Bneveii uil do Haasstal
Zondag 23 Juni 1895
39sto Jaargang ITo. 3001.
D
De Wereldtentoonstelling.
BIJVOEGSEL
ART hur ZAPP.
Gaarne had ik in mijnen vorigen
brief eene beschrijving gegeven der fees
telijkheden op Oud-Holland, ter gelegen
heid van de officieele opening van de
Fransche afdeeling.
Hoewel deze reeds voor het publiek
toegankelijk was, was zij nog lang niet
gereed, evenmin als de overige afdee-
lingen. Den 9en echter was zij zoover
gevorderd, dat zij officieel geopend kon
worden.
Verscheidene exposanten en gasten,
waren daartoe uit Frankrijk overgeko
men en nadat de openingsplechtigheid in
het hoofdgebouw afgeloopen was,begaf de
stoet,waaronder behalve de leden van het
uitvoerend Comité verschillende beken
de Amsterdammers, leeraren aan H.B.S.
en andere inrichtingen van onderwijs,
als leden der Alliance franpaise, wer
den opgemerkt, zich naar Oud-Holland
waar zij door deJDordtsche poort naast
de taveerne „het wapen van Pilsen",
binnentraden.
Tevoren heerschte daar reeds groote
levendigheid, In alle herbergen en ta
veernen zag men de krijgshaftige figu
ren der soldaten van „Prince Mouringh"
die zich na den roffel op de trom op
het binnenplaatsje achter den „Hof van
Rembrandt" vereenigden.
Het geheele marktplein was door een
vierkant van telegraafdraad afgezet, om
ruimte voor de evolutiën van het ven
del te houden en daarlangs marcheerden
de hellebaardiers, met hellebaard en
rapier gewapend, krijgshaftig heen en
weer, om iederen al te belangstellende
op eerbiedigen afstand te houden.
Rotterdam, 20 Juni 1895.
LI.
Voor drie dingen moet ik u ditmaal
uwe aandacht vragen,ze zijn n zeker al be
kend in hoofdzaak, maar dat neemt voor
mij niet weg de verplichting ervan te
zeggen, wat ik ervan te zeggen weet. Het
zijn deze drie de raad heeft het plan
voor nieuwe haven?, die negen millioen
gulden kosten zullen, aangenomen twee
kinderen zijn in een druk bevolkte wijk
door een in vollen vaart rijdende stoom
tram overreden, en het politiekorps zal een
wijziging en een uitbreiding van beteeke-
Dis ondergaan. Het zijn de groote gebeur
tenissen van de week, waar ieder den
mond van vol heeft.
Wat het eerste betreft, weet ik niet of
de raad dom of verstaudig gehandeld heeft;
in het tweede is een ontzaglijke dom
heid, in der tijd door den raad bedreven,
heel duidelijk gebleken; in het derde geeft
de raad van verstand en overleg blijk als
hij het voorstel aanneemt, wat zonder ee-
nigen twijfel geschieden zal.
Dom of niet-dom, dom en niet dom
Van alles wat.
Het graven van nieuwe haven» was
meer dan noodzakelijk, hebben Burge
meester en wethouders gezegd. De haven
meester heelt telkens geklaagd, dat hij de
vele zeeschepen niet te bergen wist, hij
kwam plaats te kort 1 De handel van Rot
terdam heett zich in de laatste jaren ge
weldig uitgebreid. Telkens meer schepen
komen de haven in en blijven liggen hier
geruimen tijd. Die alle moeten een behoor
lijke ligplaats hebben. Vandaar het voor
stel. En het voorstel is aangenomen. On
ze schuldenlast, die heel zwaar is, zóó
zW3ar dat we er onder gebukt gaan, is
met negen miljoen verzwaard. Drie hon
derd en vijftig duizend golden zullen jsar-
lijks voor rente en aflossing noodig wezen.
Men denkt die te trekken uit de verhoog
de opbreDgst van het havengeld, want er
zullen mear schepen komen als ze weten
dat er goede havens zijn! Dit lijkt ons
een illussie, althaDS voor de eerste jaren.
Zelfs zij, die het voorspelden, deden bet
FEUILLETON.
De tie M
So.iale Roman uit het Vrouwenleven.
7.
