BrieYea uit de Maasstad, 39ste Jaargang Ho. 2993. ImJ amede' Ze« #8n - Else- BIJVOEGSEL. Haiif von Sudenberg*. D. De Wereldtentoonstelling. Rotterdam, 23 Mei 1895. XL VII. Ik heb den lezer in kennis te stellen met een der meest merkwaardige typen die oazs Maasstad bezit, een man die de vriend is van alleman en die ook alleman tot vriend heeft. Ik sal hem Dirk noemen, dat is een naam sonder poëzie, die me een klein bee tje in bedwang zal houden als ik neiging voel om met zoo'n ideaal-man de blauwe lucht in te vliegen. We moeten hem voor al nemen, zooals bij is, zonder aureools of znlke dingen om de slapen, want die beeft hij niet noodig. Natuurlijk had ik hem al lang opge merkt, gunst, je heb heelemaal geen op merkingsgave noodig om die figuur on middellijk te zien. 's Morgens, alt ik naar het bureau ga, komt hij ook van huis en dan loopt hij in den regel voor mij, knikkend en han- denwuivend en soms ook wel hoedaf nemend naar alle zijden. Voor den win kel van Van der Keilen blijft hij even staan kijken en altijd wordt hij daar van drie vier kanten tegelijk aangesproken. Om tien uur, als ik even een boodschap ga doen, zie 'k er hem nog staan, na met anderen in gesprek, om elf uur, als 'k terug kom, staat hij een eind verder, voor den mu ziekwinkel van Alsbach, allerminzaamst praten met een nieuwe collectie vrienden, om twaalf uur leunt hij tegen de Beurs, om zich heen een groepje jongelui, om één nur heeft hij 't op dezelfde plaats erg druk met andere heereD, om half twee re deneert hij met de naplakkers, om twae unr gaat hij zijn middagwandeling maken, die tot halfvier duurt, omdat och 'tis zoo'n goeie kerel z oveel da mes de laatste nieuwtjes en Dirk's oordeel over die laatste Dieuwtjes verlangen te weteD, daarna gaat hij bitteren, dat wil zeggen, hij drinkt een glaasje port in de bodega „de paatl* of ergens anders, waar bij hij altijd een schaar vriendc-n om zich heen heeft; dan gaat hij eten, om zeven uur doet hij in after—dinner stemming weer zijn intrede in de stad, spreekt op de Binnenwegsche brug of mid den in de Soeter.steeg of op een ander druk punt vrienden aan, waarbij hij telkens op merkt:» „pas op vriend, pas op, daar was FEUILLETON. ZIELENADEL. ROMAN TAN SLOT. Vol medelijden zag de graaf de zwaar lij dende vrouw aan. Hij aarzelde onwillekeu rig. „Ik wil self zijn eigen woorden lezen, geef hier," «prak zij nu met vaste stem, bet verkreukelde papier uit de handen van den graaf nemende. Het was een zwaar oogen- blik voor haar, toen zij het schrift herkende. Tranen waren reeds op dit papier gevallen en fcadden de regelen verbleekt. Het waren dezelfde letters, die eens tot haar van eeu wige liefde en trouw gesproken hadden. En nu spraken zij woorden vol grenzelooze vertwijfeling woorden tot een andere, eene haar vreemde vrouw. Else haalde diep adem en begon dan te lezen; „Ellen vergeef mjj, wanneer gij alles znlt weten! Ik ben een ellendeling, een misdadiger en toeh niet verdorven genoeg, om dit leven langer te kunnen verdragen.Uwe liefde loon- de ik met leugens. Mijn naam was onwaar, ®5ne papieren vervalscht. Sedert bet uur, SÜ Q opoffer iet, dat gij mg uw hand «edert dat uur vervolgt mij mijn Reeds aan het altaar gevoelde ik de waarte van myne zonde een doodzonde. reikte a *ot een eeuw'8 verbond *3 behoorde eene andere een haar 00ï\ re'De. vrouw. Ik verliet haar haar inV u?*- 0DS k">d, vergat diuflp """ffheid en werd een misda- waariie°i?e^ j8 C888ette en nam alles wat seh«ir) rf56 -n? berouw 'au deze wereld af- is var 8<(m' .