PLAATSELIJK NIEUWS.
hand gleed met eenige zachte accoorden aartshertogin Elisabeth, een kleindoch-
Ca-
De verklaring der aarts
hertogin.
Eene aardige geschiedenis wordt ver
haald van de jeugdige Oostenrijksche
ter van keizer Frans Jozef en de doch
ter van wijlen kroonprins Rudolf. De
prinses nam voor eenigen tijd haar ver
blijf in het keizerlijk jachtslot Mürzsteg
in Stiermarken, dat tusscben dicht met
bosschen begroeide bergen ligt. Zij
wenschte daar met de kinderen van
het dorp buiten te spelen en men gaf
daarin toe. De kleine boerenmeisjes
echter hadden voor het keizerskind zoo
veel respect, dat zij verlegen en stil
waren.
Om deze terughoudendheid te over
winnen deed de prinses de grootste
moeite. Zij zeide tot de dorpskinderen,
dat zij niet bevreesd behoefden te zijn.
„Ik ben een meisje evenals gij en ik
wil met u spelen, zooals gij dat gewoon
zijt". Daarna haalde zij de kinderen o-
ver, hunne portretten door haar te la
ten maken. De aartshertogin, die veel
talent om te teekenen heeft, portret
teerde achtereenvolgens bijna alle aar
dige meisjes uit Mürzsteg.
De portretten zoud zij als proeven
an haar kunst naar haar .keizerlijke
grootpapa en aan eenige andere leden
van de keizerlijke familie. Keizer Frans
Jozef bedankte zijne kleindochter schrif
telijk en gaf zijne tevredenheid over
haar vlijt en de aardige portretten te
kenDen; alleen verwonderde het hem,
dat alle afgebeelde kinderen den mond
wijd open gesperd hadden. Daarop
kwam de schriftelijke verklaring voor
dit verschijnsel. De aartshertogin
schreef aan den keizer„De kinderen
blijven slechts stilzitten als ik hun lek
kers beloof, dan doen zij hun mond zoo
ver., open". De keizer moest hartelijk
lachen over de mededeeling zijner klein
dochter.
Tot nadenken.
De Russische censuur.
De Russische professor Nikitienko heeft
zijn gedenkschriften uitgegeven. Deze
zijn buiten het rijk des Czaren in het
licht gekomen en wij ontleenen daaraan
de volgende stukjes over de Russische
censuur, zooals die gevoerd werd on
der Alexander III. Er verscheen een
nieuw (Droomenboek", dat aan de cen
suur moest worden voorgelegd. Deze
weigerde echter toestemming te geven
tot de uitgave en zij liet den schrijver
tot zich komen. Hem werd gevraagd,
waarom hij van meening was, dat de
sterren invloed op het lot der menschen
zouden hebber. Zoolang hij hierover geen
bevredigende oplossing kon geven, mocht
het boek niet worden uitgegeven. Het
kwam dan ook natuurlijk nooit in het
licht.
Uit een aardrijkskundig leerboek
schrapte de censor. Jelagouw, een zin
waarin het heette, dat in een plaats
met honden gereden werd eerst, meen
de de censuur, „moest dit bericht door
het ministerie van binnenlandsche za
ken worden bevestigd".
In Warschau had voor eenige jaren
een veetentoonstelling plaats. Een dag
blad maakte in een artikel daarover
melding van een „Mecklenburgsche
koe". De censor liet den redacieurvan
het blad bij zich komen. „U spreekt
daar", zeide hij, „van een Mecklenburg
sche koe, het zou beter wezen als
u van een Spaansche koe spraakt".
(Als u dat wenscht, doe ik het graag;
zeide de journalist, „maar waarom dan
toch
De censor zag hem streng aan en
zeide„Stelt u zich als 't belieft, niet
zoo aan, wij kennen uw kunststukjes,
gij hebt zeker gedacht aan Mecklenburg
sche voisten en dezen zijn verwant
met ons vorstenhuis...." De redacteur
verwijderde zich en van de Mecklen
burgsche koe maakte hij een „Spaan
sche"!
