtstreeks Regeerings- toezicht staande pensioenfonds voor ar beiders der Pruissische Staatsspoorwegen werkzaam. Ook dit verstrekt gelden op hypotheek aan coöperatieve bouwver- eenigingen, wier leden voor de meerder heid tot het pensioenfonds behooren. In België is het de Rijksspaarkas, die een deel der ingebrachte gelden voor het doel in quaestie beschikbaar stelt. De meeste transactiën worden ook hier met len en mij te zeggen, dat hij mij lief had. Ik hield dit aarzelen voor trots en beschei denheid tegenover die vrouw met müli- oenen en geloofde ook dat zulke motie ven hem dwongen, nog den dag voor ons huwelijk om zijne vrijheid te bidden. Toen hij mij verzekeido, dat hij mij, trots zijne bede, beminde, antwoordde ik, dat wij dan zouden trouwen en zoo werden wij ver- eenigd. Hadde hij toenmaals den moed gehad mij de waarheid te zeggen. Sedert verging geen dag zonder de bewij zen zijner liefde, zijner dankbaarheid en toch werd zijn gemoed meer en meer omfloersd door een verborgen smart. „Zware dagen hebben mijn geluk ver stoord. „Niets was in staat zijne frissche vroolijk- heid, zijne opgewektheid, die hem te voren kenmerkte, terug te roepen. „Angstvallig ging bij aan mijne zijde en zag in ieder een vervolger, een vijand. Dan dan kwam het verschrikkelijke. „Lees de woorden in zijne koortsachtige stemming neergeschreven, weinige oogenblik- ken voor zijn dood. „Zijn laatsten brief heb ik bij de andere pa pieren, die u toebehooren, gelegd. „Ik echter, ik kan den man niet vloeken die te laat zijne lichtzinnigheid berouwde. Ik kan gelukkig gelooven aan zijn oorspron kelijk edel karakter en bid God, dat hij hem vergeve zooals ik het hem doe. „Wanneer gij kunt, vergeef hem dan ook, en mij, een vrouw, die lijdt door het be drog dat zij pleegde aan u, boewei onwetend. Ellen Handcock." Bewegenloos had Else toegeluisterd. Al he» bloed was uit bare wangen geweken. „Lees verder," sprak zjj nauwelijks hoor baar, ,er is nog een brief daar van hem." vennootschappen gesloten, waarvan de meeste eerst sedert het in werking treden van den maatregel in het leven zijn ge roepen. De voorwaarden komen hierop neer, dat de Spaarbank, in het alge meen toezicht bedingend, aan den eenen kant zich hypothecair onderpand verschaft in de woningen, aan den anderen eischen stelt ten aanzien van de door de werk lieden te betalen rente en aflossing. en De werkman kan, zoo hij zelf bou wen of koopen wil, ten hoogste 90 pCt. van de waarde van grond en woning ontvangen, terwijl de spaarbank de vennootschap of vereeniging moge zich bepalen tot het geven van voorschotten dan wel huizen in eigendom verwerven, om ze 't zij bloot te verhuren, 't zij geleidelijk in eigendom over te dragen niet meer dan drie vijfden der waar de verstrekt, en des noodig, behalve op het onderpand, op de leden der vereeni ging of op het kapitaal der vennoot schap haar vordering verhalen kan. De rente, die zij berekent, bedraagt als re gel 3 pCt., doch de vereenigingen of vennootschappen, die haar werkzaamheid beperken tot het verleenen van voor schotten, behoeven slechts 21f1 pCt. te vergoeden, mits zij geen hooger dividend uitdeelen dan 3 pCt., de overschietende winst opleggend als reserve, en mits zij ten minste de helft der verleende voor schotten dekken door verzekerings-con- tracten op het hoofd van wie ze ont vangen. Aan het einde van 1893 dus nog geen drie jaar na invoering van den maatregel had de Rijksspaarkas reeds bij verschillende vereenigingen, vennootschappen en particulieren voor dragen om onlangs in Frankrijk, bij een wet van 30 Nov. 1894, denzelfden weg te doen inslaan. De schrijver ziet in dit resultaat een drangreden om ook te onzent iets dergelijks te doen." „Daar de heer