PLAATSELIJK NIEUWS. hand gleed met eenige zachte accoorden aartshertogin Elisabeth, een kleindoch- Ca- De verklaring der aarts hertogin. Eene aardige geschiedenis wordt ver haald van de jeugdige Oostenrijksche ter van keizer Frans Jozef en de doch ter van wijlen kroonprins Rudolf. De prinses nam voor eenigen tijd haar ver blijf in het keizerlijk jachtslot Mürzsteg in Stiermarken, dat tusscben dicht met bosschen begroeide bergen ligt. Zij wenschte daar met de kinderen van het dorp buiten te spelen en men gaf daarin toe. De kleine boerenmeisjes echter hadden voor het keizerskind zoo veel respect, dat zij verlegen en stil waren. Om deze terughoudendheid te over winnen deed de prinses de grootste moeite. Zij zeide tot de dorpskinderen, dat zij niet bevreesd behoefden te zijn. „Ik ben een meisje evenals gij en ik wil met u spelen, zooals gij dat gewoon zijt". Daarna haalde zij de kinderen o- ver, hunne portretten door haar te la ten maken. De aartshertogin, die veel talent om te teekenen heeft, portret teerde achtereenvolgens bijna alle aar dige meisjes uit Mürzsteg. De portretten zoud zij als proeven an haar kunst naar haar .keizerlijke grootpapa en aan eenige andere leden van de keizerlijke familie. Keizer Frans Jozef bedankte zijne kleindochter schrif telijk en gaf zijne tevredenheid over haar vlijt en de aardige portretten te kenDen; alleen verwonderde het hem, dat alle afgebeelde kinderen den mond wijd open gesperd hadden. Daarop kwam de schriftelijke verklaring voor dit verschijnsel. De aartshertogin schreef aan den keizer„De kinderen blijven slechts stilzitten als ik hun lek kers beloof, dan doen zij hun mond zoo ver., open". De keizer moest hartelijk lachen over de mededeeling zijner klein dochter. Tot nadenken. De Russische censuur. De Russische professor Nikitienko heeft zijn gedenkschriften uitgegeven. Deze zijn buiten het rijk des Czaren in het licht gekomen en wij ontleenen daaraan de volgende stukjes over de Russische censuur, zooals die gevoerd werd on der Alexander III. Er verscheen een nieuw (Droomenboek", dat aan de cen suur moest worden voorgelegd. Deze weigerde echter toestemming te geven tot de uitgave en zij liet den schrijver tot zich komen. Hem werd gevraagd, waarom hij van meening was, dat de sterren invloed op het lot der menschen zouden hebber. Zoolang hij hierover geen bevredigende oplossing kon geven, mocht het boek niet worden uitgegeven. Het kwam dan ook natuurlijk nooit in het licht. Uit een aardrijkskundig leerboek schrapte de censor. Jelagouw, een zin waarin het heette, dat in een plaats met honden gereden werd eerst, meen de de censuur, „moest dit bericht door het ministerie van binnenlandsche za ken worden bevestigd". In Warschau had voor eenige jaren een veetentoonstelling plaats. Een dag blad maakte in een artikel daarover melding van een „Mecklenburgsche koe". De censor liet den redacieurvan het blad bij zich komen. „U spreekt daar", zeide hij, „van een Mecklenburg sche koe, het zou beter wezen als u van een Spaansche koe spraakt". (Als u dat wenscht, doe ik het graag; zeide de journalist, „maar waarom dan toch De censor zag hem streng aan en zeide„Stelt u zich als 't belieft, niet zoo aan, wij kennen uw kunststukjes, gij hebt zeker gedacht aan Mecklenburg sche voisten en dezen zijn verwant met ons vorstenhuis...." De redacteur verwijderde zich en van de Mecklen burgsche koe maakte hij een „Spaan sche"! Tot een schrijver te Warschau zei