11(1
Almtsitis- LuHiiilliL
"O onderdag S Juni 1895.
D
U
39ste Jaargang No. 2995.
D„;
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENT1EN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Uitgever J. WINKEL.
Bureau: SCH.4ÖE1Ï, liaan, D 4.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Gemeente S c h a g e n.
Bekendraakiiigcn.
f 40.—.
Burgemeester en Wethouders van
Schagen brengen naar aanleiding van
art. 228, al. 2 der wet van den 29
Juni 1851 (Staatsblad no. 85) aan
belanghebbenden in herinnering, dat al
le vorderingen ten laste der gemeente
zullen moeten ingediend zijn binnen
zes maanden, volgende op hetjaar
waarover dezelven loopen, en dat bij
gebreke daarvan de vorderingen zullen
verjaard en vernietigd zijn.
Wordende dus allen, die nog eenige
vorderingen ten laste dezer gemeente
mochten hebben over den jare 1894,
uitgenoodigd, die vóór den 30en Juni
a.s. in te leveren, teneinde zich daar
door voor de nietigheid en verjaring
ervan te vrijwaren.
Schagen, 31 Mei 1895,
Burgemeester en Wethouders voorn,
S. BERMAN.
de Secretaris,
DENIJS.
De Wereldtentoonstelüng-
ii.
't Is Zondagmiddag, een uur of twee.
In de buurt van het museum is het
gewoonlijk op dien tijd vrij druk door
de equipages en de fraai gekleede wan
delaars, die zich naar het Vondelpark
begeven, maar nu, met de tentoonstel
ling, is het er niet vrij, maar extra
druk. Wandelaar achter wandelaar, ge
zelschap achter gezelschap doet de tour
niquets draaien om een paar aangena
me uurtjes op het gezellig drukke ter
rein door te brengen. Willen wij ons
bij hen aansluiten, lezer? We gaan
dan onder den doorrit van het museum
door, een fraai entrée voor de tentoon
stelling, en volgen de breede laan, waar
links en rechts gemakkelijke stoelen
tot zitten zouden uitnoodigen, als het
er maar niet zoo zonnig was. Links
van ons stijgt telkens een schaterend
gelach opdat zijn de bezoekers van
het doolhof, die na heel wat „dolens in
het groen" in het café zijn aangeland
en uit den koepel hunne nog dolende
medemenschen aanmoedigen of bespot
ten.
Rechts daarvan zien wij de Nijmeeg'
sche poort van Oud-Holland en om de
nog niet voltooide fontein heenwande-
lende, staan wij voor het hoofdgebouw.
Ei lieve lezer, sta hier eens even stil
en bekijk het eens op uw gemak. Bo
ven den flinken hoofdingang, die toe
gang geeft tot eene vestibule in wier
zoldering gij symbolische voorstellingen
van stoom, electriciteit, vrede en nij
verheid ziet, wuift een flink geschilder
de Hollandsche visscherman u toe en
is een Amsterdamsch weesmeisje be
zig de laatste hand te leggen aaD het
woord „Hulde." Midden daarboven
ziet gij het woord „Welkom." Welkom
zijt gij dan ook, maar het meest wel
kom zijt gij als uw buidel goed voorzien
is, want Italiaan en Franschmau, Turk
en Griek, allen hebben zin in onze
Hollandsche rijksdaalders en ge moet
wel standvastig zijn, als ge niet heel
wat lichter het terrein verlaat, dan ge
bij het binnentreden waart.
De hoofdingang wordt geflankeerd
door twee torens, die vooral 's avond3
als ze met gekleurde glaasjes, die men
ook langs de voornaamste lijnen van
FEUILLETON.
het gebouw aangebracht heeft, verlicht
zijn, een prachtig effect maken. Aan
den voet van deze twee torens ziet gij
twee beelden van Bart van Hove
links eene vrouwenfiguur, leunend op
eeDen ezel met schildpad en slak als
attributen der traagheid, en rechts ee
ne met het vliegend wiel als symbool
der snelheidvoorstellingen dus van de
oude en nieuwe wijzo van reizen. Aan
den rechter- en linkerflank van het ge
bouw verheffen zich twee zijpaviljoens,
ieder met eenen ingang.
