De Meimus.
Gemengd Nieuws.
Leven en Dood.
Dat moeten de jongeren eens le
zen.
PLAATSELIJK NIEUWS.
den gesplitst, zonder verschikking van ge
meenten. Zoo blijft het te annexeeren ge
deelte van NieuweramsM bij Amsterdam.
Den Haag blijft bij ScheveniogenGro
ningen wordt gesplitst in: de stad Gronin
gen en een afzonderlijk district Hoogezand;
Utrecht en Rotterdam blijven zooals in
het ontwerp-Tak.
Het aantal aangeslagene mannen in He
vermogensbelasting is55,000, dat in bedrijfs
belasting 20,500, dat in het personeel (ou
de) 561,000, dat in de grondbelasting
(1890) 408,000.
Het juiste cijfer der kiezers is ook b;
raming niet met zekerheid vast te stellen.
Spaarbankboekjes bezaten van 1 Aug.
1892—93 3551 meerderjarige mannelijke
personen die f 100 op het grootboek had
den, terwijl 27,903 van 1 Jan. 189298
f 50 op de rijkspostspaarbank hadden.
De regeering is mede voornemens op
de hoofdkiesdistricten voor de Prov. Sta
ten waar meer dan 5 plaatsen tegelijk te
vervullen zijn te splitsen en alle gemeen
ten boven 15,000 zielen voor Raadverkie-
zingen ook te splitsen, behalve Amster
dam waar 9, Rotterdam waar 5, en Den
Haag waar 8 districten blijven.
donder ademen, zonder het kloppen van
het hart geen leven. Maar dit is niet al
tijd even waar. Dit ziet men ten allereer
ste wel bij die dieren, die een winterslaap
hebben. De lichaamswarmte van zulke die
ren zinkt tot die van koudbloedigen, on
geveer 4 graden; het dier ademt, slechts
zeer zelden en zwak, zijn halt klopt on
geveer tien maal in de ininuat. Het is ge
heel gevoelloos. Men kan het den kop af
snijden zonder dat het zich beweegt. Het
kan zelfs onder water langen tijd doorsla
pen. In Siberië heeft men dieren 6 meters
onder den grond slapende gevonden. Sterke
koude doet ze ontwaken, waarna zij dade
lijk warmbloedig worden, tegelijkertijd ech
ter hoekjes zoeken, waar ze beschut zijn
tegen de kon. Zulke vita minimavindt
men zooals bekend, ook bij egels, vleer
muizen enz. en injminderen graad bij beren.
Ook zeer vele zoogenaamde koudbloedige
dieren vallen in een winterslaap, in tro-
pischen streken zelfs in een zomerslaap.
De alligator slaapt in Noord-Amerika
gedurende den winter, in tropisch Ame
rika gedurende bet droge en heete jaar
getijde.
Daar begraven zieh ook groote slangen
iD het slijk. Onder de vogels is geen en
kele, die een winterslaap heeft. Zij, die
den winter in het Noorden niet kunnen
verdragen, trekken naar het Zuiden. Van
planten is de winterrust bekend. Zaad
korrels blijven jaren lang goed, turksche
tarwe meer dan 200 jaren
Verschillende soorten van mos, die tien
jaar lang op eene droge plaats gelegen
hebben, bijv. in herbariums kunnen door
water weder tot groeien gebracht worden.
De rust is echter geen dood, slechts een
spaarzaam leven. Ook het zichtbare le
ven kan jaren lang bestaan. Terwijl een
ééndagsvlieg niet veel meer dan zes nur
leeft, verschillend# koraaldieren slechts ee-
nige dagen, weken of maanden vegeteeren,
kunnen spinnen eenige jareD en visschen
ouder dan eene eeuw worden. In 1497
werd een drie centner zware snoek gevan
gen, die blijkens een opschrift op een ko
per plaatje 267 jaren geleden gevangen
was en weder in het water was gelaten.
Adelaars en raven kunnen honderd jaar
oud wordeD, papegaaien nog veel ouder,
olipbanten wel 200 jaren.
Als de oudste menschen nit den hiato-
rischen tijd noemt men Kintingerc, een
Schot eu den Hongaar Peter Czaitan, die
ongeveer 180 jaar oud geworden moeten
zijn.