een censor eens„U hebt er geen be grip van, wat men zoo al schrappen moet. Ziet u bijv., het gedichtliagar in de Woestijn kunnen wij volstrekt niet laDger laten uitgeven". „Waar om niet?" vroeg verwonderd de schrij ver. (Ik meende, dat het een zeer on schuldig gedicht was, dat overal kan worden voorgedragen." „O neenStelt u eens voor, dat in een concertzaal op de eerste rij Generaal Gourko en zijn gemalin zitten, verder Baron Meden en andere hooge personages. Daar komt nu een kunstenares, treedt naar voren en begint„Rondom slechts jakhalzen!" Dat gaat toch niet Ook de schilderijen zijn aan de cen suur onderworpen. Daarvan geven wij slechts één voorbeeld.De schilder Alchi- mowitcz zond op de kunst-tentoonstelling een schilderij met het opschriftNaar den heer om. raad*. De schilderij stolde eenige boeren voor, die bij hun mees ter komen om dezen raad te vragen in de eene of andere aangelegenheid. De censuur verlangde van den schilder, dat hij eerst den titel zou veranderen, want (de boer mag alleen bij het gemeente bestuur raad vragen" en niet bij den heer van het landgoed. De schilderij werd tentoongesteld onder het opschrift: Arbeiders om werk vragende Twee levens. Op een zomeravond daalde een vlinder op het gras neder en bereidde zich tot sterven. Juist stak daarnaast een mol zijn fijn varkenssnuitje boven den grond. Toen hij het stervend vlindertje zag, mom pelde hij „Arme kleine, hoe kort!" „Kort*, fluisterde de kapel, „ja, wel kortmaar vol licht en gelukkig.' Daarop viel ze dood neer. Op dit gezicht ijlde de mol een zij ner gangen in en riep uit(Dan liever wat langer geleefd, al is in 't duister." Doch op hetzelfde oogenblik hoorde hij een slag en hij was gevangen in de val van een mollenvanger. H.-H. Voor allen ben je vrien- mij heb je geen enkelen »0, dat was mooi, zoo heb ik het nog nooit gehoord. Ik dauk u. Zulk eene eer heeft nog niemand mij bewezen. De M-.donna beloone n er voor De vreemdeling hield hare hand vast en boog zich over haar. „Niet den dank dei madonna begeer ik Carolina, jouw dank, een kus van je roode lippen.* ,0/ zeide zij verschrikt, „een kus Moet ik u hier voor al deze lieden kussen, sie— nor Hij lachte en drukte bare hand. „Nu niet, mcar tot afscheid zult ge mij een kus geven." Zij is donkerrood geworden en knikt met het hoofd. (Ja, als u heen gaat,' zegt zij en loopt naar eene tafel, waar men haar roept. Vier oogen volgen haar: de donkere oogen van den vreemden knnsteuaar, en de jvloer- sche blikken van den jongen maD, die in de, denr staat. Hij bemint het meisje met den glotienden hartstocht van een Italiaan, met dien hartstocht, die zelfs voor den dood niet terugschrikt noch voor zijn eigen, noch voor dien van anderen. Hij gaat meer in de schaduw staan en zijn gelaat wordt steeds somberder, als hij ziet hoe overal, waar Carolina nadert, haar de oogen toelachen en men met den fonkelenden wijn op haat wel zijn en hare schoonheid drinkt. En steeds vroolijker en woeliger wordt het leven op de kleine plaats, de stem men klinkm in vroolijke smeltende liederen en dan zingt de guitaar weder haar zeld zaam sidderend, weemoedig lied. Eenmaal is Carolina bij de deur gekomen en is daar achteloos Giovanni voorbijge gaan, daar bij zich in de schaduw ver scholen had. Hij grijpt Daar haar en houd haar aan haar rok vast. „Jij," zegt hij en zij voelt zijD gloeien- den adem. „Jij! de'.ijk maar voor blik." Zij is een oogenblik verschrikt, als zij echter zijne