Brieven uit de Kaasstad )iïm iit Mik Zondag 18 Augustus 18S5. 39ste Jaargang ITo. 3017. BIJVOEGSEL. Arthur Zapp. Zjj behoefde zich maar, wanneer hij ver- De Wereldtentoonstelling. Rotterdam, 15 Aug. 1895. LIX. Wij zitten nu midden in de pret. Met het traditoneele klokgelui, waarnaar niemand luistert, is Zaterdag de jaarlijksche kermis geopend verklaard. Rotterdam ia van de grootste steden, de eenige die de kermis gehouden heelt en jarenlaDg mocht zij zich hier in een bloei verheugen sis nergens elders. De Rotterdammer dweept met zijn kermis, het geheele jaar door legt hij zich, als 't noodig is, degroolste bekrim pingen vrijwillig op, om met de kermis •och maar recht veel te kunnen «genie ten.* Ik heb het genoegen gehad, hier meer malen te verklaren, dat de kermis een «zwijnentroep* is in mijne oogen en dat ik toch en de verstandige onbevooroor deelde menschen deelen die meening niet zou willen zien dat men de kermis afschaft. Het zou een dwaasheid wezen men heeft het recht niet de menschen iets te ontnemen en ze daarvoor niets in plaats te geven. Maar laat ons daar niet meei over spreken. Dagen te voren hebben we reeds de na dering gevoeld. Het was des avonds op de straten een ontzaglijke herrie van jongens en meiden, paarsgewijze, die het misselijke kermisbed van onzeD grooten volksdichter, den «geliefden komiek' Soesman trachtten in te studeerec; schor-geblerd giDgen zij langs de straten en liepen kolfiehuis in en koffiehuis uit, etend en drinkend van de gespaarde geldsom, zooveel zij eten eo drinken konden, totdat de politie bet wet telijk sluitingsuur aankondigde en de ben de de straat opjoeg. In de couranten stonden de mooie ker- mis-advertentièn. Mooie aanbiedingen - met portret, zonder portret, voor zijn reke ning, voor haar rekening, voor gezamenlij ke rekening, dat wisselde af en sommige prsclischen boden een reisje naar Amster dam aan. Een huwelijksreisje Er wareD ernstigen en niet ernstigen bij. De niet—ernstigen waren ter plaatsing aangeboden met de bedoeling oude malle jongejuffrouwen en bejaarde heerschappen met kale hoofden een heelen avond voor gek, met een rr os in het knoopsgat of een zakdoek in de hand te laten rondboeme- ler, hartelijk uitgelachen door naai-juffrou- weD en ksntoorjongeheeren. De einstige- gaven heel vaak, niet altijd, aanleiding tot liefde en innige toegenegenheid voor FEUILLETON. Sociale Roman uit het Vrouwenleven. 23. Hendrik Bacbmann haalde diep adem, als of hij blij was, dat hij dese pijnlijke verkla ring achter zich had en ging toen weder levendig en opgewekt voort«Veroorloof mi) nog een paar opmerkingen over uwe be trekking aau ome school. Gij hebt in onze twee-en-twintig schoolmeisjes geen gemakke lijk te leiden auditorium. Het onderwijs moet geheel persoonlijk gegeven worden, want de leerlingen zijn, vanwege hare ken nis, dikwijls zeer verschillend van elkander. «Zekerlijk, iets hebben zij allen gemeen de eerlijke lust, om te leerenik kon eigen lijk wel zeggen een vnrigen, koortsachtigen drang naar kennis. Het is de eigene weDsch der iDnerljjke behoefte, die haar tot ons brengt.Zie zoo I En nu gelak met uw optreden I* Hij drukte haar weder krachtig de hand, juist als een goede kameraad en trad vlug, met levendige schreden evonals zij ne geheele persoonlijkheid iets krachtigs, energieks, levendigs had op zijne moeder toe. En du verwonderde Edith zich, welk een weeken en lieielijkeD klank op een maalde luide, krachtige stem van den forschen man aannam, toen hij de blinde sprak: «Wilt gij niet meekomen, Moedertje Het zal n goed doen, en" hij sloeg na een schert senden toon aan «gij kunt er ook nog van prcfiteeren." .Zooals ge goed vitdt, Hendrik.