„Ik heb voor u het portret van mijne
zuster medegebracht," zeide mijnheer Drager.
Edith nam het afbeeldsel met groote be
langstelling in de band. Zij was uitermate
verrast. Zij wist niet waarom, maar zij bad
zicb een geheel andere voorstelling gemaakt
van een vrouwelijke student.Ook Margot, die
opgestaan was en nieuwsgierig over Edilh's
schouders beenzag, was het duidelijk op het
gelaat te lezen, dat zij zich zeer verwonder
de. Zjj had gedacht, een leelijke oude jonge
juffrouw te zien, met een bril op en afge
knipt haar, die slechts nit ergenis omdat zij
geen man krijgen kon, op den dwazen inval
gekomen was, in de medicijnen te gaan stu-
deeren.En du vertoonde zich aan hare bewon
derende b)iknen,een elegante,sierlijke en schoo-
ne gestalte, met een lijn en regelmatig ge
sneden gelaat, welks aanvalligheid nog werd
verhoogd door een paar vroolijke, schitteren
de oogen.
Adda kon als gewoonlijk haar indrukken
niet verborgen houden en flapte vroolijk uit:
„Mijn hemel hoe schoonl Zij ziet er voistrekt
niet nit als
Een vlugge beweging van Edith verhin
derde haar, hare meeniug te niten.
„"Wie, mijn zuster, meent ge?" vroeg dr.
Drager goedmoedig lachend. „Neen, rij heeft
gelukkig niets met mij gemeen dan de oogen."
„Ik meende," stotterde Adda, vuurrood,
„dat zij er volstrekt niet geëmancipeerd uit
ziet."
„O zoo," lachtte de jonge dokter, terwijl
Edith haar zuster een verwijtenden blik toe
wierp.
Mjjnheer Drager ontvouwde de medege
brachte brieven, die hij chronologisch op or
de scheen te hebben gelegd. En nu begon
hij nit enkelen der brieven voor te lezen,
grootendeels humoristische voorvallen nit
het leven der vrouwelijke studenten te Zn-
rich.
Zij schreef over hare professoren en levens
over haar studie, over de moeielgkhedeD, welke
zij .daarbij had gehad, en welke zij met de
grootst mogeljjke moeite en volharding te
feoveti gekomen was.
aarzelend en spraken van verschijnselen
die op mogelijkheid wezen Dit is duide
lijk genoeg.
Voorloopig, laat ons zeggen vijf jaren,
om 't eens heel kort te maken, zal die
som gevonden worden nitde belas
tingen en natuurlijk uit de meest impopu
laire, de inkomsten-belasting.
Het gevolg daarvan is natuurlijk, dat
vele gegoede ingezetenen, van wie wij hel
toch inaar hebben moeten, de stad gaan
verlaten, om te gaan naar gelukkige plaat
sen, waar geen inkomstenbelasting is, en
de kleine burgers, die niet gaan kunnen,
waarheen zij willen, zallen het loodje moe
ten leggen,
De hooge kosten en de nasleep van die,
gaven redenen tot ernstige bedenking, die
echter niet gegolden hebben. Een ander
bezwaar, dat ook niet geuoeg gewicht in
de schaal legde, was, dat van de twee wel
varende dorpen Charlois en Katendrecht,
pas geannexeerd, niet veel overblijft dan
een groote waterplas. Een kerk, twee scho
len en 600 woningen zullen onteigend en
afgebroken worden, 225 H. A. land wor
den weggegraven en een ontzettende hoe
veelheid water zal binnenstroomen op de
plaats, waar veel welvaart was.
Maar het voorstel is er nu door, het is
met slechts 5 stemmen tegen in den
raad aangenomen, we hebben nu den
wensch nit te spreken dat, wat men ver
wachtte, werkelijkheid worden zal, dat de
handel zich steeds uitbreidt en dat Rot
terdam blijven zal, wat het volgens des
kundigen is, de beste haren van het wes
telijk vasteland van Europa.
Want het is waar, Rotterdam is vooi
de bewoning geen mooie es plezierige stad,
al wat voor andere steden het bewonen
zoo prettig maakt, mooie lanen, tuinen en
parken, ontbreken zoo goed als geheel,
maar het is de stad van de intelligentie, de
stad van het stout-durven, van noesten
vlijt; het visschersdorp heeft zich door ei-
geu kracht tot een der eerste handelsste
den van Europa opgewerkt en het is het be
lang van liet gansche vaderland, dat het
ia den wereldhandel Rotterdam welga.