Boomen kunnen veel langer leven. Uit
de dikte der stammen, nit het aantal jaar
ringen en nit historische overleveringen
heelt men gezien, dat cypressen en olmen
meer dan 200 jaren, klimop 450, berga-
hormen 500, kastanjeboomen 600, olyf-
boomen en platanen 700, ceders en oran-
jeboomen 800, linden 1000, eiken 1500
jaren oud kannen worden. Van een cypres
in Virigicie wordt gezegd, dat hij meer
dan 6000 jaar oud is.
Planten zijn over het algemeen beter te
gen schadelijke invloeden bestand, dan die
ren. Professor Tavel heeft in een bactereo-
logisch instituut van de universiteit te Bern
opgemerkt, dat sporen van water-bacteriën
zestien uien in stroomenden waterdamp
van 100 graden nog in het leven bleven;
vele vetplanten zag men nog leven, nadat
zij in kokend water afgespoeld en eenige
weken lang onder de persen hadden gele
gen. Maar ook dieren kunnen onder scha
delijkeinvloeden in het leven blijven.
Slakken, visschen en ampbibieën ko
men in heete bronnen Yoor.
Insecten en kikvorschen, die bevroren zijn,
gaan weder leven, als de ijsklomp, die hen
heeft ingesloten, gaat smelten.
Fr&nklin zag vliegen die op Madeira in
wijn verdronken waren, in Amerika in de
lucht weder levend worden. Kleine karpers,
die door snoeken ingeslikt waren, schijnen
levend weder uitgeworpen te zijn geworden
KI. R. ct.
Het is nn veertig jaar bijna geleden,
dat ik mij in eeD welvarend Geldersch dorp
kwam neerzetten. Ik was ongeveer dertig
jaar en pas gehuwd.Natuurlijk ging ik met
®}js vrouw mijn buren een bezoek brengen.
®en dier bezoeken trof mij het volgende,
dat mij Ea dien tijd nooit nit de gedachte
is gegaan.
Wij kwamen bij een der gegoede bur
gers, een weduwnaar van misschien zestig,
wiens oudste dochter het huishouden waar
nam.
Maar er was ook nog een zoon in hnis
van ongeveer vijf-en-twintig jaren. Deze
zat op een afstand van de tafel. Naar 't
mij voorstaat, las hij een boek. Doch hoe
dit zij, aan de tafel zelf werd het gesprek
gevoerd tnsschen vader, dochter, mijn vronw
en mij. Bij dat gesprek maakte ik een op
merking over de streek en de bewoners,
de takken van bedrijf en wat daar verder
toe behoorde.
De vader gaf zijn inlichtingen. Maar
opeens deed toen ook de zoon nit de ver
te zeer bescheiden het woord hooren f Ja,
mijnheeren daar moet n nog bij reke
nen Doch daar bleef hij steken want
plotseling viel de vader met kien in, het
hoofd tot hem wendend„Tu, tn, als de
ouden spreken, zwijgen de jongen".
Alsof het de natuurlijkste zaak der we
reld was, zweeg toen ook die jonge, maar
toch reeds vijf-en-twintig-]rige
Zoo was het daar. Het trof mij diep.
Maar zoo was het ook elders. Men noem
de dat „huiselijke tucht". Kom daar in
onzen tijd eens om Een vriend zij mij
onlangs: „De kinderen hebben bijna nog
meer praats dan de ouders". En een vronw
klaagde mij: „Och mijnheer! ik kan over
mijn jongens geen baas blijven
Ja, de wereld is in dit opzicht onge'
veer omgekeerd. Is zij er beter op gewor
den
Niemand onzer zal zeker de oude
tuchtoefening willen verdedigen. Maar de
losbandigheid van den tegenwoordigen tijd
heeft ook haar gevaren. Wie weet, of ons
vrijer opgegroeid jeudig geslacht groot
zal geworden zijn en opgeklommen tot den
raüg van vader en moeders, dan zélf
zijn vrije waardigheid gevoelende, wie
weet, of het niet elke inbreuk op die ei
gen vrije waardigheid met strenge hand
zal te keer gaan Want zóó is niet zel
den de gang van zaken. Vader is streng,
zoonlief roept om vrijheidmaar als wel
dra dejkleirzoon óók zijn vrijen gang wil
gaan, komt deze laatste vrijheid iu botsing
met die zijner ouders, en de banden
worden weer aangelegd. Da herstelling van
fouten treedt door den loop der dingen als
van zelf in.