* De blinde stond op, gesteund door haar soon. Het was roerend om te zien, hoe liefdevol en bezorgd hij haar omvatte en hoe de geheele, krachtvolle gestalte zich kromde en hare natuurlijke, vroolijke bewegingen ten eeoermale verloochende en zich voegde naar den loomen en langzamen gang van de ou de. Als getroffen door deu aanblik, die een levendige indruk op haar maakte en een uit b« wol dering en eerbied ontstaau gevoel in haar opriep, dat zich duidelijk in hare be- w, gii gen aan den dag legde, zag Edith het tweetal na. Op dit oogenblik hief de re- dakteur het hoold op. Hunne blikken ont- Jtoeien elkander en bleven een poos in el kander rusten. Vervolgens boog de mau tien dagen, iu het bijzonder voor den Za terdagavond. En de door advertentiën of zonder ad vertentie elkaar gevonden hebbende harten gaan er eiken kermisavond ferm op los. Waar oplos? Nu,op jool en pret en lol en pleizier. Ze sluiten zich aaneen, arm iD arm, tot een breede rij en als er een ferme meid heeft iDgezet met «hotsen, zingen, dansen, spriDgen,* dan stemmen de anderen dadelijk in met ,de kermis op en neer, komt van 't jaar niet meer,* de voeten gaan daarbij omhoog en omlaag en zóó gaan deze menschen de wereld in Wat een zoodje smerige kerels en wij ven brengt zoon kermis elk jaar in onze stad. Dat ziet men het best vóór de kra men in aanbouw. Als alles kaDt en klaar is valt het niet meei zoo duidelijk in het oog, dan bedekken kleurige pakjes en poeder en schmink het diepe verval, uit de „spullewagens", kruipen een man en een vrouw en nog een vrouw en nog een man, met een heele rits kinderen er ach ter, alles met gore gezichten, loshangend haar, verscheurde kleederen. Geen kleur is er op die matte wangen en geen glans in die doffe oogenEr was mis schien is er nog, een groote vre s bij re- spectabale huismoeders voor al dat spulle- volk; ik kan me dat best begrijpen, ze hebben zóó iets vreeswekkends, iets kin- derrooverachtigs over zichmaar toch zijn zij allen ongelukkige menschen, maar toch zijn zij allen diep, diep te beklagen. Ik was in de gelegenheid een paar van deze menschen in hun gewone gedoe gade te slaan en ik wil er u wat van vertel len. Op de kermis is een Parijsche wafe- lenkraam, die eigenlijk maar een kraampje is. Het kraampje is het wettig en onvervreemdbaar eigendom van een zeer ijverige familie, bestaande uit één vader, één moeder, één dochter en twee zoods, rnsar wie van dezen de hoofdeigenaar is, heb ik niet te weten kunnen komeD, want allen hebben zij blijkbaar even veel te ver tellen. De werkzaamheden zijn gelijkelijk over allen verdeeld, maar noch de zoon die voor de tent - de waren aanprijst, noch de zoon die het deeg kneedt, noch de doch ter die het gekceede deeg in lapjes snijdt, noch de vader die de koeken bakt, noch de moeder die de gebakken koekjes telt en den verkoop regelt, schijnt een overwe genden invloed uit te oefenen. Het natuur lijk gevolg van die anarchie in het Parij sche wafelenkraampje is een totale tweedracht of liever vijfdracht, want er zijn evenveel zinnen als er hoofden zijn. Den geheele» dag liggen deze meDschen overhoop; een oogenblik wordt wel eens, door een nade renden klant de ruzie gestaakt, maar pas heeft deze zich omgedraaid of de kwes- tich.aan een oogeublikkelijke opwelling gehoor gevende, neder en kuste de oogen en bet voor hoofd van de blinde, en zich tot Edith wen dende, zeide hjj.Voor mij geschiedde het voor mij hebben moedertjes oogen zich blind gewerkt, in menigen langen, treuri- gen nacht." .Maar Hendrik,* weerde de oude af. «Natuurlijk, gij wilt er nooit een woord van booren. Maar ik weet het.* En weder sprak hij tot Edith: .Ziet ge, mijn vader was een arme dorpsonderwijzer en is jong gestorven. Moedertje had zich echter in het hoold gezet, dat ik studeeren zou en daarvoor heelt zij meoige nachtn bij haar naaiwerk doorgebracht, om toch nog maar een paar extra ceDten voor mij te kun nen verdienen. Nooit zal ik het haar kun nen vergelden.