Kerdijkmerkt het Vaderland op, „onder vele gaven ook deze bezit om de oud—liberalen bij zonder te prikkelen en de penvoerders in De Liberaal de gal te doen overloo- pen, werd natuurlijk tegen het van zulk een verdachte zijde geopperde denkbeeld terstond m genoemd weekblad metgroo- to strijdhaftigheid te velde getrokken. Wat in Duitschland of België geschiedt, laat dit blad volkomen koud. Het geldt hier „een volkomen technische quaestie van financieelen aard, waar sociale poli tiek wel kanmaar niet mag worden bij gehaald." De Staat toch belast zich met het bewaren van den spaarpenningen van den minderen man en heeft tot eenige plicht te zorgen, dat van die penningen regelmatig rente worde betaald en dat zij te allen tijde weder ter beschikking van de inleggers kunnen worden gesteld. Daarom, redeneert het blad, mogen al leen solide en dadelijk realiseerbare effec ten worden aangekocht. Slechts zal, om dat gelijktijdige opvordering van alle uit staande gelden ondenkbaar is, een klein gedeelte van het kapitaal vastgelegd wor den in schuldvordering, waarvan de ren te verzekerd is, maar die niet voor da delijke realiseering vatbaar zijn. Dit zou nu wel is waar ook kunnen geschieden door voorschotten aan bouwmaatschappij en voor arbeiderswoningen, mits de obli gaties daarvan aan de gestelde eischen konden voldoen, maar daar er op dit oogenblik zulke in Nederland niet be staan, „zal in geen geval de wetgever beschikbaarstelling van kapitaal voor den bouw van arbeiderswo ningen als regel mogen vaststellen." Het Vaderlanddat, het streven van den heer Kerdijk zeer toejuicht, kan het niet dulden dat in het conservatief-liberaal orgaan „De Liberaal" het streven van den heer Kerdijk wordt miskend, en na de Liberaal niet minder scherp te woord te hebben gestaan, schrijft het: Er is hier naar onze overtuiging van de zijde van De Liberaal een onjuiste opvatting van de beteekenis der spaar bank in het spel. Zeker is de spaarbank een welkom middel om den spaarzin aan te moedigen, spaarpenningen veilig te beleggen, en door combinatie ook de al lerkleinste besparing vruchtdragend te maken. Maar de overmatige uitbreiding van de werkzaamheid der spaarbank,die niets doet dan spaarpenningen te bewa ren en beleggen, heeft, toch ook haar schaduwzijde. Men centraliseert ten slot te een enorm kapitaal,dat uit alle oorden des lands wordt opgezogen, met geen andere bestemming dan om in effecten te worden geplaatst. De begrijpelijke en prijzenswaardige zorg, om het niet dan in uiterst solide waarden te beleggen, maakt, dat de rente slechts gering kan wezen, en dat het steeds moeielijker wordt plaatsing te vinden. De beleggers worden gemakkelijk ontheven van de zorg van hun eigen spaarpenningen, maar ook van de bemoeiing om ze zoo vruchtdra gend mogelijk aan te wenden, ten ei gen omgeving. Dit strekt nu niet om onder nemingsgeest, en energie aan te moedigen, niet om het kapitaal zijn eigenaardige „sociale" bestemming te doen bereiken. Daarom zien wij het heil niet in van een onbeperkt aanmoedigen van het plaat sen van gelden in de spaarbank en kon den wij ons ook niet vereenigen met het streven van den heer Kerkijk, waarin hij bij deze Regeering is geslaagd, om het maximum der inslagen tc verhoogen. Is de spaarbank een uitkomst voor den kleinen man, die zijn weinige spaar duitjes niet op andere wijze vruchtbaar kan maken, zij moet niet hot gemakke lijke middel worden voor hen, die het tot een zekere welvaart hebben gebracht, om veilig hun geld in bewaring te ge ven en rustig hun rentetjes te trekken. Anders wordt het intusschen, wanneer de gelden der spaarbank ten deele kun nen worden aangewend om het kapitaal nuttig werkzaam te doen zijn ten bate van die volksklasse, die