Paardenkeuring. Een ware gebeurtenis. Gemengd JNieuws. Het borduurwerk. noorden Callautsoog voorstel tot het ver- leeuen vau subsidie tcnbehoeve van de ver betering en herstelling van den weg op Texel van den brug naar de Waal. (Hoog stens f 2600 in de kosten tot vaststelling van een bezonder rege- lement van bestaor voor den polder „de Kuil' op Texel. Wij verwijzen belangheb benden naar de adv. (4e bladzijde) vm de Afd. Koord— Holland van het Nederlandsch Paardenstamboek, betreffende de op a. s. Dinsdag te Schatten te bonden Bij Kon.Besluit isaan jhr- mr. J. H. van Foreest van der Palm, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als heemraad van den ANNA-PAULOWNA- POLDER. Door de m a ré c h a u s s e s van Sprondel is te ETTEN gevangen ge nomen en naar Breda overgebracht, zeke re G., verdacht van poging tot moord op zijn vrouw, G. heeft haar met een scherp voorwerp een vreeslijke wonde aan het hoofd toegebracht. Misbruik van sterken drank speelde ook hier weder een noodlottige rol. H et bestuur der Radicale kiesvereeniging" te Amsterdam is als volgt samengesteld C-. R. Kouveld voorzitter, G. SeverijD, vice-voorzitter, E. Kolker, secreta ris, P. Nolting, penningmeester, J. de Koo en C. V. Gerritsen. De 16 Juni had te BEEM- STER de vijfde uitvoering plaats van het gewest Noord-Holland van het Neder- landschgymnastiekverboud Van de 26 vereenigngen, die zich aangemeld hadden, waren er 23 opgekomen. Nummer één van het programma algemeene repeti tie der vrije- en ordeoefeniDgen bket achterwege, daar eenige vereenigingen, door omstandigheden onafhankelijk van hun wil, verhinderd werden bijtijds op het appèl te zijn. Toen zij alle present waren, werden ze door de feestcommissie, bij monde van den voorzitter, den heer K. Edel, ver welkomd. Daarna ging het in optocht naar het raadhuis, waar de eerewijn werd san- geboden, en van daar nsar 't keurig in gerichte terrein, dat aan alle kanten door huizen en geboomte beschut was. Achter eenvolgens hadden na plaats onder leiding van den heer W. Buckert, hoofdleider der turnvereenigiDg Olympia te Amster- kam1 Vrije— en orde—oefeningen, die zonder voorafgegane algemeene repetitie toch werden uitgevoerd, een bewijs dat er geoelende turners aan het werk waren. 2e Afdeelingsturuen aan de toestellen. 3o. Veteeingicgs-turnen en 4o. Keur-turnen der meest geoefende tarners vau het ge west. Alles wat het publiek te aanschou wen kreeg, verwierf grooten bijval, inzon derheid de keuroefeningen van Olympia aan den rekstok, de staafoefeoingen van Olympia en van Hercules te Wormerveer eo de Piramiden van Hercules te Beemster Deze vijfde uitvoering kan als uitmun tend geslaagd beschouwd worden. Het voorstel van het hoofdbestuur der Holl. Maatsch. van. Land bouw, dat behandtld zal worden op de algemeene vergadering op 15 Juli e. k. te AMSTERDAM, omtrent het indienen van een adres aau H. M., in zake ver mindering vaa grondbelasting, strekt om afschaffing van de helft der grondbelasting op de ongebouwde eigendommen te vra gen. „Een jaar later bracht'ik een schip door de Magelhaenstraat, en bemerkte ik, dat de Vnurlanders taskl in de sneeuw rond liepen. Ik z^g oude mannen, krachtig en flind, en moeders, die hare kinderen zoogden, allen naakt en flink in hunne be wezingen en krachtig gebouwd. Sedert dien tijd meende ik het geheim der gezondheid ontdekt te hebben en kleed de mij als de inboorlingen, zooa]s ge me hier ziet." Kapitein v. Schmidt is gehuwd en beeft vier kinderen. „Mijne vrouw," zegt