Polei overzicit ier week. Buitenlandsch Nieuws. GEMENGD NIEUWS. Een Zwanenzang. uiteendreef en een goed heenkomen in het hoofdgebouw of onder beschuttende af daken deed zoeken. De Strauss-concertsn werden bij uit zondering eens door goed weer begunstigd, zoodat zij dan ook een welverdiend suc ces hadden. Het bescheiden tentje Tan den kapelmeester B. Wolff met zijne stads- Speelloijden had ?oor dezen gelegenheid plaats moeten maken roor een „effectieve' muziektent, waarom heen eenige rijen stoelen geplaatst waren, die 's avonds, waarschijnlijk zeer ten genoege van den pachter daarvan, alle bezet waren. Daaraan alleen kon men reeds zien, dal er iets bijzonders te doen was, want gewoonlijk geven de Ood-Hollandbezoekers er den voorkenr aan, om de muziek rond te wandelen, om soms rond te dansen. Tasachen haakjes, die dans lnst uil zich soms op vreemde wijze; eentgsziDs dwaas toch staat het, eeDÏge Zondagsgasten te zien rondhuppelen op de wijs van bet onde Wilhelmus. M«.ar daaraan schijnen HolUnders zich minder te storen, mnziek schijnt steeds te irspireeren tot dacsen tenminste menigmaal kan men hier bij een orgel dat de marsch „Naar de Maliebaan* ten gehoore brengt, de vrouwelijk straat jeugd op de keien zi'n walsen. Maar om tot Strauss terug te keeren; het is waarlijk met te verwonderen, dat men hem den „Wiener Walzer - König* genoemd heeft en evenmin dat de Wee- ners, die dagelijks dergelijke mnziek te booren krijgen, zulk een vroolijk, lucht hartig volkje zijn. De walsen en polka's toch, die wij Maandag en Dinsdag op Oud- Holland hoorden, waren zóó wegsleepend, dat vele jonge dames onwillekeurig ia ee- ne eenigszins walsende beweging op de maat van de mnziek geraakten, en dat ongetwijfeld de ruimte slechts ontbrak om het marktplein in een balzaal veranderd te zien. Hoch leb' der Walzer-König Strauss, zegt het referein van een bekend café-chan- tant—liedje en dat dachten blijkbaar de toehoorders, want daverend applaus, dat niet het minst den dirigent gold, begroette ie der nummer. Den heer Strauss werd dan ook in den loop van den eersten avond een lauwer krans met linten in de Oostenrijksche kleuren aangeboden. Woensdag om twee uur zou de allego rische optocht van de Schoone Slaapster pkats hebben doch, daar het weer den ganschen morgen zoo ongunstig mogelijk was, werd deze uitgesteld tot Donderdag. Toen had hij dan ook werkelijk plaats. Precies twee uur kwam een ruiter met hertehorens op het hootd, nit het gebouw voor de tijdelijke tentoonstellingen te voor schijn, weldra gevolgd door de jachtstoet met roode rokken en van groote jachtho- reus voorzien. De jachtstoet galloppeerde een paarmalen het terrein rond, waar door kleine vlaggetjes de weg aangegeven was, de prins verdwaalde, niet als in het sprookje in het boscb, maar bij de omheining van den ballon captif en vond in het gebouw achter de spoittri- bune, de remplacant van het betooverde kasteel, de schoone prinses met haren hofstoet. Kort daarna kwam de geheele stoet te voorschijn, bestaande uit burgers, herauten met klaroen, muziekkorps, de hoofdman der lijfwacht, gevolgd door de lijfwacht, de Prins en de Prinse», pages, edellieden en dames te paard, de heraut van Bonrgondië, een baldakijn, gedragen door vier pagfs, als troonhemel voor den Koning en de Koningin, de hofnar, pages, rijksgrooten, de hoofdman der koninklijke lijfwacht, de Oostersche gezant met het aan, toen hij zulke merkwaardig*; nooit ge kende dingen hoorde verkondigen. „Maar ik bid u,* zeide hij, baar diep in de oogen ziende, „kan er voor een ware vrouw hoogere eer zijn, dau het bart van een verstandig en kloek man, tot liefde voor haar te vervullen?