De Meimus. Gemengd Nieuws. Leven en Dood. Dat moeten de jongeren eens le zen. PLAATSELIJK NIEUWS. den gesplitst, zonder verschikking van ge meenten. Zoo blijft het te annexeeren ge deelte van NieuweramsM bij Amsterdam. Den Haag blijft bij ScheveniogenGro ningen wordt gesplitst in: de stad Gronin gen en een afzonderlijk district Hoogezand; Utrecht en Rotterdam blijven zooals in het ontwerp-Tak. Het aantal aangeslagene mannen in He vermogensbelasting is55,000, dat in bedrijfs belasting 20,500, dat in het personeel (ou de) 561,000, dat in de grondbelasting (1890) 408,000. Het juiste cijfer der kiezers is ook b; raming niet met zekerheid vast te stellen. Spaarbankboekjes bezaten van 1 Aug. 1892—93 3551 meerderjarige mannelijke personen die f 100 op het grootboek had den, terwijl 27,903 van 1 Jan. 189298 f 50 op de rijkspostspaarbank hadden. De regeering is mede voornemens op de hoofdkiesdistricten voor de Prov. Sta ten waar meer dan 5 plaatsen tegelijk te vervullen zijn te splitsen en alle gemeen ten boven 15,000 zielen voor Raadverkie- zingen ook te splitsen, behalve Amster dam waar 9, Rotterdam waar 5, en Den Haag waar 8 districten blijven. donder ademen, zonder het kloppen van het hart geen leven. Maar dit is niet al tijd even waar. Dit ziet men ten allereer ste wel bij die dieren, die een winterslaap hebben. De lichaamswarmte van zulke die ren zinkt tot die van koudbloedigen, on geveer 4 graden; het dier ademt, slechts zeer zelden en zwak, zijn halt klopt on geveer tien maal in de ininuat. Het is ge heel gevoelloos. Men kan het den kop af snijden zonder dat het zich beweegt. Het kan zelfs onder water langen tijd doorsla pen. In Siberië heeft men dieren 6 meters onder den grond slapende gevonden. Sterke koude doet ze ontwaken, waarna zij dade lijk warmbloedig worden, tegelijkertijd ech ter hoekjes zoeken, waar ze beschut zijn tegen de kon. Zulke vita minimavindt men zooals bekend, ook bij egels, vleer muizen enz. en injminderen graad bij beren. Ook zeer vele zoogenaamde koudbloedige dieren vallen in een winterslaap, in tro- pischen streken zelfs in een zomerslaap. De alligator slaapt in Noord-Amerika gedurende den winter, in tropisch Ame rika gedurende bet droge en heete jaar getijde. Daar begraven zieh ook groote slangen iD het slijk. Onder de vogels is geen en kele, die een winterslaap heeft. Zij, die den winter in het Noorden niet kunnen verdragen, trekken naar het Zuiden. Van planten is de winterrust bekend. Zaad korrels blijven jaren lang goed, turksche tarwe meer dan 200 jaren Verschillende soorten van mos, die tien jaar lang op eene droge plaats gelegen hebben, bijv. in herbariums kunnen door water weder tot groeien gebracht worden. De rust is echter geen dood, slechts een spaarzaam leven. Ook het zichtbare le ven kan jaren lang bestaan. Terwijl een ééndagsvlieg niet veel meer dan zes nur leeft, verschillend# koraaldieren slechts ee- nige dagen, weken of maanden vegeteeren, kunnen spinnen eenige jareD en visschen ouder dan eene eeuw worden. In 1497 werd een drie centner zware snoek gevan gen, die blijkens een opschrift op een ko per plaatje 267 jaren geleden gevangen was en weder in het water was gelaten. Adelaars en raven kunnen honderd jaar oud wordeD, papegaaien nog veel ouder, olipbanten wel 200 jaren. Als de oudste menschen nit den hiato- rischen tijd noemt men Kintingerc, een Schot eu den Hongaar Peter Czaitan, die ongeveer 180 jaar oud geworden moeten zijn. Boomen kunnen veel langer leven. Uit de dikte der stammen, nit het aantal jaar ringen en