bij „heb ik jin Melborne gehuwd. Zij deelt mijne zon derlinge begrippen. Natuurlijk loopt zij niet zooals ik, maar zoo het mogelijk is, volgt zij dezelfde principes. Ook onze kin deren kleeden wij zeer dun en nog nooit hebben wij een cent voor geneesmiddelen of een dokter in onze huishouding uitge geven. Men beweert dat b ij het uitvoeren van werken in de Johanniskerk te Leipzig het gebeente van Joh. Seb. Bach gevonden zon zijn Bach stierf te Leipzig 28 Juli 1750, Te Rovigo in Istrië, wordt aldus nit Weenen gemeld, stierf dezer da gen een der inwoners. Alle vrienden en verwanten ten getale van 70, waren in de sterfkamer vereenigd, toen plotseling de vloer bezweek. Allen storltenjin den kelder, met het gevolg, dat een twintig tal personen het leven verloren. Yan de overigen ontvingen de meesten min of meer ernstige kwetsuren. Een zonderling. De New-York recorder vertelt van een man, die geheel ongekleed is en dit doet volgens wetenschappelijke principes. Deze door bet weder gebruinde reus, die reeds twintig jaren naakt loopt, is de beheerscher van de Oakland-bocht. Zijne geheele kleeding bestaat uit een gordel en soort zwembroek. In zijn gordel draagt hij een langen dolk en in zijne armen een Winchester buks. Hij schrijft alle jachteD, sleepbooten, schoeners en vaartuigen, die voor, die voorbij komen, de bewegingen ze te maken hebben. Deze naakte kolossus staat in dienst van het departement van oorlog in de Yeree- nigde Staten. Op het achtergedeelte van zijn vaartuig, dat hij zelf gemaakt heeft en dat in het kanaal geankerd ligt, staat hij hoog opgericht als een bronzen beeld, Tot ajn de Zuidzee wordt hij ontzien. Hij is groot en prachtig gebouwd, langer dan 6 voet en weegt 200 Engelsche pon den. Sedert twinlig jaren trotseert hij alle klimaten der wtreld, zonder hemd of jas Het is de kapitein Eduard A v. Schmidt, en behalve na en dan als hij zich in de straten van het stadje vertoont, loopt hij reeds twintig jaren geheel naakt. De re geering heeft hem nu opgedragsD, het Oak- land-scheepskanaal uit te baggeren. Als men hem vraagt, waarom hij niet evenals de andere menschen kleederen draagt,zegt hij: ,Om mijne gezondheid.» Als antwoord op verdere vragen geeft hij dan eene beschrijving van een zeer eigen- aardigen levensloop ten beste. „Ik heb in de medicijnen gestudeerd en mijne medescholieren spraken van mijne zwakke longen en als ik op zee ging, meenden mijne vrienden, zon men mij nooit terugzien. „In de tropen heb ik natuurlijk weinig klecderen gedragen, en hoe minder ik droeg, des te beter geveelde ik mij en als ik weder meer kleederen aantrok, gevoel de ik me niet zoo wel meer. In het huis van een vermogend burger in de wereldstad, Weenen had op zekeren dag een heftige tooneel plaats tusschen mijnheer en zijne echtgenootezoo ils het meer gebeurde, gold het twisttooneel ook thans wederom het eenig zoontje, den vijf tienjarige Leopold. De jongen, nieuw-modisch en netjes ge kleed en gekapt, als een echte modezot stond laatdunkend in een hoek van de ka mer, terwijl papa en mama met elkaar keven. Leopold had wederom van het gymnasium een getuigschrift medegebracht, hetwelk allesbehalve vleiend was. De va der had hem een gestrenge les willen geven, maar nauwelijks had mama iets daarvan vernomen, of zij was als een woe dende leeuwin op haren man aangevlo gen, en met rollende oogen en hijgende adem had zij verhinderd, dat haar man den goeder, lieven onschuldigen Leopold aanraakte. „De onnoozele leermeesters zijn daar van de