Tot een schrijver te Warschau zei
een censor eens„U hebt er geen be
grip van, wat men zoo al schrappen
moet. Ziet u bijv., het gedichtliagar
in de Woestijn kunnen wij volstrekt
niet laDger laten uitgeven". „Waar
om niet?" vroeg verwonderd de schrij
ver. (Ik meende, dat het een zeer on
schuldig gedicht was, dat overal kan
worden voorgedragen." „O neenStelt
u eens voor, dat in een concertzaal op
de eerste rij Generaal Gourko en zijn
gemalin zitten, verder Baron Meden en
andere hooge personages. Daar komt
nu een kunstenares, treedt naar voren
en begint„Rondom slechts jakhalzen!"
Dat gaat toch niet
Ook de schilderijen zijn aan de cen
suur onderworpen. Daarvan geven wij
slechts één voorbeeld.De schilder Alchi-
mowitcz zond op de kunst-tentoonstelling
een schilderij met het opschriftNaar
den heer om. raad*. De schilderij stolde
eenige boeren voor, die bij hun mees
ter komen om dezen raad te vragen in
de eene of andere aangelegenheid. De
censuur verlangde van den schilder, dat
hij eerst den titel zou veranderen, want
(de boer mag alleen bij het gemeente
bestuur raad vragen" en niet bij den
heer van het landgoed. De schilderij
werd tentoongesteld onder het opschrift:
Arbeiders om werk vragende
Twee levens. Op een
zomeravond daalde een vlinder op het
gras neder en bereidde zich tot sterven.
Juist stak daarnaast een mol zijn fijn
varkenssnuitje boven den grond. Toen
hij het stervend vlindertje zag, mom
pelde hij „Arme kleine, hoe kort!"
„Kort*, fluisterde de kapel, „ja,
wel kortmaar vol licht en gelukkig.'
Daarop viel ze dood neer.
Op dit gezicht ijlde de mol een zij
ner gangen in en riep uit(Dan liever
wat langer geleefd, al is in 't duister."
Doch op hetzelfde oogenblik hoorde
hij een slag en hij was gevangen
in de val van een mollenvanger. H.-H.
Voor allen ben je vrien-
mij heb je geen enkelen
»0, dat was mooi, zoo heb ik het nog
nooit gehoord. Ik dauk u. Zulk eene eer
heeft nog niemand mij bewezen. De M-.donna
beloone n er voor
De vreemdeling hield hare hand vast en
boog zich over haar.
„Niet den dank dei madonna begeer ik
Carolina, jouw dank, een kus van je roode
lippen.*
,0/ zeide zij verschrikt, „een kus Moet
ik u hier voor al deze lieden kussen, sie—
nor
Hij lachte en drukte bare hand.
„Nu niet, mcar tot afscheid zult ge mij
een kus geven."
Zij is donkerrood geworden en knikt
met het hoofd.
(Ja, als u heen gaat,' zegt zij en loopt
naar eene tafel, waar men haar roept.
Vier oogen volgen haar: de donkere oogen
van den vreemden knnsteuaar, en de jvloer-
sche blikken van den jongen maD, die in
de, denr staat. Hij bemint het meisje met den
glotienden hartstocht van een Italiaan, met
dien hartstocht, die zelfs voor den dood
niet terugschrikt noch voor zijn eigen, noch
voor dien van anderen. Hij gaat meer in
de schaduw staan en zijn gelaat wordt steeds
somberder, als hij ziet hoe overal, waar
Carolina nadert, haar de oogen toelachen en
men met den fonkelenden wijn op haat wel
zijn en hare schoonheid drinkt.
En steeds vroolijker en woeliger wordt
het leven op de kleine plaats, de stem
men klinkm in vroolijke smeltende liederen
en dan zingt de guitaar weder haar zeld
zaam sidderend, weemoedig lied.
Eenmaal is Carolina bij de deur gekomen
en is daar achteloos Giovanni voorbijge
gaan, daar bij zich in de schaduw ver
scholen had. Hij grijpt Daar haar en houd
haar aan haar rok vast.
„Jij," zegt hij en zij voelt zijD gloeien-
den adem. „Jij!
de'.ijk maar voor
blik."
Zij is een oogenblik verschrikt, als zij
echter zijne stem hoort, wordt zij weder
vroolijk.