Toch is hierin een bezwaar. De door de
natuur der dingen aangebrachte herstelling
is gaen weloverdacht., Daarom schijnt het
ons goed toe, aan ouden èn jongen toe te
roepen„Raadpleegt eens uw verstand en
uw hart, en vraagt u zeiven ernstig af,
welke weg de beste is en waar de gren
zen liggen der tucht.Bij de opvoeding
moet men niet alles van indrukken laten
afhangen, maar een weloverdacht plan vol
gen. Wie dien weg betreden wil, zal de
onmisbare tucht met de noodige vrijheid
weten te paren. Waut aan heide eischen moet
worden voldaan. Nieuw Leven. H.
Inde kazerne.
Sergeant. Zeg kerel, waarom hou je je
hals zo3 stijf, wat ben jij van je ambacht?
Recrnut. zanger!
Sergeant. Daar heb je 't al! De toon
ladder is in je hals blijven steken!
Sancta simplicitas!
Een eenvoudig moedertje, dat buiten
Maaszicht woonde en 'n winkeltje dreef
in van alles wat', was naar de stad ge
weest om lampeglazen op te doen, en
wenschte per spoor terug te reizen.
Aan het station gekomen, vroeg ze met
eenige bezorgheid den klerk, die de kaar
tjes afgaf of hij zeker was, dat de
trein nergens tegen op zou rijden en niet
erg zou stooten.
Omaak je daar maar niet onge
rust overer is volstrekt geen gevaar,
moeder, je zult geen ribben of beenen bre
ken.
MoedertjeJa, maar 't zijn niet mijn
ribben en beenen, waarover ik in angst
zit; maar ik heb voor mijn winkel drie do
zijn lampeglazen opgedaan, zie je, en die
zou ik niet graag zien breken.
Daar ziet heter mooi nit.
In Montebello Jocino nl., sen gemeen
te in het mouie Italië. De gemeente-ge
neesheer heeft van de stad een som van
2200 lire te vorderen; de politieagenten
hebben sinds vier maanden geen cent van
hun geld gezien, de stadsontvanger en de
secretaris kennen de kleur niet meer van
geld, zeggen ze. I)e schoolmeesters nemen
hun ontslag, wijl ze in geen halfjaar be
taald werden, en, het einde kroont het
werk, de bmgemeester zit in de gevange
ais wegens verduistering van gelden.
Dure pantoffels.
Een schoenmaker uit het Westend te
Londen deelde onlangs aan een Engelsch
reporter mede, welke sommen eenige da
mes der Londensche aristocratie vooi hare
laarsjes, do h inzonderheid voor hare pan
toffels besteden. Kort geleden liet eene
in Londen algemeen bekende gravin een
paar pantoffels maken, die met borduur
werk versierd waren, waarvoor robijnen,
smaragden en diamanten werden gebrnikt.
De pantoffels waren „splendid", maar ze
kosten ook de kleinigheid van f 56.000
Eene andere gravin bestelde een paar jaar
geleden, een paar muiltjes waarmede zij als
„Asschepoetster* op een gemaskerd bal ver
schijnen wilde, dat door den hertog van
Manchester werd gegeveD.
Die pantoffels waren dicht bezet met di-
manten en de waarde der steenen bedroeg
meer dan 150.000 golden en het zetten
der steenen kostte: f800. In zulk ees
geval is het wel de moeite waard, een pan
toffelheld te wezen.
Leo Tolstol.
Zoo dikwijls graaf Tolstö een zijner wer
ken in Rusland uit wil laten geven, sid
deren Je censoren. Zij moeten bij de be
schouwing der werken van dezen popnlai-
ren en aanzienlijken tijdgenoot, zeer voor
zichtig zijn; er mag geen te strenge cen
suur worden aitgeoefend, want „wat zal
men daarvan in Rusland zegge en wat
nog erger is, „wat zal Europa er wel van
denken.' Dit laatsts was er misschien de
oorzaak van dat Alexander 111 op zeke
ren dsg verklaarde, dat hij Tols' .i'a wer
ken persoonlijk wilde beoordeeleu. De oor
zaak hiervan was het volgende: De kreu-
zers—sonate zou in het Russisch worden
nitgegevene n de censoren besloten na lange
beraadslagingen, hunne toestemming hier
toe niet te geven. Tolstoï's energieke echt-
genoote begaf zich naar St.— Petersburg en
vroeg audiëntie bij czaar Alexander 111,
om op te komen tegen de onbillijke cen
suur. De czaar ontving de gravin voor
komend, en verklaarde haar dat het boek
gedrukt mocht worden en hij voortaan zelf
de boeken zou beoordeelen.