stem hoort, wordt zij weder vroolijk. (Jij', lacht ze, waarom deze woorden. „Ik kan den menschen toch geen droevig gezicht toonen. Zij betalen hier en willen vroolijke gezichten zien. Wat hindert het, ik bemin toch jou alleen. Ik heb voor je gesidderd, daar je zoolang weg bleef. Ik meende, dat je ziek was, of dat je eene ander had dan mij. Maar na is alles weer goed- Je moet blijven, totdat de gasten weg zijn, dan kunnen wij ongestooid spreken; ik moet nu weder weg." Zij gaat hem voorbij om wijn te halen. Dan trippelt zij weer vlijtig tasschen de tafeltjes en heeft voor ieder een vroolijk woord. Hare oogen zoeken daarbij Giovan ni, miar vinden hem niet meer. Hij heeft eerst in een hoek gezeten, het hoofd in de handen, en zijne oogen hebben elk harer beweging jaloers gevolgd. Toen de hand van den bleeken vreemdeling, die zoo wonderschoon op de guitaar kon spe len, vleiend over den schoonen arm van het meisje gleed, is hij opgesprongen met een heftig gebaar on heeft d6 plaats ver laten. Buiten op straat liep hij heen en weer. Zijn hait klopte hevig. Hij wist, dat hij iets vreeselijks zou kunnen doen en zijn hand greep naar het mes, dat hij bij zich droeg. Over de huizen gleden de stralen der maan in de straat en verlichtten de eene zijde geheel. De andere rij wierp een donkere, blauwachtige schaduw over den weg en in het donker liep Giovanöi met lichte schreden en zwaar hart. Hij bilde de handen en knarste op de tanden. De zachte lucht legde zich om zijne wangen en slapen; maar zij kon het luide kloppen van hef hart niet tot beda ren brengen. Menigmaal hoorde hij het zingen eD de melodieën der guitaar, toen balde hij weder de handen en liep ruste loos op en af. In de trattoria werd het eindelijk stiller. Hij zag, hoe de gasten heen gingen en rekende na, hoevelen er nog konden zijn. Zoo had hij lang gewacht en als hij den vreemdeling ook had zien vertrekken, zon hij gezworen hebben, dat er niemand meer was. Maar de vreemdeling was niet heen gegaan. Hij sloop door het poortje heen, zachtjes, opdat niemand hem bemerken zou. De plaats was leeg, de uitgedoofde lichten gaven een onaangenamen geur af. Al leen het witte maanlicht rustte op daken en straten. Toen alle gasten zich verwijderd hadden, was de vreemdeling op Carolina toegetre den, eD had, zijn arm om haar heen leg gende, haar willen knsseD, maar zij weer de hem af. „Neen, neen, niet kassen," riep zij en trok den doek over haar gezicht. (Je hebt het mij beloofd, Carolina en zijn woord moet men houden, ik moet nu een kns hebben. Znlke roode lippen als de jonwe heb ik zelden gezien.' Het schoone meisje dacht na. (Ik heb de Madonna een lied beloofd, als zij mij Giovanni teruggaf, en dadelijk daarop is hij gekomeD. Als gij nu voor de Madonna een lied wilt zingen, zal ik n een kus geven." Hij wilde. Zij liepen de smalle, kleine trap op en kwamen in den gang. Toen zij voorbij de door de maan verlichte vensters kwamen, was het alsof spoken de ronde deden. Toen kwaaien zij bij de Madonna, die schitterend en stijf in hsre nis stond. Carolina knielde neder en bad. Toen zij gtëadigd had, verzocht zij den vreem deling te beginnen. „Wat zal ik spelen ,0, als het maar mooi is. De Madon na zal alles in genade aanhooren.' Hij leunde tegen den muur en zijne over de guitaar. Toen begon bij te zin gen. Het was eene zwakke, maar aangena me stem, waarmede bij het oude volkslied aanhief en Carolina viel met haar heldere sopraan in, terwijl