(Jij', lacht ze, waarom deze woorden.
„Ik kan den menschen toch geen droevig
gezicht toonen. Zij betalen hier en willen
vroolijke gezichten zien. Wat hindert het,
ik bemin toch jou alleen. Ik heb voor je
gesidderd, daar je zoolang weg bleef. Ik
meende, dat je ziek was, of dat je eene
ander had dan mij. Maar na is alles weer
goed- Je moet blijven, totdat de gasten weg
zijn, dan kunnen wij ongestooid spreken;
ik moet nu weder weg."
Zij gaat hem voorbij om wijn te halen.
Dan trippelt zij weer vlijtig tasschen de
tafeltjes en heeft voor ieder een vroolijk
woord. Hare oogen zoeken daarbij Giovan
ni, miar vinden hem niet meer.
Hij heeft eerst in een hoek gezeten, het
hoofd in de handen, en zijne oogen hebben
elk harer beweging jaloers gevolgd. Toen
de hand van den bleeken vreemdeling, die
zoo wonderschoon op de guitaar kon spe
len, vleiend over den schoonen arm van
het meisje gleed, is hij opgesprongen met
een heftig gebaar on heeft d6 plaats ver
laten.
Buiten op straat liep hij heen en weer.
Zijn hait klopte hevig. Hij wist, dat hij
iets vreeselijks zou kunnen doen en zijn
hand greep naar het mes, dat hij bij zich
droeg. Over de huizen gleden de stralen
der maan in de straat en verlichtten de
eene zijde geheel. De andere rij wierp
een donkere, blauwachtige schaduw over
den weg en in het donker liep Giovanöi
met lichte schreden en zwaar hart.
Hij bilde de handen en knarste op de
tanden. De zachte lucht legde zich om
zijne wangen en slapen; maar zij kon het
luide kloppen van hef hart niet tot beda
ren brengen. Menigmaal hoorde hij het
zingen eD de melodieën der guitaar, toen
balde hij weder de handen en liep ruste
loos op en af.
In de trattoria werd het eindelijk stiller.
Hij zag, hoe de gasten heen gingen en
rekende na, hoevelen er nog konden zijn.
Zoo had hij lang gewacht en als hij den
vreemdeling ook had zien vertrekken, zon
hij gezworen hebben, dat er niemand meer
was. Maar de vreemdeling was niet heen
gegaan. Hij sloop door het poortje heen,
zachtjes, opdat niemand hem bemerken zou.
De plaats was leeg, de uitgedoofde lichten
gaven een onaangenamen geur af. Al
leen het witte maanlicht rustte op daken
en straten.
Toen alle gasten zich verwijderd hadden,
was de vreemdeling op Carolina toegetre
den, eD had, zijn arm om haar heen leg
gende, haar willen knsseD, maar zij weer
de hem af.
„Neen, neen, niet kassen," riep zij en
trok den doek over haar gezicht.
(Je hebt het mij beloofd, Carolina en
zijn woord moet men houden, ik moet nu
een kns hebben. Znlke roode lippen als
de jonwe heb ik zelden gezien.'
Het schoone meisje dacht na.
(Ik heb de Madonna een lied beloofd,
als zij mij Giovanni teruggaf, en dadelijk
daarop is hij gekomeD. Als gij nu voor
de Madonna een lied wilt zingen, zal ik
n een kus geven."
Hij wilde. Zij liepen de smalle, kleine
trap op en kwamen in den gang. Toen zij
voorbij de door de maan verlichte vensters
kwamen, was het alsof spoken de ronde
deden. Toen kwaaien zij bij de Madonna,
die schitterend en stijf in hsre nis stond.
Carolina knielde neder en bad. Toen
zij gtëadigd had, verzocht zij den vreem
deling te beginnen.
„Wat zal ik spelen
,0, als het maar mooi is. De Madon
na zal alles in genade aanhooren.'
Hij leunde tegen den muur en zijne
over de guitaar. Toen begon bij te zin
gen.
