Polei overzicit ier week.
Buitenlandsch Nieuws.
GEMENGD NIEUWS.
Een Zwanenzang.
uiteendreef en een goed heenkomen in
het hoofdgebouw of onder beschuttende af
daken deed zoeken.
De Strauss-concertsn werden bij uit
zondering eens door goed weer begunstigd,
zoodat zij dan ook een welverdiend suc
ces hadden. Het bescheiden tentje Tan den
kapelmeester B. Wolff met zijne stads-
Speelloijden had ?oor dezen gelegenheid
plaats moeten maken roor een „effectieve'
muziektent, waarom heen eenige rijen
stoelen geplaatst waren, die 's avonds,
waarschijnlijk zeer ten genoege van den
pachter daarvan, alle bezet waren. Daaraan
alleen kon men reeds zien, dal er iets
bijzonders te doen was, want gewoonlijk
geven de Ood-Hollandbezoekers er
den voorkenr aan, om de muziek rond te
wandelen, om soms rond te dansen.
Tasachen haakjes, die dans lnst uil zich
soms op vreemde wijze; eentgsziDs dwaas
toch staat het, eeDÏge Zondagsgasten te
zien rondhuppelen op de wijs van bet
onde Wilhelmus. M«.ar daaraan schijnen
HolUnders zich minder te storen, mnziek
schijnt steeds te irspireeren tot dacsen
tenminste menigmaal kan men hier bij een
orgel dat de marsch „Naar de Maliebaan*
ten gehoore brengt, de vrouwelijk straat
jeugd op de keien zi'n walsen.
Maar om tot Strauss terug te keeren;
het is waarlijk met te verwonderen, dat
men hem den „Wiener Walzer - König*
genoemd heeft en evenmin dat de Wee-
ners, die dagelijks dergelijke mnziek te
booren krijgen, zulk een vroolijk, lucht
hartig volkje zijn. De walsen en polka's
toch, die wij Maandag en Dinsdag op Oud-
Holland hoorden, waren zóó wegsleepend,
dat vele jonge dames onwillekeurig ia ee-
ne eenigszins walsende beweging op de
maat van de mnziek geraakten, en dat
ongetwijfeld de ruimte slechts ontbrak om
het marktplein in een balzaal veranderd
te zien.
Hoch leb' der Walzer-König Strauss,
zegt het referein van een bekend café-chan-
tant—liedje en dat dachten blijkbaar de
toehoorders, want daverend applaus, dat
niet het minst den dirigent gold, begroette ie
der nummer. Den heer Strauss werd dan ook
in den loop van den eersten avond een lauwer
krans met linten in de Oostenrijksche
kleuren aangeboden.
Woensdag om twee uur zou de allego
rische optocht van de Schoone Slaapster
pkats hebben doch, daar het weer den
ganschen morgen zoo ongunstig mogelijk
was, werd deze uitgesteld tot Donderdag.
Toen had hij dan ook werkelijk plaats.
Precies twee uur kwam een ruiter met
hertehorens op het hootd, nit het gebouw
voor de tijdelijke tentoonstellingen te voor
schijn, weldra gevolgd door de jachtstoet
met roode rokken en van groote jachtho-
reus voorzien. De jachtstoet galloppeerde
een paarmalen het terrein rond, waar door
kleine vlaggetjes de weg aangegeven was,
de prins verdwaalde, niet als in het sprookje
in het boscb, maar bij de omheining
van den ballon captif en vond in
het gebouw achter de spoittri-
bune, de remplacant van het betooverde
kasteel, de schoone prinses met haren
hofstoet. Kort daarna kwam de geheele
stoet te voorschijn, bestaande uit burgers,
herauten met klaroen, muziekkorps, de
hoofdman der lijfwacht, gevolgd door de
lijfwacht, de Prins en de Prinse», pages,
edellieden en dames te paard, de heraut
van Bonrgondië, een baldakijn, gedragen
door vier pagfs, als troonhemel voor den
Koning en de Koningin, de hofnar, pages,
rijksgrooten, de hoofdman der koninklijke
lijfwacht, de Oostersche gezant met het
aan, toen hij zulke merkwaardig*; nooit ge
kende dingen hoorde verkondigen.