schuld, die den armen Leopold niet mogen lijden», riep zij uit. «Ik keu mijn kind beter dan die menschen en laat het mij nooit zeggen, dat mijn Leopold slecht is opgevoed." Mijnheer de papa was ook alles behal ve Christelijk gezind maar toch gaf hij ditmaal zijne door de apenliefde verblinde vrouw geen gelijk. „Het blijft zooals ik gezegd heb," ant woordde hij met vaste stem. De leer meesters hebben volkomen gelijk. De roman-lectnur, het theater en andere ver makelijkheden waartoe gij hem verleidt, dat maakt hem ongeschikt voor de sta die. „Derhalve is het met het tber.ter, met het circus enz. gedaan. Leopold komt voor- loopig niet meer in den schouwburg, en hij zal eiken avond van acht nar af te huis blijven, begrepen Mama waagde het niet, zich tegen dit bevel te verzetten. Weenend en snikkend vloog zij op haren Leopold aan, nam hem teeder bij de hand en leidde hem met troostende woorden naar buiten. Bij de denr draaide zij zich nogmaals om, hief ha re hand omhoog en riep met de stem en den toon van een tooneelspeelster, tot ha ren man„Nu zie ik het eerst goed, wat ik reeds lang gezegd heb dat gij uw kind nooit liefgehad hebt en ook niet be minnen kunt; gij ontaarde vader Met deze woorden stormde zij naar bui ten. Maar het zoontje wilde niet tot kalm te komen, wart zijn trots was door de va derlijke bestraffing te diep gekrenkt! „"Wanneer ik niet naar den schouwburg mag, dan schiet ik mij dood, mama," zeide de 15-jarige jongen tot zijne moeder. «Om Gods wille, boos kind, wat zegt vrouw hoorde niets en zag niefs. Zij hoor de niet, hoe daarbuiten de torenklok met angstvol geluid weergalmde. Zij zag niets van haren man, die inmiddels was binnen getreden, van latei opstond en luisterend naar het venster ging, door hetwelk reeds het doffe geroisch van loopende, elkander angstig oudervragende mensehenmenigten e*i van voortrollende wagens weerklonk. Immer heviger werd het getier daar bene den, hei roepen, vragen en dringen der menschen; maar de vrouw, die haar roman 1 os, vernam daarvan niets. „Waar mag er brand zijn mompelde mijnheer halfluid. «Het schijnt een groote brand te wezen." „Hé!" onderbrak hij zich zeiven met luid6 stem en week terug van het venster En helle reusachtige vuurgloed kleurde plotseling een gedeelte van de stad rood. Spookachtig hel en schril stonden déér de twee hooge kerktorens, de koepeldaken en de gevels der huizen in den donkeren a- vond. Het moest een verschrikkelijke brand zijn. De man vloog naar de tafel en schelde geweldig om de bedienden. Toornig om het stores in hare lectuur, kromp de vrouw ineen, en 't gezicht, dat zij haren man toonde, drukte duidelijk haren tooru over deze verstoring uit. Maar bij gaf volstrekt geen acht op haar, doch wendde zich aanstonds tot den juist binnengeko men dienaar met de woorden «Waar is de brand „Sommigen zeggen in den schouwburg, anderen zeggen dicht daarbij,» was het antwoord. «Maar zoo u het verlangt te weten, wil ik het gaarne gaau onderzoe ken.» „Ga dit oogenblikkelijk doen." De dienaar verdween. De vrouw had nog geen lijd gehad, om te besluiten ha ren man te vragen, of er ergens brand uitgebroken was, toen de dienaaar alweer terug was. „Genadige heer en mevrouw,* zeide de dienaar luide en dienstvaardig, «de schouw burg staat in lichtelaaie.» „Wat, hoe schreeuwde mevrouw, als door furiën gezweept, en vloog op den dienaar aan. „Maarten kwam zoo juist aan en zeide het mij de andere menschen bevestig den zijne woorden; de schouwburg staat in lichtelaaie," antwoordde