Paardenkeuring.
Een ware
gebeurtenis.
Gemengd JNieuws.
Het borduurwerk.
noorden Callautsoog voorstel tot het ver-
leeuen vau subsidie tcnbehoeve van de ver
betering en herstelling van den weg op
Texel van den brug naar de Waal. (Hoog
stens f 2600 in de kosten
tot vaststelling van een bezonder rege-
lement van bestaor voor den polder „de
Kuil' op Texel.
Wij verwijzen belangheb
benden naar de adv. (4e bladzijde) vm de
Afd. Koord— Holland van het Nederlandsch
Paardenstamboek, betreffende de op
a. s. Dinsdag te Schatten te bonden
Bij Kon.Besluit isaan jhr-
mr. J. H. van Foreest van der Palm, op
zijn verzoek, eervol ontslag verleend als
heemraad van den ANNA-PAULOWNA-
POLDER.
Door de m a ré c h a u s s e s
van Sprondel is te ETTEN gevangen ge
nomen en naar Breda overgebracht, zeke
re G., verdacht van poging tot moord op
zijn vrouw, G. heeft haar met een scherp
voorwerp een vreeslijke wonde aan het
hoofd toegebracht.
Misbruik van sterken drank speelde ook
hier weder een noodlottige rol.
H et bestuur der Radicale
kiesvereeniging" te Amsterdam is als volgt
samengesteld C-. R. Kouveld voorzitter, G.
SeverijD, vice-voorzitter, E. Kolker, secreta
ris, P. Nolting, penningmeester, J. de
Koo en C. V. Gerritsen.
De 16 Juni had te BEEM-
STER de vijfde uitvoering plaats van het
gewest Noord-Holland van het Neder-
landschgymnastiekverboud Van de 26
vereenigngen, die zich aangemeld hadden,
waren er 23 opgekomen. Nummer één
van het programma algemeene repeti
tie der vrije- en ordeoefeniDgen bket
achterwege, daar eenige vereenigingen,
door omstandigheden onafhankelijk van
hun wil, verhinderd werden bijtijds op het
appèl te zijn.
Toen zij alle present waren, werden ze
door de feestcommissie, bij monde van
den voorzitter, den heer K. Edel, ver
welkomd. Daarna ging het in optocht naar
het raadhuis, waar de eerewijn werd san-
geboden, en van daar nsar 't keurig in
gerichte terrein, dat aan alle kanten door
huizen en geboomte beschut was. Achter
eenvolgens hadden na plaats onder leiding
van den heer W. Buckert, hoofdleider
der turnvereenigiDg Olympia te Amster-
kam1 Vrije— en orde—oefeningen, die
zonder voorafgegane algemeene repetitie
toch werden uitgevoerd, een bewijs dat er
geoelende turners aan het werk waren. 2e
Afdeelingsturuen aan de toestellen. 3o.
Veteeingicgs-turnen en 4o. Keur-turnen
der meest geoefende tarners vau het ge
west. Alles wat het publiek te aanschou
wen kreeg, verwierf grooten bijval, inzon
derheid de keuroefeningen van Olympia
aan den rekstok, de staafoefeoingen van
Olympia en van Hercules te Wormerveer
eo de Piramiden van Hercules te Beemster
Deze vijfde uitvoering kan als uitmun
tend geslaagd beschouwd worden.
Het voorstel van het
hoofdbestuur der Holl. Maatsch. van. Land
bouw, dat behandtld zal worden op de
algemeene vergadering op 15 Juli e. k.
te AMSTERDAM, omtrent het indienen
van een adres aau H. M., in zake ver
mindering vaa grondbelasting, strekt om
afschaffing van de helft der grondbelasting
op de ongebouwde eigendommen te vra
gen.
„Een jaar later bracht'ik een schip door
de Magelhaenstraat, en bemerkte ik, dat
de Vnurlanders taskl in de sneeuw rond
liepen. Ik z^g oude mannen, krachtig en
flind, en moeders, die hare kinderen
zoogden, allen naakt en flink in hunne be
wezingen en krachtig gebouwd.
Sedert dien tijd meende ik het geheim
der gezondheid ontdekt te hebben en kleed
de mij als de inboorlingen, zooa]s ge me
hier ziet."
Kapitein v. Schmidt is gehuwd en beeft
vier kinderen.