* Hij kuste de glanzelooze, starre oogen nog eenmaal, vervolgens opende hij de deur en geleidde de blinde over den drempel. Edith volgde. Nadat zij hare eerste bevan genheid had overwonnen, rolden haar de woorden over de lippeo. Dokter Bacbmann, die dadelijk de schoolkamer weder verlaten had, nadat hij zijne moeder op een stoel had nedergezet, had niet te veel gezegd. De 9ver der leerlingen, die met ingehouden adem, gloeiende wangen en stralende oogen zaten luisteren, werkte te gelijk opwekkend en aansporend op Edith en 'deed een ware lust tot verklaren en ouderwijzen in haar ontstaan In 't vervolg waren deze uren van onder wijs Edith's liefste bezigheid. Zij verheug de zich reeds op ieder uur als op iets schoons en bereidde zich telkenmaal uiter mate goed voor. Zij beschouwde haar ambt, haar betrekking als iets buitengewoon ver antwoordelijks, bijna als iets heiligs. Door een kortzichtige opvoeding, jaist verre en vreemd gehouden van zakeD, die zij als moe der en vrouw zeer goed dieoden te weten, was het voor Edith een benijdenswaar dige bezigheid, deze meisjes te mogen on derwijzen. Daarbij kwam nog het aangenaam babbel- uurtje, dst telkenmale op het onderwijs volgde, en voor Edith hoe laDger hoe aan genamer werd. Reeds na de eerste les had de onde vrouw Bacbmann haar uitgenoo- digd, een kopje thee met baar te drinken en Edith had het gaarne aangenomen. Er heerachte in dazen kleinen familie-kring zulk een ongedwongen, hartelijke toon, dat men spoedig het gevoel, een vreemde te zijn, verloor. Edith had jarenlang het genot van een stil huiselijk leven moeten ontberen, zoodat haar harte zich vol blijdschap voor tiën beginnen weer, luider behandeld dan te voren. Waar deze menschen den geheelen dsg de stof voor hunce ruzies vandsan halen, is mij een raadsel. Zij zoeken altijd wat. De knedende zoon heeft bijvoorbeeld niet goed gekneed, er is een bonkje in geble ven- De snijdende dochter bemerkt het en richt een bar'ig «Stomme duivel" aan het adres van haren broeder. De broeder ver dedigd zich kostelijk, waarop de vader uitvalt dat bet toesjoers betzelfde is, slecht kneden en slecht snijden, daarom vallende koeken zoo slecht nitNu keeren zich zoon en dochter beiden zeer luidruchtig tot va der, vergeten de orgineele kwestie en dwa len af op ander gebied. De zoon buiten, die iet» tegen zijn moeder schijnt te hebben, mengt zich nu ook in het gesprek en verwijt haar dat zij de koekjes niet goed telt en dat de kas niet uitkomt, welke verwijt de twee andere lieve spruiten zeer gegrond verklaren,doch dat de vader een «gemeene meDSchontee- rende leugen' heet. Komt er iemand, dan lachen plotseling allen vriendelijk, en de moeder zegt dank iewes wel, geobliseerd en dank iewes wel en bij gelegenheid maar dade lijk daarna stellen allen vervijfd van zin met onbeklemde borst een lei me nieuwe ruzie in 1 De kleine man is ook weer gekomen. Vóór zijn tentje staat de beruchte man met den zwarten baard, die nog altijd niet dood is. Hij mompelt iels van kei zers en koningen en vraagt stiekem, dat zijn baas het niet hoort, want voor het zelfde feit is bij in deze paar kermisdagen reeds zes tenten afgesmeten en allengs da lend, bij den kleinen man terecht geko men, of de goeie menschen niet een bor reltje voor hem te leen hebben 1 De kleine man zit in een leelijk tentje met verschoten katoenen gordijnen, met zijn kleine vrouw en zijn groot kind. Welk een vervalHij heeft Parijs, Lon den, St. Petersburg, Napels, Weenen en Schiebroek bezocht, zegt hij, en nu is hij voor één akelig Hollandsch dubbeltje te kijk op de Rotterdamsche kermis Met tamelijk groote vlugheid strom pelt hij den bezoekers te gemoet, en zon der introductie vangt het leelijke manne ke een heel verhaal aan. Ik ben Hen drik Bos 17 jaar7 palm vroeg nitgescheeën met groeien klein geble ven recht van lijf en leden dit mijn vrouw ook klein toont groo- terdik van boven dun van onde ren goed wijfdat is 't kind goed postuurwonder van God wij keizers en koningenIs hij klaar, dan neemt hij een bord en houdt het den be zoeker voor, zeggend «Denk om de spaarpet van de kleine