de dienaar. „Als mevrouw door het venster wil zien, de richting is juist Hij voleindde zijn woorden niet. Met een kreet, die door merg en been drong, buiten. „Leopold, vrouw; de oogen der moeder hadden he lijk van den zoon het eerst herkend. M au- hopig vloog zij raar de dragers toe en rokte den doek van het hoofd haars zoons weg. Zij kende zijo gelaat niet meer. Zwart, verzengd en kwalijk riekend lag daar een voranlooze massa voor de moeder tegenalleen de tanden blonken er wit uit te voorschijn. Het hoofdhaar was ge heel verbrand, hals en borst waren bloot, de handen en het lichaam wa:en ongedeerd de gouden kettiDg slingerde, de ring aan den vinger glansde. Neen het viel niet te betwijfelener was geen hoop meer. De levend verbrande, de doode was Leopold, die nog twee uren geleden in de kamer zijner ouders bad gestaan, L-opold, dien de ongelukkige mama buiten weten en tegen het verbod van ziju vader naar den schouwburg had laten vertrekken De man was onverschrokkener dan de vrouwzijne smart was daarom des te bitterder. De moeder weende en jammerde. En dit jammeren en weeklagen ging dien a- vond en den volgenden nacht door, en daarbij mengde zich het zelfverwijt der on gelukkige moeder. Ds anderendaags had zij haar verstand verloren en moest naar een krankzinnigengesticht worden overge bracht. Eenzaam, doch veranderd van gedach ten, bracht de ongelukkige vader wel eer een man van de wereld voortaau zijne dagen door. Zijn vermogen offerde hij op voor gestichten, aan verbetering van de verwaarloosde jengd gewijd. „Dit laa>ste moet er alles weer uit moe der",sprak Koosje met een zucht, terwijl zij met aandacht een groot borduurwerk beschouwde, dat voor haai op de tafel uit gespreid lag. „Ik kan 't niet begrijpen, want ik werkte het toch precies, als het voorbeeld is. En nu ziet het er heel an ders uitHet is vreeselijk" riep zij, „waDt de juffrouw heeft mij zoo op 't hart ge drukt, het mooi af te werken". je genoeg kennis hebt verkregen.» Gelukkig het gezin, waar derg*Hjfce I sprekken worden gevoerl. Zoo worJt geestelijk heil der kinderen bevorderd Nieuw Leven. Htt 'g Er in geloopen Kort na de uitgave van Hernanie vijfenzestig jaien geleden, deed Victorp1" go een voetreis door Normandië ü1" om „nieuwe indrukken* op en g fe- fcdoea Reest he#1 dili- de deft, of tagne, toen op zekeren dag zijn booze ingaf van Rouaan naar Havre in geuce te rijden. Nauwelijks had hij plaats genomen een der passagiers vau een zeer voorkomen —gebrild, witgedist, not»'^ ea vriendelijkknoopte een gesprek hem aan over de verschillende politU °et literarische onderwerpen van den ijaleen dit gaf den deftigen heer aanleiding 5 de vraag: „Hebt gij in de hoofdstad J? gij pas vandaan komt, iets v- gehoord van spreken,» die Hernanie, waarover zooveel bew« wordt gemaakt?" e«lDS Ja ik heb er van hoorea antwoordde Hngo. 't Is een allernaarst stuk." „Dat kan wel wezen." Doet gij ook iets aan de de?" „Een weinig. Ik schrijf wel eens freur- spelen letterk un- Zoo, nu, die schrijver van „Laat dan eens zien, of mij een fout in kan ontdekken", zeide moeder. Meteen haalde zij den bril ik er haar voor stormde de dame naar mijn kindgilde zij. De man, door een vreeselijk voorgevoel aangegrepen, stormde haar achterna, maar het gelukte hem niet haar in te halen. Met dolzinnigeo loop had de ongelukkige vrouw zich in den stroom van menschen geworpen en was voorwaarts gedrongen. Doodsbleek stond hij daar, hij kon en wilde niet gelooven, wat zijn voorgevoel en de gebaren