^anneer de dood een zoenoffer ik' ^6e D' betert drie jareo draag SsJ.rf a"81*8 sieleljjden met mij rond. God* vf W» »k de gerechtigheid »«he r<. t,Zl? Jk de hand van het aard- tolfft m" n zweven. Men ver- mijj wagj ook fcea In i£def je haast overreden," en om acht uur ter- schijnt hij in den schouwburg. Daar is 't voor hem een groeten en wuiven zonder eind en inde entre-actes praat hij druk, nu eens heel familiaar met de heeren van 't presenteerblaadje of met mevrouw Beers- mans, die in een baignoire zit, of hij gaat een paar dames in de stalles de hand drnkken of hij buigt voor Alida Klein die in de artistenloge zit In de tusschenuren werkt bij voor den kost. Dat is de dag van Dirk, de ami de tout le monde. Is 't niet mooi, zeg P Is 't niet eerbied waardig Is 't niet eenvoudig weg om voor te knielen Zoo'n hart, dat liefde voor al len bevatten kan, zoo'n borst, waaraan al len tegelijk gekoesterd kannen worden Dirk is niet oud, o hé nee, hij is nog in de kracht van zijn leven, hij is nog in den volsten bloei van zijn wereldsympa thie. Ach wat een man, wat een man 1 Dirk is een zoo door en door, zoo in en in braaf mensch, dat ik met plezier iets van hem schrijf, met meer plezier zelfs dan van een straattype of van straat- eigenaardigheden, waarvaD eigenlijk ieder een allang de buitengewoonheden kent. Dirk is tiet getrouwd, natuurlijk niet, bij heeft de liefde die ia hem is over de wereld verdeeld, hoe zou hij die dan kun nen geven aan één wezen Dat is onmogelijk, nietwaar Dirk kan niet van één mensch houden, omdat hij van alle menschen houdt, hij is als een mid-zomerkoeltje dat allen verkwikkend door de haren speelt en niet één mensch alleen. Weet je wat ook zoo mooi is in Dirk Hij weet met zooveel tact, in weerwil zelfs van zijn naastenliefde, zijn beste vrienden uit te kiezen. Alle menschen spreekt hij aan met vriend, en ook wel met „goeie vriend,' maar een handdruk heeft hij al leen over voor hen die 't verdienen. Prach tig, beelderig, schitterend vind ik dat van Dirk. Zoo heeft Dirk het land in de eerste plaats, aan menschen met ongewasschen han den en aan menschen met gescheurde kleê- ren. Dat kan Dirk niet helpeD, men moet niet vergeten dat hij van goeien afkomst is, en een standenbegrip heeft ingezogen met de moedermelk, of liever met bacte riën-vrije melk. (Dirk mag in een goeie bui graag vertellen dat hij, #met de flesch is groot gebracht en dat ie toch het land aan een flesch heeft." Aardig, wit Nu een verrader. De man van heden hebt gij gezien hoe hg mg aanstaarde? Hg heeft mij herkend? Mijn hemel, ik hoor zijne schreden? De Almachtige vergeve mij en gjj en zjl De wreker nadert reeds probeert hj binnen te dringen? dien smaad zou ik niet kuDnen dragen tot het einde —tot het einde Hortend en stootend h. d Else het slot van den nauweljjks te ontcjjferen brief voor gelezen. De band met den brief viel in den schoot en strak staarde hare oogen in de ruimte. „Dood," fluisterde zjj, .dood I Zoo ellen dig stierf dus de vader van mijn kind I Het ia vreeseljjkMaar ben ik wel zonder schuld? Wat hed ik nog niet kuonen doen, om hem te behoudeD, wat liet ik onbe proefd Angstig richte zjj haar vragenden blik op den graaf, die sprakeloos baar lijden had aangezien. „Gij hebt gewerkt en geleden, zwaar ge leden, om hem te redden. Slechts zjjn zwak karakter, nog verwijld door een slech te opvoeding, is alleen de oorzaak van den val van Bawlsy. Zwakheid tegenover eigen gebreken, reeds bjj den knaap gedald, deed hem als msn de moreele kracht missen, zjjn losten te bestrijden. Het zjjn juist niet altijd de slechtste sujetten, die