„Mijne vrouw," zegt bij „heb ik jin
Melborne gehuwd. Zij deelt mijne zon
derlinge begrippen. Natuurlijk loopt zij
niet zooals ik, maar zoo het mogelijk is,
volgt zij dezelfde principes. Ook onze kin
deren kleeden wij zeer dun en nog nooit
hebben wij een cent voor geneesmiddelen
of een dokter in onze huishouding uitge
geven.
Men beweert dat b ij het
uitvoeren van werken in de Johanniskerk
te Leipzig het gebeente van Joh. Seb.
Bach gevonden zon zijn Bach stierf te
Leipzig 28 Juli 1750,
Te Rovigo in Istrië, wordt
aldus nit Weenen gemeld, stierf dezer da
gen een der inwoners. Alle vrienden en
verwanten ten getale van 70, waren in
de sterfkamer vereenigd, toen plotseling
de vloer bezweek. Allen storltenjin den
kelder, met het gevolg, dat een twintig
tal personen het leven verloren. Yan de
overigen ontvingen de meesten min of
meer ernstige kwetsuren.
Een zonderling.
De New-York recorder vertelt van een
man, die geheel ongekleed is en dit doet
volgens wetenschappelijke principes.
Deze door bet weder gebruinde reus,
die reeds twintig jaren naakt loopt, is de
beheerscher van de Oakland-bocht. Zijne
geheele kleeding bestaat uit een gordel en
soort zwembroek. In zijn gordel draagt hij
een langen dolk en in zijne armen een
Winchester buks. Hij schrijft alle jachteD,
sleepbooten, schoeners en vaartuigen, die
voor, die
voorbij komen, de bewegingen
ze te maken hebben.
Deze naakte kolossus staat in dienst van
het departement van oorlog in de Yeree-
nigde Staten. Op het achtergedeelte van
zijn vaartuig, dat hij zelf gemaakt heeft
en dat in het kanaal geankerd ligt, staat
hij hoog opgericht als een bronzen beeld,
Tot ajn de Zuidzee wordt hij ontzien.
Hij is groot en prachtig gebouwd, langer
dan 6 voet en weegt 200 Engelsche pon
den. Sedert twinlig jaren trotseert hij alle
klimaten der wtreld, zonder hemd of jas
Het is de kapitein Eduard A v. Schmidt,
en behalve na en dan als hij zich in de
straten van het stadje vertoont, loopt hij
reeds twintig jaren geheel naakt. De re
geering heeft hem nu opgedragsD, het Oak-
land-scheepskanaal uit te baggeren.
Als men hem vraagt, waarom hij niet
evenals de andere menschen kleederen
draagt,zegt hij: ,Om mijne gezondheid.»
Als antwoord op verdere vragen geeft hij
dan eene beschrijving van een zeer eigen-
aardigen levensloop ten beste.
„Ik heb in de medicijnen gestudeerd en
mijne medescholieren spraken van mijne
zwakke longen en als ik op zee ging,
meenden mijne vrienden, zon men mij
nooit terugzien.
„In de tropen heb ik natuurlijk weinig
klecderen gedragen, en hoe minder ik
droeg, des te beter geveelde ik mij en als
ik weder meer kleederen aantrok, gevoel
de ik me niet zoo wel meer.
In het huis van een vermogend burger
in de wereldstad, Weenen had op zekeren
dag een heftige tooneel plaats tusschen
mijnheer en zijne echtgenootezoo ils het
meer gebeurde, gold het twisttooneel ook
thans wederom het eenig zoontje, den vijf
tienjarige Leopold.
De jongen, nieuw-modisch en netjes ge
kleed en gekapt, als een echte modezot
stond laatdunkend in een hoek van de ka
mer, terwijl papa en mama met elkaar
keven. Leopold had wederom van het
gymnasium een getuigschrift medegebracht,
hetwelk allesbehalve vleiend was. De va
der had hem een gestrenge les willen
geven, maar nauwelijks had mama iets
daarvan vernomen, of zij was als een woe
dende leeuwin op haren man aangevlo
gen, en met rollende oogen en hijgende
adem had zij verhinderd, dat haar man
den goeder, lieven onschuldigen Leopold
aanraakte.