zijner vrouw hem onte gensprekelijk getuigdendat de knaap wederom naar d n schouwburg was ge gaan, en dat zijne vrouw den verwenden zoon achter den rug des vaders naar den schouwburg had laten vertrekken. Ras riep hij een dienaar, wierp zijne overjas om, mm stok en hoed en ging naar buiten „Wanneer is Leopold uitge gaan vroeg hij nog onder het gaan. „De jongeheer is een uur geleden uit gegaan; hij is niet op zijne kamer,» was het antwoord. „Nn, dan is hei z66," mompelde de arme man half vertwijfelend en stormde naar den schouwburg. Honderden en nog eens honderden van menschen verdrongen elkaar daarhenen. Eindelijk had hij de plaats des onheils bereikt. Inderdaad, het Ringtheater stond in braad. Uit het dak en uit alle openingen en vensters van het reuzengebonw sloeg verblindend in duizenden vlammen de verzengende vuurgoed naar buiten over het dak rolde als een geweldigde koepel in draaiende warÜDg de vuurzee te zamen, en daaroverheen reeds een helle lichtgloed ten hemel, slechts hier en daar door een rookkolom doortrokken. Onder de voor durende holp van zijn dienaar was mijn heer slak bij het open schoawburgplein gekomen. Een onbeschrijfelijke geschrei, gejammer en gedrang heerschte daar. Mijn kind, mijn Leopold 1» hoorde hij gij daar?" riep mama uit, terwijl zij haren Leopold in de armen sloot en krampachtig begon te snikken. Vervolgens strekte zij de handen naar de gesloten deur uit en vervolgde: „Zoo, papa, zoudt gij uw eigeu kind ter dood kunnen brengen? Arme Le opold, welk een harteloozen vader,hebt gijl" „Dat helpt mij alles niets," viel de „zoete* Leopold haar in de rede; „ik moet van avond naar den schonwbnrg.» „Wees stil, lief kind. Gij moogt er he nen; papa zal er niets van weteD. Gij zult tLch niet kunnen zeggen, dat nv mamau niet wezenlijk bemint!" Middelerwijl gat zij hem heimelijk een paar geldstukken oit hare geldbeurs. „Dank n, mama", zeide Leopold kortaf en was reeds verdwenen. „Mar r zeg er toch niets van tegen papa lieve Lrpold!» riep mama hem na. Leopold hoorde teuanwernood iets van die woorden. De moeder ging naar de kamer en zette zich zwijgend en mokkend neder in een hoek; zij nam een romarn, sloeg de voeten gemakkelijk over elkander, legde de elle boog op de prachtige tafel, ondersteunde haar hoofd met de hand en was na eeni ge oogenblikken zoo geheel en al in de lectuur verdiept, dat zij niet eens bemerk te, wat in haar nabijheid gebeurde. Zoo was er een half unr vervlogen. Me- een schrille, half waanzinnige stem roe pen Hij herkende zijne vrouw en stormde naar haar toe. „O mevrouw, als uw kind daarbinnen is, dan is het met hem gedaan,* hoorde bij eene vrouw medelijdend zeggen. Eindelijk was hij bij de voorste men- schenrij aangekomen en zsg met zijne groo te gestalte over de hoofden en schouders van degenen, die voor hem stonden, heen: hij zag de brandweermannen regelmatig achter elkander gaaD.* zij droegen draag baren, waarop de aan den brand ontruk te menschen lagen. Nu en dan was het gelaat van een der dooden bedekt; de meesten echter waren aan de kleeding en de gestalte bij den hellen vuur- aan gloed zeer goed te herkennen. Wederom anderen waren misvormd; het waren dege nen, die niet alleen gestikt, maar ook ge deeltelijk verbrand waren. Met de kracht der vertwijfeling drong hij door de men- schenmassa heen. Juist vloog zijn blik we derom over de laatste rij van degenen die uitgedragen werden. „Daér daér die op die laar daér 1» Een luide, vreeselijke kreet trof zijn oor. „Leopold, mijn