de weg der lichtzinnigheid op gaan en geen kracht be zitten om weer te keeren. Het grootste ge vaar dre'gt da zwakken, hen, die zich aan eiken nieuwen invloed overgeven." „God zal hem vergeven, zoo zijn middel om den dood te zoeken zonde ia en wij wjj mogen niet richten over hen, die zich tegenover God geplaatst hebben." „Ja, ook ik wil vergeven, wil vergeten wat mjjn levensgeluk verwoestte, wat die andere vrouw ook vergaf." Zacht snikkend zocht zij haar vrede en opwekking in eigen hart Het was een droeve dag, die op den voor gaande volgde, trots het vriendeljjk lachen de zonnetje. De verschrikkeljjke berichten vonden bjj de echtgenooten Einbaus de trouw ste deelname. Er werd besloten, Pia van alles onkundig te laten. Men vertelde haar alleen, dat bjj in een ver land gestorven was en het was een lichte indruk, dien zij in tranen luebt gaf vervolgens wierp zij zich om haar moeders hals „Mau-a, hoe bigde ben ik, dat ik u nog heb, u en de lieve ooms en tante Annl Den volgenden morgen stond Else naast den graaf bjj het graf harer moeder. dan, Dirk weet standen te onderscheiden, hij houdt wel van werklieden, bij mag ze graag zien wandelen, 's Zondags met vrouw en kinderen, maar hij kan geen vriendschap met een werkman sluiten. Want het zou zijn gegoede vrienden, die ook bacterie-vrije of wel bebacte- riede melk hebben ingezogen, geen plezier doen, als zij zagen, dat hij een minder mensch de hand drukt, even hartelijk als hij het hun doet. Dat wil ie volkomen, die goeie Dirk! Verder houdt Dirk niet vas lui, wier zaken slecht gaan of van lui, die bankroet zijn geweest. Hij zal ze wel teruggroe ten als ze hun hoed voor hem afnemen, natuurlijk, want hij kwetst niet graag ie mand maar de hand geven aan lui, die door eigen schuld „ik verzeker het u 't is altijd doir eigen schuld* slechte za ken maken, kan hij niet. Hij heeft te veel vrienden die goeie zaken maken. Niet door eigen schuld, zegt een ondengend le zer nu zeker. Het beste bewijs dat Dirk een waarach tig allemansvriend is, die iedereen graag genoegen doet en niemand kwetsen wil, is zeker wel dat hij ieders meeningen en ge roelens met waardeering weet te begrij pen. In de comedie en daarbuiten praat hij legen schouwburgbezoekers, met heel veel pleizier van 'i mooie stuk, maar tegen ou de vrome dames, thuis of op den Blaak, beredeneert hij even graag de leatste mooie preek van dominé die of die. Hij vindt Leoncavallo een genie als men hem vraagt wat hij van de laatste Paljas-op voering denkt, en hij vindt muziek over bet algemeen affreus bij menschen, die nooit pleizier hebben naar een opera of een concert te gaan. Hij meent met overtuiging dat „handel" de ziel van 's menschen bestaan hoort te zijn als hij met vrienden-patroons of 'pa troons-vrienden in gesprek is, maar hij zegt met net zooveel overtuiging dat in „zorgeloosheid genieten toch maar alles is,* als jonge renteniers hem in deze interpel- leere:i. Is 't niet prachtig, om zoo ieders mee ning te kunnen begrijpen en te kunnen eerbiedigen P En hij vergist zich nooit, want Dirk is een te groot allemansvriend om niet een groot allemanskenner tevens te wezen. Daarom mogen alle menschen hem graag, daarom vindt hij op de Blaak en voor de Beurs en iD huiselijken kring en in de comedie altijd vrienden, daarom acht en eert ieder hem zoo sterk, dat ze'fs de bekende deugdenoptellers van gemeente raad scandi dat en niet in staat zoaden zijn in tien minuten redeneereDS te zeggen, wat zij voor Dirk gevoeltD. Dat bewijst toch genoeg nietwaar? Ik weet heusch niet wat ik Dog meer