„Maar ik bid u,* zeide hij, baar diep in
de oogen ziende, „kan er voor een ware
vrouw hoogere eer zijn, dau het bart van
een verstandig en kloek man, tot liefde voor
haar te vervullen?*
Zg eehter ontweek zijn blik en antwoord
de: „Ik antwoord o met een wedervraag: wat
zoudt ge van een man zeggen, die zich ver
genoegde" zij lachte ironisch „bet
hart van een vrouw met liefde voor ziob te
vervullen?"
„Dat was geen man, dat was een par
don een vrouw. De man bezit zijne krach
ten en talenten om er mede te woekeren en
voor hem heeft de lietde slechts een onder
geschikte betcekenis; voor de vronw echter
is het hoofdtaak; voor elke vronw zonder
eenige uitsondering.*
„Zoo? En wanneer een vronw na
niet bemiot en ook niet bemiod wordt
Hg boog zich galant. „Een schoone
vrouw wordt altijd bemiod.*
„En de niet-mooien
„De leelijken Bah, dat zgn uitzonde
ringen; maar daarover behoeft de man zich
niet te bekommeren; die hebben haar werk
kring. Laten wg haar rusten
Hij verhief zijn glas en klonk met Edith.
„De schoonheid en de liefde
Zij naderde met haar glas hoffelijk het
igne, buitengewoon koel en innerlijk be
wust, welk een diepe kloof haar van dien
glansenden, mannelijk scboonen cavalier
scheidde.
Toen de tafel opgeheven werd, nam in de
nevenzaal het bal een aanvang. Majoor
van Wallen voerde zijne tafeldame naar de
vleugeldeur, die wgd geopend was en zag
met haar een poosje naar het gewoel der
dansenden. Plotseling boog hij zich
„Mag ik u om den eersten dans verzoe
ken
Zij was op deze vraag voorbereid en ant
woordde kalmpjes, met een gelaat waarop
haar vasten wil was uitgedrukt„Ik dank
u, ik dans niet meer.*
Hij richtte sich verwonderd op en het
rood schoot hem in de wangen. Hare co-
quetlerie, want niets anders was hare wei
gering in zijne oogen, vuurde hem aan.
„Maar ik verzoek n driegend dat
hebt ge reeds eenmaal gezegd.*
Oostersche gazantschap, ridder?, jagers,
volk enz.*
Deftig en waardig stapten de hooge
personages voort, beschenen door een
schitterends Augustus-zon. Maar, helaas,
spoedig begon de lacht te betrek
ken en alweder ontlastte zich een
alles behalve malsch regenbuitje op
de pas asn de betoovering ontkomen
prinses met haren hofstoet, als om haar
vooral goed wakker te maken. Spoedig
werl dan ook een eenigszins snellere pas
aangenomen, want de blos van vele deel
nemers aan den optocht begon in straal
tjes langs de wangen af te druipen wel
dra ging die versnelde pas in een loop
pasje en borg de stoet zich voor het neer-
val ende hemelwater in het pas onttoover-
de paleis.
Wel werd er nog eene poging gewaagd,
den tocht te hervatten, maar het weer ge
doogde het met, zoodat de stoet ontbon
den werd. De volgende week zal dezelf
de voorstelling nog eens plaats hebben.
De daarop volgende week, nl. den 28sten,
heeft op Oud-Holland eene ringrijderij in
Oud—Hollandsche kleederdracht plaats.
Voor de fraaiste en meest historische
kostumeszijn flinke prijzen uitgeloofd. Ook
zal de verjaardag van II. M. Koningin Wil-
helmtna met luister gevierd worden. De
Commissie voorOud-Holland heeft tenminste
reeds nu prijzen uitgeloofd voor diegeuen
der poorters, die hunne woningen ter eere
van dien feestdag het fraaist zullen ver
sieren. Dst belooft dus weer wat voor de
toekomst.
Wanneer een gewoon burgermensch een
nitstapje of reisje gaat maken, trekt dat
hoogstens de aandacht der buren. Een
auder karakter krijgt zoo iets wanneer di
plomaten zich voor eenigen tijd in den
vreemde gaan verpoozsn. Met aandacht
worden hunne gangen door journalist en
reporter gevolgd en bij de eerste de beste
beleefdheids-visite worden allerlei staat
kundige berekeningen gemaakt. Deze fan-
tasiëu verkrijgen echter hare hoogste vlucht,
wanneer het een of aoder gekroond hoofd,
bloedverwant of vriend gaat bezoeken. Uit
den aard der zaak komen zij geregeld in
aanraking met de toongevende mannen in
den hofkring, verkeertn zij op meer of
minder vertrouwelijken voet met de staats
lieden dier rijken, waardoor zij allicht re
denen geven, hooge politieke beteekenis
aan hunne bezoeken vast te knoopen.
