BrieYea uit de Maasstad,
39ste Jaargang Ho. 2993.
ImJ amede' Ze« #8n - Else-
BIJVOEGSEL.
Haiif von Sudenberg*.
D.
De Wereldtentoonstelling.
Rotterdam, 23 Mei 1895.
XL VII.
Ik heb den lezer in kennis te stellen
met een der meest merkwaardige typen die
oazs Maasstad bezit, een man die de vriend
is van alleman en die ook alleman tot
vriend heeft.
Ik sal hem Dirk noemen, dat is een
naam sonder poëzie, die me een klein bee
tje in bedwang zal houden als ik neiging
voel om met zoo'n ideaal-man de blauwe
lucht in te vliegen. We moeten hem voor
al nemen, zooals bij is, zonder aureools
of znlke dingen om de slapen, want die
beeft hij niet noodig.
Natuurlijk had ik hem al lang opge
merkt, gunst, je heb heelemaal geen op
merkingsgave noodig om die figuur on
middellijk te zien.
's Morgens, alt ik naar het bureau ga,
komt hij ook van huis en dan loopt hij
in den regel voor mij, knikkend en han-
denwuivend en soms ook wel hoedaf
nemend naar alle zijden. Voor den win
kel van Van der Keilen blijft hij even
staan kijken en altijd wordt hij daar van drie
vier kanten tegelijk aangesproken. Om tien
uur, als ik even een boodschap ga doen,
zie 'k er hem nog staan, na met anderen
in gesprek, om elf uur, als 'k terug kom,
staat hij een eind verder, voor den mu
ziekwinkel van Alsbach, allerminzaamst
praten met een nieuwe collectie vrienden,
om twaalf uur leunt hij tegen de Beurs,
om zich heen een groepje jongelui, om één
nur heeft hij 't op dezelfde plaats erg
druk met andere heereD, om half twee re
deneert hij met de naplakkers, om twae
unr gaat hij zijn middagwandeling maken,
die tot halfvier duurt, omdat och
'tis zoo'n goeie kerel z oveel da
mes de laatste nieuwtjes en Dirk's oordeel
over die laatste Dieuwtjes verlangen te
weteD, daarna gaat hij bitteren, dat wil
zeggen, hij drinkt een glaasje port in de
bodega „de paatl* of ergens anders, waar
bij hij altijd een schaar vriendc-n om
zich heen heeft; dan gaat hij eten, om
zeven uur doet hij in after—dinner
stemming weer zijn intrede in de stad,
spreekt op de Binnenwegsche brug of mid
den in de Soeter.steeg of op een ander druk
punt vrienden aan, waarbij hij telkens op
merkt:» „pas op vriend, pas op, daar was
FEUILLETON.
ZIELENADEL.
ROMAN
TAN
SLOT.
Vol medelijden zag de graaf de zwaar lij
dende vrouw aan. Hij aarzelde onwillekeu
rig.
„Ik wil self zijn eigen woorden lezen, geef
hier," «prak zij nu met vaste stem, bet
verkreukelde papier uit de handen van den
graaf nemende. Het was een zwaar oogen-
blik voor haar, toen zij het schrift herkende.
Tranen waren reeds op dit papier gevallen
en fcadden de regelen verbleekt. Het waren
dezelfde letters, die eens tot haar van eeu
wige liefde en trouw gesproken hadden. En
nu spraken zij woorden vol grenzelooze
vertwijfeling woorden tot een andere,
eene haar vreemde vrouw.
Else haalde diep adem en begon dan te
lezen;
„Ellen vergeef mjj, wanneer gij alles znlt
weten!
Ik ben een ellendeling, een misdadiger en
toeh niet verdorven genoeg, om dit leven
langer te kunnen verdragen.Uwe liefde loon-
de ik met leugens. Mijn naam was onwaar,
®5ne papieren vervalscht. Sedert bet uur,
SÜ Q opoffer iet, dat gij mg uw hand
«edert dat uur vervolgt mij mijn
Reeds aan het altaar gevoelde ik de
waarte van myne zonde een doodzonde.
reikte a *ot een eeuw'8 verbond
*3 behoorde eene andere een
haar 00ï\ re'De. vrouw. Ik verliet haar
haar inV u?*- 0DS k">d, vergat
diuflp """ffheid en werd een misda-
waariie°i?e^ j8 C888ette en nam alles wat
seh«ir) rf56 -n? berouw 'au deze wereld af-
is var 8<(m' .^anneer de dood een zoenoffer
ik' ^6e D' betert drie jareo draag
SsJ.rf a"81*8 sieleljjden met mij rond.