Het houdt nog wat de heteekenis van
het land, als zeevarende natie in stand, en
een klein beetje prestige als zoodanig heb
ben wij wel noodig. De allerongelukkig
ste oorlogsschepen die we nsar Kiel heb
ben gestuurd., van welke tot overmaat van
Edith luisterde met gespannen aandacht,
terwijl Margot al zeer spoedig verstolen
begon te gapen, en Adda zich, zonder dat
de anderen hot bemerkten, op baar gewone
plaats aan het venster had teruggetrokken,
om zich te kunnon overgeven aan hare droo-
merijen, die haar meer bekoorden dan de
schilderingen van een haar geheel onbeken
de wereld.
Edith zat voorover gebogen om zich geen
woord te laten ontgaan. Dat alles boezemde
haar ten hoogste belangstelling in en meni
ge onwillekeurige en onbewuste zucht nit
haar ademhalende borst, onderbrak de voor
lezing. Dat alles was voor haar als het be
loofde land, dat cich voor haar oog ver
toonde en dat haar met bewondering en ver
rukking vervolde; daar golden geheel andere
theoriën, denkbeelden en eischen, dan zij
tot dasverre had hooren verkondigen. Daar
was het een geheel andere opvatting van
het leven, daar trachtte man andere doelein
den te bereiken, dan tot dusverre baar was
voorgehouden geworden. Voor het eerst
dacht zij aan de gelijkstelling der vrouw,
in alle omstandigheden des levens.
„No, wat zegt ge daarvan?" zeide de stu
dent, zijne voorlezing afbrekend en wendde
zich levendig tot de beide op de sofa tegen
over hem zittende dames. Margot schrikte
uit haar lichte sluimering op en verborg ha
re verlegenheid onder den lniden nitroep:
„Werkelijk zeer net, zeker, schoon!"
Edith echter riep, terwijl bare schitterende
oogen en hare roode wangen, de waarheid
harer woorden getuigden: „Ik stel het mij
als het grootste gelnk voor, sich aan de
stadie te knnnen wijden, zijn drang en last
naar wetenschap te mogen bevredigen en
zich onder de bannier der naar wetenschap
strevenden te knnnen scharen!"
Mijnbeer Drager vestigde een langen blik
op dat opgewonden, gloeiende gelaat van het
jonge meisje, waarvan elke zenuw sprak van
liefde voor de wetenschap.
„En waarom sloit ge n van deze gelukki
gen nit?* vroeg hij.
„Ik?" Edith zag den vrager ten hoogste
verwonderd aan. „Ik? Ja, daar heb ik nog
niet aan gedacht. Ik? Maar dat is onmo
gelijk, daar mag ik niet aan denken."
„Waarom moogt ge er niet aan denken?"
Zij boog bij die vraag blozend het hoold.
Maar reeds in het volgende oogenblik erger
de zij zich over hare kinderachtigheid, waar
eigenlijk volstrekt geen oorzaak voor was.
En zij bief weder onbevangen het hoofd op
en antwoordde: „Omdat ik daartoe de mid
delen niet bezit."
„De middelen? Gelooft ge dan soms, dat
ramp ééa schip „Atjeh" heet, zijn geen
prestige-bezorgers geweest,en het is wel
van belang, dat voor onzen handel, die
zich dan het meest in Rotterdam als een
bloeiend-levende openbaart, het buitenland
wat respect heeft:
De lezer zil dit niet een woord van
ongemotiveerde vaderlandsliefde vinden,
dat zijne oorsprong vindt in een te groo
te genegenheid voor een geboortestad. Ik
vindt dat elke stad, die zich door handel,
indasirie ot nijverheid onderscheiden kan,
z<5<5, dat men haar in het bnitenlaud op
merkt, gesteund en gerespecteerd moet
worden, door al wie Hollander
is.
De Btad breidt zich heel sterk naar het
Westen uit, naar Oud-Delfshaven. Wat
vroeger een landweg was van Rotterdam naar
Delfsbaven, is nu een laDge straat gewor
den met een groot aantal zijstraten, waar
reeds eenige duizende familiën wonen,
meest arbeiders met vrouw en kinderen.