't Zijn op dit oogenblik een viertal
vorsten, die wegens hunne buitenlandsche
reis de kolommen der persorganen in geheel
Europa vollen.
Eerdinand van BULGARIJE heeft eeni
gen tijd in Karlsbad doorgebracht. In zij
ne afwezigheid had de treurige aanslag
op Stamboelof plaats, waardoor de aan
dacht van Europa in 't bijzonder op Bul
garije werd gevestigd.
Opmerkelijk is het, dat vorst Ferdinand
toevallig bij de meeste gewichtige ge
beurtenissen uitlandig was. Wat ot toch
de Coburger in deze tijden van woeling
en verwarring in de Boheemsche badplaats
deed? Volgens enkelen, die meenen in de
zaken ingewijd te zijn, was hij daar om
den kat uit deD boouo te zien. De metro-
politaan Clement bad zijn boetetocht naar
Petersburg ondernomen en waarschijnlijk
vond de prins het raadzaam, van nit de verte
den afloop dezer vernedering te verbeiden, 't
schijnt, dat het nog al ii meegevallen, ai-
Zij beet zich op ds lippen. „Gij hebt ge
lijk, mij aan mijn zwakte te herinneren
maar een inconsequentie begaat men slechts
eenmaal.
„Een inconsequentie antwoordde hg ras,
om haar te versoenenen een vurigen blik
vloog tot haar over, „ik vind in tegendeel
uw dansen een natuurlijk begrip van gra
tie eu lieftalligheid.*
„Mijoheer Majoor van Wulfea
„Pardon
Hij trad dicht nevens haar, zijne opge
wondenheid straalde onverholen uit sijne flik
kerende oogen en hartstochtelijk riep hij uit,
mot moeite ziju stem dempeod„Pardon
het ligt ver van mij, u een banaal com
plimentje te maken. Ik zweer het u, het
is de waarachtige waarheid, voor mg zijt
g:j de verpersoonlykiog van schoonheid en
lieftalligheid. Ik aanbid u.*
Bevend van hartstochtelijke opgewonden
heid greep hij haar bg de linkerhand en
sloeg tegelijker tijd tyn rechterarm om hare
taille, vervolgens voerde bij haar met on
weerstaanbare kracht in den kring der dan
senden.
„Wees niet wreed, ik bid, ik bezweer u,*
stamelde zgn mond vlak bij haar oor.
Zgn hartstochtelgkheid verdoofde haar,
ook was het haar niet mogeljjk geweest,
zich los te rakken, zonder schandaal te ma
ken. Willoos, tegen haar tranen kampend,
draaide zg met hem in de rondte. Toen zg
een poos gedanst hadden, kreeg zg hare
kalmte terng. Staan blijvend, dwong zij
hem, haar de zaal uit te voeren. In de ne
venkamer maakte zij zich met een heftig
gebaar van hem los en zeide, hem scherp
in de oogen ziende, bleek en doodskalm
„Ik dank n,mijnbeer majoor, voor de les die
gij mg hebt gegeven. Vleierij en waar de
ze niet belpt, brutaal geweld, dat zijn de
middelen, die mannen als gg aanwenden om
hou doel te bereiken, om oos vrouwen te dwin
gen aan uw wenscnen te voldoen. Nu, het
zal de laatste maal geweest-zijn, dat ik u
in de gelegenheid gesteld beb, deze taktiek
tegeu mij te beproeven.*
Zg draaide hem den rug toe, en snelde,
heen. Verrast, beschaamd, vernietigd zag
hij haar na, en toen hg eiodelgk den moed
vond, zich te verdedigen, was zg verdwenen.
WORDT VERVOLGD.
thans de prins heeft het gewaagd nasr Sofia
terug te keeren. De aanzienlijke geldsom
men van 's prinsen moeder, hebben het
hare uitgewerkt, waardoor de blijde in
komst, geheel bniten de Balgaarsche schat
kist om, kou plaats hebben.
