fan
Dood en Leven.
Zondag 1 September 1895.
39ste Jaargang ïïo. 3021.
BIJVOEGSEL.
FEUILLETON.
De Wereldtentoonstelling.
Rotterdam, 29 Aug. 1895.
LXI.
Nu zijn we gelukkig door de kermis
heen. Het rommeltje van buiten is op
geruimd en er staan nu nog maar voor
een paar dagen in de stad een aantal
wafelen- en broedertjeskramen van
stadgenooten, wier zindelijkheid niets te
wenschen overlaten. Die kramen zijn
nog de attractie van moeders en vaders,
zoons en dochters, die zich nog sugge-
reeren dat het kermis is en zich ten
dien einde de buik volstoppen met on
gare broedertjes en zanderige wafels.
Maar de vuile boel is weg, op
het plein waar spellebazen en spellewij-
ven rondgescharreld hebben, staan nu
weer de koetjes met droomerige oogen,
heel onschuldig, te wachten op den sla
ger, die ze voor de slachtbank koopt.
Weer is een tiental dagen volkspret
waarvan de faam, de beruchtheid lui
de door de landen schalt, bij de honder
den vorigen verzameld. Ik geloof
wel dat de menschen die zich
in zoo'n herrie amuseeren kunnen,
zich geamuseerd hebben, tenminste, ik
heb ditmaal niet van de gebruikelijke
luidop uitgesproken ontevredenheden ge
hoord. Kalm dat deze kermis geweest
is. 't Is in haar soort een merkwaardig
heid.
Maar nu dit kalm over ons is heen
gegaan, steekt er een storm op uit
een hoek waarnaar we niet gekeken
hebbener schijnt gedacht te worden
aan werkstakingen, aan betuigingen
van oproerige gezindheid. Een beweging
is de constateeren van veehouders con
tra slagers en van slagers contra vee
houders; geen gekheiden plannen tot
werkstaking onder de baardkrab-
bers-haarknippers. Men zal toestem
men dat voor Rotterdam een emotie
volle tijd aanstaande is.
De veehouders waren ontevreden. Zij
hadden, van hun standpunt gezien, ge
lijk. In Rotterdam is de keuring van
rundvee heel streng en geschiedt door
mannen, die bazen in het keuringsvak
zijn. Zoo komt het, dat in het abattoir
heel vaak afwijkingen in het rund wor
den geconstateerd, waar een zelfs heel
ervaren veekenner die niet zou gezien
hebben. De aanhoudende angst bij de
gedachten wat de keurmeesters nu weer
in het koebeest vinden zullen, en of
het beest, dat naar de stad gaat, daar
gezond of ziek zal bevonden worden,
heeft de veeboeren kregel gemaakt. Zij
danken er voor, weet je, het daagje dat
anders in de stad zoo gezellig wezen
kan, te doen vergallen. En zij zullen
in het vervolg weigeren hun aandeel
te dragen in de schade, die de slager
lijdt als het beest wordt afgekeurd. Zij
zullen voetstoots verkoopen, zonder
eenige risico, of tegen aanmerkelijk
hoogeren prijs met risico en dan elkaar
verzekeren. Dat hebben de veeboeren
elkaar plechtig, misschien wel m
geheime zitting onder eede beloofd, en
vreeselijke straffen minstens honderd
gulden boeten werden bepaald voor den
veeboer, die een meineedige veeboer
bleek.
Maar nu liepen de slagers te koop.
Die dankten er hartelijk voor de vee
boeren te assureeren ot zooveel voor
de koetjes te betalen dat het met den
winst-hommeles zou wezen.
Als het vee afgekeurd werd, was de
veeboer voor hen altijd nog een achter
deurtje, was de veeboer de man op
wien zij nog eenig verhaal hadden.
En zouden zij nu zoo maar, hulpeloos
voor alle moeilijkheden alleen gezet
worden. Nooit, nooit, nooit. Een verga
dering van den Nedeilandschen Slagers-
bond maakte uit, dat nooit voetstoots
zou worden gekocht. Zelfs het plan, on
derhandelingen met de veehouders te
gaan voeren, werd eenvoudig aan den
dijk gezet.