nit historische overleveringen heelt men gezien, dat cypressen en olmen meer dan 200 jaren, klimop 450, berga- hormen 500, kastanjeboomen 600, olyf- boomen en platanen 700, ceders en oran- jeboomen 800, linden 1000, eiken 1500 jaren oud kannen worden. Van een cypres in Virigicie wordt gezegd, dat hij meer dan 6000 jaar oud is. Planten zijn over het algemeen beter te gen schadelijke invloeden bestand, dan die ren. Professor Tavel heeft in een bactereo- logisch instituut van de universiteit te Bern opgemerkt, dat sporen van water-bacteriën zestien uien in stroomenden waterdamp van 100 graden nog in het leven bleven; vele vetplanten zag men nog leven, nadat zij in kokend water afgespoeld en eenige weken lang onder de persen hadden gele gen. Maar ook dieren kunnen onder scha delijkeinvloeden in het leven blijven. Slakken, visschen en ampbibieën ko men in heete bronnen Yoor. Insecten en kikvorschen, die bevroren zijn, gaan weder leven, als de ijsklomp, die hen heeft ingesloten, gaat smelten. Fr&nklin zag vliegen die op Madeira in wijn verdronken waren, in Amerika in de lucht weder levend worden. Kleine karpers, die door snoeken ingeslikt waren, schijnen levend weder uitgeworpen te zijn geworden KI. R. ct. Het is nn veertig jaar bijna geleden, dat ik mij in eeD welvarend Geldersch dorp kwam neerzetten. Ik was ongeveer dertig jaar en pas gehuwd.Natuurlijk ging ik met ®}js vrouw mijn buren een bezoek brengen. ®en dier bezoeken trof mij het volgende, dat mij Ea dien tijd nooit nit de gedachte is gegaan. Wij kwamen bij een der gegoede bur gers, een weduwnaar van misschien zestig, wiens oudste dochter het huishouden waar nam. Maar er was ook nog een zoon in hnis van ongeveer vijf-en-twintig jaren. Deze zat op een afstand van de tafel. Naar 't mij voorstaat, las hij een boek. Doch hoe dit zij, aan de tafel zelf werd het gesprek gevoerd tnsschen vader, dochter, mijn vronw en mij. Bij dat gesprek maakte ik een op merking over de streek en de bewoners, de takken van bedrijf en wat daar verder toe behoorde. De vader gaf zijn inlichtingen. Maar opeens deed toen ook de zoon nit de ver te zeer bescheiden het woord hooren f Ja, mijnheeren daar moet n nog bij reke nen Doch daar bleef hij steken want plotseling viel de vader met kien in, het hoofd tot hem wendend„Tu, tn, als de ouden spreken, zwijgen de jongen". Alsof het de natuurlijkste zaak der we reld was, zweeg toen ook die jonge, maar toch reeds vijf-en-twintig-]rige Zoo was het daar. Het trof mij diep. Maar zoo was het ook elders. Men noem de dat „huiselijke tucht". Kom daar in onzen tijd eens om Een vriend zij mij onlangs: „De kinderen hebben bijna nog meer praats dan de ouders". En een vronw klaagde mij: „Och mijnheer! ik kan over mijn jongens geen baas blijven Ja, de wereld is in dit opzicht onge' veer omgekeerd. Is zij er beter op gewor den Niemand onzer zal zeker de oude tuchtoefening willen verdedigen. Maar de losbandigheid van den tegenwoordigen tijd heeft ook haar gevaren. Wie weet, of ons vrijer opgegroeid jeudig geslacht groot zal geworden zijn en opgeklommen tot den raüg van vader en moeders, dan zélf zijn vrije waardigheid gevoelende, wie weet, of het niet elke inbreuk op die ei gen vrije waardigheid met strenge hand zal te keer gaan Want zóó is niet zel den de gang van zaken. Vader is streng, zoonlief roept om vrijheidmaar als wel dra dejkleirzoon óók zijn vrijen gang wil gaan, komt deze laatste vrijheid iu botsing met die zijner ouders, en de banden worden weer aangelegd. Da herstelling van fouten treedt door den