van Dirk zeggen zal, om bij wie hem niet kennen, hooger appreciatie voor dezen edelen mensch te wekken. Zooeven verneem ik, dat er in Rotter dam meer Dirken losloopen. „Wanneer gij de raadgevingen van een rein hart volgt, zoo doet gij het rechte. Doe echter bet rechte dadelijk en heb don moed het te doen, trots de wereld," zoo leerde mij eens, mijn trouwe moeder, die hier rost. Mijn hart zegt mij nu, dat ik Bügen niet mag verlaten, zonder mijn trouwen vriend, een ernstige levensvraag voorgelegd te heb ben. Die vreesclijke onthullingen van giste- teren hebben mij tot bet besluit gebracht, vandaag de beslissing te doen geschieden, die gij zekerlijk heden niet geëischt zoudt, hebben en waartoe gij toeh gerechtigd waart „Else!" „Luister naar mijl Dat de liefde, die wij elkander toedragen, diep en ernstig is, heb ben wij beiden in deze reeks van jaren.dat wij elkander beminnen, ten duidelijkste be wezen. Of echter een man van uwe posititie het recht heeft, alle bezwaren op zijde te schuiven die de liefde wel wegredeneert, maar die toch bestaan, eiscben die geboorte en traditie u opleggen „Else wat moet dat alles?" „Dat zal ik aan uwe inzichteu moeten overlaten. Op deze plaats bid ik u helder de vraag onder oogen te zien: „Wilt en durft gij een vrouw te trouw-n, die de dochter is van een vervalscber, een dief de we duwe van een zelfmoordenaar en de klein dochter van een man, opgeklommen uit de onderste lagen der maatschappij?" Schoon, majestueus, verheven schoon, was de vrouw, toen zij, het hoofd hoog opgericht, den blik ernstig en vast op den man ge vestigd hield, van wiens lippen zij nu de beslis sing over haar volgend leven zou verne men. Een zonneglans gloed als 't ware over zjjn gelaat met vaste overtuiging klonk het krachtig van zijne lippen: „Else, van de dochter van den man uit de laagste klasse, erfdetgij uwe geestkracht, geduld en uwe opofferende liefde. De vrouw aan wier graf wij nu staan, voedde haar Benige dochter op, in alle ware christendeug den en plichten. Het lijden echter dat u door uw vader en echtgenoot te dragen is ge geven, het heeft uw deugdzaamheid zoo bet mogelijk was, slechts gelouterd. Elso, ik wil u, ik wil u zooals ge zijt en niet anders. Ook ik volg met n,trots de woreld.de ingeving van een rein hart," Hij sloot haar vast in zijn armen en voor de eerste maal roerden hnnne lippen elkander tot een innige kus aan het graf der moeder. Zuster Else keerde den volgenden morgen I. Ons land heeft in Europa steeds de re putatie gehad, in hooge mate gastvrij te zijn, en die reputatie was zeer zeker wel verdiend. Franscben, Daitschen en Engel- scben, ze waren ons steeds welkom, mits ze werkkracht of kapitaal meebrachten. Daardoor ook wordt nog steeds ons land met genoegen door vreemdelingen bezocht daardoor ook spreken zij, die ons land goed hebben leeren kennen, er later steeds met waardeering over. En vooral zij, die Amsterdam hebben leeren kennen, Amster dam mrt zijne schilderachtige grachten en deftige heerenhuizeD, met zijne parken en plantsoenen, met zijne reeks van publieke vermakelijkheden, vooral zij herhalen ze ker hnn bezoek zoodra zij er de gelegen heid toe hebben. In 't bijzonder zullen dezen zomer velen, zoowel uit het binnen- als buitenland zich opmaken, om een be zoek aan onze stad te brengen en zij zul len zich dien gang niet beklagen. De Wereldtentoonstelling toch is eene attractie te moer bij de vele aantrekkelijkheden, die de »keizerinne van Europa' reeds heeft." De Wereldtentoonstelling! Maanden van te voren hooiden wij, Am sterdammers, er