Het geloop en het gewoel (M&r is enorm
in den laatsten tijd.Toch duldt men, toch
duldt de raad,dat door die drnkte, stoom-
tiams in vrij grooten vaart rijden, de
lijn Rotterdano-Schiedam. Die lijn be
gint voor in de Van Ordebarneveldstraat,
bij den Coolsingel, een groote straat in
welke en in de zijstraten een achttal scholen
zijn. Om negen uur, om half twaolf, om
twes en om vier uur, als de scholen aan- en
uitgaan is daar een groot verkeer van
kinderen. Daar rijdt de stoomtram vrij snel
doorheen.
Dan komt zij op den Weslersingel,
een van de waarlijk mooie singels, waar
't goed wandelen zou wezen, als er, behal
ve de stoomtram niet nog een paarden
tram leidie mooie singel wordt door de
stoomtram onveilig gemaakt. En vervol
gens gaat de lijn de Verlengde Binnenweg
over, de hoofdstraat van hel nieuwe stra
ten-net, waar nu het ongeluk gebeurd,
is.
Tot heden zijn er al vijftig menschen
ik herhaal vijftig menschen, door de ver
schrikkelijke stoomtram overreden, en niet
tegenstaande dat heeft de raad nog vol
strekt geen poging gedaan de stroomtram
te doen vervangen door een paardentram,
wat zonder eenig bezwaar geschieden kon.
Na circuleeren er talrijke adressen aan
de raad. Maar of het helpen zal? De tram-
alteen rijke dames studeeren? Gij vindt daar
alle standen vertegenwoordigd,en er zijn dus-
danigen, die de middelen om te kunnen stu
deeren, eerst door les geven verdienen. Ook
mijn zuster gebruikte haar vrije uren om
nog iets te verdienen, om zoodoende met de
karige toelage, welke zij van hnis krijgt,rond
te kunnen kom9n."
„Maar ik ik heb in het geheel geen
voorbereidende studie genoten," wierp Edith
tegen, terwijl haar het harte levendiger klop
te.
„Wat men niet heeft, kan men zich ver
werven. Orerigens hij greep in zijn zak
en haalde een dun boekje te voorschijn
„de eischen zijn niet zoo hoog als gij wel
schijnt te vreezen. Hier, dit boekje geeft u
de nauwkeurigste inlichtingen van datgene
wat gevraagd wordt voor het toelatingsexa
men."
Edith nam dit boekje gretig en toch wel
een weinig ernstig aan. Mijnbeer Drager
echter lachte goedhartig en zeide: „Wanneer
het n goed is, stellen we dadelijk een on
derzoek in naar datgene wat a nog ontbreekt".
Het was even voor tienen, toen de jonge
geneesheer heenging. De tijd was bem en
Edith als voorbijgevlogen, en zij beiden waren
om het zeerst in de war, toen een blik op
de klok hen verkondigde, dat zijn bezoek
reeds twee nnr geduurd had.
Weder overkwam het jonge meisje, toen
zij haar bezoeker de denr uitliet, de pijnlijke,
angstige gedachte: „Wat zullen de buren er
wel van zeggen?"
Juist toen mijnheer Drager de denr ach
ter zich in het slot trok, kwam een man-
nengestalte van achter de trap om. Het
was mijnheer Ehreorjjk, de huisbaas, die
zooals hij telken avond deed, de ganglam
pen op de bovendste étage ging uitblazen.
In het eerste oogenblik aarzelde hij, tosn
hg den stodent zag. Toen echter mijnheer
Driger in gedachten verdiept, met een
kort „goeden avond" voorbijsnelde, lachte hg
vergenoegd en zijne kleine oogen met een
valschen blik op de denr vestigend, waar
achter de drie zusters woonden, mompelde
hij: „wacht maarl"
HOOFDSTUK VII.
Margot beviel haar betrekking aan het lo
ket niet kwaad. Het afwisselende groot-
steedsch leven, dat zich vcor haar oog af
speelde, deed baar het vervelende van haar
werk niet zoo bemerken. Ergernis ontbrak
er andets niet, wat het publiek betrof,
hare mannelijke collega's met w:e zij dage-
lijksch moest omgaan; zij waren allen eveD
beleefd en voorkomend voor haar. Margot
wegmaafschappij behoort lot de bevoor
rechten, haar is veel toegestaan dat ande
ren geweigerd werd. De maatschappij
verdient een massa geld. Als een paar
dentram heusch meer kostte, zou zij dit
best dragen kannen.