loop der dingen als van zelf in. Toch is hierin een bezwaar. De door de natuur der dingen aangebrachte herstelling is gaen weloverdacht., Daarom schijnt het ons goed toe, aan ouden èn jongen toe te roepen„Raadpleegt eens uw verstand en uw hart, en vraagt u zeiven ernstig af, welke weg de beste is en waar de gren zen liggen der tucht.Bij de opvoeding moet men niet alles van indrukken laten afhangen, maar een weloverdacht plan vol gen. Wie dien weg betreden wil, zal de onmisbare tucht met de noodige vrijheid weten te paren. Waut aan heide eischen moet worden voldaan. Nieuw Leven. H. Inde kazerne. Sergeant. Zeg kerel, waarom hou je je hals zo3 stijf, wat ben jij van je ambacht? Recrnut. zanger! Sergeant. Daar heb je 't al! De toon ladder is in je hals blijven steken! Sancta simplicitas! Een eenvoudig moedertje, dat buiten Maaszicht woonde en 'n winkeltje dreef in van alles wat', was naar de stad ge weest om lampeglazen op te doen, en wenschte per spoor terug te reizen. Aan het station gekomen, vroeg ze met eenige bezorgheid den klerk, die de kaar tjes afgaf of hij zeker was, dat de trein nergens tegen op zou rijden en niet erg zou stooten. Omaak je daar maar niet onge rust overer is volstrekt geen gevaar, moeder, je zult geen ribben of beenen bre ken. MoedertjeJa, maar 't zijn niet mijn ribben en beenen, waarover ik in angst zit; maar ik heb voor mijn winkel drie do zijn lampeglazen opgedaan, zie je, en die zou ik niet graag zien breken. Daar ziet heter mooi nit. In Montebello Jocino nl., sen gemeen te in het mouie Italië. De gemeente-ge neesheer heeft van de stad een som van 2200 lire te vorderen; de politieagenten hebben sinds vier maanden geen cent van hun geld gezien, de stadsontvanger en de secretaris kennen de kleur niet meer van geld, zeggen ze. I)e schoolmeesters nemen hun ontslag, wijl ze in geen halfjaar be taald werden, en, het einde kroont het werk, de bmgemeester zit in de gevange ais wegens verduistering van gelden. Dure pantoffels. Een schoenmaker uit het Westend te Londen deelde onlangs aan een Engelsch reporter mede, welke sommen eenige da mes der Londensche aristocratie vooi hare laarsjes, do h inzonderheid voor hare pan toffels besteden. Kort geleden liet eene in Londen algemeen bekende gravin een paar pantoffels maken, die met borduur werk versierd waren, waarvoor robijnen, smaragden en diamanten werden gebrnikt. De pantoffels waren „splendid", maar ze kosten ook de kleinigheid van f 56.000 Eene andere gravin bestelde een paar jaar geleden, een paar muiltjes waarmede zij als „Asschepoetster* op een gemaskerd bal ver schijnen wilde, dat door den hertog van Manchester werd gegeveD. Die pantoffels waren dicht bezet met di- manten en de waarde der steenen bedroeg meer dan 150.000 golden en het zetten der steenen kostte: f800. In zulk ees geval is het wel de moeite waard, een pan toffelheld te wezen. Leo Tolstol. Zoo dikwijls graaf Tolstö een zijner wer ken in Rusland uit wil laten geven, sid deren Je censoren. Zij moeten bij de be schouwing der werken van dezen popnlai- ren en aanzienlijken tijdgenoot, zeer voor zichtig zijn; er mag geen te strenge cen suur worden aitgeoefend, want „wat zal men daarvan in Rusland zegge en wat nog erger is, „wat zal Europa er wel van denken.' Dit laatsts was er misschien de oorzaak van dat Alexander 111 op zeke ren dsg verklaarde, dat hij Tols' .i'a wer ken persoonlijk wilde beoordeeleu. De oor zaak hiervan was het volgende: De kreu- zers—sonate zou in het Russisch worden nitgegevene n de censoren besloten na lange beraadslagingen, hunne toestemming hier toe niet te geven. Tolstoï's energieke echt- genoote begaf zich naar St.