het accompagnement harmonisch medek'onk (Den eersten Meidag ging ik in deit tain, Om bloemen voor mijn zoetelief te plakkeD. Een wilde vogel wachtte mij En zong op wiegelende twijg. Een zoete melodie, Een lied van minne! O, vogel, gij die komt van Florence's velden Was het u vergund, mijn zoetelief te zien? En zeg mij toch, hoe lief zij mij moet heb ben.' De vogel antwoordde: (De liefde, ach de liefde komt met vreogd en smart En eindigt ach, de liefde, in een stervend hart." Het lied was nit. Op de straat had een nachtwandelaar beproefd de melodie mede te zingen, zwegeD. maar had vol bewondering ge- Na stond hij stil en zag naar het con, waarop de donkere gestalte vsg bal- rolina leunde. Teen kwam sok ejo man naar bniten, die zich over het meisje boog en eea kus op hare lippen drukte. En toen de wandelaar kon, wat toen gebeurde, niet precies beschrijven klonk een gil van het meisje, die in de armen van den man zonk. Door de openstaande denr stormde een man in wilde haast en liep de straat uit en daar boven klonken de klaagtonen ee- ner stervende en een geroep om hnlp van den man, die bij haar stond. Toen kwa men er verscheidene menschen nit het huisvrouwen gilden en mannen ver- wenschten den laaghartigen moorde naar. Men bracht Carolina naar eene kamer en legde haar op een lage, harde canapé. Beppo was naar een dokter gegaaD, maar voordat deze kwam, was het meisje stil geworden voor altijd. Met gebroken stem had zij nog gefluisterdDoet Giovanni nie's, hij heelt mij toch lief.' De vreemdeling verliot de kamer. Hij had op het doode voorhoofd nog een kus gedrukt, was den gang weder doorgegaan. De morgen brak reeds aan, toen Nicolo Paganini opstond. Hij liep met moede schreden de trap af en verliet bet huis. Bij den eersten hoek van de straat hiel hij zijn guitaar op en sloeg haar in stuk ken. Hij zag naar de overblijfselen, die op den grond verspreid lagen. Zijn gelaat was wit als altijd, maar om den mond lag een trek van diepe smart. (Zoo heb ik das door dit ellendige in strument een jorg leven gedood, tot straf daarvoor zal mijne hand nimmermeer een guitaar aanraken.' En hij heeft woord gehouden. Paganini, een even groot meester op de gnitaar als o]i de viool, die aan dat instrument toonen eB melodieën wist te ontlokken, die de harten van zijne toehoorders ver warmden, bespeelde het nooit meer. Eenzaam leefde hij verder, als de schit terendste viool-virtuoos en als de raadsel achtigste mensch. Een bijdrage tot de p h y - siologie van den smaak. De bekende ge leerde Zontz heeff aangetoond, dat de ge waarwording van den smaak aanmerkelijk sterker wordt, wanneer men bij zoete sub- stantiën eeu geringe hoeveelheid van de een of andere bittere of zoute stof voegt. Bij een 0,1 pCts. oplossing van keuken zout kan het zoutgehalte ternauwernood, door den smaak waargenomen worden. Wanneer men nu bij 12 of 18 pCts. suiker oplossing een gehalte van 0,1 pCts. keu kenzout voegt, smaakt bedoelde oplossing veel zoeter dan zonder deze bijmenging. De werking dezer uiterst slappe oplossing van keukenzout, welke op zich zelf bijna geen smaak heeft, is zóo groot, dat een zont bevattende 12 pCt. suikeroplossing door de meeste menschen voor zoeter wordt ver klaard dan een 15 pCt. oplossing zonder bijvoeging van eenig zout. Geheel analoog werkt zoutzure chinine in zulk een ver dunning; de bittere smaak is dan niet dui delijk meer waar te uemeD. Zoodra men evenwel bij het toevoegsel de aangeduide