Wij koopen niet voetstoots zeggen
de slagers. Als jullie niet voetstoots koo
pen willen, verkoopen wij niet, doodeen
voudig zeggen de veeboeren.
Lieve lezers, wat zegt u van zoo'n
toestand Is dat niet om wanhopig te
worden, als beide partijen op haar stuk
blijven staan, en daar is alle kans toe.
Niet koopen niet verkoopen.
Is dan de tijd van vleeschloosheid
aanstaande? Zal dan onze biefstuk aan
een koeienbil op het land blijven rond
waren
Zal dan van onze schapenbout een
lustig mè-mè-mè uitgaan inplaatsvan
een lekker zzzzzt, als 'top den schotel
komt?
Zal dan kalfslever, zal dan kalfs
gehakt, zal dan karbonade zelfs niet
meer mogen wezen op onze dinerta
fel? Zal dan de tijd van gedwongen
vegetariaat voor het Rotterdamsche
menschdom komen Het schijnt zoo,
want de veeboeren verkoopen en de sla
gers koopen niet meer. De stakende
slagers zullen de stad doorloopen om
eiken invoer van vleesch van buiten te
beletten en zoo de publieke opinie in
hun voordeel te leiden. Ach, de pu
blieke opinie is al van hun. De slagers
liggen ons nader aan het hart dan de
veeboeren. De slagers brengen ons de
malsche bief en de veehouders de sluik-
barige beesten die onze straten met ge
geten gras bezoedelen.
Wij hopen daarom gekheid op
een stokje,-dat het niet tot een treffen
komt. Als beiden een beetje toegeven,
zal het zoo wel beloopen. 't Is waar,
de toestand is heel treurig en de koeien
lijden maar al te druk aan mond- en
klauwzeer, kwade droes en vooral aan
tubercolose, wat uit den aard der zaak
hunne eetbaarheid niet verhoogt. Maar
als nu èn de slager èn de veeboer èn
het publiek meedoet in eeu vergoeding
van de kosten, dan kan de .smulgrage
zijn middagboutjo behouden.
Ernstiger nog dan deze veezaak blijkt
mij de zaak van de kappers— en bar
biersbedienden. Deze heeren zijn seri
eus van plan voor het Zondagswerk te
bedanken. Dat gaat naar miju beschei
den meening te ver.
Ik gun graag allemenscnen een aan
tal vrije uren, waarin zij doen kunnen
voor zich zelf wat zij willen. Maar als
het algemeen belang er meê gebaat
wordt, voegt ook van de meest wel
willend gestemde zijde een krachtig pro
test. De kappers werken, alleen des
Zondagsmorgens vóór 12 uur. Dan komen
heel veel menschen om zich te laten
ontdoen van den onnoodigen haartooi.
Niet ieder kan dat Zaterdagavond ko
men doen of heeft den tijd daar in een
kroeg vol menschen, die geholpen moe
ten worden, zijn beurt af te wachten,
en te kijken, doodop zijn gemak, naar
de ingezeepte gezichten van de anderen
en te luisteren naar den coiffeur die
honderd maal op één avond beweert,
dat het weer zoo slecht is en datFalb
het zoo slecht geraden heeft.
Zondagmorgen komen de lui die Zon
dagmorgen schoon willen wezen en het
is noodig dat de barbiers gereed zijn.
Laten zij dan desnoods Maandag gaan
houden. Dan mist niemand hen. Maar
's Zondags.
Over het algemeen, vind ik, wordt
de beweging ten gunste van de Zondag-
rust wat overdreven. Het is er mee
gegaan als het met een massa goede
dingen gegaan is, met drankbestrijding,
met bedelarijwering, met dierenbescher
ming. Men ging zijne eischen te hoog
stellen.
Het is nu eenmaal noodzakelijk dat
voor zekere bedrijven de Zondag niet
uitsluitend rustdag is. Spoor-, post-
telegraafbeambten moeten ook des Zon
dags tot nut van 't algemeen gereed
zijn. En we mogen dat voor een hal
ven dag ook wel van de kappers ver
langen.
0, het malle meedoen met anderen.
Als Jan een cent krijgt, moet Piet
ook een cent hebben en als de smeden
Zondag vrij hebben, mag men van de
kappers ook geen werk verlangen!
r>.