— Petersburg en vroeg audiëntie bij czaar Alexander 111, om op te komen tegen de onbillijke cen suur. De czaar ontving de gravin voor komend, en verklaarde haar dat het boek gedrukt mocht worden en hij voortaan zelf de boeken zou beoordeelen. „Ik zal zeer mild zijn* voegde hij er lachend bij. Eenigen tijd later schreef Tol- stoi zijn bekend werkje: „Uwer is het ko ninkrijk Gods," een volgens de begrippen van onze censuur confiscabel werk. Nu was men bij Tolstcï in groote verlegenheid; den keizer het manuscript toezenden, ging niet en de censur zon het zonder twijfel afkeu ren en den czaar met een tweede verzoek lastig vallen, ging ook niet. Er bleef voor Tolstoi dus niets anders over, dan zijn werk in bet buitenland te laten uitkomen. Hoe het onder de nieu we regeering met de censuur gesteld zal zijn, last zich nog niet zeggendat zal men eerst ervaren als Tolstoï weer iets „verdachts' schrijft. De heeren censoren verheugden zich, toen het laatste werk van Tolstoï, dat in verschillende talen is ver schenen, „Heer en Knecht,* niet gevaar lijk bleek, toen konden zij zonder aarze len hunne toestemming voor bet afdrukken geven. De onzekerheid of de boeken wel goed zullen wordeu opgenomen, rust als een berg op de familie Tolstoï, die niet weinig verschrikt, zoo dikwijls ze door de vensters van het heerenhuis in Jasna- ja-Poljanna in de voorbijgaande slee een uniform zien misschien is het een gen darme met een voor den ouden Tolstoï onaan genaam bericht. Tolstoï echter lacht, hij vreest noch gendarmes, noch hunEe bevelen. Dentijduitkoopen. In een onzer vaderlandsche steden is bij de uitbreiding, die sommige plaatsen in de laatBte jaren gekregen hebben, een belang rijk gedeelte ?an de overzijde van den spoorweg komen te liggen. Cit de oude stad moet men dus altijd dien sproorweg over, om in het nieuwe gedeelte te komen. En hoewel er reeds lang sprake van was over die spoorlijn een brug te maken, die de twee deelen der sfad verbinden zou, behoort dit plan nog steeds tot de vrome wenschen en moeten de ingezetenen dik wijls lang blijven wachten, als zij voor de gesloten hekken komen. Yooral is dit las tig voor ieder, die haast heeft. Een der ingezeten, die niet ophoudt met n bij het gemeentebestuur, is een der dokters, die in dat nieuwe stadsgedeel te patieuten heeft eD dus telkens de spoor lijn over moet. „Ge weet niet, wat mij dat in éen jaar aan tijd kost!' moet hij eens aan een der onde raadsleden gezegd hebben. En toen bij daarop ten antwooid kreeg„Nu, het is toch slechts een kwestie van enkele minuten is onze dok ter bij den aanvang van een nieuw jaar begonnen met nauwkeurig op te teekenen, hoeveel minuten hij daar iederen dag wach ten moest. En wat bleek daarna, toen hij in gezelschap van het bedoelde raads lid aan het eind van 't jaar al die minu ten optelde Dat hij dit jaar meer dan twee dagen voor dat hek had gewacht. Wat een tijdverlies 1 De man was er zelf veröaasd van. Maar nu vragen wij eens.' Als allen, die hun tijd met ijdel gepraat en doelloos ge drentel verbeuzelen, ook eens op die ma nier hunne verkwiste oogenblikken wilden opteekenen, zouden dit dan niet bij velen heele weken zijn? Ocb, dat ze het deden! Wie weet, noe ook zij verbaasd zouden staanl Misschien zoo, dat ze tot inkeer kwa men en voortaan ernst wilde maken met de bekende bede nit een onzer kerkzan- gen: „Leer mij mijne oogenblikken tellen Nieuw Leven. V. d. M. Een fortuintje. Het