Zijt gij zeer verlangend het geëxpo
seerde te bezichtigen, treedt dan binnen,
doch komt ge, als het meerendeel der
bezoekers voor uw genoegen, stel dan
uw bezoek aan de eigenlijke expositie
uit tot later, wanneer zij geheel vol
tooid zal zijn en stel u nu tevreden
met eene wandeling over het ter
rein.
Voor te groote vermoeienis behoeft
gij niet bang te zijn. Het uitvoerend
comité heeft overal stoelen doen plaat
sen en bovendien bieden de talrijke ca-
fé's, bars en bodega's aangename zitjes
genoeg aan. Zie maar eens rondom de
muziektent, waar Wedemeyer's Schare
zich op 't oogenblik doet hooren. Café
naast café biedt u de gelegenheid aan,
uwe vermoeide ledematen rust te gun
nen en Ceres of Bacchus' gaven door de
kunst vervormd tot bier of wijn, te ge
nieten. Hebt ge dorst, ga dan hier even
zitten, waar de vlag van de Amstel-
brouwerij uithangt, bestel „een potje
donker" et vous m'en direz des nou-
velles."
Schuin achter u hebt gij de mailboot,
de Prins-Hendrik, liggende in eenen
vijver, die 's avonds ook langs de ran
den verlicht wordt en waar gij op het
dek heerlijk zitten en in de salons be
neden heerlijk dineeren kunt.
Maar komaan, verder weer, er is
nog zooveel te zien. Laten wij nu links
om gaan naar den hoek waar men zou
denken, dat de Amsterdamsche ker
mis herleefd was. Langs het fraaie pa
viljoen, dat de inzending van Van Mar-
ken's Gist en Spiritusfabriek te Delft
Arthur Zapp.
bevat, komen, wij aan het „Erste Wie
ner Café". Yroolijk ziet het er daar uit,
niet waar, het zit er vol met bezoe
kers en evenvele staan ervoor te lui
steren naar muziek en snarenspel van
„La Bella Sorentina", den troep Ita-
liaansche muzikanten, die gedurende
den winter de bezoekers van het Pa
nopticum zoo aangenaam wisten bezig
te houden. Wilt gij ze eens hooren,
wilt ge b. v. het beroemde lied
van: „Diender, diender", eens in eene
andere dan uwe eigen taal hooren zin
gen, zie dan een plaatsje te krijgen,
onder het uitgespannen zeil Ge zit daar
aangenaam koel, ge kunt een glas
„Echtes Aachener export" drinken, een
glas van een halve el lengte, en alvast
krachten verzamelen voor eene expedi
tie, die u zoo dadelijk wacht. Maar
ge schrikt van gegil, dat ge hoort en
denkt dat er een ongeluk gebeurtoch
noen, stel u gerust, lezer, 't is de Rutsch-
baan maar,waar de passagiers in dui
zelingwekkende vaart over hoogten en
afgronden van de eene zijde naar de
andere vliegen. Die tocht schijnt steeds
eenigszins op de zenuwen der dames
te werken; tenminste gelijk gelach aan
het Doolhof, is gegil aan den Rutsch-
baan eigen.
Maar „revenons nos moutons", of
liever „revenons Al'éléphant".
Ik sprak u zoo even van eene ex
peditie hebt ge knieën, die niet licht
te vermoeien zijn, dan is hier gelegen
heid om ze op de proef te stellen. Naast
het Wiener Café toch ziet gij den oli
fant, eene reusachtige copie in hout en
ijzer van zijne natuurgenoot van vleesch
en been.
De pooten van den kolossus zijn hol
en daar doorheen leidt eeu wenteltrap
tot in zijne ingewanden, waar gij, ee
nige tientallen van Meters boven den
beganen grond, alweer den inwendigen
mensch versterken kunt. Wilt ge in ee
nen oogopslag het gacsche terrein over
zien, klim dan nog eene étage hooger
en na eene opstijging van honderdtwin
tig treden zijt ge in den top van het
huisje, dat de reusachtige viervoeter op
den rug draagt. Vooral bij avond is het
gezicht over het verlichte terrein van
dit punt alleraardigst.