Men wil weten, dat Rusland van den
prins eischtden overgang of tenmiuste
van dien? zoon Boris tot de Orthodoxe
kerk, benevens een officieelen vertegen
woordiger te Sofia, die de Boelgaarsche po
litiek zou moeten leiden. „Parijs is wel
een mis waard,' zei Hendrik de IV, bij
zijn overgang. Wij vertrouwen dat zijn
verre nazaat de geloofskwestie ook wel in
dien zin zal weten op te lossen.
Wat het tweede punt betreft, zal men,
ten minste indien de Groote mogendheden
zich daartegen niet verzetten, ook wel wa
ter in den wijn doen. Voor hen, die gee-
ne zelfstandigheid bezit, is leiding een be
hoefte. De wijze; hoe en wie, komt eerst
in de tweede plaats in aanmerking.
Gaf de jongste afwezigheid van prins
Ferdinand tot heftige en scherpe uitvallen
aanleiding, ook het bezoek, dat keizer
Wilhelm aan het LONDENSCHE hof
ailegt, heeft de Engelsche en Duitsche peis
ia 't harnas gejaagd. De Standard;
eeD invloedrijk Londensch orgaan, dat meer
of minder door de regeering gtïaspireerd
wordt, hield bij de aankomst van Wil
helm feitelijk eene boetpredikatie over den
afgedwaalden kleinzoon van Koningin
Victoria, die nn eenmaal het ongeluk had
gehad, de Duitsche belangen hooger te
stellen, dan die der ondeidanen van zijn
verheven grootmama. Indien, zoo luidt het
verder, Duitschland op de welwillende me
dewerking van Engeland zal willen reke
nen, dan dient het zijne politieke gedrags
lijn daarnaar in te richten.
't Is te begrijpen, Jat de Duitsche pers,
vcoral in den komkommertijd, het ant
woord niet schuldig bleef. Met een od-
gekende eenstemmingheid, wordt de Stan
dard voor zijn vaderlijke vermaningen de
les gelezen en vrijwel komt men tot de
slotsom, dat Daitschlatid in geen geval
de kastanjes voor Engeland uit het vuur
zal halen. En dat er kastanjes 'geroosterd
worden, zal iedereen begrijpeD, die de toe
standen in Noord-Afrika, in Centraal
Azie, Achter-Indië, China, Japan en de
Turksche aangelegenheden in Arme
nië en in Macedonië heelt nagegaan.
Te vreezen is het echter, dat men in En
geland door het vreemde optreden van het
regeeiingsorgaan, van den wal in den sloot
zal geraken. Het karakter vanj Keizer Wil
helm is er niet naar, om zedelessen en poli
tieke raadgevingen van anderen aan te ne
men. Dat men te Londen met den keizer
de politieke kwesties bespreekt, zou niet
te verwonderen zijn. Engeland heeft uit
het jongste optreden van Duitschland in
de Japar.sch-Chineesche vredesonderhan
delingen kunnen leeren, dat de Duitsche
politiek in Overzeesche aangelegenheden
grooleri invloed kan uitoefenen. Lord Sa
lisbury is een te geslepen Staatsman, om
dit te onderschatten. Duilschlaud daaren
tegen weet, dat de hechtheid van Italie's
betrekking tot het drievoudig verbond mede
berust op de houding van Engeland.
Ziedaar voldoende punten van aanraking
om de gedragslijnen naar eenzelfde doei
te richten.
De koning van BELGIË vertoeft op dit
oogenblik ook al op den vrijen bodem van
Old Engeland. Te wenschen ware het, dat
het verkeer onder een volk, dat fier op
zij te vrijheid van woord en gedachten is,
genoeg iudruk op hem maakte, dat hij
zijne goedkeuring aan den verfoeielijken
chericalen schoolwet weigerde. Gelijk te
verwachten was, is de meerderheid der ka
merleden, als lammeren hunne wetgevende
herders gevolgd en hebben ze op elk ar
tikel ja en ameu gezegd. Zoo wordt dan
aan de helft der natie een wet opgedron
gen, die den geest in kluisters slaat, de
vrijheid verlamt, den priester de almacht
in den lande verzekert en de geestelijke
ontwikkeling van het volk zaar lang ver
vlogen tijden terugvoert.