* Zg eehter ontweek zijn blik en antwoord de: „Ik antwoord o met een wedervraag: wat zoudt ge van een man zeggen, die zich ver genoegde" zij lachte ironisch „bet hart van een vrouw met liefde voor ziob te vervullen?" „Dat was geen man, dat was een par don een vrouw. De man bezit zijne krach ten en talenten om er mede te woekeren en voor hem heeft de lietde slechts een onder geschikte betcekenis; voor de vronw echter is het hoofdtaak; voor elke vronw zonder eenige uitsondering.* „Zoo? En wanneer een vronw na niet bemiot en ook niet bemiod wordt Hg boog zich galant. „Een schoone vrouw wordt altijd bemiod.* „En de niet-mooien „De leelijken Bah, dat zgn uitzonde ringen; maar daarover behoeft de man zich niet te bekommeren; die hebben haar werk kring. Laten wg haar rusten Hij verhief zijn glas en klonk met Edith. „De schoonheid en de liefde Zij naderde met haar glas hoffelijk het igne, buitengewoon koel en innerlijk be wust, welk een diepe kloof haar van dien glansenden, mannelijk scboonen cavalier scheidde. Toen de tafel opgeheven werd, nam in de nevenzaal het bal een aanvang. Majoor van Wallen voerde zijne tafeldame naar de vleugeldeur, die wgd geopend was en zag met haar een poosje naar het gewoel der dansenden. Plotseling boog hij zich „Mag ik u om den eersten dans verzoe ken Zij was op deze vraag voorbereid en ant woordde kalmpjes, met een gelaat waarop haar vasten wil was uitgedrukt„Ik dank u, ik dans niet meer.* Hij richtte sich verwonderd op en het rood schoot hem in de wangen. Hare co- quetlerie, want niets anders was hare wei gering in zijne oogen, vuurde hem aan. „Maar ik verzoek n driegend dat hebt ge reeds eenmaal gezegd.* Oostersche gazantschap, ridder?, jagers, volk enz.* Deftig en waardig stapten de hooge personages voort, beschenen door een schitterends Augustus-zon. Maar, helaas, spoedig begon de lacht te betrek ken en alweder ontlastte zich een alles behalve malsch regenbuitje op de pas asn de betoovering ontkomen prinses met haren hofstoet, als om haar vooral goed wakker te maken. Spoedig werl dan ook een eenigszins snellere pas aangenomen, want de blos van vele deel nemers aan den optocht begon in straal tjes langs de wangen af te druipen wel dra ging die versnelde pas in een loop pasje en borg de stoet zich voor het neer- val ende hemelwater in het pas onttoover- de paleis. Wel werd er nog eene poging gewaagd, den tocht te hervatten, maar het weer ge doogde het met, zoodat de stoet ontbon den werd. De volgende week zal dezelf de voorstelling nog eens plaats hebben. De daarop volgende week, nl. den 28sten, heeft op Oud-Holland eene ringrijderij in Oud—Hollandsche kleederdracht plaats. Voor de fraaiste en meest historische kostumeszijn flinke prijzen uitgeloofd. Ook zal de verjaardag van II. M. Koningin Wil- helmtna met luister gevierd worden. De Commissie voorOud-Holland heeft tenminste reeds nu prijzen uitgeloofd voor diegeuen der poorters, die hunne woningen ter eere van dien feestdag het fraaist zullen ver sieren. Dst belooft dus weer wat voor de toekomst. Wanneer een gewoon burgermensch een nitstapje of reisje gaat maken, trekt dat hoogstens de aandacht der buren. Een auder karakter krijgt zoo iets wanneer di plomaten zich voor eenigen tijd in den vreemde gaan verpoozsn. Met aandacht worden hunne gangen door journalist en reporter gevolgd en bij de eerste de beste beleefdheids-visite worden allerlei staat kundige berekeningen gemaakt. Deze fan- tasiëu verkrijgen echter hare hoogste vlucht, wanneer het een of aoder gekroond hoofd, bloedverwant of vriend gaat bezoeken. Uit den aard der zaak komen zij geregeld in aanraking met de toongevende mannen in den hofkring, verkeertn zij op meer of minder vertrouwelijken voet met de staats lieden dier rijken, waardoor zij allicht re denen geven, hooge politieke beteekenis aan hunne bezoeken vast te knoopen. 