Het was eene zwakke, maar aangena
me stem, waarmede bij het oude volkslied
aanhief en Carolina viel met haar heldere
sopraan in, terwijl het accompagnement
harmonisch medek'onk
(Den eersten Meidag ging ik in deit tain,
Om bloemen voor mijn zoetelief te plakkeD.
Een wilde vogel wachtte mij
En zong op wiegelende twijg.
Een zoete melodie,
Een lied van minne!
O, vogel, gij die komt van Florence's velden
Was het u vergund, mijn zoetelief te zien?
En zeg mij toch, hoe lief zij mij moet heb
ben.'
De vogel antwoordde:
(De liefde, ach de liefde komt met vreogd
en smart
En eindigt ach, de liefde, in een stervend
hart."
Het lied was nit. Op de straat had een
nachtwandelaar beproefd de melodie mede
te zingen,
zwegeD.
maar had vol bewondering ge-
Na stond hij stil en zag naar het
con, waarop de donkere gestalte vsg
bal-
rolina leunde. Teen kwam sok ejo man
naar bniten, die zich over het meisje
boog en eea kus op hare lippen drukte.
En toen de wandelaar kon, wat toen
gebeurde, niet precies beschrijven klonk
een gil van het meisje, die in de armen
van den man zonk.
Door de openstaande denr stormde een
man in wilde haast en liep de straat uit
en daar boven klonken de klaagtonen ee-
ner stervende en een geroep om hnlp van
den man, die bij haar stond. Toen kwa
men er verscheidene menschen nit het
huisvrouwen gilden en mannen ver-
wenschten den laaghartigen moorde
naar.
Men bracht Carolina naar eene kamer
en legde haar op een lage, harde canapé.
Beppo was naar een dokter gegaaD, maar
voordat deze kwam, was het meisje stil
geworden voor altijd. Met gebroken stem
had zij nog gefluisterdDoet Giovanni
nie's, hij heelt mij toch lief.'
De vreemdeling verliot de kamer. Hij
had op het doode voorhoofd nog een kus
gedrukt, was den gang weder doorgegaan.
De morgen brak reeds aan, toen Nicolo
Paganini opstond. Hij liep met moede
schreden de trap af en verliet bet huis.
Bij den eersten hoek van de straat hiel
hij zijn guitaar op en sloeg haar in stuk
ken.
Hij zag naar de overblijfselen, die op
den grond verspreid lagen. Zijn gelaat was
wit als altijd, maar om den mond lag een
trek van diepe smart.
(Zoo heb ik das door dit ellendige in
strument een jorg leven gedood, tot straf
daarvoor zal mijne hand nimmermeer een
guitaar aanraken.'
En hij heeft woord gehouden. Paganini,
een even groot meester op de gnitaar
als o]i de viool, die aan dat instrument
toonen eB melodieën wist te ontlokken,
die de harten van zijne toehoorders ver
warmden, bespeelde het nooit meer.
Eenzaam leefde hij verder, als de schit
terendste viool-virtuoos en als de raadsel
achtigste mensch.
Een bijdrage tot de p h y -
siologie van den smaak. De bekende ge
leerde Zontz heeff aangetoond, dat de ge
waarwording van den smaak aanmerkelijk
sterker wordt, wanneer men bij zoete sub-
stantiën eeu geringe hoeveelheid van de
een of andere bittere of zoute stof voegt.
Bij een 0,1 pCts. oplossing van keuken
zout kan het zoutgehalte ternauwernood,
door den smaak waargenomen worden.
Wanneer men nu bij 12 of 18 pCts. suiker
oplossing een gehalte van 0,1 pCts. keu
kenzout voegt, smaakt bedoelde oplossing
veel zoeter dan zonder deze bijmenging. De
werking dezer uiterst slappe oplossing van
keukenzout, welke op zich zelf bijna geen
smaak heeft, is zóo groot, dat een zont
bevattende 12 pCt. suikeroplossing door
de meeste menschen voor zoeter wordt ver
klaard dan een 15 pCt. oplossing zonder
bijvoeging van eenig zout. Geheel analoog
werkt zoutzure chinine in zulk een ver
dunning; de bittere smaak is dan niet dui
delijk meer waar te uemeD. Zoodra men
evenwel bij het toevoegsel de aangeduide
grens overschrijdt, zoodat men den smaak
daarvan naast dien van de suiker in de
oplossing proeft, vindt men integendeel de
zoutachtig of bitter smakende suikeroplos
sing minder zoet.