Wij, die arme slokkers zijn, zullen wel
de rente en aflossing van 9.000.000 te
dragen hebben
Het is eenvoudig ren groot schandaal,
dat een hemeltergend ding als dit, door
den raad in e:n oogenblik van bemelsche
goedheid toegestaan, instand blijft, niet
tegenstaande de levei.s van de burgers in
gevaar worden gebracht, Consessies Die
bestaan zeker, msar het gemeentebestuur
heeft het gecontracteerde recht „in geval
van gebleken noodzakelijkheid" stoom
door paarden te vervangen. Nu, als dit
geen gebleken noodzakelijkheid is, weet ik
het niet meer.
De salarissen van de politie-ambtenaren
zallen verhoogd en het personeel zal uit
gebreid worden. Dit is het voorstel van
B. en W. Een heel goed voorstel. De sa-
lBtis-verhooging is volkomen gemotiveerd-
de orde-bewakers verdienden niet veel in
Rotterdam. We zonden alleen wenschen
dat de salarissen der gemeenten wat meer
bedroegen dan f 625 in de eerste, f 600
in de tweede f 550 in de derde klasse.
Voor het vele en vermoeiende werk, dat
van hen in een groote stad als deze ge-
eischt wordt; is deze bezoldiging maar
heel even voldoende. Men zal hen het
werk wat vergemakkelijken, maar er blijft
toch nog genoeg te doen over.
Tot heden eischste men van hen in 2
etmalen 24 uren dienst en dan nog om den
anderen nacht, van 's avonds 10 tot's mor
gens 8 nachtdienst. Voor een ijverig,
waakzaam en oplettend politieagent, die
zijn plicht volkomen wil doen, is zoo'n
werktijd te groot. Een diensttijd van hoog
stens 10 uren per etmaal zal door uitbrei
ding kunnen worden vastgesteld en dit is
dan lang genoeg.
Voor de buitengedeelten, de gean
nexeerde landelijke gemeenten is een bri
gade bereden-politie noodig, ook die zul
len we krijgen, 10 man sterk, verder een
vergrooting van het aantal ordebewaarders
op de rivier. Ook dat zal geschieden.
De gezamenlijke kosten bedr»gen, glo
was nog geen acht dagen in bare betrekking
of er was reeds aan bet geheele station be
kend: de nieuwe juffrouw is een barones
se. Ja, men gewende er zich dadelijk aan,
wanneer men van haar sprak, baar kortweg
de baronesse" te noemen. Van mond lot
mond ging het als een loopend vaartje, ja
zelfs de krantenventers wisteu het en ver
telden elkander; „Do juffrouw aan het loket
is een barones."
Zooals het altijd gaat bij dergelijke ge
legenheden, men overdreef op een schro
melijke manier en er verbond zich een heel
verdicht romannetje aan de reeds zoointer-
ressante kaarijesverkoopater.
Alles wat haar als 't ware onaangenaam
of lastig was, wist Margot handig van zich
af te weren. Zjj was geen duldende en lij
dende natuur zooals Adda eu voor een doel
Edith dat warenzjj bezat geestkracht en
een levendig temperament en groote onver
schrokkenheid, en deze eigenschappen deden
zich zeer spoedig op hare omgeving gelden.
Wanneer zij zich in den aanvang in bet
hoofd gesteld bad, baar einddoel: eea rijk
huwelijk, hier te zullen bereiken, zoo zag
zij spoedig in, dat zij zich hierin vergist
had. Ja, er kwamen dagelijks een onnoe
melijk aantal heeren, maar zij hadden nau
welijks tijd om op de schoone lok et juffrouw
een bewonderonden blik te werpen.;
Degenen die geneigd waren, een gesprek
met haar aan te knoopen, Bloegen dadeljjk
een toon aan, die Margot dwong, hen
met een afwijzende beweging te dwingen
heen te gaan, of als dat niet hielp,
zonder meer de hulp van den portier in te
roepen en zich voor verdere last te vrijwa-
ren.