Toe-te-roe-toe, een zoon van Afri
ka's binnenlanden noodigt u met ge
blaas op een primitief instrument uit,
als ge weer op den vlakken grond aan
gekomen zijt, binnen te treden in „de
duisternis van Afrika;" nu, dat kunt ge
licht doen; de overgang van eenen oli
fant lot een panorama uit Afrika's bin
nenlanden is zoo groot niet.
Die hoek van het terrein is wel ee
nigszins vermoeiend niet zoozeer voor
de voeten, want de amusementen staan
hier dicht genoeg bijeen, als wel voor
het gehoor. Hier hebt ge b. v. het
hypodröme van de wed. Xaflaire, waar
ge op paarden of, om bij Afrika te
blijven,op kameelen, kunt rijden. Uit den
treure staat de muzikant aan een
nogal vrijwat geraasmakend orgel het
schoonen lied van ffdie Mühlerin" te
ontlokken. Daar doorheen hoort ge
het gejoel van de vroolijke menigte, die
de paarden staat aan te hitsen, het ge
klap van de zweepen der pikeurs, het ge
tingel van een piano-orgel uit den
„Tooverschommel", het knallen van de
karabijnen in de schiettent, waar Wind-
sor-Castle beschoten wordt.
Hebt ge lust van die amusementen
te profiteeren, met genoegen zal ik u
eon volgenden keer tot gids verstrekken.
We moeten echter ook nog den We-
reldbazar door en natuurlijk Oud-Hol
land bezoeken en een oude spreuk zegt,
dat meu ook van het goede te veel kan
krijgen. Dat dus een ander maal.
Binnenlandsch Nieuws.
Tentoonstelling te Kolhorn.
Bij de Burgemeesters van tCHAGEN
en WINKEL is aangifte gedaan van een
in de Winkeler Wheere gevonden
bankbiljet van t 40.
De rechthebbende kan het binkbiljet
terug ontvangen bij den Burgemeester van
Schagen, onder opgave van het nummer
van het biljet.
Sociale Roman uit het Vrouwenleven.
3.
„Ik verzeker n," babbelde Margot verder,
zonder op de gebaren) van haar zuster acht
te slaan: «gij hadt u ditmaal uitermate ver
maakt. Het was werkelijk zeer amusant.
Zoo'u aangename cottilloo hebben wjj nog
oooit gehad. Ik beb dien met# luitenant
Konen gedanst. O ja, dien kent gij nog Diet<- -oogloopend
Een knap mensch, dat verzeker ik je. Prach
tige baard! Dat geelt hem zoo iets indruk
wekkends. Zoo geheel anders dan de andere
is hij maar Dietricb gelooft, dat hij niets
bezit. Dominee's zoon! Qeen partijl Rein-
bard was er ook, Frits Reinhard. Mijn he
mel, wat is die man vervelend. Over niets
kao hij praten, dan over paarden en honden.
't Is een prachtexemplaar!"
De trekken van de vertellende namen een
ernstige uitdrukking aan. Zij boog zich tot
het oor van haar znBter en fluisterde: „Edith
ik geloof, dat bij verliefd op mij is .Terwijl wij
rondwandelden, heeft hij mij telkens de band
gedrukt, en heeft hij oogen op mij gezet,
als een schellevisch op het droge ik ge
loof, dat ik hem om mijn vinger wioden
kan. Mijn hemel, wat moet dat heerlijk zijn,
aich geen wenscb meer behoeven te ontzeg
gen, equipage houden, rijpaarden bezitien,
toiletten aanschaffen zoo veel en zoo duur
men wil, natuurlijk rechtstreeks uit Berlijn.
Deuk eens, Thea olf was in gele zijde
met witte moezen, in één woord bespottelijk."