Is soep een voedings mid
del Bij de velen, die dit ontkend heb
ben, is thaDB ook de dokter van Bismarck,
professor Schweninger gekomen, die aioh al
dus hieromtrent aitlaat„Waarom bouil
lon zoo geroemd en steeds zoo aanbevolen
wordt, is ons des te onbegrijpelijker, daar
de voedingswaarde er van zeer gering, ter
wijl de werking der coaten op het bart niet
onbedenkelijk is.
Groote schade.
Volgens een telegram nit Saarlouis moet
het onweer daar in den omtrek aan de
veldvruchten en oogst een schade van meer
dan 2 millioen mark hebben toegebracht.
Zon de oorlog voor 25 jaar het land
daar meer hebben geteisterd
Een zoon van Bnbinstein,
vroeger officier bij het Russische leger, zal
weidia als zanger debnteereD. Masoagni
heeft een hoofdrol in zijae werken voor
hem bestemd.
vrel te brengen. Wij betwijfelen het
Wij kennen Maar waarom is
het noodig zoovele voorbeelden, helazs
voor 't grijpen, aan te halen. Nog eens,
vau de godsdienst is verdwenen, wasr
dns geen goede grondslagen zijn, 't kun
in maatschappij, vereenigiDg of huisgezin
wezen, daar is plaats voor allerlei ver
keerds.
Wie dan ook m<t vrucht wil werken
aan den raaatschappelijken vooruitgang, hij
beginne in zijn omgeving bet fundament
te leggen, wat men godsdienst noemt.
Eerst dan zal de beschaving en ontwikke
ling van het volk met vracht kunnen wor
den ondernomen.
ten nog een aanwas aan zijn linkerzijde,
waaraan daidelijk een teen zichtbaar was.
Dat hetgevaarlijkis spel
den in den mond te honden, bleek ook
weder j. 1. Dinsdag. De 17-jarige dochter
van den heer Knol alhier had het onge
luk, terwijl zij bezig was de wasch op te
hangen, om een der spelden die zij in den
mond had, door te slikken. Thuis was het
scherpe voorwerp nog duidelijk zichtbaar;
toen men evenwel bij de geneesheer kwam,
was de speld verdwenen. Alle middelen
worden aangewend om de patiente van dit
gevaarlijk voorwerp te bevrijden.
„Wij stellen ons de vraag", zoo schrijft
de steller der Bredasche Vlugmarenof
het niet goed is, dikwijls en met klem te
wijzen op de toenemende wanbeschaving,
die de gansche maatschappij doorploegt,
zoowel de bovenste als de onderste lageuP
Is het niet nuttig de aandacht te vesti
gen op den achteruitgang, die allerwege en
in eiken stand wordt waargenomen, opdat
nog, herinnerende aan hel vergankelijke
dezer wereld, de nog voorhanden tijd be
steed wordt aan vorming tot het goedeP
De zedeloosheid is diep doorgedrongen. Hoe
langer zoo minder schaamt het mensch-
dom zich voor lakenswaardige handelingen
Wie zijne verontwaardiging daarover uit
spreekt, wordt bespot en beschuldigd dat
hij ouderwetsche theoriën voorstaat, die
natuurlijk niet meer in aanmerking kan
nen komen, 't Is dan ook een geheel an
dere tijd geworden! Maar 't is er een die
vrees aanjaagt! Is het spook, dat men
(Veival" noemt, niet overal te zien? Gluurt
't niet om elk hoekje? Eu hoe weinigen
weten zich aan zijne klauwen te ontwrin
gen?
„Er is" doch laat ons dit zachtjes
zeggeD, uit vre?s van anders te wotdea
aangeklaagd tot de oude school te behoo-
ren #er is" geen godsdienst meer in
den mensch. Het bezit van den godsdienst
wordt als een zonde aangerekend, waaiin
het jonge geslacht niet wenscht te deelen.
En daar beeft het gelijk int! Wie zon
zich noodeloos aan zonden overgeven?