Wanneer er geen wonder gebeurde, zoo
zou zij bier, omgeven door een enorm groot
aantal mannen, als een oode jongejoffer
moeten sterven, alsof zij zich in een kloos
ter had begraven.
Reeds tweemaal had zij eene ontmoeting
gehad, die haar pijnlijk voor oogen stelde,
het onderscheid tnsschen nu en vroeger.
Bekenden, met wie zij meermalen gezellig
in haar geboortestad had omgegaan, zij had
den voor haar loket gestaan en met neer
geslagen oogen en hoogroode wangen had
zjj haar het verlangde billet overhandigd.
Zij was maar blijde, dat zij haar maar niet
hadden aangesproken, jawellicht niet eens
herkend hadden."
Op een dag had zjj eene ontmoeting die
haar nog onaangenamer was, dan alle vori-
gen. Frits Reinbard.de rijke grondbezitter,
die baar eerst het hof gemaakt had, stond
plotseling voor haar. Hij zag haar strak
baal berekend, f 90 000 maar zeker is
er in het geheele voorstel geen artikel,
dat nitgelicht of overdreven genoemd kan
worden.
Noodige verbetering van salarissen en
noodige verbetering van ordebewaking aan
te brengen, is een goede en aanberelenswaar
dige zaak. 13.
aan, terwjjl hjj geld voor een kaartje twee
de klasse neerlegde. Mechanisch nam hjj
het hem toegereikte biljet aan en liet zich
door de opvolgenden wegdringen, zonder een
woord gesproken, noch een gioet gewisseld
te hebben. Maar eon paar minuten later,
toen een kleine stilstand in het verkeer ge
komen was, zag Margot, tot haro groote
verwondering en Bchrik, hoe bij haar op
nieuw naderde. Zijn plomp gezicht greinsde
haar vorgenoegd toe, en met drieste ver
trouwelijkheid zich tot haar overtuigende,
zeide bij„Goeden dag, juffrouw Margot.
Ik was waarachtig zooeren uit het veld
goslagen. Wat duivel, hoe komt gij hier?
Nu ja, dat gaat in het leven niet anders.
Ik beo naar de wolmarkt geweest. Hoe
zondt ge het vinden, ais we vandaag eens
vrijaf namen Gaat dat niet Wij gaan
dan naar den dierentuin en vervolgens naar
Renz. Daarna zullen wij bij Dessel of er
gens elders, gaan soupeeren. Nu, zoo'n
beetje afwisseling zal n niet schaden, juf
frouw Margot
Zij had al ras haar verlegenheid over
wonnen en ook haar toornig flikkerende oo
gen hield zij zooveel mogelijk in toom. Mèt
ijzige kalmte, den voor haar staande met
voornamen blik van het hoofd tot de voeten
opnemende, antwoordde zij„Mijn naam is
juffrouw von Bülau, begrepen? En verder
doe ik n opmerken, dat mij mijne opvoeding
en gewoonten niet veroorloven, met men
schen om te gaan, die niet meer gevoel
voor beleefdheid en netheid hebben, dan een
gewone stalknecht."
Daarmede liet zij hst raampje sakken en
draaide den verhlaften Reinhard den rog toe.
Een geheel ander verloop Dam een paar
weken later een andere ontmoeting, met een
harer vroegere kennissen. Het was luitenant
Können, toen de juffrouw aan het loket
het hem gevraagde kaartje overhandigde,
hij in haar zijn vroegere dansenze herkende,
beleefd zijn boed afnam en zonder een woord
te zeggen, sicb verwijderde.
„'s Avonds toen Margot het station verliet,
liep op straat een heer in borgerkleeding
op en neder, in wie Bij half tot haar vreug
de, half tot baar schrik, den luitenant her
kende, met wien hare gedachten sich den
ganschen dag hadden bezig gehonden.
„Is het geoorloofd, geachte juffrouw, dat
ik n een eindweegs vergezel? Ik ben ui
termate verheugd, dat ik n wederzie. Ik
weet niet, of gij u mij nog herinnert, ik
ben laitenant Köunen."
Zij knikte. Zijn voorkomen was zoo
eerbiedig en bescheiden, dat een aange
naam, warm gevoel haar doorstroomde.