kind, mijn eenig kind! Die kreet werd geslaakt door zijne den dag en zette zich, toen het meisje plaats voor haar had gemaakt, voor het werk neder. Om het op eenigen afstand en dus van alle zijden goed te knnnen overzien, ging Koosje er tegenover staan, en ziehet duurde niet lang, of zij riep verheugd „Wacht eens, daar wordt het mij duidelijk. Neen, er is geen fout in, maar nu ik het in zoo'n auder licht zie en bovendien het figuur nog niet in zijn geheel is, nu maakt het een anderen indruk. Als ik. het van déze zijde zie, geloof ik, dat er niets aan ontbreekt. Ik kan er rustig aan voorlwer- keD, dat is heerlijk". En de naald weer ter hand nemend, zat zij spoedig met ver nieuwden ijver te arbeiden. „Hebt gij er wel op gelet, Gerard, wat Koos daar overkwam vroeg opeens vader, zich tot zijn zoon wendeud. „Ja, maar wat zou dat P" vroeg de zoon. „Welnu, daar hebt ge een voorbeeld in 't klein van wat ik je onlangs aan het verstand trachtte te brengen bij het oor- deelen over zaken, waarvan men maar de ééne zijde ziet. De maatschappij is ook ge lijk aan een fijn weefsel, nit duizend dra den bestaande. Wil men juist ootdeelen, dan dient men te begrijpen, hoe deze door een gewerkt zijn en hoe alle figuren in el kander pussen en de kleuren geschikt moe ten worden. Maar er zijn lieden, die ieder voor zich een klein stukje van het werk bekijken. Zij pluizen en rafelen wat hnn verkeerd toeschijnt uiteen, opdat zij er hun eigen vinding in kunnen zetten, zonder er op te letteD, of ze het geheel ook bescha digen. Welk een verwarring moet daruit bestaan „Goed, maar als ieder, die een deel weet te verbeteren, stil bleef zitten, omdat hij niet alles weet, hoe weinig zou er dan toch tot stand komen Want wie kent en weet nn alles „Daarin geef ik je gelijk, jongen lief. Ieder, die het goede weet te doen, en het niet doet, dien is dat zonde. Ais echter zij, die bijzondere kennis hebben van een Hein deel, nn maar zoo beschei den waren, om anderen, die een even goed stukje arbeids kunnen leveren, naast zich te laten werken! Maar bescheidenheid, daar vloeit de wereld tegenwoordig niet van over, en bet zijn juist de ééuzijdigen, die het hardst schreeuwen". „Maar men moet wel hard schreeu wen, om gehoord te worden. De oude sleur of tenminste het hangen aan verondeide begrippen maakt zoovelen doof en blind...." „Of omgekeerd misschien? Een dich ter heeft gezegd: „Alle bloemen zijn vol honing maar de bij alleen weet er zoetig heid nit te haleD." Zoo zal een wijze in alles, of het oud of nieuw is, het goede weten te onderscheiden.Hij zal ook zijn fijn geschakeerde en kunstig in elkander pas send weefsel, dat wij onze maatschappij noemen, uit het echte oogpunt bezien. Is hij daanbij vol heiligen geest, zooals men dat van een wijze verwacht, en willen an deren naar hem luisteren, hoeveel goeds kan daaruit geboren worden! Begrijp je nu mijn bedoeling, dat je de wereld van alle kanten moet leeren bezien, voordat je in 't gareel gaat loopen van - „Ja ik vat het" viel Gerard in. „Nu denk dan bij tijd en wijle aan het werk van Koos. Zij heeft dit nn in zulk een goed licht gezien. Probeer zelf ook eens waar en hoe ge staan moet, om te leeren begrijpen, hoe de wereld in elkander zit en hoe voor de wereld gewerkt moet wor den. Maar spreekt geen oordeel uit, vóór moet een ellendige vent zijn." ^eiran^ „Is 't waar? Ik ken hem juist niet.» „Ik ook niet. Maar een van mijn vrien- den heeft hem onlangs op straat ontmoet en in welk een toestand! De kerel is bijna altijd