meid Och ar me, die kleine meid is een hoofd grooter dan haren rader D. dit genot opende, dat haar de omgang met dezen diep gevoelenden kring ver schafte. Het middelpunt der familie was natuurlijk Hendrik, voor wiens wel eo wee moeder en dochter beiden zeer bezorgd waren, en dien zij beiden hoog vereerden. Voor de moeder was de zoon bet begrip van verstand en voortreffelijkheid. Zijn lof verkondigde zij, zoodra hij er zelf uiet bij was, in alle toonaarden. Het scheen baar eeu niet af te wijzen genot te zjjn, ieder die met hem in aanraking kwam, over de waarde van zijn persoon op de hoogte te brengen. Het scheen of zij, uit de verheer lijking van baar zoon, de troost potte, die baar haar ongeluk deed vergeten. Haar of fer had zulke rijke vruchten afgeworpen. «Mijn Hendrik dat was bet steriotyjje woord, waarmede zij haar mededeelingen over haar zoon inleidde. Iu vele dingen herinnerde doktor Bacb mann Edith aan haar oude vriend Karei Dr4ger, met wien zij tegenwoordig een ge regelde briefwisseling hield, meest over vak kundige zaken. Hendrik Bachmann evenwel was bestemder en zekerder, veel forscher en imponneerender in zjjn optreden, hij was rijper, niet slechts in jaren, maar ook aan ervaring en geestelijke kennis, de klaarheid en de kracht van zijn geest, de ongedwongene ideale uitingen zijner ziel, zgne uitwendige verschijning, alles harmoni eerde met elkander, zoodat het scheen, alsof bjj hem geest en lichaam naar elkander wa reD gemaakt. Met innige genoegdoening werd Edith den veredelenden invloed gewaar,die het verkeer met de familie Bachmann op haar uitoefen de, hoe zij van dag tot dag rustiger werd, hare vroegere gelijkmoedigheid weder terug kreeg en boe zich in haar harte eeo sedert langen tijd niet gekend gevoel vau geluk eu vrede zetelde. Intusschen was mevrouw Köbler weder geheel hersteld en het dagelijksche ontmoe ten van majoor van Wulfen nam een ein de. Maar al ontmoette zij bem nu eu wik kelde hg haar in een druk gesprek, zg ge voelde, dat hij niet meer zulk een macht over hare zinnen had als weleer. Wel door trilde haar nog een warm gevoel, wanneer bij zijn gloeiende, zwarte oogen op haar vestigde, wel wikkelde aijne geeatige opmer kingen haar nog in eeu druk gesprek met hem, maar wanneer hg zich verwijderde, was de betoovering zijner persoonlijkheid gebroken Zijn persooo had niet meer de kracht op bare fantasie invloed uit te oefenen. XIH. Alweer keur van festiviteiten, deze week op de tentoonstelling Maandag en Dins dag concerten van Ed. Strauss, Maandag bovendien een Japansch vuurwerk over dag, Donderdag eene voorstelling van het sprookje «De schoone slaapster", Zaterdag begin vau het groot schermconcoors, zie daar een en ander nit het progtamnra voor deze week. Maar slagen dan al die feestelijkheden, is er dan steeds voldoende bezoek, om de kosten te dekken, om een vroolijk gewoel op het terrein te voorschijn te roepen Ja, lezer, ikzelf heb er mij wel een» over verwonderd, maar er kan niet iets bijzonders aan de hand zijn, of bij menig te maken Amsterdam's burgers zich op, ter tentoonstelling. Waarom ik er mij wel eens over verwonder Och, om |de woorden van Mr. Kachedoris den kwakzalver van Oud-Holland, te ge bruiken «Amsterdam is een gesjochte stad.' Wat is toch het geval? Laat ons de Amsterdammers eeDs ver- deelen in drieën: de rijkdom, om met de doove buurvrouw van juffiouw Noivet uit de Camera Obscura te spreken, het prole- toriaat, de meDschen zonder een mensch- waardig bestaan, volgens de woordvoerders op vele vergaderingen, en de veelveiheer- lijkte, maar ook veel verguisde midden stand. De Rijkdom,.... Maar die zal waarlijk de drukte niet aanbrengen, want het groot ste deel harer vertegenwoordigers is door personeel, rijks- en gemeente-inkomstenbe lasting, hondenbelasting en weet ik wat voor belastingen meer, de stad uitgedre ven, oin elders goedkooper te kunnen le ven. De Proletariërs, uitgezogen