Maar waar geen godsdienst is houdt
't ons ten goede dat wij zonder groote
woorden 't even aanhalen is het fun
dament weg en staat het hoofdgebouw te
waggelen. Een kleiD rukwindje, ja zelfs
een koeltje, zal het, hoe hecht het zich
ook denke, kunnen omverwerpen. Wil
men het gebouw sterk en stevig optrek
ken, het gaat wel, maar men beginne met
een flink fondament, en is dat in orde,
dan kan het gevaarte, dat men wil bou
wen, niet te hoog of te kolossaal wezeD,
want de grondslagen znllen het weten te
dragen. Het fondament nu van het men-
schelijke gebouw alweer zachtjes is
de godsdienst.
Want en thans herhalen wij 't
met forsche stem, opdat elkeen met
ons samenwerke aan de bevordering der
zedelijkheid, dis onze wereld zoo zeer mist
en onze maatschappij hoog noodig heeft
hij die godsdienst bezit, hij valt nooit.
Woedend kunnen de stormeu om hem afgron
den openen zijn grondslagen zijn hecht
en stevigeen oogenblik wankelen wel
licht, maar vergaan nimmer!
En met den godsdienst, wordt ons, als
bron van zooveel goeds, geleerd, dat ook
gewaakt moet worden tegen overdrijving.
Wij kennen de dochters van handwerks
lieden, die in het zweet hun dagelijksch
brood moet verdienen, en die zich niet
schamen et eene kleeding op na te hon
den, welke gelijk staat aan die van de
voornaamste vrouwen uit den deftigen
stand. Dat is een soort hoogmoed, een
willen schitteren, door den godsdienst ver
boden, en die met zich moet medebren
gen het schrikkelijkste zedebedert. Want
wanneer hnnne ouders het geld niet meer
kannen missen, om aan de grillen van
die dochters te voldoen, wat dan Wie
helpt haar dan aan geld? Waar komen
dan de sieraden van daan
Wij kennen jongelieden uit den defiig-
sten stand wier ouders eene eerbied
waardige positie in de maatschappij beklee-
den en door elkeen worden geëerd
die niet terugdeinzen, evenals havenwerkers,
nitdrnkkingea te bezigen, welke getuige
nis afleggen, hoe diep hun zedelijkheids
gevoel is gezonken. Zouden zij der maat
schappij tot voorbeeld kuDnen dienen Zijn
zij in staat om het minder ontwikkelde
Kieuw Leven.
Vergadering van den Raad,
der gemeente SCHAGEN, gehou
den op Woensdag 14 Augustus
1895, des avonds ten 6 ure.
Dit verslag ia aan onze Abonné's in Schagen
donderdag morgen per bulletin medegedeeld.
Schagen, 17 Augustus 1895.
O d z e Burgemeester, de
heet S. Berman, heeft verlof van 16 Aug
tot qp met 6 September e. k.'
Het Bestuurvan de Zijpe e n
Razepolder heeft j.1. woensdag aanbesteed,
bet maken van een klinkerpad van Scha-
gerhrug tot aan de Wesl-Frieschendjk. Laag
ste inschrijver was onze plaatsgenoot, de
heer J. de Moei, aan wien het werk
g'gund.
Onder de j.1. Donderdag ter
markt aangevoerde schapen, bevond zich
ook een zoogenaamd V/onderschaap
volk tot hooger plicht en zadel ij k heidsge- Dit dier bezat buiten zijn vier gewone poo-
Afwezig de heer Jb. Stammes.
Na opening der vergadering worden
de notulen gelezen en na lezing on
middellijk goedgekeurd.
Ingekomen stukken.
I. Brief van den raad van admini
stratie van de Holl. Spoor, waarin wordt
medegedeeld, dat aan het tweede ver
zoek van den raad niet kan worden
voldaan.
De heer J. v. d. Maaien komt nu te
rug op zijn in de vorige vergadering ge
dane opmerking, omtrent het doen ver
beteren voor rekening der gemeente. Spr.
vindt de afsluiting bij Dutscher en Smit
zeer gevaarlijk. Spr. zou gaarne willen
doen onderzoeken wat de kosten, daarvan
zijn en dan in een volgende vergadering
verder besluit nemen.
