GEMENGD NIEUWS.
UITSLAG
Herstemmingen,
voor Leden van den ïiaad.
Over hooien en hooibroei.
het tweede couplet
ook aan de voordracht
j velhe ook bij
j begaan-
grondgebed' v. B. Kolkman, werd zeer
L gezongen ook
,11e zorg besteed.
9 „Orpkens" v. üudcarspel. Di-
>^'0r, de heer W. Dorsman De nos. „A-
wjdliod" t. F. Abt en „Het lied van
.^erland' v. Eich Holl, waren een tweetal
ioo moeielijke nnromers; doch kon-
j, door: „Orpheus' toch niet tol hun
^.Jit gebracht worden.
pit koor verkeert In eene ongun-
positie wat betreft de
,jenetelling; de partijverhouding is niet
jed. Het is nu eenmaal niet anders,
ptr als een zanger een zekeren leeftijd
^it bereikt, dan is, vooral bij dilettanten,
4 stemorgaan Diet meer zoo gesehikt tot
^eertzang.
Bet slot van het 2de vers van Avond-
*du bewees, dat deze vereeniging wel
£t en ijver bezit om zoo goed mogelijk
singeD. Kunnen er in Oudcarspel niet
#ig® jongere krachten gevonden worden?
jet zou deze vereeniging nieuw bloed in
aderen storten en nieuw leven bij
bar verwekken. De wil en het ernstig
itreven bestaat bij dit koor wel.
Wij gelooven dat de vereen, in den heer
Dorsman een ijverig directeur heeft, die
ittlne de vereen, op het pad der kunst
joorwaarts wil voeren.
Zij, die dit verslag lezen, zullen de op-
„erkiog maken, dat er nog al wat „aan
merkingen' gemaakt zijn.
"Wij hebben gemeend, ook die niet ach
terwege te moeten laten. Deze openbare
wngersfeesten toch zijn niet voor de jool,
maar,om van elkander te leeren.
Doch dan moeten er ook geen doekjes
om gewonden worden; dan moeten er ook
jeene opgeschroefde toosten geslagen of
illeen-vleiende recensiën gegeven worden;
ofschoon wij gaarne, toegeven dat de
oitiek niet „doodend* mag zijn. Wij ho-
ptn, ons voor dit euvel gevrijwaard te
hebben.
Zeker, zingen is moeielijk, heel wat
poeielijker dan de meesten denkenmaar
daarom juist loont het de moeite, deze
lenst met ernst en toewijding te beoefe-
oen. Hoe hooger standpunt een zaDgver»
eeniging weetin te nemen, des te meer
lenstgenot verschaft zij ook zichzelve. De
getrouwe beoefening der zangkunst draagt
tegelijk de belooning met zich.
«tad ontmoet, die wel duizend gulden zou
willen geven, om je te zien.'
„Wie was bet? woont hij hier?' vroeg
rijne vrouw plotseling oplnikende.
„Ik kan mij zijn naam niet heiinne-
en.'
„Ik wil wedden, dat het Frits Meijer
was.,
Neen.'
Dan moet het Jan Muller zijn."
„Raad nog eens. Misschien zal zijn naam
mij wel invallen.'
,0, ik wod dit ik htt wist,' zeide zij
ne vrouw met gtoo.a levendigheid.
„Was bet Karei Volks?"
,Rsad nog eens. Ik zal wel op zijn naam
komen.'
Was het Gerrit Pronk?'
„Neen; nu weet ik het, hij heet Hen
drik van Bergen.'
„Ik ken niemand die zoo heet. Waarom
zou hij duizend golden willen geven om
mij te zien?"
Omdat hij blind is.
Begripsverwarring.
Rechter. Ben je gehuwd
Beklaagde: „Wst bedoelt n
Rechter: „Of je een man hebt?"
Beklaagde „Om u te dieneD.'
Rechter„H-wlaug
Beklaagde „Zoo ongeveer goed 1.5 M.