en vertrapt door de hoogere lageu der bevolking, ge bukt gaaude onder een lot dat op verre na niet dat van een mensch kan heeteD, vol verlangen uitziende, of het nog niet «daghet in het Oosten', naar men min ste hoort beweren, kom, zulke meDschen hebben wel aan wat anders te denken,dan aan het zoeken van vermaak op de ten toonstelling. Rest dus de Middenstand. Maar ocb, oordeelende naar delenzen, aangeheven bij den laatsten verkiezingsstrijd, die voor den dwenon was, in den familiekring der Bach- mann's terug te denken, cm de zooeven in haar nog zoo oproerige gevoelens te doen verdwijnen. Den majoor ontging het niet, dat de jonge doktores, die een zekeren invloed op den we reldman uitoefende, hembegon te ontwijken; dat zij tegenover hem veranderd was, dat zij zich tegenover bem met koelheid en te- teruggetrokkenheid wapende. Deze tegen stand prikkelde bem en dejgloeiende weosch, haar geheel aan zijn wil te onderwerpen, haar ziel en zin als de zijne te kuDnen be- heerschen, maakte zich van hem meester; haar wezen maakte indruk op hem en trok hem oowederstaanbaar aan. Onder alle dien als offers zijner aantrekkelijkheid en bemin nelijkheid waren gevallen, bad de stille, ernstige juffrouw-dokter hem het meeste bekoord. Die strecge, bijna ongenaakbare schoooheid te veroveren, scheen hem het hoogste genot toe. En zoo deed hij aller lei moeite, waar hg ook kon, Edith te na deren en tegenover haar sl zijne schitteren de geestesgave ten toon te spreiden. Zeer moeieljjk echter was de gelegenheid tot een ongestoord gesprek te vinden. Daar kwam hem do terugkeer van Die- trich van Bülau en zijne vrouw te hulp. Het jODge echtpaar gaf in haar groot en schit terend ingerichte woning het eerste feest. Edith kon zich natuurlijk van deze voor haar broeder zoo feestelijke gebeurtenis niet onttrekken, ofschoon zjj zich voornam, van al deze festifiteiten in 't vervolg zeer ver verwijderd te blijven. Majoor van Wulfen had er voor gezorgd, dat hij Edith tot ta felbuur kreeg. Toen bij haar naderde, kon zij een trek van misnoegen eu teleurstelling niet onderdrukken. «Wat heb ik misdreven, dat gij boos op mg zijt, waarde juffrouw vroeg hij haar. «Ik heb recht Doch reden, boos op u te zijo*, antwoordde zij koel. «Maar die verradelijke, dreigende rimpel tusschen uw wenkbrauwen f* Zij beet zich op de lippen. Na kort na denken antwoordde zij «Ik zal niet loo chenen, dat ik mij niet erg behaaglijk ge voel. Ik haat het verkeer met groote ge zelschappen, zij verdooven mij en maken mij zenuwachtig." Hij liet zijne oogen een wijlen stom op baar rusten. Eo io de uitdrukking zijner blik verheelde hg niet de gevoelens, welke hem op dat oogenblik doorstroomden. Hare tegenstand, hare koelheid deden eeu vuur in hem ontvlammen, dat heller en heller op flikkerde, welks schijn Edith in zjjue gloeien- Gemeenlerasd, - algaande op de manifesten, aao de kiezers uitgevaardigd door besta ren van kiesverenigingen, wier leden voorna melijk tot dien stand behooren, staat ook daar het water aan de lippen Wilt ge geheel teD ondergaan onder de lasten, die men u oplegt, en die dag aan dag zwaarder wordenP'Zóówas er te lezen in meer dan eene opwekking om trouw der stembus te gaan. Ook voor deze klasse past dus 's kwakzal vers epitheton «gesjochte". En toch is het dag aan dag, vooral Zondags, vol drukte en levendigheid op de terreinen. Vanwaar komen dan die bezoe kers, zijn dat allen vreemdelingen, of zijn nog zooveel Amsterdammers, die er «niet gesjochte'zijn? «Ick en weet het niet', rnsar de festiviteiten slagen, dat is zeker en als bewijs daarvoor heb is slechts in her innering te brengen, dat deze week op een diner, aan de hoofdjury en het uitvoerend comité aangeboden door eenige Nederlandsche exposanten, Mr. Ca- lisch, de President van het U.