„Ik zal zeer mild zijn* voegde hij er
lachend bij. Eenigen tijd later schreef Tol-
stoi zijn bekend werkje: „Uwer is het ko
ninkrijk Gods," een volgens de begrippen
van onze censuur confiscabel werk. Nu was
men bij Tolstcï in groote verlegenheid; den
keizer het manuscript toezenden, ging niet
en de censur zon het zonder twijfel afkeu
ren en den czaar met een tweede verzoek
lastig vallen, ging ook niet.
Er bleef voor Tolstoi dus niets anders
over, dan zijn werk in bet buitenland te
laten uitkomen. Hoe het onder de nieu
we regeering met de censuur gesteld zal
zijn, last zich nog niet zeggendat zal
men eerst ervaren als Tolstoï weer iets
„verdachts' schrijft. De heeren censoren
verheugden zich, toen het laatste werk van
Tolstoï, dat in verschillende talen is ver
schenen, „Heer en Knecht,* niet gevaar
lijk bleek, toen konden zij zonder aarze
len hunne toestemming voor bet afdrukken
geven. De onzekerheid of de boeken wel
goed zullen wordeu opgenomen, rust als
een berg op de familie Tolstoï, die niet
weinig verschrikt, zoo dikwijls ze door
de vensters van het heerenhuis in Jasna-
ja-Poljanna in de voorbijgaande slee een
uniform zien misschien is het een gen
darme met een voor den ouden Tolstoï onaan
genaam bericht. Tolstoï echter lacht, hij
vreest noch gendarmes, noch hunEe bevelen.
Dentijduitkoopen. In
een onzer vaderlandsche steden is bij de
uitbreiding, die sommige plaatsen in de
laatBte jaren gekregen hebben, een belang
rijk gedeelte ?an de overzijde van den
spoorweg komen te liggen. Cit de oude
stad moet men dus altijd dien sproorweg
over, om in het nieuwe gedeelte te komen.
En hoewel er reeds lang sprake van was
over die spoorlijn een brug te maken, die
de twee deelen der sfad verbinden zou,
behoort dit plan nog steeds tot de vrome
wenschen en moeten de ingezetenen dik
wijls lang blijven wachten, als zij voor de
gesloten hekken komen. Yooral is dit las
tig voor ieder, die haast heeft.
Een der ingezeten, die niet ophoudt met
n bij het gemeentebestuur, is een
der dokters, die in dat nieuwe stadsgedeel
te patieuten heeft eD dus telkens de spoor
lijn over moet. „Ge weet niet, wat mij
dat in éen jaar aan tijd kost!' moet hij
eens aan een der onde raadsleden gezegd
hebben. En toen bij daarop ten antwooid
kreeg„Nu, het is toch slechts een
kwestie van enkele minuten is onze dok
ter bij den aanvang van een nieuw jaar
begonnen met nauwkeurig op te teekenen,
hoeveel minuten hij daar iederen dag wach
ten moest. En wat bleek daarna, toen
hij in gezelschap van het bedoelde raads
lid aan het eind van 't jaar al die minu
ten optelde Dat hij dit jaar meer dan
twee dagen voor dat hek had gewacht.
Wat een tijdverlies 1 De man was er zelf
veröaasd van.
Maar nu vragen wij eens.' Als allen, die
hun tijd met ijdel gepraat en doelloos ge
drentel verbeuzelen, ook eens op die ma
nier hunne verkwiste oogenblikken wilden
opteekenen, zouden dit dan niet bij velen
heele weken zijn? Ocb, dat ze het deden!
Wie weet, noe ook zij verbaasd zouden
staanl Misschien zoo, dat ze tot inkeer kwa
men en voortaan ernst wilde maken met
de bekende bede nit een onzer kerkzan-
gen:
„Leer mij mijne oogenblikken tellen
Nieuw Leven. V. d. M.
Een fortuintje. Het is
ongeveer drie weken geleden, dat een
Londensche liefhebber bij een antiquaar
van Chatham een mythologische schilderij
ontdekte, dat hij heel leuk voor 125 francs
aankocht.