Arm Belgie't Schijat dat Z.M. Ko
ning Leopold voor zaken op reis is. Hij
schijnt te handelen in Congo-moeielijkhe-
den, waarin hij bijzonder ruim gesorteerd
is. Zeker hoopt hij in Londen zaken te
kunnen doeu eu gaarne zal hij op billijke
voorwaarden een deel dezer artikelen van
de hand willen doen. Nu, ais er valt te
handelen, moet men in Engeland zijn.
Allicht doet ook onze hooge reiziger daar
zaken.
Het uitstapje van Koning Karei van
ROEMENIË gaf reeds aauleiding tot al
lerlei geruchten: wij deelden ze in ons jong
ste overzicht onzen lezers mede. Sedert
bij rustig in Zwitserland van het ovei-
heerlijke natuurschoon kan genieten, is hij
voor heden van de rol der actieve personen
afgevoerd. Strak? echter geeft hij, als een
nooit gestorven zeeslag, opnieuw aanleiding,
tot een reeks staatkundige fantasiën. Zoo
blijft er stot in de couranten-wereld en
dat is gelukig ook in dezen komkommer
tijd. Wat zou er anders met al het wit
te papier moeten gebeuren?
De Italiaansche componist Gellio Ben-
venuto Coronaro, deelt aan een dagblad
de volgende aangrijpende schets nit zijn
„Levensherinneringen* mee
Op dien dag, ik herinner het mij Dog,
alsof het vandaag is gebeurd, kwam
een soldaat aan ons huis. Hij vroeg naar
mij.
Zijt gij de heer Gellio, zeide hij, toen
ik bij hem kwam.
Jawel. Waarom
Ik heb n, maar u alleen, een brief
te overhandigen. Tan uw broeder, voeg
de hij er ter verklaring bij en trok voor
zichtig uit zijn mouw een verfrommeld
stok papior te voorschijn.
Ik deed het ving open, en toen mijn
blik over de weinige met bevende vingers
en zwakke hand neergeschreven woorden
vloog, werd ik doodsbleek.
Ik kom, zeide ik, ia twee minuten
ben ik er.
Wat wilde die man van u vroeg
mija moeder, mij aanziende met moeielijk
verborgen angst.
Niets, moeder. Ik moet een oo
genblik nit. Geloof mij, het is niets.
Gellio, zeide zjj kalm, verberg mij
niets, zeg mij alles. Die man kwam... van
Antonio.
Neen, neen, hoe komt ge daar op?
Wat zon Antonio van mij willen
Ik.... ik weet het niet. Maar als
bij van hem kwam, als Antonio n roept,
als hem iets geschied is, zeg het mij dan,
zeg het mij, Gellio, want mij, inij moogt
ge het niet verbergen.
Toch niet, moeder, het is niets,
heelemaal niets, ik verzeker het n.
Eu daar ik niet langer kon liegen, snel
de ik in het audere vertrek.
Gaëtano, fluisterde ik mijn broeder
toe, die over een muziekboek gebogen
aan zijn lessenaar zat, Antonio sterft. Hij
roept mij, ik moet naar hem toe.
Gaëtano echter keek mij aan, alsof hij
mij niet verstond.
Antonio? vroeg hij, als ontwakend uit
een zwaren droom.
Sterft, autwoordde ik.
Dat is onmogelijk
Een bloedstorting, een geforceerde
marscb, daar.... lees zelf..,. En ik reikte
hem het blad over, waarop hij met bleek
gelaat neerzag.
Wij moeten er heen I riep hij toen
nit en greep zoekend naar zijn hoed.
Toch niet. Ik ga alleen. Motder
mag niets weten. Zij mag er geen besef
van hebben. Vaarwel.
Twee minnten later trad ik in den gang
van het militair hospitaal. Eene huivering
overviel mij, toen ik door den donkeren
kruisgang liep, waarin mijne schreden dof
en geheimzinnig weerklonken. Op een der
deuren stond, wit op een zwarten grond,
als op een doodenbord het woord„admi
nistratie.»
U verlangt.
Antonio Coronaro.
De sergeant-majoor, die er zat, sloeg
een boek open, bladerde er langzaam in,
en zeide eindelijk na een tijd, die mij een
eeuwigheid duurde: „Antonio Corouaro,
kamer 7, twee trappen linki.' Ik snelde
de trappen op, zocht al mijn moed bijeen
en toen ik voor de deur stond, overviel
mij eene zeldzame zwakheid, een vrees
als voor den dood, waarvan mij slechte
eene deur scheidde. Maar ik deed mijn
best, weer kalm te worden en trad bin
nen.