God* vf W» »k de gerechtigheid
»«he r<. t,Zl? Jk de hand van het aard-
tolfft m" n zweven. Men ver-
mijj wagj ook fcea In i£def
je haast overreden," en om acht uur ter-
schijnt hij in den schouwburg. Daar is 't
voor hem een groeten en wuiven zonder
eind en inde entre-actes praat hij druk,
nu eens heel familiaar met de heeren van
't presenteerblaadje of met mevrouw Beers-
mans, die in een baignoire zit, of hij gaat
een paar dames in de stalles de hand
drnkken of hij buigt voor Alida Klein
die in de artistenloge zit
In de tusschenuren werkt bij voor den
kost.
Dat is de dag van Dirk, de ami de
tout le monde.
Is 't niet mooi, zeg P Is 't niet eerbied
waardig
Is 't niet eenvoudig weg om voor te
knielen Zoo'n hart, dat liefde voor al
len bevatten kan, zoo'n borst, waaraan al
len tegelijk gekoesterd kannen worden
Dirk is niet oud, o hé nee, hij is nog in
de kracht van zijn leven, hij is nog in den
volsten bloei van zijn wereldsympa
thie.
Ach wat een man, wat een man 1
Dirk is een zoo door en door, zoo in
en in braaf mensch, dat ik met plezier iets
van hem schrijf, met meer plezier zelfs
dan van een straattype of van straat-
eigenaardigheden, waarvaD eigenlijk ieder
een allang de buitengewoonheden kent.
Dirk is tiet getrouwd, natuurlijk niet,
bij heeft de liefde die ia hem is over de
wereld verdeeld, hoe zou hij die dan kun
nen geven aan één wezen
Dat is onmogelijk, nietwaar Dirk kan
niet van één mensch houden, omdat hij
van alle menschen houdt, hij is als een
mid-zomerkoeltje dat allen verkwikkend
door de haren speelt en niet één mensch
alleen.
Weet je wat ook zoo mooi is in Dirk
Hij weet met zooveel tact, in weerwil zelfs
van zijn naastenliefde, zijn beste vrienden
uit te kiezen. Alle menschen spreekt hij
aan met vriend, en ook wel met „goeie
vriend,' maar een handdruk heeft hij al
leen over voor hen die 't verdienen. Prach
tig, beelderig, schitterend vind ik dat van
Dirk.
Zoo heeft Dirk het land in de eerste
plaats, aan menschen met ongewasschen han
den en aan menschen met gescheurde kleê-
ren. Dat kan Dirk niet helpeD, men moet
niet vergeten dat hij van goeien afkomst
is, en een standenbegrip heeft ingezogen
met de moedermelk, of liever met bacte
riën-vrije melk. (Dirk mag in een goeie
bui graag vertellen dat hij, #met de flesch
is groot gebracht en dat ie toch het land
aan een flesch heeft." Aardig, wit Nu
een verrader. De man van heden hebt
gij gezien hoe hg mg aanstaarde? Hg
heeft mij herkend? Mijn hemel, ik hoor
zijne schreden? De Almachtige vergeve
mij en gjj en zjl De wreker nadert
reeds probeert hj binnen te dringen?
dien smaad zou ik niet kuDnen dragen tot
het einde —tot het einde
Hortend en stootend h. d Else het slot
van den nauweljjks te ontcjjferen brief voor
gelezen. De band met den brief viel in den
schoot en strak staarde hare oogen in de
ruimte.
„Dood," fluisterde zjj, .dood I Zoo ellen
dig stierf dus de vader van mijn kind I Het
ia vreeseljjkMaar ben ik wel zonder
schuld? Wat hed ik nog niet kuonen doen,
om hem te behoudeD, wat liet ik onbe
proefd
Angstig richte zjj haar vragenden blik op
den graaf, die sprakeloos baar lijden had
aangezien.