De heer W. Roggeveen zou zich liever
tot den minister wenden en zoodoen
de de spoorwegmaatschappij dwingen.
De heer v. d. Maaten toont aan, dat
de weg wel is van den Staat, maar dat
de raad van administratie hier is de aan
gewezen persoon en de minister hier
mede niets heeft uit te staan.
Het voorstel van den heer v. d. Maaten
wordt nu met algemeene stemmen aan
genomen.
II. Missieve Harddraverijvereeniging,
met het verzoek, dat de gemeente het
gewone jaarlijksche vuurwerk op den dag
der harddraverij zal doen ontsteken.
Met algemeene stemmen goedgevonden.
Onderzoek geloofsbrieven der herko
zen leden, de heeren: W. A. Hazeu
J. v. d. Maaten en C. Bijpost Rz., en
van het nieuwbenoemde lid, den heer P.
Meurs Pz. Tot commissie van onder
zoek werden benoemd, de heerenW.
Roggeveen Cz., C. Asjes en D. Smit en
bij monde van den eerste, wordt tot
toelating geadviseerd; hiertoe wordt met
algemeene stemmen besloten.
Yolgt nu vaststelling gemeenterekening;
de benoemde commissie, bestaande uit
de heeren C. AsjesI). Smit en W. Rog
geveenrapporteert, de rekening '94 in orde
bevonden te hebben en dezen wordt nu
in ontvangsten f 80516.65, in uitgaven
i 29744.10, dus batig saldo f 772.55, met
algemeene stemmen vastgesteld.
Thans was men gekomen tot de nadere
beslissing ter zake demping der sloot ach
ter J. Winkel.
De Voorz., de beraadslaging over dit
punt open gesteld hebbende, wijst de heer
J. v. d. Maaten op art '98, volgens hetwelk
B. en W. bevoegd zijn, de demping van
eenige sloot te gelasten, van welk bevel
evenwel betrokken personen bij den raad
in hooger beroep kunnen komen, gelijk
dan ook, blijkens in de vorige vergade
ring ingediend request door Regenten van
het Geref. Weeshuis en door den heer
S. Kramer, was geschied.
De heer v. d. Maaten meent, dat waar
requestranten van hun recht gebruik
maken, zij dan ook overtuigend hebben
moeten aantoonen, dat B. en W. met
hunne lastgeving tot demping van be
doelde sloot iets deden, waardoor zij
misbruik zouden hebben gemaakt van
hunne macht. En dat is door requestran
ten juist niet bewezen.
Daarom acht de heer v. d. Maaten
het juist een hoogst gevaarlijke handel
wijze van den raad, indien hij een der
gelijk request zou durven fiatteeren en
hoopt Spr. dan ook, dat de raad op
het bedoeld request niet zal ingaan.
De heer C. Bijpost is het met den
heer v. d. Maaten niet eens. Spr. meent
dat bedoeld slootje uit hygiënisch oog
punt niet gevaarlijk is voor de omwo
nenden. Maar ook, stel eens dat de raad
besloot, dat dit slootje wel gedempt moest
worden; waar zou dan de grens blijven
voor andere dergelijke aanzoeken? Een
feit toch is het, dat in onze gemeente
nog wel slechtere slooten zijn, en zou
den dan, ten gerieven van andere inwo
ners, dezelfde maatregelen maar moeten
genomen worden, om aan sommige bur
gers den last op te leggen tot het doen
van groote, bezwarende uitgaven
De heer v. d. Maaten repliceert, dat
de heer Bijpost hem verkeerd begrijpt.
Spr. laat de wenschelijkheid der demping
geheel buiten de bespreking. Maar de
hoofdzaak is deze als B. en W. eens
iets ordonneeren, en er is beroep op den
raad, dan moet de raad aantoonen dat
B. en W. te krasse maatregelen hebben
genomen en dat had de beer Bijpost dan
nu ook moeten doen. Dat doet de heer
Bijpost evenwel niet.
Als een college, als dat van B. en W.,
aan ingezetenen iets gelast, dan is het
toch al moeielijk, dat bevel te doen uit-