Teruggekeerd in de stad, onderzocht
hij het schilderij, en vond tot zijn vol
doening de handteekening van Rubens,
In de verkoopzaal, in de Wardenstreet
is deze Rubens aan Hertog van Bedford
verkocht voor 90.000 francs.
—Een advocaat vond een
som van een halven cent vrel de moeite
waard om ervoor te strijden. De ambte
naren van het octrooi te Rome vroegen
de betaÜDg van een centime, als inkomend
recht vin een doos bonsboas, die de ad
vocaat bij zich had. Hij beweerde dat de doos
geen pond suiker bevatte en daarom vrij
wasna over en weer praten betaalde hij
de belasting, evenwel onder protest. Hij
stelde toen een eisch in tot teruggave van
zijn centime en won het proces. Er werd
appel aangeteekend en het vonnis door een
hooger gerechtshof bevestigdmaar de
donanen vervolgden de zaak tot
in hoogste ressort, totdat het hof van cas
satie uitspraak deed in het voordeel van
den aanklager en de stedelijke autoriteiten
beval de onwettig geheven centime terug
te geven en 300 lire te betalen als kosten
van het geding, zoodat de poging om die
ellendige centime te behouden, hnn op
juist dertigduizend maal de waarde kwam
te staan
Met een
pen. In Parijs is
Mode 1-B urgemeester.
Een toonbeeld van een onbaatzuchtig
mensch is de burgemeester van Witzhel-
den, een gemeente in den kreits Solingen.
Deze model-burgemeester heeft een trak-
tementsverhoogirg, waarmede de gemeen
teraad hem wilde verblijden, afgewezen.
Verder heeft hij voor een nieuw raadhuis,
dat de gemeente wil bouwen, het bouw
terrein gratis afgestaan en bovendien uit
zijn eigen zak een bijdrage in de bouw
kosten van 2000 mark geschonken. De
usatn van dien burgervader is Vosswin-
kcL
lied op de lip-
een jonge 23-jarige
dame uit New-York, een miss Mary
Troup op tragische wijze gestorven. Zij
nam les in het conservatorium bij prof.
Giraudet, die haar in den zang moest on
derwijzen. Nauwelijks had zij een air uit
de opera: Philemon en Baucis on
der bijval der leeraars en der medeleerlin
gen gezongen, toen haar gelaat plotse
ling bleek werd. Met den uitroep: „Ik
lijd, ik lijd zoo," zonk zij ten bodem.
In weerwil, dat er bijna dadelijk ge
neeskundige hulp bij de hand was, was
het mooie begaafde meisje spoedig een lijk
Zij schijnt zich bij het zingen te veel
hebben ingespannen. Yolgens den arts was
een hartsverlamming de oorzaak van den
dood.
Het Indische planten*
kunststuk.
Onder de wonderlijke kunststukken dor
Indische fakirs trekt vooral het mango-
boom-wonder de aandacht. Het kunstslak
bestaat in bet ziaien van een mango-zaad
korrel en het bedekken daarvan met een
mandje, dat telkens als het wordt opge
licht, doet zien hoe het zaad ontkiemt,
takken uitschiet en ten slotte vrucht draagt.
Een Franschmau, Leveilló, heeft veel suc
ces behaald met dit kunststuk, dat hem
was uitgelegd door een der fakirs, die aan
een ruime fooi niet lang weerstand kon
bieden.
De toovenaar gaf er de volgende ver
klaring van „Ik neem een mango-zaad
korrel en haal daar de pit nit, zoodat al
leen de bast over blijft, welke ik weer
sluit om te doen gelooven, dat de zaad
korrel onaangeroerd is. Het is noodig
twee of drie aldus gerepareerde noten ge
reed te hebben. Als mijn toescbouweis
bijeen zijn, maak ik een klein hoopje asr-
de. Dan laat ik den menschen om mij
heen eenvan mijn gereprateeide noten zien,
maar zij mogen die niet aanraken. Dan
steek ik den zaadkorrel in de aarde en
besprenkel alles met water. Yervolgens
bedek ik het aardhoopje met een mandje
en spreid daar een handdoek over uit.