Adda had langzemerhand haar baljapon
uitgetrokken en zich van haar corset ontdaan.
Een paar minuten reeda had zij daar ge
staan, droomend voor zich ziende. Hare trek
ken hadden een nadenkende uitdrukking
aangenomen. Zij scheen iets niet met zich-
*e've in het reine te kunnen brengen. Nn
Margot van Edith's bed wegliep en voor den
spiegel staan ging, om zich met eon zeer te-
Edith11 8elaat te ontkleeden, snelde zij op
zeide z9 aarzelend, scbnchter en
UOr wn 0nwed6rstaaubaur verlangen
ot hiI?L da,Kene wat baar bezig hield,
01 klaarheid te brengen:
„Edith, wanneer een man van burgolijke
ouders om uw band vroeg en gij hadt
bem lief, zoudt ge dan met hem trouwen?"
Edith rag verwonderd op en antwoordde
dan lachend: „Waarom niet, dwaas meisje,
wanneer bij anders een edel od goed mensch
is."
„Nu ik dacht, omdat hij niet van adel is
en men bij het huwelijk den adel verliest.'
Margot die belangstellend bad toegeluisterd,
wendde zich half tot haar jongste zuster en
riep haar,terwijl een scbelmscb lachje om ha
re lippen speelde: „maak je daarover niet
ongerust, mijn hartje. Wanneer hij eenmaal
minister is, zal bij dadelijk in den adelstand
verheven worden."
Adda staarde haar ontsteld aan; terwijl
Edith nieuwsgierig vroeg: „Wie?'
„Nu, de assessor Meilirg,' lacbtle Mar
got hartelijk. „Hg heeft ons zusje in het
het hof gemaakt, en zij is tot
over haar ooren op hem verliefd.'
Adda stond bet eerste oogenblik sprake
loos en verlamd, dat haar hartsgeheim zoo
zonder omwegen werd prijsgegeven. Bran
dende schaamte verfde baar de wangen gloei
end rood en dreef haar de tranen in de
oogen. Mot trillende vingers ontkleedde zij
zich verder en sprong in bed, de dekens
over zich trekkend om niets meer te zien
en te hooren. Ook Margot zocht na een wij
le geeuwend haar bed op.
Vijf minuten later verrieden beider gere
gelde ademhaling, dat Margot en Adda sicb
in het land der droomen bevonden.
Edith lag nog een geruimen tijd wakker.
Zij overdacht hetgeen nare zusters baar had
den medegedeeld, en ernstige gedachten biel
den baar brein bezig. Wat voor een nietig
leven was dit leven barer zusters toch. Zg
kenden slechts een levensdoel, een rijken mao
te vangen; zich rijk getrouwd te zien, scheen
hun hoogste geluk uit te maken. Als wezens
zonder ziel leefden zjj voort, altijd alhanke-
lyk, eerst van hunne ouders en dan van hun
man. Eenige bekwaamheden kennen zij niet
om mede te woekeren; ernstige arbeid, die
haar ie s zou kunnen afwerpen, kenden zij
niet. Zoo verstreek haar geh^ele leven in
nutteloosheid.
Edith lag haar hoo'd op de armen en zag
met hare brandende oogen de kamer in en
rusteloos pijnigde zij baar arm hoofdje met
de vraag: „Moet dat zoo zijn? Is bet goed,
dat het zoo is?'
HOOFDSTUK DRIE.
Reeds om zes uur stond Edith op en
kleedde zich behoedzaam aaD, liep op hare
kousen zachtjes rond, om hare zusters niet
te storen. Vervolgens ging zij naar de
woonkamer, om met den stoflapjin de hand
het dienstmeisje bij het schoonmaken te
belpeD.
Het meisje zette een angstig gezicht, toen
Edith in de kamer kwam.
„Ik weet het niet, juffrouw,* zoide ./ij,
„wat mijnheer scheelt.'
„Hoedat Mina?'
„Daar na is het weer zoo hoor
maar riep het meisje en wees naar de
deur, die in het daarnaast gilegan slaapver
trek van den overste uitkwam.