„De onnoozele leermeesters zijn daar
van de schuld, die den armen Leopold niet
mogen lijden», riep zij uit. «Ik keu mijn
kind beter dan die menschen en laat het
mij nooit zeggen, dat mijn Leopold slecht
is opgevoed."
Mijnheer de papa was ook alles behal
ve Christelijk gezind maar toch gaf hij
ditmaal zijne door de apenliefde verblinde
vrouw geen gelijk.
„Het blijft zooals ik gezegd heb," ant
woordde hij met vaste stem. De leer
meesters hebben volkomen gelijk. De
roman-lectnur, het theater en andere ver
makelijkheden waartoe gij hem verleidt,
dat maakt hem ongeschikt voor de sta
die.
„Derhalve is het met het tber.ter, met het
circus enz. gedaan. Leopold komt voor-
loopig niet meer in den schouwburg, en
hij zal eiken avond van acht nar af te
huis blijven, begrepen
Mama waagde het niet, zich tegen dit
bevel te verzetten. Weenend en snikkend
vloog zij op haren Leopold aan, nam hem
teeder bij de hand en leidde hem met
troostende woorden naar buiten. Bij de
denr draaide zij zich nogmaals om, hief ha
re hand omhoog en riep met de stem en
den toon van een tooneelspeelster, tot ha
ren man„Nu zie ik het eerst goed, wat
ik reeds lang gezegd heb dat gij uw
kind nooit liefgehad hebt en ook niet be
minnen kunt; gij ontaarde vader
Met deze woorden stormde zij naar bui
ten. Maar het zoontje wilde niet tot kalm
te komen, wart zijn trots was door de va
derlijke bestraffing te diep gekrenkt!
„"Wanneer ik niet naar den schouwburg
mag, dan schiet ik mij dood, mama,"
zeide de 15-jarige jongen tot zijne moeder.
«Om Gods wille, boos kind, wat zegt
vrouw hoorde niets en zag niefs. Zij hoor
de niet, hoe daarbuiten de torenklok met
angstvol geluid weergalmde. Zij zag niets
van haren man, die inmiddels was binnen
getreden, van latei opstond en luisterend
naar het venster ging, door hetwelk reeds
het doffe geroisch van loopende, elkander
angstig oudervragende mensehenmenigten
e*i van voortrollende wagens weerklonk.
Immer heviger werd het getier daar bene
den, hei roepen, vragen en dringen der
menschen; maar de vrouw, die haar roman
1 os, vernam daarvan niets.
„Waar mag er brand zijn mompelde
mijnheer halfluid. «Het schijnt een groote
brand te wezen."
„Hé!" onderbrak hij zich zeiven met
luid6 stem en week terug van het venster
En helle reusachtige vuurgloed kleurde
plotseling een gedeelte van de stad rood.
Spookachtig hel en schril stonden déér de
twee hooge kerktorens, de koepeldaken en
de gevels der huizen in den donkeren a-
vond. Het moest een verschrikkelijke brand
zijn.
De man vloog naar de tafel en schelde
geweldig om de bedienden. Toornig om
het stores in hare lectuur, kromp de
vrouw ineen, en 't gezicht, dat zij haren
man toonde, drukte duidelijk haren tooru
over deze verstoring uit. Maar bij gaf
volstrekt geen acht op haar, doch wendde
zich aanstonds tot den juist binnengeko
men dienaar met de woorden «Waar is
de brand
„Sommigen zeggen in den schouwburg,
anderen zeggen dicht daarbij,» was het
antwoord. «Maar zoo u het verlangt te
weten, wil ik het gaarne gaau onderzoe
ken.»
„Ga dit oogenblikkelijk doen."
De dienaar verdween. De vrouw had
nog geen lijd gehad, om te besluiten ha
ren man te vragen, of er ergens brand
uitgebroken was, toen de dienaaar alweer
terug was.
„Genadige heer en mevrouw,* zeide de
dienaar luide en dienstvaardig, «de schouw
burg staat in lichtelaaie.»
„Wat, hoe schreeuwde mevrouw, als
door furiën gezweept, en vloog op den
dienaar aan.
„Maarten kwam zoo juist aan en zeide
het mij de andere menschen bevestig
den zijne woorden; de schouwburg staat
in lichtelaaie," antwoordde de dienaar.