Nog na twaalf jaren g e-
straftIn 18b3 vonden de Berlqnsche
arbeider Thöne en nog een persoon in een
der Berlijneche vijvers het lijk van een
man, Eimer genaamd. Nadat het vastge
steld was, dat de man zich aan zelfmoord
had schuldig gemaakt, werd het lijk be
graven en over de geheele zaak niet meer
gesproken. Dezer dagen werd echter Thö
ne, die intusschtn verscheiden malen ver
oordeeld was voor grootere en kleinere
diefstallen, wegens een zware misdaad tot
16 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Door
gewetenswroeging geplaagd, bekende hij
bij dez6 gelegenheid de moordenaar van den
arbeider Eimer geweest te zijn. De zaak
had zich als volgt toegedragen, waaruit
men ook alweer voor de zooveelste maal
leeren kan, dat kleine oorzaken soms groo-
te gevolgen kannen hebben. Eimer had
Anna Paulowna, 231 kiezers.
Uitgebracht 170 briefjes.
Onwaarde 1
GEKOZEN de heer Gr. "Volder,
met 107 stemmen.
De heer L. Metzelaar verkreeg 63 st.
Helder, 1033 briefjes.
Geldig 1031.
Onwaarde 2.
HERKOZEN, de heer
Lr. T. C. F. FroKtinmet 595 stemmen.
GEKOZEN, de heereu
Ik. lerra479
L. A. Hartsinck, 632
Verder werden uitgebracht, op de hee-
ren: A. P. Staalman 367, H. van Win
gerden 330 en Jb. Graaf, 461 stemmen.
-Valse'he schaamte.
Mevrouw Mina, wat zie ik Heb je
mijn baljapon aangetrokken op het laatste
haurkoetsiersbal P Zoo'n brutaliteit is mij
oog niet voorgekomen. Scbaam je je niet
Dienstmaagd Nn, of ik me geschaamd
hebMijn Johan heelt gezogd, dat als
ik mij nog ooit weer zoo onfatsoenlijk
kleedde, 't uit zon zijn tnsschen ons.
De toestand der lagere
onderwijzers is nog altijd vreeselijk in
Spanje. De Spaansche provinciën zijn niet
minder dan 3,000,000 gulden schuldig
lan de onderwijzers wegens achterstallige
mlarissen. Aan de spits staat de provin
cie Malaga met een schuldenlast voor
de onderwijzers van rnim een half mil
joen. Als er in die provincie dus 500
onderwijzers zijn, krijgt ieder nog meer
dan 1000 gulden van de overheid. Het
son te verschoonen zijn, indien het geld
er niet was, doeh het wordt uitgetrokken
«n verkwist voor andere dingen door de
Kvinciale besturen of de gemeenten. Zoo
het gebeuren, dat men, zooals on
langs, tot den bedelstaf gebrachte onder
ijzers door de straten ziet trekken en
het openbaar medelijden inroepen. Op ve
le plaatsen groeit de jengd op zonder ee
nig onderricht, wijl de onderwijzers nit
gebrek geen les kunnen geven, maar een
handwerk leeren. Op andere plaatsan
«u met alleen in dorpen maar ook in vrij
groote steden, vindt men de scholen in
fchuren, kelders, veestallen, enz.
Om vronwliefopte fleuren.
Mijnheer vond zijne vrouw in eene bij-
tender weemoedige stemming, toen hij
8 &vonds thuis kwam. Zij sprak over het
'wieden met tranen in de oogen en over
'oekomst met een zucht.
ja, wat ik je vertellen won," zeide
terwijl hij op den rand van het ledi-
ótteu om zijn laarzen uit te
enj «ik heb vandaag een heer nit de
Thöne op zekeren dag verweten, dat hij
erg lui was en altijd zich in het zon
netje koesterde, inplaats van te werken.
Toen Eimer dit zeide, lag Thöne in het gr -s
bij den vijver. Hierop ontstond een hevige
woordenwisseling en had Thöne Eimer
een stomp tegen de borst gegeven, waar
door hij in den vijver viel en hem ver
hinderd er uit te komen, zoodat de arme
man ten slotte verdronk. Daarna had hij
het lijk uit het water gehaald en het op
den kant gelegd, zoodat het den voorbij
gangers direct in het oog moest vallen.