-C., mede deelde, dat volgens eene matige bereke ning niet minder dan een halve ton, als opbrengst der 5 pCt. stedelijke belasting op de openbate vermakelijkheden, in de kas der gemeente zal vloeien. Doch laat ik mijne verdere overwegin gen en opmerkingen voor mij houden, en mijn taak als verslaggever voor de tenoon- stelling weer opvatten. Allereerst dan het Japansche vuurwerk. Met het vuurwerk in het algemeen ia men niet gelukkig. Bij het eerste avond- vuurwerz kwamen de vonken en rook iu groote hoeveelheid bij de toeschouwers te recht, zoodat ik zelfs een heer zag, wiens strooien hoed nu wel niet in lichter laaie stond, maar waarin toch een aardig gat gebrand was; bij een volgend vuurwerk werd proces verbaal opgemaakt wegens het oplaten van ballons met een staart van vuuibollen, een paar keer mislukte het door den regen eu bij het Japansche vuurwerk weiden een paar omstanders nogal gevoelig door de neervallende projectielen getroffen. Intusschen voor hen, die daarvan vrij bleveD, was het zeer verrassend. (Ook voor hen die er niet vrij van bleven, zal men zeggen. Dat is waar, «je ken alle dingen tweileidig opvatte', zei de Leidsche peuëraar ai voor rnim vijftig jaar.) 's Mid dags om drie uur bij een helder zonne schijntje ontplofte d) eerste vuurpijl eu vloog de eerste bom in de lucht. De bom was eeu kartonneo koker, die boven in de lucht op zijn beurt uiteenplofte en waar uit een figuur, paard of koe, van vloei papier te voorschijn kwam, dat langzaam op den wind afdreef. Zoo werden er nog allerlei figoren, zooals dikke juffrouwen met kindeten, olifanten, ruiters te paard vertoond, totdat een hevige regen bui de toeschouwers met groote snelheid de oogen, in zjjn opgewonden uiterlijk dui delijk bespeurde. Ook haar steeg het bloed naar de bleeks wangen, ook zij gevoelde, hoe bare kalmte begon te wankeleu. „Mij is bet anders,* zeide hij eindelijk en hg bedwong zijn stem, zoodat ze eigenaardig vibreerde, «ik heb uaar dit feestje verlangd, met ongeduld, ja met kloppend bart, als een vaandrig, die voor de eerste maal Daar het oasino-bal gaat." Hij maakte eeu korte pauze, alz durfde hij niet verder doorgaan. En dan voegde hjj er plotseling bjj, als om te omschrijven wat hjj niet durfde zeggen: «Men heeft zoo tel den het voorrecht, u te tien, lieve joffroowl* Zjj hield het voor het beste, hem niet te willen begrijpen eu antwoordde zoo ma tig als het haar mogelijk was: «Mijn beroep begiüt mij meer en meer in beslag te nemen.* «Dan moet men u daarmede wel felicitee- reD." Zij boog het hoofd met een ernstig gelaat Hjj zag haar een wjjle verwonderd aan, vervolgens schudde hij driftig het hoofd. «Ik kan mjj maar niet voorstellen," zeide hjj, „dat een dame een zoo ernstig, zoo kiesch, zoo ik kan geen uitdrukking vin den, die het beter cegt: als: een zoo mannelijk beroep, aangenaam kan vinden. De vrouw is naar mjjn denkbeeld voor vreugde geschapen, zij is het schoone, opbeurende elemeot iu het leveo, in zekeren zin de bloem die den tuin des levens tooit.* «Ik kan u voor dit botanisch beeld geen dank zeggen." „Maar veroorloof mjj: onze grootste dich ter heeft geen schooner beeld voor vrouwe lijke lieftalligheid kunnen vinden. Wanneer gij een roos ziet, zog eu wat er verder volgt." „Ik kau dit vergeljjk niet vleiend, maar eerder al keurend noemen. Deze roos dieot echter alleen maar om een vluchtig genot te verspreiden en sticht volstrekt geen nut. En een mensch, die geen nut sticht, is niet waard televen.* «Pardon maar dat moet ik n toch te genspreken. De schoonheid van de vrouw wekt op, bezielt den man; hare liefelijk heid verkwikt bem en geeft bem nieuwe kracht iu den strijd des levens. Is dat geen nut stichten?" Een bitter lachje plooide bare lippen. „Ik zou het zeer onteerend vinden, als een vrouw voor niets anders goed was, dan een middel te zijo, om haar mau op te vrooljjken en dat zjj alleen naar haar omgang met haar man en niet naar zichzelf zou beoordeeld worden.* Hjj zag haar verwonderd, haast verbluft

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 5