grens overschrijdt, zoodat men den smaak daarvan naast dien van de suiker in de oplossing proeft, vindt men integendeel de zoutachtig of bitter smakende suikeroplos sing minder zoet. Is soep een voedings mid del Bij de velen, die dit ontkend heb ben, is thaDB ook de dokter van Bismarck, professor Schweninger gekomen, die aioh al dus hieromtrent aitlaat„Waarom bouil lon zoo geroemd en steeds zoo aanbevolen wordt, is ons des te onbegrijpelijker, daar de voedingswaarde er van zeer gering, ter wijl de werking der coaten op het bart niet onbedenkelijk is. Groote schade. Volgens een telegram nit Saarlouis moet het onweer daar in den omtrek aan de veldvruchten en oogst een schade van meer dan 2 millioen mark hebben toegebracht. Zon de oorlog voor 25 jaar het land daar meer hebben geteisterd Een zoon van Bnbinstein, vroeger officier bij het Russische leger, zal weidia als zanger debnteereD. Masoagni heeft een hoofdrol in zijae werken voor hem bestemd. vrel te brengen. Wij betwijfelen het Wij kennen Maar waarom is het noodig zoovele voorbeelden, helazs voor 't grijpen, aan te halen. Nog eens, vau de godsdienst is verdwenen, wasr dns geen goede grondslagen zijn, 't kun in maatschappij, vereenigiDg of huisgezin wezen, daar is plaats voor allerlei ver keerds. Wie dan ook m<t vrucht wil werken aan den raaatschappelijken vooruitgang, hij beginne in zijn omgeving bet fundament te leggen, wat men godsdienst noemt. Eerst dan zal de beschaving en ontwikke ling van het volk met vracht kunnen wor den ondernomen. ten nog een aanwas aan zijn linkerzijde, waaraan daidelijk een teen zichtbaar was. Dat hetgevaarlijkis spel den in den mond te honden, bleek ook weder j. 1. Dinsdag. De 17-jarige dochter van den heer Knol alhier had het onge luk, terwijl zij bezig was de wasch op te hangen, om een der spelden die zij in den mond had, door te slikken. Thuis was het scherpe voorwerp nog duidelijk zichtbaar; toen men evenwel bij de geneesheer kwam, was de speld verdwenen. Alle middelen worden aangewend om de patiente van dit gevaarlijk voorwerp te bevrijden. „Wij stellen ons de vraag", zoo schrijft de steller der Bredasche Vlugmarenof het niet goed is, dikwijls en met klem te wijzen op de toenemende wanbeschaving, die de gansche maatschappij doorploegt, zoowel de bovenste als de onderste lageuP Is het niet nuttig de aandacht te vesti gen op den achteruitgang, die allerwege en in eiken stand wordt waargenomen, opdat nog, herinnerende aan hel vergankelijke dezer wereld, de nog voorhanden tijd be steed wordt aan vorming tot het goedeP De zedeloosheid is diep doorgedrongen. Hoe langer zoo minder schaamt het mensch- dom zich voor lakenswaardige handelingen Wie zijne verontwaardiging daarover uit spreekt, wordt bespot en beschuldigd dat hij ouderwetsche theoriën voorstaat, die natuurlijk niet meer in aanmerking kan nen komen, 't Is dan ook een geheel an dere tijd geworden! Maar 't is er een die vrees aanjaagt! Is het spook, dat men (Veival" noemt, niet overal te zien? Gluurt 't niet om elk hoekje? Eu hoe weinigen weten zich aan zijne klauwen te ontwrin gen? „Er is" doch laat ons dit zachtjes zeggeD, uit vre?s van anders te wotdea aangeklaagd tot de oude school te behoo- ren #er is" geen godsdienst meer in den mensch. Het bezit van den godsdienst wordt als een zonde aangerekend, waaiin het jonge geslacht niet wenscht te deelen. En daar beeft het gelijk int! Wie zon zich noodeloos aan zonden overgeven? Maar