al van spreken en spra ken wij er zelf over. Iedereen stelde er belang in, de werklieden, die er werk hoopten te vindende winkeliers, dia door het drukke bezoek op uitbreiding van hun debiet hoopten; de leden van de Amster- damsche IJsclub, die door de werkzaamhe den op hot terrein van hun gezelligen ijs baan verdreven werden, en last not least het uitgaande Amsterdam, dat met genoe naar Berlijn terng. Zij had besloten, tot aan het einde van het jaar in hare betrek king te blijven. Nog denselfden avond van hare terugkomst bracht zij een lijvigen brief naar de post, gericht san Mrs. Handcock te Newyork. HOOFDSTUK VIERENTWINTIG. In het cansino te Berlijn zaten een aan tal officieren bijeen alle overige hadden zich reeds naar schouwburg of gezelschaps- salon begeven. Het was acht unr in den avond en na het diner. Een onde ritmeester en een piepjong lui- tenantje, gingen naar de bibliotheekkamer en de ritmeester ontnam ons luitenantje een paar zware folianten. „Zie zoo, mijn prins, de dooden hebt ge nu leeren kenuen, na kunt ge a weder aan de levenden wijden. Zet n bij ons aan de ta fel, en wanneer gij omtrent het een of an der opheldering wenscht, soo gaat uw gang. Eerst moet ge n in uw eigen regiment orieuteeren." De jonge prins Löbenstein, was sedert gisteren de joDgste luitenant, reeds als lui tenant was hij geboren, dat wil zeggeD, dat hij als prins reeds dadelijk den titel van of ficier had, hij was druk bezig met de kro niek van zijn regiment, terwijl ritmeester Trarbach naar het gezelschap terugkeer de. Meermalen had de kleine prins over dezen of genen ouden heer inlichtingen ge vraagd. Nu trad hij weer naar Trarbach toe. „Ik vind daar in het jaar 1866 den naam Rawlay en de aaüteekening, verplaatst 10 regiment Ulanen, schoot zich dood 1879. De ritmeester kwam naderbij en las de korte aanteekening. „Juist, dat stast er. Dat is gebeurd tij dens mijn eeo-jarig verblijf in Indië. Weet een der andere heeren daar somwijlen ook iets naders van „Ik kan u inlichtingen geven, ritmeester; de nauwkeurigste, want gisteren avond was ik bij majoor Einhaus, en die heeft de brui loft van de weduwe, de vorige week meege vierd." „Scherts niet Zerlanil de directrice van het Augusta-Ziekenhois zon weer getrouwd zijn? Eu hier lees ik eerst, dat de man dood is?4 „Eu toch sijo jaar en dag daaroverheen- gegaan." „Wie is de gelukkige, die de weduwe naar zijn haard voert Zij was vroeger een mooie vrouw, toen wij in Bügen ingekwartierd wa ren. Het was een lichtzinnig mensch, die gen eene publieke vermakelijkheid naast de reeds bestaande zag verrijzen. De dag bladen hielden ons op de hoogte van de „faits tt gestes* der leden van het uitvoe rend Comité, die in het buitenland sym pathie voor de tentoonstelling trachtten te wekkenlangzamerhand zag men hun ne plannen tot uitvoering komenOud- Amsterdam zag men in Nieuw-Amsterdam verrijzenhet hoofdgebouw zag men al meer en meer de voltooiing naderen, doch daarmede hield het vrijwel op, want eene schutting van flink aaneensluitende plan ken weerde iederen onbescheiden blik. Echter kwam het Uitvoerend Comité ee- nigszins 3an de algemeene nieuwsgierig heid te gemoet door op da P»aschdagen stadgenoot en vreemdeling in de gelegen heid te steilen eens een voorloopig kijkje op het terrein te nemen. En eindelijk Zaterdag den llen Mei, werd de tentoon stelling door den vertegenwoordiger van H. M. de Koningin plechtig geopend. Dien dag had onze stad reeds van 's mor gens vroeg een leestelijk aanzien. Op ve le plaatsen zag men vlaggeD, eene aardige versiering was aan