het bijeenbrengt. Die gedachte zit voor bij de zoogenaam de volksbanken, die bij ons nog maar geen wortel kunnen schieten, maar die een hoogeren oecmomischen ontwikke- lingsvorm vertegenwoordigen dan de spaarbanken die gedachte zit ook voor bij de pogingen, om de gelden der Rijks postspaarbank dienstbaar te maken, het zij voor het landbouwcrediet, het zij voor den bouw van arbeiderswoningen. Verwezelijking van dergelijke denkbeel den kan dan ook eenigermate verzoenen met het stelsel, om steeds meer geld te lokken naar de Spaarbank liet is, naar onze overtuiging, eene te bekrompen opvatting van de Regeering s- taak in dit opzicht, als men zegt, dat de Staat geen anderen plicht heeft, dan te zorgen voor regelmatige rentebetaling en voor terugbetaling, wanneer die ge vraagd wordt. Hier mag niet alleen, hier moet „sociale politiek" worden te pas gebracht. Het ligt op den weg van den Staat onder behoud van den waar borg, dat rente en terugbetaling verze kerd zijn „de spaarpenningen des volks te doen strekken tot behartiging van een volksbelang bij uitnemendheid". Of de inleggers hun geld daarvoor bestemd hebben, waarover De Liberaal philoso- pheert, doet niet ter zake. En de tegen beiderswoning beginnende, dit overal moet doen, behoort tot die gebruikelijke „al les of niets"-eischen, waarmee men een goed beginnen den kop pleegt in te druk- ken. Wij hopen, dat, al gaan zij dan ook waarschijnlijk bij de meerderheid, die vreest aan koud water zich te branden, een nederlaag tegemoet, de heeren S. er- dijk en Drucker de Kamer voor de vraag zullen stellen, of zij met deze gezonde sociale politiek wil meegaan, ja dan neon. Indertijd, toen ik klerk aan een der bureaux van het ministerie van oorlog was, had ik tot collega een zekeren Jean Yidal, een oud-onderofficier, die zijn linkerarm had verloren iQ den oorlog met Oostenrijk. Daal hij founer geweest was en een goe de hand schreef, had hij, na op pensisen gesteld te zijn, zijne tegenwoordige betrek- zing gekregen. Een flinke kerel, die Vidai. Een type, van een braaf en een eerlijk oudgediende. Hoewel hij nauwelijks veertig jaren telde en er zich nog maar enkele grijze baren in zijn blonden baard vertoonden, noem den wij hem allen op 't bureau „Vader Vidal." Maar niettegenstaande dien titel, die gewoonlijk het gevolg is van een soort van familiariteit, hadden wij allen res pect voor hem, want wij wisten, dat hij „Welnu, ik zal je de historie ven n Maar, zoo waarlijk als je een etrliiV - meusch bent en ik vertrouwen inJ- ^°B?' moet je me, als ik gtëiudigd tellen of ik schuldig ben door t len zcoals ik heb gedaan. Ik tan naam niet zeggen, want hij ieeJ8 Ti» maar ik zd hem bij den bijnaam n0<n&g> dien 't regiment hem had gegeven T"' Dorstige* noemden we hem, en h" dien titel ook wel verdiend, want h" altijd in de cantine en kon twaalf" met eiken klokslag een glas abeint ïttf kinnen slaan. Hij was sergeant bn rfn44' de compagnie, waarbij ik als fomie^' de. Een flink soldaat was hij buiten 5" fel, ma3r een soldaat, die alle slechte woonten der Alriksansche militairerf jf aangenomen. Wnnmer men den kond strakken blik der blauwe oogenontm en het taankleurig gelaat met den r gen knevel zag, kreeg men onoiddelüüv den indruk, dat de Dorstige iemand met wieu men voorzichtig moest zijn T.i/» n iV in rlianaf l.a^ om de rue de Grenellewaar hij zijne klei- had. in ne woning had, zijne zuster, een wednwe met zts kinderen, onderhield van het ma tige inkomen, hetwelk zijn pensioen en zijn eerekruis hem bezorgden. Toch zag hij er altijd netjes uit. Geen stofje zat op zijn overjas, waarvan de ledige mouw aan de derde knoop was vastgehecht, en het roode lint werd zorgvuldig weggeborgen, wanneer Vidal 's