't Zijn op dit oogenblik een viertal vorsten, die wegens hunne buitenlandsche reis de kolommen der persorganen in geheel Europa vollen. Eerdinand van BULGARIJE heeft eeni gen tijd in Karlsbad doorgebracht. In zij ne afwezigheid had de treurige aanslag op Stamboelof plaats, waardoor de aan dacht van Europa in 't bijzonder op Bul garije werd gevestigd. Opmerkelijk is het, dat vorst Ferdinand toevallig bij de meeste gewichtige ge beurtenissen uitlandig was. Wat ot toch de Coburger in deze tijden van woeling en verwarring in de Boheemsche badplaats deed? Volgens enkelen, die meenen in de zaken ingewijd te zijn, was hij daar om den kat uit deD boouo te zien. De metro- politaan Clement bad zijn boetetocht naar Petersburg ondernomen en waarschijnlijk vond de prins het raadzaam, van nit de verte den afloop dezer vernedering te verbeiden, 't schijnt, dat het nog al ii meegevallen, ai- Zij beet zich op ds lippen. „Gij hebt ge lijk, mij aan mijn zwakte te herinneren maar een inconsequentie begaat men slechts eenmaal. „Een inconsequentie antwoordde hg ras, om haar te versoenenen een vurigen blik vloog tot haar over, „ik vind in tegendeel uw dansen een natuurlijk begrip van gra tie eu lieftalligheid.* „Mijoheer Majoor van Wulfea „Pardon Hij trad dicht nevens haar, zijne opge wondenheid straalde onverholen uit sijne flik kerende oogen en hartstochtelijk riep hij uit, mot moeite ziju stem dempeod„Pardon het ligt ver van mij, u een banaal com plimentje te maken. Ik zweer het u, het is de waarachtige waarheid, voor mg zijt g:j de verpersoonlykiog van schoonheid en lieftalligheid. Ik aanbid u.* Bevend van hartstochtelijke opgewonden heid greep hij haar bg de linkerhand en sloeg tegelijker tijd tyn rechterarm om hare taille, vervolgens voerde bij haar met on weerstaanbare kracht in den kring der dan senden. „Wees niet wreed, ik bid, ik bezweer u,* stamelde zgn mond vlak bij haar oor. Zgn hartstochtelgkheid verdoofde haar, ook was het haar niet mogeljjk geweest, zich los te rakken, zonder schandaal te ma ken. Willoos, tegen haar tranen kampend, draaide zg met hem in de rondte. Toen zg een poos gedanst hadden, kreeg zg hare kalmte terng. Staan blijvend, dwong zij hem, haar de zaal uit te voeren. In de ne venkamer maakte zij zich met een heftig gebaar van hem los en zeide, hem scherp in de oogen ziende, bleek en doodskalm „Ik dank n,mijnbeer majoor, voor de les die gij mg hebt gegeven. Vleierij en waar de ze niet belpt, brutaal geweld, dat zijn de middelen, die mannen als gg aanwenden om hou doel te bereiken, om oos vrouwen te dwin gen aan uw wenscnen te voldoen. Nu, het zal de laatste maal geweest-zijn, dat ik u in de gelegenheid gesteld beb, deze taktiek tegeu mij te beproeven.