Later wist hij het zoo in te richten, om
het te doen voorkomen dat hij het lijk
gevonden had en men er niet aan dacht,
dat hij wel de moordenaar zou kunneD
zijn.
Een f ij n vest.
Op een der Baagsche poiitieburaux
wordt op een goeden dag gebracht een sin
jeur, die er niet bepaald „chic' uitzag.
Alles aan 't gewaad van dit heer was e-
vea vies, modderig, verkleurd, gerafeld en
versleten. En het geheel werd naar den
eisoh voltooid door een verdachten neus,
door bol-bl»eke wangen en fletse oogen.
Edoch één ding was onberispelijk
keurig en netjes aan dezen man. Hij had
een prachtig vonkelnieow rest aan!
Overwegeude dat een zóodanig-partiëele
zorg voor het toilet toch wel wat zonder
ling lijkt, had de politie dadelijk achter
docht opgevat.
En die argwaan steunde op meer dan
één grond. Den avond te voren waren er
namelijk bij Van der Pijl een stuk of wat
kelnersrokkeD, mitsgaders resten, uit de
gang gestolen.
Voorts had eene guitige, blozende maagd
uit het restaurant, op den bewusten avond
gezien vóór den groote horren van de res
tauratie, om half twaalf, glurend naar
binnen, een bol-bleek gezicht met „«piritu-
eele* oogen en een jeneverneus, wel een
kwartierlang daar geposteerd.
Eq die physionomie kwam overeen met
den man van het mooie vest voor de
rechtbank present als twee droppelen
waters.
Kijk hem eens goed aan, vermaant
de voorzitter.
Beklaagde zet je pet eens op
De glundere maagd gunt het publiek
eenige oogenblikken 't schouwspel van haar
vroolijk gezicht, en roept daarna, zich een
tik op de knieën gevend, nit, vol geest
drift
Ja, hoorHij is 't meneerGerust
't is dezelfde vent, ik kan er dadelijk op
sterven
Dit alles geeft te denken.
En er was nóg meer. Men had gevon
den in den tuin, achter den muur van
het Lnthersche Weeshuis, een groot pak,
bevattend de gestolen rokken enz. van
Van der Pijl. De brave grijsaard, die deze
vondst deed, was niet weinig verbaasd ge
weest te ontdekken, hoe van dit vreemde
pakket uit, een touw of lintweer tot
over den muur reikte1
De heeren van 't pak waren vaa plan
geweest om 't daar rastig in den tnin te
laten liggen, tot den avond, om het dan
stillekens naar zich toe ts halen.
Eindelijk o, wonderIn dit pak
dan was, te midden der piekfijne pakken
van de heeren schaffers, een doodoud,
vies en vettig vest aangetroffen. En op
het politiebureau bleek dit vest wonder
baarlijk goed te passen aan den man
van de havelooze plunje en het mooie
vest 1
En toch toch hield ïhij met'zooveel
hardnekkigheid vol, zijn mooi vest te heb
ben gekocht bij een Amsterdamschen win
kelier.
Bij wien dan In welke straat
Jan, kon ik d a t maar weten
Maar als ge nn iemand meekrijgt
om te zoeken in Amsterdam, zou 't dan
g»an
Neen, edelachtbare, ik vind t
nooit.
En je hebt dus alleen zoo'n net
vest gekocht, en geen beter jasje of an
dere pantalon
Weineen, ieder z'n liefhebberij, niet
waar I
Het O. M. vond genoegzame aanleiding
tegen den man van net fijne vest 4 maan
den gevangenisstraf te eischen.
Het slachtoffer eensvoe-
k e r a a r s
Uit het kleine Spaansche dorp Pinilla
de Foro wordt de volgende geschiedenis ge
meld: op de bezittingen van zekeren Gon
do, zoo heat de ongelukkige, werd op last
van den schatrijken Garinona wegens schuld
beslag gelegd en gingen al zijn bezittin
gen in diens banden over. Hierover ver
bitterd besloot Gondo bloedige wraak te
nemen.