Een doffe reuk, als van de geuren ee-
ner apotheek, sloeg mij tegemoet. Mijn
aarzelende blik vloog over een reeks bed
den, in elk van welke een bleeke, uitge
teerde gestalte lag; de een kermend en zich
kronkelend van pijn, eeu ander beweegloos,
stil den dood tegemoet ziende; ginds een,
wilde woorden sprekend opspringend in de
koorts; een vierde, die zijn magere door
schijnende armen naar mij ophief, wild
lachend, om zich daarna weer iu het bed
te laten vallen, en stil te blijven lig-
gen.
Waar was mijn broeder Antonio
Zijt ga daar, fluisterde hij mij toe
en richtte zich moeielijk, spoedig, een scha
duw van zichzelven, in zijn bed op.
Ik ijlde naar hem toe.
O, Antonio, Antonio, riep ik, want
meer kon ik niet zeggen.
Hij echter stieelde mijne hand.
Goed, dat gij er al zijt, zeide hij, ik ge
voel mij nu veel beter, er gaat zooveel ge
zondheid van u uit, Gellio. Maar moeder,
niet waar, ze weet van Diets
Niets, Antouio.
Zeg haar ook niets, begrijpt ge, tot
alles voorbij is.
Tot ge gezond zijt, niet waar
Ja, antwoordde hij met een droef-
geestigen hartverscheurendcn glimlach, tot
ik gezond beu.
Toen glimlachte bij weer; ditmaal ech
ter vloog er iets als een schemering van geluk
over zijn trekken en hij zonk weg in zijn
kussens.
Zoo lag hij daar, bleek, de oogen ge
sloten en den mond h»lf geopend, als in
een zaligen dioom.
Ik echter stond daar en zag op hem
neer.
Plotseling bewogen zijne lippen.
Daar, daar, daar is zij.,, fluisterde
hij en strekte zijn arm als verlangend uit,
toen sloeg hij zijn oogen op en „geef geef,»
zeide hij tot mij, geef mij haar, ik moet
haar vasthouden, geef haar mij toch.
Wie Vroeg ik verschrikt, my tot
hem over buigend.
De viool, geeft haar, ganw, anders
ontvliedt mij deze melodie. Ik vermaak
ze u, Gellio, het is alles, wat ik geven
kan. Geef mij de viool Gellio, geef ze
mij 1
Waar is ze dan, Antonio Zij
is hier immers niet.
Toch wel, toch wel, daar.... onder
naiju goed.... Ik heb haar altijd bij mij,
geet haar, geef haar
Ik zocht in het kleine kistje, dat ain
't hoofdeinde vau het bed stoad en vond
de viool er werkelijk. Aarzelend ik
haar uit het kistje.
Ge wilt werkelijk vroeg ik.
Hij knikte met het hoofd, toen nam
hij het instrument, liefkoosde het als ver
rukt, met zijn blik en richtte zich op in
het bed.
En nu, nu begon er een tooneel, tref
fend en roerend, zooals ik er nooit eeu
beleefde, nooit weer een beleven zal.
De eerste toon klonk bevend door de
ruimte, toen paarde zich toon aan toon
tot melodie, zóó aangrijpend, zóó ontroe
rend, dat de tranen mij zacht over de wan
gen rolden. Het was alsof zich in dit spel
het voorgevoel van den dood in een jong
hart uitte, alsof het een kreet der ziele was,
die zich allengs losmaakt van het lichaam
eu van alles afsfand doet, wat hoop en
vreugde en aardsche liefde heethei was
als het hooglied van den dood, die onze
ziel bevrijdt van alle lasten en haar op
heft naar de hoogte der hemelsche vreug
de.
En de zieken rondom, richtten zich op
in hnnne bedden en staarden den zieken
kameraad aan, die daar zoo heerlijk schoon
speelde en het was alsof hij, een moderne
Orpheus, hen allen als vastgebonden hield,
als vergaten zij hun lijden onder de klan
ken zijner melodie. En in de deur ver
schenen -de wachters en oppassers, en de
zieken uit de andere zaleu drongen naar
binnen en luisterden naar de wonderbare
melodieën en de dokter trad langzaam
binnen en vermeed alles, zelfs het klein
ste gedruisch als mocht ook hem, evenals
al de anderen, geen klank, geen noot ont
gaan.