* Zg draaide hem den rug toe, en snelde, heen. Verrast, beschaamd, vernietigd zag hij haar na, en toen hg eiodelgk den moed vond, zich te verdedigen, was zg verdwenen. WORDT VERVOLGD. thans de prins heeft het gewaagd nasr Sofia terug te keeren. De aanzienlijke geldsom men van 's prinsen moeder, hebben het hare uitgewerkt, waardoor de blijde in komst, geheel bniten de Balgaarsche schat kist om, kou plaats hebben. Men wil weten, dat Rusland van den prins eischtden overgang of tenmiuste van dien? zoon Boris tot de Orthodoxe kerk, benevens een officieelen vertegen woordiger te Sofia, die de Boelgaarsche po litiek zou moeten leiden. „Parijs is wel een mis waard,' zei Hendrik de IV, bij zijn overgang. Wij vertrouwen dat zijn verre nazaat de geloofskwestie ook wel in dien zin zal weten op te lossen. Wat het tweede punt betreft, zal men, ten minste indien de Groote mogendheden zich daartegen niet verzetten, ook wel wa ter in den wijn doen. Voor hen, die gee- ne zelfstandigheid bezit, is leiding een be hoefte. De wijze; hoe en wie, komt eerst in de tweede plaats in aanmerking. Gaf de jongste afwezigheid van prins Ferdinand tot heftige en scherpe uitvallen aanleiding, ook het bezoek, dat keizer Wilhelm aan het LONDENSCHE hof ailegt, heeft de Engelsche en Duitsche peis ia 't harnas gejaagd. De Standard; eeD invloedrijk Londensch orgaan, dat meer of minder door de regeering gtïaspireerd wordt, hield bij de aankomst van Wil helm feitelijk eene boetpredikatie over den afgedwaalden kleinzoon van Koningin Victoria, die nn eenmaal het ongeluk had gehad, de Duitsche belangen hooger te stellen, dan die der ondeidanen van zijn verheven grootmama. Indien, zoo luidt het verder, Duitschland op de welwillende me dewerking van Engeland zal willen reke nen, dan dient het zijne politieke gedrags lijn daarnaar in te richten. 't Is te begrijpen, Jat de Duitsche pers, vcoral in den komkommertijd, het ant woord niet schuldig bleef. Met een od- gekende eenstemmingheid, wordt de Stan dard voor zijn vaderlijke vermaningen de les gelezen en vrijwel komt men tot de slotsom, dat Daitschlatid in geen geval de kastanjes voor Engeland uit het vuur zal halen. En dat er kastanjes 'geroosterd worden, zal iedereen begrijpeD, die de toe standen in Noord-Afrika, in Centraal Azie, Achter-Indië, China, Japan en de Turksche aangelegenheden in Arme nië en in Macedonië heelt nagegaan. Te vreezen is het echter, dat men in En geland door het vreemde optreden van het regeeiingsorgaan, van den wal in den sloot zal geraken. Het karakter vanj Keizer Wil helm is er niet naar, om zedelessen en poli tieke raadgevingen van anderen aan te ne men. Dat men te Londen met den keizer de politieke kwesties bespreekt, zou niet te verwonderen zijn. Engeland heeft uit het jongste optreden van Duitschland in de Japar.sch-Chineesche vredesonderhan delingen kunnen leeren, dat de Duitsche politiek in Overzeesche aangelegenheden grooleri invloed kan uitoefenen. Lord Sa lisbury is een te geslepen Staatsman, om dit te onderschatten. Duilschlaud daaren tegen weet, dat de hechtheid van Italie's betrekking tot het drievoudig verbond mede berust op de houding van Engeland. Ziedaar voldoende punten van aanraking om de gedragslijnen naar eenzelfde doei te richten. De koning van BELGIË vertoeft op dit oogenblik ook al op den vrijen bodem van Old Engeland. Te wenschen ware het, dat het verkeer onder een volk, dat fier op zij te vrijheid van woord en gedachten is, genoeg iudruk op hem maakte, dat hij zijne goedkeuring aan den verfoeielijken chericalen schoolwet weigerde. Gelijk te verwachten was, is de meerderheid der ka merleden, als lammeren hunne wetgevende herders gevolgd en hebben ze op elk ar tikel ja en ameu gezegd. Zoo wordt dan aan de helft der natie een wet opgedron gen, die den geest in kluisters slaat, de vrijheid verlamt, den priester de almacht in den lande verzekert en de geestelijke ontwikkeling van het volk zaar lang ver vlogen tijden terugvoert. Arm Belgie't Schijat dat Z.M. Ko ning Leopold voor zaken op reis