Toen hij den sleutel van zijn huis moest
overgeven liet hij opzettolijk de huisdeur
open om er 's nachts binnen te kannen
sluipen. Toen Garinona bezit van het huis
wilde nemen was Gondo er in geslopan en
op een gegeven oogen blik sprong hij te
voorschijn en schoot Garinona een paar ko
gels in de borst. Hij overleed na eenige
oogenblikken. Hierna zette Gondo zich het
wapen zelf voor het hoofd en schoot af.
De moordenaar zoowel als de zelfmoor
denaar stonden beiden als vredelievende,
doch hartstochtelijke mannen bekend.
Frascatii n de proviRcie
Rome, bezit een vereeniging van vrijge
zellen, die de belofte doen, niet te trou
wen. Voor eenige dagen kwamen deze ce
libatairs bijeen om de stem te verheffen
tegen de weelde en de luimen der meisjes
van Frascati, en men werd er versterkt
in het besluit om ongehuwd te blijven.
Dit besluit, werd gedrukt en openlijk
aangeplakt aan het lokaal der Vereeni-
ging.
Dat was voor de heetbloedige meisjes
van Frascati te erg. Zij trokken op tegen
het Vereenigingslekaal, drongen de ver
trekken binnen en leerden de aanwezige
vrijgezellen met klappen en krabben wat
hun plicht was tegenover de dames. De
mannen moeten, toen de meisjes hen ver-
lieteu, er zeer gehavend hebben uitgezien.
Om een klap.
Een jonge man te Toulouse bracht de
vorige week den avond door, zooals veel
vaker, bij de ouders van zijn verloofde, een
zekere mej. Marie B. Zij zaten samen aan
tafel, toen de joDge dame een woorden
twist kreeg met haar vader, eerst niets
dau een lichtte woordenwisseling. Ondanks
de tnsschen komst van den jongen man, die
zijn verloofde trachtte te kalmeeren, wond
deze zich steeds meer op, tot zij ten slot
te onbeschaamd begon te worden en haar
vader beleedigde. Deze werd daarover zoo
boos, dat hij haar in zijn toorn een klap
gaf. Mej. Marie stond nu op van tafel
zonder een woord te zeggen, liep vlug den
weg op tot aan een brug en sprong boven
van deze in het water der Garonne. Haar
verloofde, die haar gevolgd was, maar haar
niet kon inhalen, kon haar geen hulp ver-
leenen, wijl hij niet kon zwemmen en moest
het meisje voor zijn oogen zien verdrinken.
De smart van den jongen man en ook van
de ouders, is zeer groot.
Snelheid van
trein.
Als men de Amerikaansche berichten
gelooven mag, heeft onlangs in de Ver-
eenigde Staten een spoortrein de bniten-
gewoone snelheid bereikt van 141.2 K.M.
per uur of ongeveer 40 M. per seconde,
terwijl een gewone voetganger anderhalf
meter in de second doet, een snelrijder
op schaatsen ongeveer 10 meter in de se
conde eu een wielrijder op de lange baan
(winnaar in een wedstrijd) ongeveer 12
meter in de seconde. De trein, die op een
lijn van de Pennsylvanie-spoorweg reed,
bestond trouwens maar uit een locomo
tief en een gemengde waggon, dat wil zeg
gen een waggon voor personen en goede
ren tegelijk. De locomotief, die deze vree-
een spoor-
selijke snelheid ontwikkelde, weegt slechts
27 tonnen.
Deze bliksemtrein snelde door de streek
van Camdle bij Phiadelphia naar Atlantik
Bay, dus 93,4 K.M. in 45 seconden afleg
gende, wat een gemiddelde snelheid geeft
van 123 K. M. in het nar. De snelheid
van dezen trein zou alleen overtroffen kan
nen worden door een luchtballon bij ster
ken wind.
Een gevaarlijk kunstje
werd dezer dagen verricht door een reizi
ger 3e klasse, die in een sneltrein reed
op de lijn van Nijvel naar Brussel. Hij
vroeg aan zijn medereizigers om een luci
fer, ten einde zijn sigaar aan te steken.
Toen niemand er een bleek te hebben, deed
hij het portierraampje omlaag, klom on
danks de snelle vaart er nit en steeg bo
ven op het dak van den waggon om zijn
sigaar aan te steken bij de gasvlam, die
de coapé verlichtte. Doodbedaard kwam de
man daarop terug.