„Als mevrouw door het venster wil zien,
de richting is juist
Hij voleindde zijn woorden niet. Met
een kreet, die door merg en been drong,
buiten. „Leopold,
vrouw; de oogen der moeder hadden he
lijk van den zoon het eerst herkend. M au-
hopig vloog zij raar de dragers toe en
rokte den doek van het hoofd haars zoons
weg. Zij kende zijo gelaat niet meer.
Zwart, verzengd en kwalijk riekend
lag daar een voranlooze massa voor de moeder
tegenalleen de tanden blonken er wit
uit te voorschijn. Het hoofdhaar was ge
heel verbrand, hals en borst waren bloot,
de handen en het lichaam wa:en ongedeerd
de gouden kettiDg slingerde, de ring aan
den vinger glansde. Neen het viel niet te
betwijfelener was geen hoop meer. De
levend verbrande, de doode was Leopold,
die nog twee uren geleden in de kamer
zijner ouders bad gestaan, L-opold, dien
de ongelukkige mama buiten weten en
tegen het verbod van ziju vader naar den
schouwburg had laten vertrekken
De man was onverschrokkener dan de
vrouwzijne smart was daarom des te
bitterder.
De moeder weende en jammerde. En
dit jammeren en weeklagen ging dien a-
vond en den volgenden nacht door, en
daarbij mengde zich het zelfverwijt der on
gelukkige moeder. Ds anderendaags had
zij haar verstand verloren en moest naar
een krankzinnigengesticht worden overge
bracht.
Eenzaam, doch veranderd van gedach
ten, bracht de ongelukkige vader wel
eer een man van de wereld voortaau
zijne dagen door. Zijn vermogen offerde
hij op voor gestichten, aan verbetering
van de verwaarloosde jengd gewijd.
„Dit laa>ste moet er alles weer uit moe
der",sprak Koosje met een zucht, terwijl
zij met aandacht een groot borduurwerk
beschouwde, dat voor haai op de tafel uit
gespreid lag. „Ik kan 't niet begrijpen,
want ik werkte het toch precies, als het
voorbeeld is. En nu ziet het er heel an
ders uitHet is vreeselijk" riep zij, „waDt
de juffrouw heeft mij zoo op 't hart ge
drukt, het mooi af te werken".
je genoeg kennis hebt verkregen.»
Gelukkig het gezin, waar derg*Hjfce I
sprekken worden gevoerl. Zoo worJt
geestelijk heil der kinderen bevorderd
Nieuw Leven. Htt 'g
Er in geloopen
Kort na de uitgave van Hernanie
vijfenzestig jaien geleden, deed Victorp1"
go een voetreis door Normandië ü1"
om „nieuwe indrukken*
op
en g
fe-
fcdoea
Reest he#1
dili-
de
deft,
of
tagne,
toen op zekeren dag zijn booze
ingaf van Rouaan naar Havre in
geuce te rijden.
Nauwelijks had hij plaats genomen
een der passagiers vau een zeer
voorkomen —gebrild, witgedist, not»'^
ea vriendelijkknoopte een gesprek
hem aan over de verschillende politU °et
literarische onderwerpen van den ijaleen
dit gaf den deftigen heer aanleiding 5
de vraag: „Hebt gij in de hoofdstad J?
gij pas vandaan komt, iets v-
gehoord
van
spreken,»
die Hernanie, waarover zooveel bew«
wordt gemaakt?" e«lDS
Ja ik heb er van hoorea
antwoordde Hngo.
't Is een allernaarst stuk."
„Dat kan wel wezen."
Doet gij ook iets aan de
de?"
„Een weinig. Ik schrijf wel eens freur-
spelen
letterk
un-
Zoo, nu, die schrijver
van
„Laat
dan eens zien, of
mij
een fout in kan ontdekken", zeide
moeder. Meteen haalde zij den bril
ik er
haar
voor
stormde de dame naar
mijn kindgilde zij.
De man, door een vreeselijk voorgevoel
aangegrepen, stormde haar achterna, maar
het gelukte hem niet haar in te halen.
Met dolzinnigeo loop had de ongelukkige
vrouw zich in den stroom van menschen
geworpen en was voorwaarts gedrongen.