is. Hij schijnt te handelen in Congo-moeielijkhe- den, waarin hij bijzonder ruim gesorteerd is. Zeker hoopt hij in Londen zaken te kunnen doeu eu gaarne zal hij op billijke voorwaarden een deel dezer artikelen van de hand willen doen. Nu, ais er valt te handelen, moet men in Engeland zijn. Allicht doet ook onze hooge reiziger daar zaken. Het uitstapje van Koning Karei van ROEMENIË gaf reeds aauleiding tot al lerlei geruchten: wij deelden ze in ons jong ste overzicht onzen lezers mede. Sedert bij rustig in Zwitserland van het ovei- heerlijke natuurschoon kan genieten, is hij voor heden van de rol der actieve personen afgevoerd. Strak? echter geeft hij, als een nooit gestorven zeeslag, opnieuw aanleiding, tot een reeks staatkundige fantasiën. Zoo blijft er stot in de couranten-wereld en dat is gelukig ook in dezen komkommer tijd. Wat zou er anders met al het wit te papier moeten gebeuren? De Italiaansche componist Gellio Ben- venuto Coronaro, deelt aan een dagblad de volgende aangrijpende schets nit zijn „Levensherinneringen* mee Op dien dag, ik herinner het mij Dog, alsof het vandaag is gebeurd, kwam een soldaat aan ons huis. Hij vroeg naar mij. Zijt gij de heer Gellio, zeide hij, toen ik bij hem kwam. Jawel. Waarom Ik heb n, maar u alleen, een brief te overhandigen. Tan uw broeder, voeg de hij er ter verklaring bij en trok voor zichtig uit zijn mouw een verfrommeld stok papior te voorschijn. Ik deed het ving open, en toen mijn blik over de weinige met bevende vingers en zwakke hand neergeschreven woorden vloog, werd ik doodsbleek. Ik kom, zeide ik, ia twee minuten ben ik er. Wat wilde die man van u vroeg mija moeder, mij aanziende met moeielijk verborgen angst. Niets, moeder. Ik moet een oo genblik nit. Geloof mij, het is niets. Gellio, zeide zjj kalm, verberg mij niets, zeg mij alles. Die man kwam... van Antonio. Neen, neen, hoe komt ge daar op? Wat zon Antonio van mij willen Ik.... ik weet het niet. Maar als bij van hem kwam, als Antonio n roept, als hem iets geschied is, zeg het mij dan, zeg het mij, Gellio, want mij, inij moogt ge het niet verbergen. Toch niet, moeder, het is niets, heelemaal niets, ik verzeker het n. Eu daar ik niet langer kon liegen, snel de ik in het audere vertrek. Gaëtano, fluisterde ik mijn broeder toe, die over een muziekboek gebogen aan zijn lessenaar zat, Antonio sterft. Hij roept mij, ik moet naar hem toe. Gaëtano echter keek mij aan, alsof hij mij niet verstond. Antonio? vroeg hij, als ontwakend uit een zwaren droom. Sterft, autwoordde ik. Dat is onmogelijk Een bloedstorting, een geforceerde marscb, daar.... lees zelf..,. En ik reikte hem het blad over, waarop hij met bleek gelaat neerzag. Wij moeten er heen I riep hij toen nit en greep zoekend naar zijn hoed. Toch niet. Ik ga alleen. Motder mag niets weten. Zij mag er geen besef van hebben. Vaarwel. Twee minnten later trad ik in den gang van het militair hospitaal. Eene huivering overviel mij, toen ik door den donkeren kruisgang liep, waarin mijne schreden dof en geheimzinnig weerklonken. Op een der deuren stond, wit op een zwarten grond, als op een doodenbord het woord„admi nistratie.» U verlangt. Antonio Coronaro. De sergeant-majoor, die er zat, sloeg een boek open, bladerde er langzaam in, en zeide eindelijk na een tijd, die mij een eeuwigheid duurde: „Antonio Corouaro, kamer 7, twee trappen linki.' Ik snelde de trappen op, zocht al mijn moed bijeen en toen ik voor de deur stond, overviel mij eene zeldzame zwakheid, een vrees als voor den dood, waarvan mij slechte eene deur scheidde. Maar ik deed