„Gij hebt gewerkt en geleden, zwaar ge
leden, om hem te redden. Slechts zjjn
zwak karakter, nog verwijld door een slech
te opvoeding, is alleen de oorzaak van den
val van Bawlsy. Zwakheid tegenover eigen
gebreken, reeds bjj den knaap gedald, deed
hem als msn de moreele kracht missen,
zjjn losten te bestrijden. Het zjjn juist niet
altijd de slechtste sujetten, die de weg der
lichtzinnigheid op gaan en geen kracht be
zitten om weer te keeren. Het grootste ge
vaar dre'gt da zwakken, hen, die zich aan
eiken nieuwen invloed overgeven."
„God zal hem vergeven, zoo zijn middel
om den dood te zoeken zonde ia en wij
wjj mogen niet richten over hen, die zich
tegenover God geplaatst hebben."
„Ja, ook ik wil vergeven, wil vergeten
wat mjjn levensgeluk verwoestte, wat die
andere vrouw ook vergaf."
Zacht snikkend zocht zij haar vrede en
opwekking in eigen hart
Het was een droeve dag, die op den voor
gaande volgde, trots het vriendeljjk lachen
de zonnetje. De verschrikkeljjke berichten
vonden bjj de echtgenooten Einbaus de trouw
ste deelname.
Er werd besloten, Pia van alles onkundig
te laten. Men vertelde haar alleen, dat bjj
in een ver land gestorven was en het
was een lichte indruk, dien zij in tranen
luebt gaf vervolgens wierp zij zich om
haar moeders hals
„Mau-a, hoe bigde ben ik, dat ik u nog
heb, u en de lieve ooms en tante Annl
Den volgenden morgen stond Else naast den
graaf bjj het graf harer moeder.
dan, Dirk weet standen te onderscheiden,
hij houdt wel van werklieden, bij mag ze
graag zien wandelen, 's Zondags met
vrouw en kinderen, maar hij kan geen
vriendschap met een werkman sluiten.
Want het zou zijn gegoede vrienden,
die ook bacterie-vrije of wel bebacte-
riede melk hebben ingezogen, geen plezier
doen, als zij zagen, dat hij een minder
mensch de hand drukt, even hartelijk als
hij het hun doet.
Dat wil ie volkomen, die goeie Dirk!
Verder houdt Dirk niet vas lui, wier
zaken slecht gaan of van lui, die bankroet
zijn geweest. Hij zal ze wel teruggroe
ten als ze hun hoed voor hem afnemen,
natuurlijk, want hij kwetst niet graag ie
mand maar de hand geven aan lui, die
door eigen schuld „ik verzeker het u 't
is altijd doir eigen schuld* slechte za
ken maken, kan hij niet. Hij heeft te
veel vrienden die goeie zaken maken. Niet
door eigen schuld, zegt een ondengend le
zer nu zeker.
Het beste bewijs dat Dirk een waarach
tig allemansvriend is, die iedereen graag
genoegen doet en niemand kwetsen wil,
is zeker wel dat hij ieders meeningen en
ge roelens met waardeering weet te begrij
pen.
In de comedie en daarbuiten praat hij
legen schouwburgbezoekers, met heel veel
pleizier van 'i mooie stuk, maar tegen ou
de vrome dames, thuis of op den Blaak,
beredeneert hij even graag de leatste
mooie preek van dominé die of die. Hij
vindt Leoncavallo een genie als men hem
vraagt wat hij van de laatste Paljas-op
voering denkt, en hij vindt muziek over
bet algemeen affreus bij menschen, die
nooit pleizier hebben naar een opera of
een concert te gaan.
Hij meent met overtuiging dat „handel"
de ziel van 's menschen bestaan hoort te
zijn als hij met vrienden-patroons of 'pa
troons-vrienden in gesprek is, maar hij
zegt met net zooveel overtuiging dat in
„zorgeloosheid genieten toch maar alles is,*
als jonge renteniers hem in deze interpel-
leere:i.
Is 't niet prachtig, om zoo ieders mee
ning te kunnen begrijpen en te kunnen
eerbiedigen P En hij vergist zich nooit,
want Dirk is een te groot allemansvriend
om niet een groot allemanskenner tevens
te wezen.
Daarom mogen alle menschen hem graag,
daarom vindt hij op de Blaak en voor de
Beurs en iD huiselijken kring en in de
comedie altijd vrienden, daarom acht en
eert ieder hem zoo sterk, dat ze'fs de
bekende deugdenoptellers van gemeente
raad scandi dat en niet in staat zoaden zijn
in tien minuten redeneereDS te zeggen, wat
zij voor Dirk gevoeltD.