Doodsbleek stond hij daar, hij kon en
wilde niet gelooven, wat zijn voorgevoel
en de gebaren zijner vrouw hem onte
gensprekelijk getuigdendat de knaap
wederom naar d n schouwburg was ge
gaan, en dat zijne vrouw den verwenden
zoon achter den rug des vaders naar den
schouwburg had laten vertrekken.
Ras riep hij een dienaar, wierp zijne
overjas om, mm stok en hoed en ging
naar buiten „Wanneer is Leopold uitge
gaan vroeg hij nog onder het gaan.
„De jongeheer is een uur geleden uit
gegaan; hij is niet op zijne kamer,» was
het antwoord.
„Nn, dan is hei z66," mompelde de
arme man half vertwijfelend en stormde
naar den schouwburg. Honderden en nog
eens honderden van menschen verdrongen
elkaar daarhenen. Eindelijk had hij de
plaats des onheils bereikt.
Inderdaad, het Ringtheater stond in
braad. Uit het dak en uit alle openingen
en vensters van het reuzengebonw sloeg
verblindend in duizenden vlammen de
verzengende vuurgoed naar buiten over
het dak rolde als een geweldigde koepel
in draaiende warÜDg de vuurzee te zamen,
en daaroverheen reeds een helle lichtgloed
ten hemel, slechts hier en daar door een
rookkolom doortrokken. Onder de voor
durende holp van zijn dienaar was mijn
heer slak bij het open schoawburgplein
gekomen. Een onbeschrijfelijke geschrei,
gejammer en gedrang heerschte daar.
Mijn kind, mijn Leopold 1» hoorde hij
gij daar?" riep mama uit, terwijl zij haren
Leopold in de armen sloot en krampachtig
begon te snikken. Vervolgens strekte zij
de handen naar de gesloten deur uit en
vervolgde: „Zoo, papa, zoudt gij uw eigeu
kind ter dood kunnen brengen? Arme Le
opold, welk een harteloozen vader,hebt gijl"
„Dat helpt mij alles niets," viel de
„zoete* Leopold haar in de rede; „ik moet
van avond naar den schonwbnrg.»
„Wees stil, lief kind. Gij moogt er he
nen; papa zal er niets van weteD. Gij zult
tLch niet kunnen zeggen, dat nv mamau
niet wezenlijk bemint!"
Middelerwijl gat zij hem heimelijk een
paar geldstukken oit hare geldbeurs.
„Dank n, mama", zeide Leopold kortaf
en was reeds verdwenen.
„Mar r zeg er toch niets van tegen papa
lieve Lrpold!» riep mama hem na. Leopold
hoorde teuanwernood iets van die woorden.
De moeder ging naar de kamer en zette
zich zwijgend en mokkend neder in een
hoek; zij nam een romarn, sloeg de voeten
gemakkelijk over elkander, legde de elle
boog op de prachtige tafel, ondersteunde
haar hoofd met de hand en was na eeni
ge oogenblikken zoo geheel en al in de
lectuur verdiept, dat zij niet eens bemerk
te, wat in haar nabijheid gebeurde.
Zoo was er een half unr vervlogen. Me-
een schrille, half waanzinnige stem roe
pen Hij herkende zijne vrouw en
stormde naar haar toe.
„O mevrouw, als uw kind daarbinnen
is, dan is het met hem gedaan,* hoorde
bij eene vrouw medelijdend zeggen.
Eindelijk was hij bij de voorste men-
schenrij aangekomen en zsg met zijne groo
te gestalte over de hoofden en schouders
van degenen, die voor hem stonden, heen:
hij zag de brandweermannen regelmatig
achter elkander gaaD.* zij droegen draag
baren, waarop de aan den brand ontruk
te menschen lagen. Nu en dan was het
gelaat van een der dooden bedekt; de
meesten echter waren aan de kleeding en
de gestalte bij den hellen vuur-
aan
gloed zeer goed te herkennen. Wederom
anderen waren misvormd; het waren dege
nen, die niet alleen gestikt, maar ook ge
deeltelijk verbrand waren. Met de kracht
der vertwijfeling drong hij door de men-
schenmassa heen. Juist vloog zijn blik we
derom over de laatste rij van degenen
die uitgedragen werden.
„Daér daér die op die laar
daér 1»
Een luide, vreeselijke kreet trof zijn
oor.
„Leopold, mijn kind, mijn eenig kind!