waar geen godsdienst is houdt 't ons ten goede dat wij zonder groote woorden 't even aanhalen is het fun dament weg en staat het hoofdgebouw te waggelen. Een kleiD rukwindje, ja zelfs een koeltje, zal het, hoe hecht het zich ook denke, kunnen omverwerpen. Wil men het gebouw sterk en stevig optrek ken, het gaat wel, maar men beginne met een flink fondament, en is dat in orde, dan kan het gevaarte, dat men wil bou wen, niet te hoog of te kolossaal wezeD, want de grondslagen znllen het weten te dragen. Het fondament nu van het men- schelijke gebouw alweer zachtjes is de godsdienst. Want en thans herhalen wij 't met forsche stem, opdat elkeen met ons samenwerke aan de bevordering der zedelijkheid, dis onze wereld zoo zeer mist en onze maatschappij hoog noodig heeft hij die godsdienst bezit, hij valt nooit. Woedend kunnen de stormeu om hem afgron den openen zijn grondslagen zijn hecht en stevigeen oogenblik wankelen wel licht, maar vergaan nimmer! En met den godsdienst, wordt ons, als bron van zooveel goeds, geleerd, dat ook gewaakt moet worden tegen overdrijving. Wij kennen de dochters van handwerks lieden, die in het zweet hun dagelijksch brood moet verdienen, en die zich niet schamen et eene kleeding op na te hon den, welke gelijk staat aan die van de voornaamste vrouwen uit den deftigen stand. Dat is een soort hoogmoed, een willen schitteren, door den godsdienst ver boden, en die met zich moet medebren gen het schrikkelijkste zedebedert. Want wanneer hnnne ouders het geld niet meer kannen missen, om aan de grillen van die dochters te voldoen, wat dan Wie helpt haar dan aan geld? Waar komen dan de sieraden van daan Wij kennen jongelieden uit den defiig- sten stand wier ouders eene eerbied waardige positie in de maatschappij beklee- den en door elkeen worden geëerd die niet terugdeinzen, evenals havenwerkers, nitdrnkkingea te bezigen, welke getuige nis afleggen, hoe diep hun zedelijkheids gevoel is gezonken. Zouden zij der maat schappij tot voorbeeld kuDnen dienen Zijn zij in staat om het minder ontwikkelde Kieuw Leven. Vergadering van den Raad, der gemeente SCHAGEN, gehou den op Woensdag 14 Augustus 1895, des avonds ten 6 ure. Dit verslag ia aan onze Abonné's in Schagen donderdag morgen per bulletin medegedeeld. Schagen, 17 Augustus 1895. O d z e Burgemeester, de heet S. Berman, heeft verlof van 16 Aug tot qp met 6 September e. k.' Het Bestuurvan de Zijpe e n Razepolder heeft j.1. woensdag aanbesteed, bet maken van een klinkerpad van Scha- gerhrug tot aan de Wesl-Frieschendjk. Laag ste inschrijver was onze plaatsgenoot, de heer J. de Moei, aan wien het werk g'gund. Onder de j.1. Donderdag ter markt aangevoerde schapen, bevond zich ook een zoogenaamd V/onderschaap volk tot hooger plicht en zadel ij k heidsge- Dit dier bezat buiten zijn vier gewone poo- Afwezig de heer Jb. Stammes. Na opening der vergadering worden de notulen gelezen en na lezing on middellijk goedgekeurd. Ingekomen stukken. I. Brief van den raad van admini stratie van de Holl. Spoor, waarin wordt medegedeeld, dat aan het tweede ver zoek van den raad niet kan worden voldaan. De heer J. v. d. Maaien komt nu te rug op zijn in de vorige vergadering ge dane opmerking, omtrent het doen ver beteren voor rekening der gemeente. Spr. vindt de afsluiting bij Dutscher en Smit zeer gevaarlijk. Spr. zou gaarne willen doen onderzoeken wat de kosten, daarvan zijn en dan in een volgende vergadering verder besluit nemen. De