Een b ij zonder insect
schijnt zich vertoond te hebben in den om
trek van Bloszberg in den Amerikaanschen
Staat Panatfia. Voor eenigen tijd stierf daar
eec zekere Rvmska en wel blijkbaar aan
de gevolgen van een insectensteek. Zijn ge-
heelen hoofd zwol vreeselijk op en de dood
volgde reeds twee dagen na de eerste ver
schijnselen. Een heer Dyke, kreeg een steek
op zijn kaal hoofd. Hij werd ook naar het
hospitaal gevoerd, W3ar het hoofd zoo op
zwol, dat weldra de oogen niet meer zicht
baar waren. Hij betert echter. Ook verschei
den andere personen werden nog gestoken
en bij ailen deden zich dezelfde verschijn
selen voor, ontzaglijke opzwelling van het
hoofd, dat een vreeselijken vorm aannam.
De lijken kregen een donkere klenr. Ook
veel vee stierf onder dezelfde verschijnse
len.
Behendige postambtena
ren.
Een handelsreiziger kwam eenige dagen
geleden aan het postkantoor te Londen en
vroeg:
„Mijnheer, ik moet een brief staren aan
iemand, wiens naam ik niet weet, evenmin
als zijn adres. Ik weet alleen dat hij kleer
maker is ergens in het graafschap Kent
en dat hij woont op de hoek van een straat
dicht bij een klein pleintje. Hoe zal ik
dien brief bezorgd krijgen!"
Na eenig nadenken gaf de commies den
lastigen vrager ten antwoord, dat hij het
kon probeeren met op de enveloppe de
ligging van het huis van een kleerma
ker in Kent zoo nauwkeurig mogelijk te
teekenen. Zoo geschiedde en werkelijk, na
drie dagen had de geadresseerde den brief
in zijn bezit.
De hooi bereiding is voor den veehou
der een belangrijk deel zijner werkzaam
heden; hooi toch is de hoofdschotel, dien
hij zijn vee in den winter aanbiedt en
waarvan dus ook grootendeels het wel en
wee zijner veehouderij in dien tijd des jaais
afhangt, 't Is dus onnoodig te zeggen, dat
aan het hooiland en de bereiding van het
hooi de meest mogelijke zorg moet besteed
worden en dat de bewaarplaats van dit
voeder een alleszins goede moet zijn. Nu
kan men een doel weieens lsogs twee ver
schillende wegen bereiken, maar in hoofd
zaak zullen deze dan toch de hoofdrich
ting gemeen moeten hebben. Bij het stre
ven ter verkrijging van goed hooi ziet men
niet zelden, dat de handelwijzen der vee
houders aanmerkelijk verschillen, ja, niet
zelden tegengesteld zijn. Zoo laat b. v. de
een vroeg, de ander laat maaien; de een
spreidt onmiddellijk het gras nit, de ander
niet dan nadat het een paar dagen in de
zwad gelegen heeft; da een keert het be
hoedzaam om, de ander slaat bet met een
hooischudder zooveel mogelijk uiteende
een hooit als het gras indroog is, de an
der wanneer het nog een groene tint vet-
toont, de een haalt het hooi onmiddel
lijk in huis, de ander kan het soms da
gen en dagen op het veld laten staan, de
een vlijt het met zorg in de bergplaats,
de ander werpt het onverschillig neer.
Wat is na goed
Laat ons hooren, wat prof. Völcker
daaromtrent heeft gezegdIn hoofdzaak
komt dit op het volgende neer
Als men hooi kon maken, zonder dat
er een verandering in zijn samenstelling
plaats had, dan zou het natuurlijk dezelf
de waarde bezitten als het groene voeder,
waarvan het gemaakt was. Door de wer
king der heete zonnestralen verliest het
gras veel vocht, maar overigens onder
gaan zijn bestanddeelen geen verandering,
indien de groene planten tenminste niet
zeer verscheurd worden en het drogen snel
plaats heeft. Het is dus niet noodzake
lijk, dat hooien gepaard moet gaan met
eenig beteekenend verlies aan voedende
bestanddeelen van het gras en kon men
dit kunstmatig drogen, dan behoefde er
heel geen stofverlies plaats te hebben.