Dat bewijst toch genoeg nietwaar?
Ik weet heusch niet wat ik Dog meer
van Dirk zeggen zal, om bij wie hem
niet kennen, hooger appreciatie voor dezen
edelen mensch te wekken.
Zooeven verneem ik, dat er in Rotter
dam meer Dirken losloopen.
„Wanneer gij de raadgevingen van een
rein hart volgt, zoo doet gij het rechte. Doe
echter bet rechte dadelijk en heb don moed
het te doen, trots de wereld," zoo leerde
mij eens, mijn trouwe moeder, die hier rost.
Mijn hart zegt mij nu, dat ik Bügen niet
mag verlaten, zonder mijn trouwen vriend,
een ernstige levensvraag voorgelegd te heb
ben. Die vreesclijke onthullingen van giste-
teren hebben mij tot bet besluit gebracht,
vandaag de beslissing te doen geschieden,
die gij zekerlijk heden niet geëischt zoudt,
hebben en waartoe gij toeh gerechtigd waart
„Else!"
„Luister naar mijl Dat de liefde, die wij
elkander toedragen, diep en ernstig is, heb
ben wij beiden in deze reeks van jaren.dat
wij elkander beminnen, ten duidelijkste be
wezen. Of echter een man van uwe posititie
het recht heeft, alle bezwaren op zijde te
schuiven die de liefde wel wegredeneert,
maar die toch bestaan, eiscben die geboorte
en traditie u opleggen
„Else wat moet dat alles?"
„Dat zal ik aan uwe inzichteu moeten
overlaten. Op deze plaats bid ik u helder de
vraag onder oogen te zien: „Wilt en durft
gij een vrouw te trouw-n, die de dochter is
van een vervalscber, een dief de we
duwe van een zelfmoordenaar en de klein
dochter van een man, opgeklommen uit de
onderste lagen der maatschappij?"
Schoon, majestueus, verheven schoon, was
de vrouw, toen zij, het hoofd hoog opgericht,
den blik ernstig en vast op den man ge
vestigd hield, van wiens lippen zij nu de beslis
sing over haar volgend leven zou verne
men.
Een zonneglans gloed als 't ware over
zjjn gelaat met vaste overtuiging klonk
het krachtig van zijne lippen:
„Else, van de dochter van den man uit
de laagste klasse, erfdetgij uwe geestkracht,
geduld en uwe opofferende liefde. De vrouw
aan wier graf wij nu staan, voedde haar
Benige dochter op, in alle ware christendeug
den en plichten. Het lijden echter dat u door
uw vader en echtgenoot te dragen is ge
geven, het heeft uw deugdzaamheid zoo bet
mogelijk was, slechts gelouterd. Elso, ik wil
u, ik wil u zooals ge zijt en niet anders.
Ook ik volg met n,trots de woreld.de ingeving
van een rein hart,"
Hij sloot haar vast in zijn armen en voor
de eerste maal roerden hnnne lippen elkander
tot een innige kus aan het graf der
moeder.
Zuster Else keerde den volgenden morgen
I.
Ons land heeft in Europa steeds de re
putatie gehad, in hooge mate gastvrij te
zijn, en die reputatie was zeer zeker wel
verdiend. Franscben, Daitschen en Engel-
scben, ze waren ons steeds welkom, mits
ze werkkracht of kapitaal meebrachten.
Daardoor ook wordt nog steeds ons land
met genoegen door vreemdelingen bezocht
daardoor ook spreken zij, die ons land
goed hebben leeren kennen, er later steeds
met waardeering over. En vooral zij, die
Amsterdam hebben leeren kennen, Amster
dam mrt zijne schilderachtige grachten en
deftige heerenhuizeD, met zijne parken en
plantsoenen, met zijne reeks van publieke
vermakelijkheden, vooral zij herhalen ze
ker hnn bezoek zoodra zij er de gelegen
heid toe hebben. In 't bijzonder zullen
dezen zomer velen, zoowel uit het binnen-
als buitenland zich opmaken, om een be
zoek aan onze stad te brengen en zij zul
len zich dien gang niet beklagen. De
Wereldtentoonstelling toch is eene attractie
te moer bij de vele aantrekkelijkheden,
die de »keizerinne van Europa' reeds
heeft."
De Wereldtentoonstelling!