mijn best, weer kalm te worden en trad bin nen. Een doffe reuk, als van de geuren ee- ner apotheek, sloeg mij tegemoet. Mijn aarzelende blik vloog over een reeks bed den, in elk van welke een bleeke, uitge teerde gestalte lag; de een kermend en zich kronkelend van pijn, eeu ander beweegloos, stil den dood tegemoet ziende; ginds een, wilde woorden sprekend opspringend in de koorts; een vierde, die zijn magere door schijnende armen naar mij ophief, wild lachend, om zich daarna weer iu het bed te laten vallen, en stil te blijven lig- gen. Waar was mijn broeder Antonio Zijt ga daar, fluisterde hij mij toe en richtte zich moeielijk, spoedig, een scha duw van zichzelven, in zijn bed op. Ik ijlde naar hem toe. O, Antonio, Antonio, riep ik, want meer kon ik niet zeggen. Hij echter stieelde mijne hand. Goed, dat gij er al zijt, zeide hij, ik ge voel mij nu veel beter, er gaat zooveel ge zondheid van u uit, Gellio. Maar moeder, niet waar, ze weet van Diets Niets, Antouio. Zeg haar ook niets, begrijpt ge, tot alles voorbij is. Tot ge gezond zijt, niet waar Ja, antwoordde hij met een droef- geestigen hartverscheurendcn glimlach, tot ik gezond beu. Toen glimlachte bij weer; ditmaal ech ter vloog er iets als een schemering van geluk over zijn trekken en hij zonk weg in zijn kussens. Zoo lag hij daar, bleek, de oogen ge sloten en den mond h»lf geopend, als in een zaligen dioom. Ik echter stond daar en zag op hem neer. Plotseling bewogen zijne lippen. Daar, daar, daar is zij.,, fluisterde hij en strekte zijn arm als verlangend uit, toen sloeg hij zijn oogen op en „geef geef,» zeide hij tot mij, geef mij haar, ik moet haar vasthouden, geef haar mij toch. Wie Vroeg ik verschrikt, my tot hem over buigend. De viool, geeft haar, ganw, anders ontvliedt mij deze melodie. Ik vermaak ze u, Gellio, het is alles, wat ik geven kan. Geef mij de viool Gellio, geef ze mij 1 Waar is ze dan, Antonio Zij is hier immers niet. Toch wel, toch wel, daar.... onder naiju goed.... Ik heb haar altijd bij mij, geet haar, geef haar Ik zocht in het kleine kistje, dat ain 't hoofdeinde vau het bed stoad en vond de viool er werkelijk. Aarzelend ik haar uit het kistje. Ge wilt werkelijk vroeg ik. Hij knikte met het hoofd, toen nam hij het instrument, liefkoosde het als ver rukt, met zijn blik en richtte zich op in het bed. En nu, nu begon er een tooneel, tref fend en roerend, zooals ik er nooit eeu beleefde, nooit weer een beleven zal. De eerste toon klonk bevend door de ruimte, toen paarde zich toon aan toon tot melodie, zóó aangrijpend, zóó ontroe rend, dat de tranen mij zacht over de wan gen rolden. Het was alsof zich in dit spel het voorgevoel van den dood in een jong hart uitte, alsof het een kreet der ziele was, die zich allengs losmaakt van het lichaam eu van alles afsfand doet, wat hoop en vreugde en aardsche liefde heethei was als het hooglied van den dood, die onze ziel bevrijdt van alle lasten en haar op heft naar de hoogte der hemelsche vreug de. En de zieken rondom, richtten zich op in hnnne bedden en staarden den zieken kameraad aan, die daar zoo heerlijk schoon speelde en het was alsof hij, een moderne Orpheus, hen allen als vastgebonden hield, als vergaten zij hun lijden onder de klan ken zijner melodie. En in de deur ver schenen -de wachters en oppassers, en de zieken uit de andere zaleu drongen naar binnen en luisterden naar de wonderbare melodieën en de dokter trad langzaam binnen en vermeed alles, zelfs het klein ste gedruisch als mocht ook hem, evenals al de anderen, geen klank, geen noot ont gaan. Daar