Ediih luisterde met ingehouden adem.
Rochelende geluiden drongen tot baar door
en een zwaar, moeilijk stenuen, als van ie
mand wien de borst wordt ineengedrukt,
en uit alle macht ademhalen wil.
„Ik heb bet al reeds eea paar malen ge
hoord,* verklaarde bet meisje. „Het maak
te mij zoo angstig. Ik had reeds naar
boven willen komen, om n te wek
ken.'
Nu was het weder stil.
„Het zal zeker een kleine benauwdheid ge
weest zijn,* zeide Edith, „papa heeft daarover
al meer geklaagd.'
En zij nam den lap weder op,om de meu
bels van stof te reinigen. Maar plotseling
hield zij ontsteld op. Weder werden de
benauwde geluiden gehoord, ditmaal nog
luider, nog angstwekkender.
Haastig liep Edith op de deur toe, die zjj
zacbt en behoedzaam opende- Maar zij had
nauwelijks een schrede in die kamer gedaan,
of zij stiet een luiden,doordringenden scureeuw
uit, die de ontstelde Mina, deed toesnel
len.
„Mina, naar den dokter. Om Godswil, da-
delgk naar den dokter.'
Mina nam evenwel eerst de gelegenheid
te baat, een nieuwsgierigen blik op haar
heer te werpen vervolgens snelde zij, met
een bleek en verstoord gelaat de kamer
nit.
De oude officier bood ontegenzeggelijk een
verschrikkelijk gezicht aan, dat zelfs een
mensch met sterke zenuwen, zou doen ont-
s'ellen. Zijne oogen waren balf geopend en
toondeD een verglaasde, strakke niidrnkking.
De linkerzijde ven het loodkleurige gelaat,
was geheel verwrongen. De vingers van de
rechterhand, bewogen zich onru-tigover het
dek heen en weer, tec wijl de linkerarm zwaar
en machteloos oeerlag.'
Na den eersten angstkreet stond Edith als
door den donder getroflen. Vervolgens
doorliep baar een hevig sidderen en bare
oogen bleven wijdgeopend op da verschiik-
kelyke verschijning gevestigd. Eindelijk
Toen door het Departement Kolhorn der
Maatschappij totNut run 'tAlgemeen het ini
tiatief genomen werd tot samenstelling eener
Tento just-dling van fraaie en nuttige voor
werpen, ging men van het denkbeeld uit,
dat zoo i.-ts in die gemeente wel levens
vatbaarheid kon hebben. Men wist, dat in
de omgeving dingen vervaardigd werden,
kwam zij tot zich zelf, snelde de kamer uit,
de andere kamer door,den gang in en riep
met haar door aogst en schrik heescb ge
worden stemMargot, Adda, spoedig
Papa is plotseling ernstig ongesteld gewor
den!'
Daarop weder in vliegende baast terug
naar het bed van den zieke. En hier,
half toegevend aan hare zwakte, balf gedre
ven door haar vurige liefde, zonk
zij op hare knieëen neder, en riep, terwijl
haar de tranen over de bleeke wangen lie
pen„Papa lieve papa, wat deert u?
Hoort ge me niet Zeg nog één enkel woord
tot me 1 Mijn lief, liet vadertje I*
Zij sprong weder op, sloeg hare armen
om den hals van den bewustelooze en trachtte
hem op te richten. Maar al hare bemoeiin
gen, hare vleiende woordjes, die zy bem
teederlijk toeriep, hadden niet het gering
ste gevolg. De zieke gaf niet het minste
teeken, dat hij iets bemerkte van hetgeen
er rondom hem voorviel.
Intusschen waren ook de boide andere
zusters verschenen. En in hare hulpeloos
heid, wisten da drie arme meisjes niets an
ders te doan, dan met elkander te weenen
en jammerend handen te wringen tot dat de
dokter verscheen.