Die kreet werd geslaakt door zijne
den dag en zette zich, toen het meisje
plaats voor haar had gemaakt, voor het
werk neder.
Om het op eenigen afstand en dus van
alle zijden goed te knnnen overzien, ging
Koosje er tegenover staan, en ziehet
duurde niet lang, of zij riep verheugd
„Wacht eens, daar wordt het mij duidelijk.
Neen, er is geen fout in, maar nu ik het
in zoo'n auder licht zie en bovendien het
figuur nog niet in zijn geheel is, nu maakt
het een anderen indruk. Als ik. het van
déze zijde zie, geloof ik, dat er niets aan
ontbreekt. Ik kan er rustig aan voorlwer-
keD, dat is heerlijk". En de naald weer
ter hand nemend, zat zij spoedig met ver
nieuwden ijver te arbeiden.
„Hebt gij er wel op gelet, Gerard,
wat Koos daar overkwam vroeg opeens
vader, zich tot zijn zoon wendeud.
„Ja, maar wat zou dat P" vroeg de
zoon.
„Welnu, daar hebt ge een voorbeeld
in 't klein van wat ik je onlangs aan het
verstand trachtte te brengen bij het oor-
deelen over zaken, waarvan men maar de
ééne zijde ziet. De maatschappij is ook ge
lijk aan een fijn weefsel, nit duizend dra
den bestaande. Wil men juist ootdeelen,
dan dient men te begrijpen, hoe deze door
een gewerkt zijn en hoe alle figuren in el
kander pussen en de kleuren geschikt moe
ten worden. Maar er zijn lieden, die ieder
voor zich een klein stukje van het werk
bekijken. Zij pluizen en rafelen wat hnn
verkeerd toeschijnt uiteen, opdat zij er hun
eigen vinding in kunnen zetten, zonder er
op te letteD, of ze het geheel ook bescha
digen. Welk een verwarring moet daruit
bestaan
„Goed, maar als ieder, die een deel
weet te verbeteren, stil bleef zitten, omdat
hij niet alles weet, hoe weinig zou er dan
toch tot stand komen Want wie kent en
weet nn alles
„Daarin geef ik je gelijk, jongen
lief. Ieder, die het goede weet te doen,
en het niet doet, dien is dat zonde. Ais
echter zij, die bijzondere kennis hebben
van een Hein deel, nn maar zoo beschei
den waren, om anderen, die een even goed
stukje arbeids kunnen leveren, naast zich
te laten werken! Maar bescheidenheid, daar
vloeit de wereld tegenwoordig niet van over,
en bet zijn juist de ééuzijdigen, die het
hardst schreeuwen".
„Maar men moet wel hard schreeu
wen, om gehoord te worden. De oude sleur
of tenminste het hangen aan verondeide
begrippen maakt zoovelen doof en blind...."
„Of omgekeerd misschien? Een dich
ter heeft gezegd: „Alle bloemen zijn vol
honing maar de bij alleen weet er zoetig
heid nit te haleD." Zoo zal een wijze in
alles, of het oud of nieuw is, het goede
weten te onderscheiden.Hij zal ook zijn fijn
geschakeerde en kunstig in elkander pas
send weefsel, dat wij onze maatschappij
noemen, uit het echte oogpunt bezien. Is
hij daanbij vol heiligen geest, zooals men
dat van een wijze verwacht, en willen an
deren naar hem luisteren, hoeveel goeds
kan daaruit geboren worden! Begrijp je nu
mijn bedoeling, dat je de wereld van alle
kanten moet leeren bezien, voordat je in
't gareel gaat loopen van -
„Ja ik vat het" viel Gerard in.
„Nu denk dan bij tijd en wijle aan
het werk van Koos. Zij heeft dit nn in zulk
een goed licht gezien. Probeer zelf ook eens
waar en hoe ge staan moet, om te leeren
begrijpen, hoe de wereld in elkander zit
en hoe voor de wereld gewerkt moet wor
den. Maar spreekt geen oordeel uit, vóór
moet een ellendige vent zijn." ^eiran^
„Is 't waar? Ik ken hem juist niet.»