morgens vdór kantoortijd inkoope was gaan doen en bepakt en beladen naar zijn woning spoedde. Daar ik destijds in zijne buurt woonde, gingen wij dikwijls samen naar huis. Met genoegen boorde ik hem dan de campag nes verhalen, die hij had medegemaakt. Sams, op eeu warmen avond, noodigde ik hem uit, eeu glas absint met mij te gaan drinken en dan kon ik verzekerd zijD, dat ik op den terugweg een of ander voorval uit zijn militarea loopbaan te hooren kreeg. Op een avood had Jean Vidal, tegen zijn gewoonte, twee glazen absint gedron ken en toen we den eenzamen boulevard de Grenelle langs liepen, bleef hij plotse ling staan voor den winkel van een uit drager, die o. a. ook in militaire kleding stukken enz. handelde. 't Was een vuile, armzalige winkel. In de uitstal kasten lagen verroeste pistolen, bakjes vol knoopen, epauletten, vuil en verkleurd door weer en wind, en buiten voor de deur hingen eenige oude, verscheurde of ficiers-overjassen, die, hoewel door regen en zon verschoten en gehavend, nog den vierkanten vorm der schouders bewaard hadden en daardoor het aanzien kregen, als omsloten zij nog het menschelijk li chaam. Vidal greep me bij den arm en toon de me een overjas van een officier van het leger in Afrika. Kijk, riep hij, dat is de uniform van mijn regimenteen ka- piteinsrokEn terwijl bij nadertrad, om hem wat van nabij te bezien, riep hij, bet nommer op de knoopen bemer kend ,'t Is er een van mijn regiment, van 't eerste zouaven-regiment Maar plotseling bleef vader Vidal roer loos staan, zijn gelaatstrekken werden som ber, zijne lippen beefden en met een ont steld gelaat mompelde hij u Mijn Godals 't de zijne eens was." Met een ruk draaide bij 't kleedingstuk om ec nu werd ik midden in den rug een klein roud gat gewaar, veroorzaakt door een kogel, en waarom nog een rossig kringetje verdroogd bloed zichtbaar was. 't Was vieemd, maar 't leek me of dit kleine gat mij pijn deed, of ik eene wonde voelde. *Hézei ik tegen Vidal, die onmid dellijk met haastige schreden was voortge gaan, *dat is eenleelijk litteeken.* En denkende, weer een geschiedenis te booreD, vervolgde ik, als om mijn makker tot vertellen uit te lokken Gewoonlijk echter worden de zouaven- ka ileins Diet in den rug getroffen.' Maar hij scheen mij niet te vei staan en bromde slechts eenige onverstaanbare woorden. Eindelijk mompelde hij half luid „Hoe komt die hier P Het slagveld van Melegnano is anders ver van den boule- varde de Grenelle. O, ik weet wel, er zijn van die schurken die de legers volgen en de lijksn plunderen. Maar waarom is die jas juist hier, op twee passen afstands van de Militaire School, waar zijn regi ment gekazerneerd isEn hij moet hier voorbijkomen, hij moet die jas herken nen O, 't schijnt wel een spookspel „Kom, Yidal," zei ik, „spreek niet zoo raadselachtig, maar vertel mij liever, wat voor herinneringen die oude jas voor uw geest terugroept.' 'k keloof, dat is niets gehoord had, als Vidal geen twee glazen absint had ge dronken, want hij wierp mij een wan trouwenden, bijna vreesachtigen blik toe; maar plotseling zich bezinnende, zeide I hij; Toen ik in dienst trad, was zijn tijd i i, maar hij had opnieuw geteekend?! ik herinner mij nog, hoe hij met nog t, andere drinkebroers zijn handgeld gin? teren en na veiloop van drie dagen Jj* kazerne werd gebracht met een diepe wo de aan het achterhoofd, dia hij vechtpartij met eenige Arabieien had WB geloopen. De Dorstige genas, kreeg veer- tien dagen provoost en verloor zijne »er" geaotsstrepen. Dit was de tweede maal d»t hij ze verloor. Zonder zijn slecht gedrag zou hij zeker reeds officier zijn geweest want hij had eene goede opvoeding ontval gen. Hij kreeg ze echter, dank «ij de goed gunstigheid van zijn chef, anderhalf ju, later terug. 