is ongeveer drie weken geleden, dat een Londensche liefhebber bij een antiquaar van Chatham een mythologische schilderij ontdekte, dat hij heel leuk voor 125 francs aankocht. Teruggekeerd in de stad, onderzocht hij het schilderij, en vond tot zijn vol doening de handteekening van Rubens, In de verkoopzaal, in de Wardenstreet is deze Rubens aan Hertog van Bedford verkocht voor 90.000 francs. —Een advocaat vond een som van een halven cent vrel de moeite waard om ervoor te strijden. De ambte naren van het octrooi te Rome vroegen de betaÜDg van een centime, als inkomend recht vin een doos bonsboas, die de ad vocaat bij zich had. Hij beweerde dat de doos geen pond suiker bevatte en daarom vrij wasna over en weer praten betaalde hij de belasting, evenwel onder protest. Hij stelde toen een eisch in tot teruggave van zijn centime en won het proces. Er werd appel aangeteekend en het vonnis door een hooger gerechtshof bevestigdmaar de donanen vervolgden de zaak tot in hoogste ressort, totdat het hof van cas satie uitspraak deed in het voordeel van den aanklager en de stedelijke autoriteiten beval de onwettig geheven centime terug te geven en 300 lire te betalen als kosten van het geding, zoodat de poging om die ellendige centime te behouden, hnn op juist dertigduizend maal de waarde kwam te staan Met een pen. In Parijs is Mode 1-B urgemeester. Een toonbeeld van een onbaatzuchtig mensch is de burgemeester van Witzhel- den, een gemeente in den kreits Solingen. Deze model-burgemeester heeft een trak- tementsverhoogirg, waarmede de gemeen teraad hem wilde verblijden, afgewezen. Verder heeft hij voor een nieuw raadhuis, dat de gemeente wil bouwen, het bouw terrein gratis afgestaan en bovendien uit zijn eigen zak een bijdrage in de bouw kosten van 2000 mark geschonken. De usatn van dien burgervader is Vosswin- kcL lied op de lip- een jonge 23-jarige dame uit New-York, een miss Mary Troup op tragische wijze gestorven. Zij nam les in het conservatorium bij prof. Giraudet, die haar in den zang moest on derwijzen. Nauwelijks had zij een air uit de opera: Philemon en Baucis on der bijval der leeraars en der medeleerlin gen gezongen, toen haar gelaat plotse ling bleek werd. Met den uitroep: „Ik lijd, ik lijd zoo," zonk zij ten bodem. In weerwil, dat er bijna dadelijk ge neeskundige hulp bij de hand was, was het mooie begaafde meisje spoedig een lijk Zij schijnt zich bij het zingen te veel hebben ingespannen. Yolgens den arts was een hartsverlamming de oorzaak van den dood. Het Indische planten* kunststuk. Onder de wonderlijke kunststukken dor Indische fakirs trekt vooral het mango- boom-wonder de aandacht. Het kunstslak bestaat in bet ziaien van een mango-zaad korrel en het bedekken daarvan met een mandje, dat telkens als het wordt opge licht, doet zien hoe het zaad ontkiemt, takken uitschiet en ten slotte vrucht draagt. Een Franschmau, Leveilló, heeft veel suc ces behaald met dit kunststuk, dat hem was uitgelegd door een der fakirs, die aan een ruime fooi niet lang weerstand kon bieden. De toovenaar gaf er de volgende ver klaring van „Ik neem een mango-zaad korrel en haal daar de pit nit, zoodat al leen de bast over blijft, welke ik weer sluit om te doen gelooven, dat de zaad korrel onaangeroerd is. Het is noodig twee of drie aldus gerepareerde noten ge reed te hebben. Als mijn toescbouweis bijeen zijn, maak ik een klein hoopje asr- de. Dan laat ik den menschen om mij heen eenvan mijn gereprateeide noten zien, maar zij mogen die niet aanraken. Dan steek ik den zaadkorrel in