„Ik ook niet. Maar een van mijn vrien-
den heeft hem onlangs op straat ontmoet
en in welk een toestand! De kerel is bijna
altijd droiken. Denk eens aan hij moet
eiken dag uit de kroeg thnis worden ge.
bracht! Geen wonder, dat zijn gedichten
zuik onzinnig prulweik zijn."
„Hoe kan dat ook anders?"
„Wat nog erger is hij, brengt zijn mees-
ten tijd door met balletdanseressen van de
gemeenste soort. En zoo'n liederlijk schep
sel heeft de brutaliteit ons zijn bombast
op te dringen!»
Wij moeten hem niet langer dulden
mijnheer.»
Io dienzelfden geest werd het gesprek
voorgezet, totdat de diligence te Havre
aankwam, waar Hugo's reisgenoot er op
aandrong gezamelijk in hetzelfde logement
hnn intrek te nomen, om nog eenige u-
ren zijn aangenaam gezelschap te genie
ten.
Terwijl hun kamtrs in gereedheid wer
den gebracht, kwam de logementhouder
met het vreemdelingenboek, om hun te ver
zoeken daarin hun naam te schrijven. Toen
Victor Hago de pen opnam om aan deze
formaliteit te voldoen, keek de onbekende
met het notarieel voorkomen verlangend
over zijn schouder. Nadat de dichter zijn
naam met duidelijke leesbare letters getee-
dend had, keerde hij zich glimlachend om,
en zeide: „Nu is het uw beurt mijn waar
de heer."
„Maar zijn verschrikte reisgenoot had
reeds zijn reiszak opgenomen en zich uit de
voeten gemaakt., zoodra hem uit de geduch
te woorden „Victor Hngo" gebleken was,
hoe leelijk hij er was ingeloopen.
Niet op z ij n mond geval-
len.
Een aardig antwoord wordt verteld van
een Ier, die een Engelschman als gids
verstrekte in zijn land. Toen zij bij een
heuvel kwamen werd ter toelichting mede
gedeeld dat dit de „Duivelstafel" was, ter
wijl wat verder een hoog punt, „de dui-
velstoel" werd geheeten.
„'t Schijnt dat de duivel nog al wat
bezittingen heeft in deze buurt,» zeide de
Engelschman droogweg.
„Ja, maar hij is een uitwonend eige
naar, hij huist in Engeland,* luidde het
antwoord.
Een bril als
brandstic fa-
Een curieus geval deed zich dezer da-
n te Stend
onledig hield met naaiwerk
ter.
en curieus geval deed zich dei
gen te Stendal voor. Een vrouw, die zich
verliet voor
eenige oogenblikken de kamer nadat ze baar
bril in het venster had neergelegd. Toen
zij weer binnenkwam, vond zij haar naai
werk en de sofa in brand. Het begin van
brand was spoedig gebluacht en een on
middellijk ingesteld onderzoek bracht san
het iiebt, dat de vergrootglazen van den bril
de stralen der zon in het brandpunt had
den vereenigd en zoo den brand hadden
teweeg gebracht.
In het noordwestelijk
deel van den Grooten Oceaan wordt door
de Noord-Ameiikaansche visscherijen zoo
geweldig veel zalm gevangen, dat vermin
dering van het aantal zalmen wel niet
kan uitblijven. Gedurende de campagne
van 1893 werden niet minder dan
1,721,960 kisten geconserveerde zalm ge*
markt (er gezamenlijke waarde van ong«"
veer 18,783,800 gulden. Nu bevat elke
kist vier dozijn blikken van een Eng.
pond (454 gram) en er werd dus bijna
38 millioen kilo zalm verwerkt. Toch M
de maikt nooit met zalm-overvloed, otnd"
zalm een uitstekend voedingsmiddel a||"
maakt dat tegen matigen prijs is te knj*
gen.
Uit vrees voor zijn eg*-
Een zeldzame patieut werd de vorig®
week in het ziekenhuis te Berlijn gebracht.
Het was de 48-jarige metselaar G. "ie
nit vrees voor zijn vrouw eene eigenaar
dige „ziekte" had gekregen. Op den eer
sten Pinksterdag had bij een uitstapje ge
maakt, met het gevolg dat bij eerst Maan
dagmorgen in den vwegen ochtendston
boven water kwam. Bij zijn thuiskoms
werd bij natuurlijk allerhartelijkst ontvan
gen en zijn wederhelft eischte van beifl