Met angstvolle gezichteD, stonden zij om
hem heen, terwijl hij een onderzoek instel
de. Het ernstige gelaat van den arts, die
met den overste op een zeer vrienschappe-
lyken voet stond, verhoogde den angst der
zasters. De dokter stuurde de beide jong
ste meisjes nit de kamer en liet zich door
Edith en het dienstmeisje helpen, terwijl bij
als laatste redmiddel een aderlating deed.
Het bloed evenwel kwam in te geringe ma
te, het bad geen toevoer meer.
„Lieve juffrouw,zeide hij tot Edith,
die al haar wilskracht bijeen riep, om aiter-
lijk kalm te blijven eu de aanwijzingen van
den arts te volgen, „lieve juffrouw, ik kan
n weinig boop geven. Gij zult goed doen,
met n op het ergste voor te bereiden. Waar
is uw broer
„Hij weet nog van niets.'
„Zendt dan oogenblikkelijk om hem. Ik
kom, zoo spoedig mij eenigszins mogelijk is,
weder terug."
Een balf unr later kwam Dietricb, die zij
ne woning in de kazerne had. Ook hem
drongen do tranen van medelijden en ver
driet in de oogen, toen bij den vader, voor
weinige uren nog zoo krachtig en fier, nn
in zulk een toestand moest aantref
fen.
Den gaoschen dag echter lag den zieke, trots
alle bemoeiingen ven den dokter, die nog
tweemaal aan het ziekbed geweest was, in
diepe bewusteloosheid.
Slechts eenmaal, tegen den avond, scheen
hem voor een oogenblik de bezioning terug
te keereu. Hg sloeg plotseliog de oogeu
op en zag zoekend, met een angstigen blik
rondom zicb. In Editb, die naast het
bed zat, flikkerde de hoop weder op.
„Paps, papa, lieve papa I* fluisterde zij
woek, hare tranen terugdwingend, „herkent
gij mij Ik ben het, uw Edith- Hoe ge
voelt gij u nu
Margot en Adda traden nn vlug naderbij.
De oogen van den zieke dwaalden van den
een op den ander. De vingers van zijn
rechterhand tastten onrustig rondom zich.
Een trek van nameloozen onrust, zetelde
op zijn gelaat. En nu bewogen de in
gevallen lippen zich met moeite en
toch vermocht bij het niet, geluid nit te
brengen.
„Wilt gij ons ie'.s zeggen, papa ?"stamel-
de Eiith en boog zich over tot den mond
van haar vader.
Het bewegen zijner trekken werd hoe
laDger hoe heftiger en pijnlijker. In zijn
oogen stond een ontzettende angst te lezen.
Zijne lippen bewogen zich voortdurend, zon
der meer dan een paar onbegrigpelyke ge
luiden voort te brengen. Was het de vrees
voor den dood, of de angst om zijne kinde
ren onverzorgd achter te laten Wellicht
ook werd de ziel van den stervende bestoi md
met verwijten, dat hij nn verplicht was,
zijne dochters onbeschermd op dit wereld
rond te moeten achterlaten.
En nu nog een heftig opspringen en even
plotseling terugzinken, daarna een vreeselyk
rochelen en steunen. Met een wilde kreet
sprong Edith op en riep om haar broeder,
die in de kamer ernaast vertoefde. Maar
nog eer de arts, waarom Dietrich dadelijk
gestaard bad, verscheen, had de overste von
tSSlau zgn laatsten adem uitgeblazen.
Verpletterd door dezen zoo geheel onver-
wachten slag, stoaden de drie zasters aan
het doodbed, Te vlug eu te gruwzaam had
bet noodlot hier zgn slagen toegebracht.
Gisteren nog zorgeloos heenleveod, gelukkig,
met vriendelijke toekomstbeelden vervuld,
heden had de wreede hand van den dood
haar het dierbaarste ontrukt, de toekomst
lag nu als een heillooze, onheilspellende
duisternis voor haar.
In een heftig snikken en weenen gaf de
jongste, Adda, haar smart lucht, en bare
tranen vloeiden cvervloedigljjk. Margot werd
door haar zorg ever hst rouwtoilet een wei
nig van hot verdriet a'geleid. Elitb be
reidde alles met Dietrich voor en had met