droiken. Denk eens aan hij moet eiken dag uit de kroeg thnis worden ge. bracht! Geen wonder, dat zijn gedichten zuik onzinnig prulweik zijn." „Hoe kan dat ook anders?" „Wat nog erger is hij, brengt zijn mees- ten tijd door met balletdanseressen van de gemeenste soort. En zoo'n liederlijk schep sel heeft de brutaliteit ons zijn bombast op te dringen!» Wij moeten hem niet langer dulden mijnheer.» Io dienzelfden geest werd het gesprek voorgezet, totdat de diligence te Havre aankwam, waar Hugo's reisgenoot er op aandrong gezamelijk in hetzelfde logement hnn intrek te nomen, om nog eenige u- ren zijn aangenaam gezelschap te genie ten. Terwijl hun kamtrs in gereedheid wer den gebracht, kwam de logementhouder met het vreemdelingenboek, om hun te ver zoeken daarin hun naam te schrijven. Toen Victor Hago de pen opnam om aan deze formaliteit te voldoen, keek de onbekende met het notarieel voorkomen verlangend over zijn schouder. Nadat de dichter zijn naam met duidelijke leesbare letters getee- dend had, keerde hij zich glimlachend om, en zeide: „Nu is het uw beurt mijn waar de heer." „Maar zijn verschrikte reisgenoot had reeds zijn reiszak opgenomen en zich uit de voeten gemaakt., zoodra hem uit de geduch te woorden „Victor Hngo" gebleken was, hoe leelijk hij er was ingeloopen. Niet op z ij n mond geval- len. Een aardig antwoord wordt verteld van een Ier, die een Engelschman als gids verstrekte in zijn land. Toen zij bij een heuvel kwamen werd ter toelichting mede gedeeld dat dit de „Duivelstafel" was, ter wijl wat verder een hoog punt, „de dui- velstoel" werd geheeten. „'t Schijnt dat de duivel nog al wat bezittingen heeft in deze buurt,» zeide de Engelschman droogweg. „Ja, maar hij is een uitwonend eige naar, hij huist in Engeland,* luidde het antwoord. Een bril als brandstic fa- Een curieus geval deed zich dezer da- n te Stend onledig hield met naaiwerk ter. en curieus geval deed zich dei gen te Stendal voor. Een vrouw, die zich verliet voor eenige oogenblikken de kamer nadat ze baar bril in het venster had neergelegd. Toen zij weer binnenkwam, vond zij haar naai werk en de sofa in brand. Het begin van brand was spoedig gebluacht en een on middellijk ingesteld onderzoek bracht san het iiebt, dat de vergrootglazen van den bril de stralen der zon in het brandpunt had den vereenigd en zoo den brand hadden teweeg gebracht. In het noordwestelijk deel van den Grooten Oceaan wordt door de Noord-Ameiikaansche visscherijen zoo geweldig veel zalm gevangen, dat vermin dering van het aantal zalmen wel niet kan uitblijven. Gedurende de campagne van 1893 werden niet minder dan 1,721,960 kisten geconserveerde zalm ge* markt (er gezamenlijke waarde van ong«" veer 18,783,800 gulden. Nu bevat elke kist vier dozijn blikken van een Eng. pond (454 gram) en er werd dus bijna 38 millioen kilo zalm verwerkt. Toch M de maikt nooit met zalm-overvloed, otnd" zalm een uitstekend voedingsmiddel a||" maakt dat tegen matigen prijs is te knj* gen. Uit vrees voor zijn eg*- Een zeldzame patieut werd de vorig® week in het ziekenhuis te Berlijn gebracht. Het was de 48-jarige metselaar G. "ie nit vrees voor zijn vrouw eene eigenaar dige „ziekte" had gekregen. Op den eer sten Pinksterdag had bij een uitstapje ge maakt, met het gevolg dat bij eerst Maan dagmorgen in den vwegen ochtendston boven water kwam. Bij zijn thuiskoms werd bij natuurlijk allerhartelijkst ontvan gen en zijn wederhelft eischte van beifl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 2