Al deze voorwerpen laat ik onder de
toeschouwers rondgaan, om achterdocht te
vermijden. Vervolgens dans ik onder
allerlei gebaren rond, om de aandacht van
da toeschouwers af te leiden. In mijn
hand houd ik een paar mango-takjes, ver
borgen onder een stukje linnen. Ik li', het
mandje en den handdoek op, maar er is
nog niets gegroeid. Dat deel ik mede en
plaats mandje en handdoek weer op de
zelfde wijze als te voren er over heen,
maar tegelijkertijd steek ik een van de
takjes, die ik in mijn hand heb, in het
zaad.
Dan wordt er weer water gebracht en
ik besproei daarmee de aarde, onder voor
wendsel dat de plant dan beter groeien zal,
maar m werkelijkheid om de indruksels
van mijn vingers inde aarde te doen ver
dwijnen. Ik vertel daarop aan mijn toe
schouwers, dat de mango-boom „groeit,
groeit, groeit." Ik licht het mandje weer
op en laat de spruitjes zien. Dan neem
ik den handdoek weg en begin weer rond
de groeiende plant te dansen. Intnsschen
heeft mijn helper behendig een bloeiende
mango-boomtak in den handdoek gelegd,
die in de phats van de sprutjes moet ko
men. De tak wordt gestoken in een te
voren geprepareerde noot. Dan geeft mijn
helper den handdoek aan, ik leg dien in
het mandje en nu komt het moeilijkste
vau het kunststuk, want nu moet de tak
in de aarde worden gestoken en de spruit
jes moeten verwijderd worden, zonder dat
de toeschouwers het zien. Dit doe ik door
de handdoek over de aarde uit te spreiden
en dan het mandje er op. Als ik den
handdoek wegneem, trek ik behendig de
noot met de spruitjes nit de aarde en de
tak, die in de mand verborgen is, komt
er voor in de plaats. Is dat met goed ge
volg gegaan, dan wordt het geheel nog
maals begoten en ik roep uit„Hier zijn
de bladeren, de bloemen en de vracht."
Tegelijk neem ik het mandje weg en, tot
groot vermaak van mijn toeschouwers, ver
toont zich een bloeie&de mangoboom".
Een leep kunstenaar.
In Londen heeft men het druk over
de tegenwoordigheid van geest van esn
anders niet veel beteekenenden violist.
Deze werd op een zijner concerten, na het
slot van het eerste gedeelte van een stnk
uitgefloten.
Onze virtuoss wachtte, tot het lawaai
wat bedaarde, gaf het tempo aan voor het
„adagio', legde den strijkstok weg, voer
met de vingers over de snaren en floot
de melodie, zich op de viool begtjeidei.de
Eerst keek men verrast rond, daarna
lachte men, daann klapte men in de han
den, en in de pauze klonken de luidste
toejuichingen. De leepe violist boog eer
biedig voor het publiek en zeide
„Zeer gaarne schik ik mij naar den smaak
der achtenswaardige kennerssedert u
hebt laten merkeD, dat n van fluiten
houdt, zal ik fluiten
Schagen, 26 Ju»*i 1895.
Dinsdag 25Jnni 1-1. werden
de keuringen, uitgeschreven door het Ne-
deriandsch Paardenstamboek al
hier gehouden.
Aageboden waren 23 merrien waarvan
16 werden ingeschreven in het Stamboek
en 7 werden afgewezen; ook was 1 hengst
aangeboden om te worden ingeschreven
welke evenwel weid afgewezen.
Voor de rubriek van merriën geboren
in 1888 of vroeger met hare veulens,
geboren in 1895, werd door de commis
sie de volgende volgorde vastgesteld
1. A. Schenk, Barsingerborn; 2.J.Bree-
baart Kz. Winkel; 3 Wed. S.Grin, Wie-
ringerwaard 4 Jb.Groet, Anna Panlowna
5 Waiboer en Beers, Winkel6 Kitte-
maker Nieuwe Niedorp7 B. A. Kaan,
Wieringerwaard 8 J. Breebaart Kz. Win
kel 9 R. D. Kaan, Wieringerwaard 10
W. v. GytenbeekAnna Panlowna11 C.
Prins, Auna Paulowna;12 D. Geerligs,
Auna Panlowna.
Voor hengste geboren ia 1894 was de
volgordeH. Waiboer, Winkel en Hoeve
Zeeoogst firma Spaans 8f Co. Barsingerhorn.
Voor merriën geboren in 1893 1 Jb.