Water zou dan hst eenige zijn wat ver
loren ging. Ten tijde dat het gras gemaaid
kan worden, bevat het veel suiker en ei
witstoffen, die door zware regens uitge
spoeld kunnen worden. Is het gras nog
versch, dan hindert de regen het niet,
want zijn opperhuid is met een was - of
vetachtige stof bedekt, welke als een re
genmantel de geheele plant beschut. Is
echter het gewas door herhaald keeren
sterk gekneusd en veranderd in half gereed
hooi, dan doet het regenwater het bepaald
veel kwaad. Want niet alleen dat de voe
dende bestanddeelen dan voor een greot
deel uitgespoeld worden, maar tengevolge
van het verscheurd zijn der cellen, ver-
eerjigen deze zich met elkaar en geven
daardoor aanleiding tot gisting, die bij
voortgang, groote verliezen kan veroorza
ken. De eiwitstoffen en het sniker toch,
worden door die gisting vernietigd. Is der
halve het weer regenachtig, dan mag er
niet meer, dan bepaald noodig is, gekeerd
worden en nog wel zoo behoedzaam mo
gelijk. Hetzelfde geldt bij bewolkte dagen.
De gisting begint niet, voor de suikerop
lossing een bepaalde sterkte heeft en de le
venswerking in de plant vernietigd is. Die
toestand treedt natnnrlijk eenmaal te voor-
sehijn, maar heeft het drogen zeer schie
lijk plaats, dan vermindert het vochtge
halte zoo snel, dat er geen gisting plaats
kan hebben.
Daarentegen, valt er veel regen op het
half droge hooi, of ook, houdt een voch
tig, luchtsgestel het drogen tegen, dan be
gint de ontbinding der organische stoffen
al op het veld en verliest het hooi veel
van zijn waarde.
Met deze beschouwing komt vrij wel
overeen die van een bekend practicus.
Deze zegtspreid het gras niet uit en
schud het evenmin. Niet alleen, omdat
de sapbeweging dan niet gestoord wordt
en de scheikundige omzettingen niet naar
behooren kunnen plaats hebben, maar ook,
omdat door die kunstbewerkingen veel van
het beste hooi verloren gaat. Onder aan
den grond nl. zitten veel fijne grassen, die
door het uitspreiden wegraken. Ze worden
door de zon sterk uitgedroogd, krollen om
en verliezen zich in de grasstoppels.
Deze practicus moet dus noodwendig te
gen het gebruik van den hooischndder zijn
anderen daarentegen dwepen met dit werk
tuig en zouden het niet gaarne missen
maar dat gaat met meer dingen zoo. Hij
wil het gras na één of twee dagen voor
zichtig gekeerd hebben en het zaad onge
rept latenzoo spoedig mogelijk moet het
dan aan boopen gezet worden, tenzij regen
of een vochtige lacht nog eens tot keeren
noodzaken. Daar, aan de hoopen, kan het
hooi dan verder uitzweeten. Tijdens het
vervoer kan het dan uitdampen en daarna
mag men het gevaar voor broeien als ge
weken beschouwen. Toch blijft er nog vocht
in het hooiwant hoe droog het ook mo
ge zijn, het bevat toch altijd nog een 14
perc. water. In verbind hiermede is 't niet
onverschillig waar het hooi geborgen wordt
en de beste bewaarplaats acht men de
barg of de schelf.
In sommige boerderijen van kleinen om
vang wordt het niet zelden op den zolder
geborgen boven de stallen. Niets is na
tuurlijk schadelijker voor het hooi dan dit
Immers in plaats van nit te dampen, dient
het als bewaarplaats voor de uitwasemin
gen der zich op de stallen bevindende
dieren en der gassen, die zich nit hunne
uitwerpselen ontwikkelen, tenzij de zol
ders met eene of andere stof ondoordring
baar zijn gemaakt, wat in 80 van de 100
gevallen zeker wel niet het geval zal zijn.