de aarde en besprenkel alles met water. Yervolgens bedek ik het aardhoopje met een mandje en spreid daar een handdoek over uit. Al deze voorwerpen laat ik onder de toeschouwers rondgaan, om achterdocht te vermijden. Vervolgens dans ik onder allerlei gebaren rond, om de aandacht van da toeschouwers af te leiden. In mijn hand houd ik een paar mango-takjes, ver borgen onder een stukje linnen. Ik li', het mandje en den handdoek op, maar er is nog niets gegroeid. Dat deel ik mede en plaats mandje en handdoek weer op de zelfde wijze als te voren er over heen, maar tegelijkertijd steek ik een van de takjes, die ik in mijn hand heb, in het zaad. Dan wordt er weer water gebracht en ik besproei daarmee de aarde, onder voor wendsel dat de plant dan beter groeien zal, maar m werkelijkheid om de indruksels van mijn vingers inde aarde te doen ver dwijnen. Ik vertel daarop aan mijn toe schouwers, dat de mango-boom „groeit, groeit, groeit." Ik licht het mandje weer op en laat de spruitjes zien. Dan neem ik den handdoek weg en begin weer rond de groeiende plant te dansen. Intnsschen heeft mijn helper behendig een bloeiende mango-boomtak in den handdoek gelegd, die in de phats van de sprutjes moet ko men. De tak wordt gestoken in een te voren geprepareerde noot. Dan geeft mijn helper den handdoek aan, ik leg dien in het mandje en nu komt het moeilijkste vau het kunststuk, want nu moet de tak in de aarde worden gestoken en de spruit jes moeten verwijderd worden, zonder dat de toeschouwers het zien. Dit doe ik door de handdoek over de aarde uit te spreiden en dan het mandje er op. Als ik den handdoek wegneem, trek ik behendig de noot met de spruitjes nit de aarde en de tak, die in de mand verborgen is, komt er voor in de plaats. Is dat met goed ge volg gegaan, dan wordt het geheel nog maals begoten en ik roep uit„Hier zijn de bladeren, de bloemen en de vracht." Tegelijk neem ik het mandje weg en, tot groot vermaak van mijn toeschouwers, ver toont zich een bloeie&de mangoboom". Een leep kunstenaar. In Londen heeft men het druk over de tegenwoordigheid van geest van esn anders niet veel beteekenenden violist. Deze werd op een zijner concerten, na het slot van het eerste gedeelte van een stnk uitgefloten. Onze virtuoss wachtte, tot het lawaai wat bedaarde, gaf het tempo aan voor het „adagio', legde den strijkstok weg, voer met de vingers over de snaren en floot de melodie, zich op de viool begtjeidei.de Eerst keek men verrast rond, daarna lachte men, daann klapte men in de han den, en in de pauze klonken de luidste toejuichingen. De leepe violist boog eer biedig voor het publiek en zeide „Zeer gaarne schik ik mij naar den smaak der achtenswaardige kennerssedert u hebt laten merkeD, dat n van fluiten houdt, zal ik fluiten Schagen, 26 Ju»*i 1895. Dinsdag 25Jnni 1-1. werden de keuringen, uitgeschreven door het Ne- deriandsch Paardenstamboek al hier gehouden. Aageboden waren 23 merrien waarvan 16 werden ingeschreven in het Stamboek en 7 werden afgewezen; ook was 1 hengst aangeboden om te worden ingeschreven welke evenwel weid afgewezen. Voor de rubriek van merriën geboren in 1888 of vroeger met hare veulens, geboren in 1895, werd door de commis sie de volgende volgorde vastgesteld 1. A. Schenk, Barsingerborn; 2.J.Bree- baart Kz. Winkel; 3 Wed. S.Grin, Wie- ringerwaard 4 Jb.Groet, Anna Panlowna 5 Waiboer en Beers, Winkel6 Kitte- maker Nieuwe Niedorp7 B. A. Kaan, Wieringerwaard 8 J. Breebaart Kz. Win kel 9 R. D. Kaan, Wieringerwaard 10 W. v. GytenbeekAnna Panlowna11 C. Prins, Auna Paulowna;12 