0Maar nu kregen we een nieuwen kapi. tein, een Corsikaan, Gentile genaamd. Hij was pas van de Militarie Academie geko men, vol ijver en zeer streng. Natuurlijk ontving de Dorstige nu telkens straf, dan wegens het ontbreken op 't appèl, dan weet wegens dronkenschap, enz. Eens dat de kapitein hem zijn straf aanzeic'e, voegde hjj er op scüerpen toon ain toe; ,Ik weet wie gij zijt,maar zal ik u beteren, mijn waar de." De Dorstige antwoordde niets en ging heen, maar wie den verschrikkelijken blik had gezien, dien hij den kapitein toeuierp zou tot de overtuiging zijn gekomen, dat de kapitein gevaarlijk spel speelde. „Kort daarop brak de oorlog met Oos tenrijk uit en wij scheepten ons in naar Italië.Ik verhaal echter van den oorlog niets, om des te spoediger tot de zaak te ko men. Daags voor den slag bij Melegnano waar ik mjjn arm verloor, zooais je weel waren wij ingekwartierd in een klein dorp, en voor ods te laten iurukkeD, hield de kapitein eene toespraak,waaiin hij op den voorgrond stelde, dat wij ons in een be vriend land bevonden en het dus onze plicht was, den bewoners niet den minsten over last aan te doen. Hij, die zich niet behoor lijk gedroeg, zou voorbeeldig gestraft wor den. „De kapitein had gelijk, dat begrepen we zeer goed, maar de Dorstige, die wan kelend steunde op zijn geweer, haalde de schouders op en 't was een gelnk voor hem,dat de kapitein den minachtenden glim' lsch niet zag, waarmede hij zich verwij derde. In 't midden van den nacht werd ik eensklaps wakker. Ik sprong van mijn bed, op de binnenplaats van een boerderij opgeslagen, en zag hoe eenige kameraden toeschoten, om den Dorstige een vaatje cider te ontnemen, dat hij een boer had ontroofd. Ik schoot toe, om een handje te heipen, maar de kapitein was mij reed» voor. Met een enkelen blik overzag hij alles. Eenige woorden in het Italisansch stelden den Lombardijer gerust; maar daar na zich tot den Dorstige wendend, riep hy met een van woede trillende st_m Men moest zulke ellendelingen, als gij zijt een kogel door de hersens jagen. Zoodra ik den kolonel spreek, zult gij nog éeD« uwe strepen verliezen en dan. Morgen zullen wij vechten, laat je maar doodschieten #Men giug weder ter ruste. DeD vol genden dag bleek het, dat de kapitein waarheid had gesproken. Wij kwamen «P 't appèl en hoorden, dat wij moesten op rukken naar Melegnano, om de Oostenrij kers, die zich in dat dorp hadden verschanst) te verdrijven. De Dorstige marcheert naast mij. Nooit was de uitdrukking v»n zijn gelaat zoo woest geweest zij deed mij onwillekeurig huiveren. Maar wij had- den nog geen twee kilometers afgelegd, of plotseling openden de Oostenrijkers een moorddadig vuur tegen óns, dat geheele rijen van ons regiment neervelde. iOnze officieren bevalen ons, te gaan lig gen in de maïsveldenzij zeiven bleven natuurlijk overeind, en onze kapitein, n>» zijne flinke gestalte, stond kalm en b®" daard zijne bevelen te geven, te roidde" van den vijandelijken kogelregen. Hen*- klaps voelde ik een duw tegen ®i]6 schouder, ik keerde mij om en »g Dorstige, die zijn geweer laadde. „Zie je den kapitein wel vroeg hij °P onzen aanvoerder wijzend. „Ja, wat zou dat?" antwoordde ik®T een blik op den kapitein, die op t*u» passen van ons stond. ^Plotseling drukte de Dorstige zijfl- weer aan den schouder, mikte, trof oD,"j ik zag den kapitein eensklaps acbterü*j, vallen met zijn armen in de lucht s* endezijn degen ontgleed aan zijne hij was dood. Moordenaarriep ik, den bij den arm grijpende. Maar hij ës#eef( een stoot met den kolf van het g® dat ik eenige passen wegrolde. „Onnoozeleriep hjj, jrbewij?, ^»t hem gedood heb.*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 2