Schrieken, Anna Panlowna2 J. Schenk,
Anna Paulowna, 3 J. Breebaart Kz., Win
kel 4 W. v. Gytenbeek, Anna Panlowna
5 Jb. Groot, Anna Paulowna6 M. Koo-
menAnna Paulowna 7 W. leengs, Wie
ringerwaard 8 R. Waiboer, Auna Pau
lowna 9 N. D. Kaan, Anna Paulowna
10 D. C. Rezelman, Anna Paulouwna, 11
A. J. T. Geertzema, te Barsingerhorn.
Voor merriën geboren in 1889 en 1890:
1. J. Breebaart Kz., Winkel, 2. H. Wai
boer, Anna Paulowna; 3. J. Breebaart Kz.,
Winkel; 4. B. R. Kaan, Wieiii gerwaard; J.
Breebaart Kz., Winkel.
Voor merriën geboren in 1891 en 1892:
1. Gr. GeerligsAnna Paulowna; 2. S.
Kieft, Wieringerwaard; 3. J. Breebaart Co.
Winkel; 4. A. J. 1. (Jeertsema, Barsinger
horn. 5. V. Bakker, Wieringerwaard; 6.
N. I). KaanAnna Paulowna; 7. B. C.
Rezelman, Anna Paulowna; 8. V. Bakker,
Wieringerwaard; 9- R. Waiboer, Winkel;
10. J. Breebaart, Wiukel; 11. W. v. Gij-
tenbeek, Anna Paulowna; 12. B. C. Re
zelman, Anna Paulowna; 13. R. Waiboer,
Anna Paulowna; 14. J. Breebaart Kz., Win
kel; Wed. BruinCallantsoog; 16. J, A.
Schenk.Auna Paulowna; 17. J. Breebaart Kz.
Winkel.
Zij is weer voortgegaan, de Kermis,
de vreemdelingen hebben met spoed on
ze gemeente verlaten, om nog te kunnen
profiteeren van een gelijksoortige periode
elders.
Ons rest nog, eeu kleine beschouwing te
geven, van hetgeen op het gebied der
kunst den laatsteu kermisdag werd gege
ven.
In de eerste plaats het concert der
Marinekapel in den tuin van het ho
tel Broersma. Wij konden slechts de eer
ste helft van het coucert bijwonen. Gaar
ne brengen wij hulde aan hetgeen
dit door omstandigheden gedecimeer
de korps ten gehoore gebracht heeft
en vinden wij het jammer, dat van de
zijde van het publiek de belangstelling
zoo bijster gering is geweest.
Vandaar hebben wij een poos geluis
terd bij het gezelschap van den heer Ter
Hall, in het lokaal van den heer Broe-
re en troffen het, dat de heer tek Hall
nog al spoedig optrad en door een paar
genre-nummers zijn naam als uitstekende
karakter-komiek handhaafde.
Daarna de tooneel voorstelling in de tent
van den heer W. Hart, die stamp-stamp
vol was en de heer Hart een aardige re
cette opleverde. Gegeven werd „De eer
ste Huwelijksmaand" groot Blijspel met
zang gevolgd door „De groene duivel"
een aardige pantomimme. Het herhaalde
lijk en luid applaus, bewees hoezeer het
publiek zich vermaakte en hoe het gezel
schap van den heer Bart ook nu weder
toonde den smaak van het publiek weten
te treffen.
Bij de gelijkertijd in het Noord-Hol.
Koffiehuis gegeven tooneelvoorstelling van
het gezelschap, onder Directie van den
heer Willem Potharst, was de opkomst
van het publiek niet zoo talrijk. De
zaal was goed bezet, maar meer ook niet.
Toch had de titel van het siuk De
straa'zangeies" mogen doen verwachten, dat
de opkomst talrijk zou zijn geweest.
De Spaansche Straatzangeres, Maritana,
he beeldschoone meisje, hetwelk hare droo-
men van grootheid, aanzien, rijkdom, door
een dier hofschandalen, eene dier cama
rilla's waaraan het Spaausche hof volgens
de geschiedenis zoo rijk is, zag verwe
zenlijkt, daarnevens de ontgoocheling moe
tende dragen tusschen al die avontuurlijke
wisselvalligheden, hare vrouwelijke eer on
bezoedeld houdende gelijk Mevrouw
Marie Potharst haar ons vertoonde, was
eene hoogst sympathieke figuur.
Voor den heer Willem. Polharst was het