D. Geerligs, Auna Panlowna. Voor hengste geboren ia 1894 was de volgordeH. Waiboer, Winkel en Hoeve Zeeoogst firma Spaans 8f Co. Barsingerhorn. Voor merriën geboren in 1893 1 Jb. Schrieken, Anna Panlowna2 J. Schenk, Anna Paulowna, 3 J. Breebaart Kz., Win kel 4 W. v. Gytenbeek, Anna Panlowna 5 Jb. Groot, Anna Paulowna6 M. Koo- menAnna Paulowna 7 W. leengs, Wie ringerwaard 8 R. Waiboer, Auna Pau lowna 9 N. D. Kaan, Anna Paulowna 10 D. C. Rezelman, Anna Paulouwna, 11 A. J. T. Geertzema, te Barsingerhorn. Voor merriën geboren in 1889 en 1890: 1. J. Breebaart Kz., Winkel, 2. H. Wai boer, Anna Paulowna; 3. J. Breebaart Kz., Winkel; 4. B. R. Kaan, Wieiii gerwaard; J. Breebaart Kz., Winkel. Voor merriën geboren in 1891 en 1892: 1. Gr. GeerligsAnna Paulowna; 2. S. Kieft, Wieringerwaard; 3. J. Breebaart Co. Winkel; 4. A. J. 1. (Jeertsema, Barsinger horn. 5. V. Bakker, Wieringerwaard; 6. N. I). KaanAnna Paulowna; 7. B. C. Rezelman, Anna Paulowna; 8. V. Bakker, Wieringerwaard; 9- R. Waiboer, Winkel; 10. J. Breebaart, Wiukel; 11. W. v. Gij- tenbeek, Anna Paulowna; 12. B. C. Re zelman, Anna Paulowna; 13. R. Waiboer, Anna Paulowna; 14. J. Breebaart Kz., Win kel; Wed. BruinCallantsoog; 16. J, A. Schenk.Auna Paulowna; 17. J. Breebaart Kz. Winkel. Zij is weer voortgegaan, de Kermis, de vreemdelingen hebben met spoed on ze gemeente verlaten, om nog te kunnen profiteeren van een gelijksoortige periode elders. Ons rest nog, eeu kleine beschouwing te geven, van hetgeen op het gebied der kunst den laatsteu kermisdag werd gege ven. In de eerste plaats het concert der Marinekapel in den tuin van het ho tel Broersma. Wij konden slechts de eer ste helft van het coucert bijwonen. Gaar ne brengen wij hulde aan hetgeen dit door omstandigheden gedecimeer de korps ten gehoore gebracht heeft en vinden wij het jammer, dat van de zijde van het publiek de belangstelling zoo bijster gering is geweest. Vandaar hebben wij een poos geluis terd bij het gezelschap van den heer Ter Hall, in het lokaal van den heer Broe- re en troffen het, dat de heer tek Hall nog al spoedig optrad en door een paar genre-nummers zijn naam als uitstekende karakter-komiek handhaafde. Daarna de tooneel voorstelling in de tent van den heer W. Hart, die stamp-stamp vol was en de heer Hart een aardige re cette opleverde. Gegeven werd „De eer ste Huwelijksmaand" groot Blijspel met zang gevolgd door „De groene duivel" een aardige pantomimme. Het herhaalde lijk en luid applaus, bewees hoezeer het publiek zich vermaakte en hoe het gezel schap van den heer Bart ook nu weder toonde den smaak van het publiek weten te treffen. Bij de gelijkertijd in het Noord-Hol. Koffiehuis gegeven tooneelvoorstelling van het gezelschap, onder Directie van den heer Willem Potharst, was de opkomst van het publiek niet zoo talrijk. De zaal was goed bezet, maar meer ook niet. Toch had de titel van het siuk De straa'zangeies" mogen doen verwachten, dat de opkomst talrijk zou zijn geweest. De Spaansche Straatzangeres, Maritana, he beeldschoone meisje, hetwelk hare droo- men van grootheid, aanzien, rijkdom, door een dier hofschandalen, eene dier cama rilla's waaraan het Spaausche hof volgens de geschiedenis zoo rijk is, zag verwe zenlijkt, daarnevens de ontgoocheling moe tende dragen tusschen al die avontuurlijke wisselvalligheden, hare vrouwelijke eer on bezoedeld houdende gelijk Mevrouw Marie Potharst haar ons vertoonde, was eene hoogst sympathieke figuur. Voor den heer Willem. Polharst was het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 3