weerklinkt plotseling een stem, lnid smeekend, schreiende Laat, laat me binnen, ik moet hem zien en een vrouw dringt zich door de menigte heen en stormt naar binnen Mijn moeder Antonioroept ze en snel op hem toe. Een schelle gilde snaren springen Moeder, Moeder! en zij liggen in in eikaars armen. Daarna maakt hij zich plotseling los van haar en dringt haar te rng met een verwiongen gelaat. Een korte doodelijke strijd teekent zich opzijn gelaat en plotseling komt een bloedstroom uit zijn mond. Moe.... der... de.... viool klinkt het nog eens van zijn lippen, en zijn hoofd zakt terng. De dokter treedt op den zieke toe. De Moeder echter springt wild en drei gend op. Terug! schreeuwt zij en dringt den arts achteroit, terug, moordenaar, want gij, gij hebt hom gedood. Een stroom van tranen welt op uit ha rs oogen, daarna zinkt ze bewusteleos op den grond, naast het lijk van baren zoon. Jaren en jaren zijn voorbijgegaan. De nalatenschap van mijn broeder heb ik hei lig behouden. In mijn binrenste leven de melodiën nog, die ik toen van hem ge hoord heb,elke noot van zijn zwnen zang trilt nog in mijn ziel no, en in mijn lesssenaar ligt een cahier „Doodsbed* staat er op. De muziek echter beb ik niet geschreven, al schreef ik de noten. De melodie is die, welke mijn broeder op zijn doodsbed speel de, en welke, als leed en kommer mijne ziel neerdrukken, in mij opstijgt ais een troost, want het is, alsof men bij deze droevige melodie alle leed en treurigheid, ja, het leven zelf moet vergeten! Letterk. Bijvoeg. Delannoy was bediendein een hospitaal en vond dat de zieken eeu leven van gemak en weelde hebben. Daar om veinsde hij op zekeren dag eene ver lamming der bsenen: hij kon niet loopen. En hij veinsde zoo meesterlijk, dat hij twaalf jaren lang in ziekenhuizen den kost „verdiende". Toen werd hij evenwel de behandeling der geneesheeren, het branden enz. moede, en op een geschikt oogenblik nam hij zijn beenen onder den arm en ging er van door. Io 1889 trok hij me de op naar de grot van Lourdes, waar de lamme man spoedig genezing voud, en dit wonder werd door de geestelijkheid en de doctoren gewaarmerkt. Delannoy werd toen aangesteld als bewaker van een der gebouwen daar, en ontving geschenken nit alle dee- len der wereld van patiënten, die hem smeekten voor hen te bidden aaa de grot. Dit duurde een jaartje, maar toen stal hij 400 trauks, en verdween. In Parijs teruggekeerd, veinsde hij krankzinnigheidhij werd in een gesticht opgenomen, waar hij 1800 frank stal, vóór hij het verliet. Eu op den len Mei van het vorige jaar nam men hem in hechte nis ditmaal verklaarden de geneesheeren hem voor een bedrieger. Gisteren stond hij voor de assisses, vol houdende dat hij werkelijk te Lourdes ge nezen was en niet gestolen had. Zijn ad vocaat vroeg vrijspiaak voor hem, op grond dat hij „een martelaar van de ge neeskundigen" is 'geweest. Maar de jury kon geen verzachtende omstandigheden vinden, en Delaunoy werd veroordeeld om gedurende vier jaren het gemakkelijk en weelderig leven te genieten van een ge vangene. Eens vroeg men aan den dichter Matthias Claudius, waarin eigenlijk het verschil bestond tusschen hem en Klops tock.„Dat zal ik u zeggen,'zeide de „Wands- becker Bote» tot den vriend. „Wij druk ken ons een weinig anders uit. Zoo zon Klopstock bijvoorbeeld zeggen „Gij die minder zijt dau ik, kom naderbij eu ontlast mij van het stof mijner voeter! Daaren tegen zou ik alleen zeggen: „Jan, kom hier en trek mijn laarzen uit!" Snelpersdruk van J. Winkel te Schagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 6