Maanden van te voren hooiden wij, Am
sterdammers, er al van spreken en spra
ken wij er zelf over. Iedereen stelde er
belang in, de werklieden, die er werk
hoopten te vindende winkeliers, dia door
het drukke bezoek op uitbreiding van hun
debiet hoopten; de leden van de Amster-
damsche IJsclub, die door de werkzaamhe
den op hot terrein van hun gezelligen ijs
baan verdreven werden, en last not least
het uitgaande Amsterdam, dat met genoe
naar Berlijn terng. Zij had besloten, tot
aan het einde van het jaar in hare betrek
king te blijven.
Nog denselfden avond van hare terugkomst
bracht zij een lijvigen brief naar de post,
gericht san Mrs. Handcock te Newyork.
HOOFDSTUK VIERENTWINTIG.
In het cansino te Berlijn zaten een aan
tal officieren bijeen alle overige hadden
zich reeds naar schouwburg of gezelschaps-
salon begeven. Het was acht unr in den
avond en na het diner.
Een onde ritmeester en een piepjong lui-
tenantje, gingen naar de bibliotheekkamer
en de ritmeester ontnam ons luitenantje een
paar zware folianten.
„Zie zoo, mijn prins, de dooden hebt ge
nu leeren kenuen, na kunt ge a weder aan
de levenden wijden. Zet n bij ons aan de ta
fel, en wanneer gij omtrent het een of an
der opheldering wenscht, soo gaat uw gang.
Eerst moet ge n in uw eigen regiment
orieuteeren."
De jonge prins Löbenstein, was sedert
gisteren de joDgste luitenant, reeds als lui
tenant was hij geboren, dat wil zeggeD, dat
hij als prins reeds dadelijk den titel van of
ficier had, hij was druk bezig met de kro
niek van zijn regiment, terwijl ritmeester
Trarbach naar het gezelschap terugkeer
de.
Meermalen had de kleine prins over
dezen of genen ouden heer inlichtingen ge
vraagd.
Nu trad hij weer naar Trarbach toe.
„Ik vind daar in het jaar 1866 den naam
Rawlay en de aaüteekening, verplaatst
10 regiment Ulanen, schoot zich dood
1879.
De ritmeester kwam naderbij en las de
korte aanteekening.
„Juist, dat stast er. Dat is gebeurd tij
dens mijn eeo-jarig verblijf in Indië. Weet
een der andere heeren daar somwijlen ook
iets naders van
„Ik kan u inlichtingen geven, ritmeester;
de nauwkeurigste, want gisteren avond was
ik bij majoor Einhaus, en die heeft de brui
loft van de weduwe, de vorige week meege
vierd."
„Scherts niet Zerlanil de directrice van
het Augusta-Ziekenhois zon weer getrouwd
zijn? Eu hier lees ik eerst, dat de man dood
is?4
„Eu toch sijo jaar en dag daaroverheen-
gegaan."
„Wie is de gelukkige, die de weduwe naar
zijn haard voert Zij was vroeger een mooie
vrouw, toen wij in Bügen ingekwartierd wa
ren. Het was een lichtzinnig mensch, die
gen eene publieke vermakelijkheid naast
de reeds bestaande zag verrijzen. De dag
bladen hielden ons op de hoogte van de
„faits tt gestes* der leden van het uitvoe
rend Comité, die in het buitenland sym
pathie voor de tentoonstelling trachtten
te wekkenlangzamerhand zag men hun
ne plannen tot uitvoering komenOud-
Amsterdam zag men in Nieuw-Amsterdam
verrijzenhet hoofdgebouw zag men al
meer en meer de voltooiing naderen, doch
daarmede hield het vrijwel op, want eene
schutting van flink aaneensluitende plan
ken weerde iederen onbescheiden blik.
Echter kwam het Uitvoerend Comité ee-
nigszins 3an de algemeene nieuwsgierig
heid te gemoet door op da P»aschdagen
stadgenoot en vreemdeling in de gelegen
heid te steilen eens een voorloopig kijkje
op het terrein te nemen. En eindelijk
Zaterdag den llen Mei, werd de tentoon
stelling door den vertegenwoordiger van
H. M. de Koningin plechtig geopend.
Dien dag had onze stad reeds van 's mor
gens vroeg een leestelijk aanzien. Op ve
le plaatsen zag men vlaggeD, eene aardige
versiering was aan de, naar het terrein
voerende, tramwagens aangebracht, eene ge
zellige drukte heerschte den geheelen dag
langs de straten en vooral 's avonds op
den Amstel bij het vuurwerk, waar het
slotstuk in vurige letteren te lezen gaf
nWereldtentoonstelling, Amsterdam, Mei
1895.'