Zou zulk hooi wel den naam van hooi
verdienen Zon het niet nanffig en smakeloos
zijn en bezwangerd met schimmelplantjes?
Zou het in den nawinter niet verbazend
stoffig wezen en zijn waarde als voeder
niet bijna hebben verloren
De bewaarplaats voor hooi, het voeder
waarvan in den winter bijna alles moet
komen, moet te allen tijde een goede zijn
en het bergen zelf nooit aan onverschilli
ge handen wordeD toevertrouwd, 't Is niet
alleen voldoend dat het hooi in de schuur
of in de barg ligt, maar het komt er ook
wel degelijk op aan, hoe het daar ligt, met
het oog op het broeien. Het moet in de
bergplaats regelmatig worden uitgespreid,
elk laagje moet terdege worden vastge-
trapt, opdat zooveel mogelijk de lucht uit
het hooi verdreven wordt; vooral ook zet
te men de kanten goed op. Liggen de
lagen aan de eene zijde vast op elkaar en
op de andere plaatsen meer los, dan zul
len er broeigangen ontstaan, waarin zich
de warmte kan ophoopen. Eindigt nn zoo'n
gang hier of daar aan de oppervlakte,
zoodat zij de lucht gelegenheid geeft om
binnen te komen, dan is het gevaar voor
brand groot.
Om de lacht te verwijderen zou het
dan ook aanbeveling verdieneD, het hooi
zoo hoog mogelijk op te tassen teneinde
daardoor de persing te vermeerderen. Nu
staat tegenover dezen leer, zeldzaam ge
noeg, een andere, niet wat betreft de wijze
van hooi bergen, maar wat de luchtkwes-
tie aangaat. Immers, er zijn practische
mannen, die er sterk voor zijn om midden
in het hooi een verticalen luchtkoker te
plaatssn, waarop ze dan liefst nog hori
zontale leidingen willen doen uitkomen, op
dat de broei, dat is de zich vormende wa
terdampen en de vrij geworden warmte,
door die kanalen een uitweg kunuen vin
den. De voorstanders van dit systeem heb
ben echter felle bestrijders, die niets min
der zeggen dau „op deze wijze verkrijgt
ge schimmelig hooi." Wat is in deze nu
waar en wat niet waar Het onstaan
van warmte in het hooi wordt veroorzaakt
door de ontbinding van eenige zijner be
standdeelen. Het gras van vruchtbare gron
den is malscher en sappiger dan dat van
schraal land en staat dan ook het meest
aan gevaar bloot, wanneer het als hooi is
geborgen. Tijdens het hooien moet daar
aan al gedacht worden, want zulk gras
eischt meer zonnewarmte en zorgvuldiger
behandeling om in hooi te veranderen dan
het gewas van arm of ook wel van hoog
gelegen land.
Een matige broei bevordert de verteer-
baarheid van het hooi en verhoogt zijne
voedingswaarde.
Beleediging van een amb
tenaar.
Eene zeldzame rechtsquaestie werd on
langs voor eene Duitsche rechtbank be
handeld. De kastelein Janneke uit den
omtrek van BerüjD, leefde in vijandschap
met den gendarme zijner woonplaats. Hij
besloot op zekeren dag zijn hond den naam
van den gendarme te geven. Als deza nu
in de nabijheid van Janneke's lapje grond
kwam, dan begon hij luid op zijn hand
Krattusch te schimpen en voegde het
dier uitdrukkingen toe, die men niet in
een handboek der wellevendheid zou zoe
ken. De gendarme was door de handelwij
ze van Janneke zeer verbitterd, achtte zich
beleedigd en maakte proces-verbaal op. Een
vervolging werd ingesteld en de rechtbank
deelde den man wagens beleediging van
een ambtenaar in de rechtmatige uitoefe
ning zijner bediening, toi een maand ge
vangenisstraf. Janneke kwam van dit von
nis in hooger beroep en beweerde, dat hij
den gendarme Dimmer had beleedigd, waar
om hij tot nietig verklaring der dagvaar
ding concludeerde. De beslissing der recht
bank werd echter bevestigd en het hooger
beroep onontvankelijk verklaard.