de, naar het terrein voerende, tramwagens aangebracht, eene ge zellige drukte heerschte den geheelen dag langs de straten en vooral 's avonds op den Amstel bij het vuurwerk, waar het slotstuk in vurige letteren te lezen gaf nWereldtentoonstelling, Amsterdam, Mei 1895.' Cbicago had zijn World's fair gehad, Amsterdam heeft nu de zijne. Noord-Hol landers zijn, naar ik mij uit vroegere ja ren herinner, liefhebbers van kermissen de Schager- en Alkmaarsche kermis mogen zich dan ook steeds in het bezoek van eene massa bewoners van West-Friesland verheugen. Dien kermisbezoekers raad ik aan, dezen zomer eeDs onze fSchager-ker- mis in het groot" te bezoeken, en zij zul len zich hunnen tocht naar de hoofdstad niet beklagen. De tentoonstelling wordt om tien uur geopend en sluit 's avonds te elf unr. Het bezoek is zoo gemakkelijk mogelijk ge maakt, want in de onmiddellijke nabijheid van het station staan de trams, die naar deo Dam en vandaar naar het Leidsche plein leiden. Wil men echter een zeer aan genaam tochtje vooraf doen, dan is het aan te bevelen op het stoombootje fde Zwa luw* dat vaD het station door de verschil lende grachten tot in de onmiddellijke na bijheid van het Rijksmuseum vasrt, te stap pen. Dit tochtje geelt alleraardigste kijk jes op de schilderaohtigste punten van de stad. Rawlay, doch zeg eens wie trouwde er mot haar?" „De bezitter van Bügen, generaal Des- kow." „Nu, dan heb ik den tegecwoordigen ge maal heel wat liever.dan den vorige. De vrouw zal nu gelukkig zijn, want ik ken den man. Nu, dat troost ons toch ook weer, nu kun nen wij toch ook nog eens iets krijgen, al is het dan ook uit de tweede hand. M.ar zeg, wat weet ge nog meer?" „Zoo ongeveer alles, wat wil je het eerst hooren?" „Ga de rjj maar langs; waar bleef de ou de schurk?" „Bestemde hoorde men niet van hem, bjj moet nog leven te Lemberg, als wonderdokter of iets dergelijks." „Nu, dan heeft hij gelegenheid de men schen tanden uit te trekken zooals hjj in de club vroeger meermalen ons gedaan beeft. Maar bet troost me tocb, dat alles zoo ge wonnen zoo geronnen. Gond is niet blij vend bij de oude Bergen 1 Doob vertel ver der Zerlani, boe is dat alles met Deskow, boe komt hg aan Bügen en hoe aan de sehoone dochter van Baron van Bügen De beide vragen beantwoord ik met zes noorden 1 geld en 2 verwonding, diacones- se, liefde, gedald en bruiloft." „VoortreffelijkJe had telegrafist moet worden. Maar nn over Rawlay. Dat inte resseert mij wegens de vrouw." „Ik mag zeker zijn leven ook wel weder in het kort weergeven." „Zeker! Maar dan tien voorden, dat kost hetzelfde geld." „Goed dan valsch spel, vluchten, zakjes plakken, deelhebber in een zaak, weduwe, Heide, zwaarmoedigheid, beroow, zelfmoord, brief." „Nn zoo heel begrijpelijk is dat nu juist niet. Zwaarmoedigheid en berouw kwamen zeker gelijk met den honger?" „Neen waarachtig niet. Het huis waarin hij deelgenoot was, was een der rijksten uit NewYork zoo zegt tenminste mevrouw Einhaus, en die kan bet tocb wel weten." „Noemde! gij niet den naam Handcock,heer graaf?" vroeg de kleine prins,„ik was gedu rende de laatste twee maanden op een in stituut en heb daar eene Handcock leeren kennen, en dien heb ik zeer leeren hoogach ten. Zijne moeder heeft hem zelf gebracht en van haar beeft hg Dnitsch geleerd. Hij heeft mij beloold, mij hier te zullen opzoeken." Dat is zeer aardig, prins, maar breng hem niet iD oozen gelederen, wij hebben met dat vreemde volk, zooals Rawlay last genoeg gehad en dienst leert toch al-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 1