Cbicago had zijn World's fair gehad,
Amsterdam heeft nu de zijne. Noord-Hol
landers zijn, naar ik mij uit vroegere ja
ren herinner, liefhebbers van kermissen
de Schager- en Alkmaarsche kermis mogen
zich dan ook steeds in het bezoek van
eene massa bewoners van West-Friesland
verheugen. Dien kermisbezoekers raad ik
aan, dezen zomer eeDs onze fSchager-ker-
mis in het groot" te bezoeken, en zij zul
len zich hunnen tocht naar de hoofdstad
niet beklagen.
De tentoonstelling wordt om tien uur
geopend en sluit 's avonds te elf unr. Het
bezoek is zoo gemakkelijk mogelijk ge
maakt, want in de onmiddellijke nabijheid
van het station staan de trams, die naar
deo Dam en vandaar naar het Leidsche
plein leiden. Wil men echter een zeer aan
genaam tochtje vooraf doen, dan is het aan
te bevelen op het stoombootje fde Zwa
luw* dat vaD het station door de verschil
lende grachten tot in de onmiddellijke na
bijheid van het Rijksmuseum vasrt, te stap
pen. Dit tochtje geelt alleraardigste kijk
jes op de schilderaohtigste punten van de
stad.
Rawlay, doch zeg eens wie trouwde er mot
haar?"
„De bezitter van Bügen, generaal Des-
kow."
„Nu, dan heb ik den tegecwoordigen ge
maal heel wat liever.dan den vorige. De vrouw
zal nu gelukkig zijn, want ik ken den man.
Nu, dat troost ons toch ook weer, nu kun
nen wij toch ook nog eens iets krijgen, al is
het dan ook uit de tweede hand. M.ar zeg,
wat weet ge nog meer?"
„Zoo ongeveer alles, wat wil je het eerst
hooren?"
„Ga de rjj maar langs; waar bleef de ou
de schurk?"
„Bestemde hoorde men niet van hem, bjj
moet nog leven te Lemberg, als wonderdokter
of iets dergelijks."
„Nu, dan heeft hij gelegenheid de men
schen tanden uit te trekken zooals hjj in
de club vroeger meermalen ons gedaan beeft.
Maar bet troost me tocb, dat alles zoo ge
wonnen zoo geronnen. Gond is niet blij
vend bij de oude Bergen 1 Doob vertel ver
der Zerlani, boe is dat alles met Deskow,
boe komt hg aan Bügen en hoe aan de
sehoone dochter van Baron van Bügen
De beide vragen beantwoord ik met zes
noorden 1 geld en 2 verwonding, diacones-
se, liefde, gedald en bruiloft."
„VoortreffelijkJe had telegrafist moet
worden. Maar nn over Rawlay. Dat inte
resseert mij wegens de vrouw."
„Ik mag zeker zijn leven ook wel weder
in het kort weergeven."
„Zeker! Maar dan tien voorden, dat kost
hetzelfde geld."
„Goed dan valsch spel, vluchten, zakjes
plakken, deelhebber in een zaak, weduwe,
Heide, zwaarmoedigheid, beroow, zelfmoord,
brief."
„Nn zoo heel begrijpelijk is dat nu juist
niet. Zwaarmoedigheid en berouw kwamen
zeker gelijk met den honger?"
„Neen waarachtig niet. Het huis waarin
hij deelgenoot was, was een der rijksten uit
NewYork zoo zegt tenminste mevrouw
Einhaus, en die kan bet tocb wel weten."
„Noemde! gij niet den naam Handcock,heer
graaf?" vroeg de kleine prins,„ik was gedu
rende de laatste twee maanden op een in
stituut en heb daar eene Handcock leeren
kennen, en dien heb ik zeer leeren hoogach
ten. Zijne moeder heeft hem zelf gebracht en
van haar beeft hg Dnitsch geleerd. Hij heeft
mij beloold, mij hier te zullen opzoeken."
Dat is zeer aardig, prins, maar breng
hem niet iD oozen gelederen, wij hebben
met dat vreemde volk, zooals Rawlay last
genoeg gehad en dienst leert toch al-