Daar weerklinkt plotseling een stem,
lnid smeekend, schreiende
Laat, laat me binnen, ik moet hem
zien en een vrouw dringt zich door de
menigte heen en stormt naar binnen
Mijn moeder
Antonioroept ze en snel op hem
toe.
Een schelle gilde snaren springen
Moeder, Moeder! en zij liggen in
in eikaars armen. Daarna maakt hij zich
plotseling los van haar en dringt haar te
rng met een verwiongen gelaat. Een
korte doodelijke strijd teekent zich opzijn
gelaat en plotseling komt een bloedstroom
uit zijn mond.
Moe.... der... de.... viool klinkt het
nog eens van zijn lippen, en zijn hoofd
zakt terng. De dokter treedt op den zieke
toe.
De Moeder echter springt wild en drei
gend op.
Terug! schreeuwt zij en dringt den
arts achteroit, terug, moordenaar, want gij,
gij hebt hom gedood.
Een stroom van tranen welt op uit ha
rs oogen, daarna zinkt ze bewusteleos op
den grond, naast het lijk van baren zoon.
Jaren en jaren zijn voorbijgegaan. De
nalatenschap van mijn broeder heb ik hei
lig behouden. In mijn binrenste leven de
melodiën nog, die ik toen van hem ge
hoord heb,elke noot van zijn zwnen zang trilt
nog in mijn ziel no, en in mijn lesssenaar
ligt een cahier „Doodsbed* staat er op.
De muziek echter beb ik niet geschreven,
al schreef ik de noten. De melodie is die,
welke mijn broeder op zijn doodsbed speel
de, en welke, als leed en kommer mijne
ziel neerdrukken, in mij opstijgt ais een
troost, want het is, alsof men bij deze
droevige melodie alle leed en treurigheid,
ja, het leven zelf moet vergeten!
Letterk. Bijvoeg.
Delannoy was bediendein
een hospitaal en vond dat de zieken eeu
leven van gemak en weelde hebben. Daar
om veinsde hij op zekeren dag eene ver
lamming der bsenen: hij kon niet loopen.
En hij veinsde zoo meesterlijk, dat hij
twaalf jaren lang in ziekenhuizen den kost
„verdiende". Toen werd hij evenwel de
behandeling der geneesheeren, het branden
enz. moede, en op een geschikt oogenblik
nam hij zijn beenen onder den arm en
ging er van door. Io 1889 trok hij me
de op naar de grot van Lourdes, waar de
lamme man spoedig genezing voud, en dit
wonder werd door de geestelijkheid en de
doctoren gewaarmerkt. Delannoy werd toen
aangesteld als bewaker van een der gebouwen
daar, en ontving geschenken nit alle dee-
len der wereld van patiënten, die hem
smeekten voor hen te bidden aaa de grot.
Dit duurde een jaartje, maar toen stal hij
400 trauks, en verdween.
In Parijs teruggekeerd, veinsde hij
krankzinnigheidhij werd in een gesticht
opgenomen, waar hij 1800 frank stal, vóór
hij het verliet. Eu op den len Mei van
het vorige jaar nam men hem in hechte
nis ditmaal verklaarden de geneesheeren
hem voor een bedrieger.
Gisteren stond hij voor de assisses, vol
houdende dat hij werkelijk te Lourdes ge
nezen was en niet gestolen had. Zijn ad
vocaat vroeg vrijspiaak voor hem, op
grond dat hij „een martelaar van de ge
neeskundigen" is 'geweest. Maar de jury
kon geen verzachtende omstandigheden
vinden, en Delaunoy werd veroordeeld om
gedurende vier jaren het gemakkelijk en
weelderig leven te genieten van een ge
vangene.
Eens vroeg men aan den
dichter Matthias Claudius, waarin eigenlijk
het verschil bestond tusschen hem en Klops
tock.„Dat zal ik u zeggen,'zeide de „Wands-
becker Bote» tot den vriend. „Wij druk
ken ons een weinig anders uit. Zoo zon
Klopstock bijvoorbeeld zeggen „Gij die
minder zijt dau ik, kom naderbij eu ontlast
mij van het stof mijner voeter! Daaren
tegen zou ik alleen zeggen: „Jan, kom hier
en trek mijn laarzen uit!"
Snelpersdruk van J. Winkel te Schagen.