heer W. Roggeveen zou zich liever tot den minister wenden en zoodoen de de spoorwegmaatschappij dwingen. De heer v. d. Maaten toont aan, dat de weg wel is van den Staat, maar dat de raad van administratie hier is de aan gewezen persoon en de minister hier mede niets heeft uit te staan. Het voorstel van den heer v. d. Maaten wordt nu met algemeene stemmen aan genomen. II. Missieve Harddraverijvereeniging, met het verzoek, dat de gemeente het gewone jaarlijksche vuurwerk op den dag der harddraverij zal doen ontsteken. Met algemeene stemmen goedgevonden. Onderzoek geloofsbrieven der herko zen leden, de heeren: W. A. Hazeu J. v. d. Maaten en C. Bijpost Rz., en van het nieuwbenoemde lid, den heer P. Meurs Pz. Tot commissie van onder zoek werden benoemd, de heerenW. Roggeveen Cz., C. Asjes en D. Smit en bij monde van den eerste, wordt tot toelating geadviseerd; hiertoe wordt met algemeene stemmen besloten. Yolgt nu vaststelling gemeenterekening; de benoemde commissie, bestaande uit de heeren C. AsjesI). Smit en W. Rog geveenrapporteert, de rekening '94 in orde bevonden te hebben en dezen wordt nu in ontvangsten f 80516.65, in uitgaven i 29744.10, dus batig saldo f 772.55, met algemeene stemmen vastgesteld. Thans was men gekomen tot de nadere beslissing ter zake demping der sloot ach ter J. Winkel. De Voorz., de beraadslaging over dit punt open gesteld hebbende, wijst de heer J. v. d. Maaten op art '98, volgens hetwelk B. en W. bevoegd zijn, de demping van eenige sloot te gelasten, van welk bevel evenwel betrokken personen bij den raad in hooger beroep kunnen komen, gelijk dan ook, blijkens in de vorige vergade ring ingediend request door Regenten van het Geref. Weeshuis en door den heer S. Kramer, was geschied. De heer v. d. Maaten meent, dat waar requestranten van hun recht gebruik maken, zij dan ook overtuigend hebben moeten aantoonen, dat B. en W. met hunne lastgeving tot demping van be doelde sloot iets deden, waardoor zij misbruik zouden hebben gemaakt van hunne macht. En dat is door requestran ten juist niet bewezen. Daarom acht de heer v. d. Maaten het juist een hoogst gevaarlijke handel wijze van den raad, indien hij een der gelijk request zou durven fiatteeren en hoopt Spr. dan ook, dat de raad op het bedoeld request niet zal ingaan. De heer C. Bijpost is het met den heer v. d. Maaten niet eens. Spr. meent dat bedoeld slootje uit hygiënisch oog punt niet gevaarlijk is voor de omwo nenden. Maar ook, stel eens dat de raad besloot, dat dit slootje wel gedempt moest worden; waar zou dan de grens blijven voor andere dergelijke aanzoeken? Een feit toch is het, dat in onze gemeente nog wel slechtere slooten zijn, en zou den dan, ten gerieven van andere inwo ners, dezelfde maatregelen maar moeten genomen worden, om aan sommige bur gers den last op te leggen tot het doen van groote, bezwarende uitgaven De heer v. d. Maaten repliceert, dat de heer Bijpost hem verkeerd begrijpt. Spr. laat de wenschelijkheid der demping geheel buiten de bespreking. Maar de hoofdzaak is deze als B. en W. eens iets ordonneeren, en er is beroep op den raad, dan moet de raad aantoonen dat B. en W. te krasse maatregelen hebben genomen en dat had de beer Bijpost dan nu ook moeten doen. Dat doet de heer Bijpost evenwel niet. Als een college, als dat van B. en W., aan ingezetenen iets gelast, dan is het toch al moeielijk, dat bevel te doen uit-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 2