HAGER
NOVELLE
van
G. van Stokman s.
2.
Verdoofd, verpletterd, rol tegenstrijdige
gevoelens en gewaarwordingen, bleef Erich
Ebrenberg nog een tijdlang citten ver
volgens gproDg hjj op, schreed in bevige
opgewondenheid de kamer op en neder,
greep nog eenmaal naar het portret, om bet
nog eens nauwkeurig te bezien.
Alzoo dit schoone schepseltje leefde niet
meer, al deze schoonheid on heerlijkheid,
was voor altijd verloren 1 De liefde die
geweldige, geheimvolle en gruwelijke macht,
welke bij nit eigene ervaring Dog nooit ge
kend had, had deze lieftallige, aanlokkende
bloem geknakt en haar de martelaarskroon
op het blanke voorhoofd gedrukt, Met en
voor den man, wien zij haar gansche hart had
weggeschonken, was dat schoone en lieve
kind gestorven en in plaats van gelnkkig
te leven naast een braaf echtgenoot, rustte
zij nu reeds in het kille graf. Verdiende
Hendrik Holt zulk een liefde, had hij recht,
zulk een «fier te eischen en aan te nemen
Of was het voor haar wellicht geen of
fer geweest, maar slechts het voldoen
aan een inwendigen drang, - een vrije dood
Hij vond geen antwoord op al deze vra
gen en wilde geeD strenge rechter voor
de arme vertwijfelden zijn; maar een diep
medelijden met het arme, jeugdige
wezen, vervulde zijn gansche ziel, en hij
gevoelde het, hij zou dagen en weken noo-
dig hebben, om den diepen indrnk eenigs-
zios te overmeesteren,die dit tragisch lot der
beide armen menschen op hem gemaakt
had.
Dat Hendrik Holt zijn verschrikkelijk
nit voornemen werkelijk ten nitvoer gebracht
vemsvtPd, daaraan twijfelde hij geen enkel oo-
neer- iblik. Die wonderlijke droomer was steeds
Daavé ^arheid en teruggetrokkenheid in per-
*ijn s<5)Qdv.,ew6egt en was slechts derhalve zoo
en scimeir sjjne meening uitgekomen, omdat
»Li«e Erk 0p den rand van het graf stond,
«atsteportret dit geval voor Ehrenbeig geen
et beter liook geen grejntj0 j, over
«aagtuw liefs' hei)lge gedachtenis bewaarde hij
°P uw hart ueloote portret, dat van zulk
eeu noodlottige gebeurtenis getuigenis af
legde.
HOOFDSTUK TWEE.
Eeuwig nieuw als ebbe en vloed is de
loop van den tjjd.
Maanden en jaren komen en gaan, grif
fen hunne teekens in de bladen der we
reldgeschiedenis, evenals in het gelaat der
menschen, veranderen bloesems tot schooDe
vrachten en strooien nieuwe, kiemende za
den nit.
Ook aan Erich Ehrenberg ging hij niet
spoorloos voorbij, maar zijne ervaringen wa
ren voor het grootste deel, liefelijk en ge
durende zijn ijverig werken en vroolijk ge
nieten, bemerkten hi) den vliegenden loop
van den tijd niet.
Hij was na drie en dertig jaar ond, had
in Berlijn een aangenamen werkkring, genoot
een groot inkomen en maakte op last van
de maatschappij, die bij diende, hoogst inte
ressante reizen naar Zuid-Rusland, Turkije
en Boven-Egypte.
Ook zijn gezellig verkeer was van aange
namen aard Zijn frissehe en pizante humor
verwierven bem overal vrienden, zijne kun
digheden werden geroemd en gewaardeerd,
en zijn mnzikaal talent dat zijn enkele lief
hebberij uitmaakte, bracht hem geregeld in
aanraking met kunstenaars en kunstminnen-
den, wier omgang aan zjjn leven een po
ëtisch waas gaf. Hg was in de muzikale we
reld van Berlijn een goede bekende en te
vens geliefde persoonlijkheid en kwam daar
door tevens in aanraking met personen, die
rechtstreeks aan het theater verbonden waren.
Sedert eenige weken was hij verloofd. De
jonge dame, die hij aan zich verbonden bad
heette Rosa Yerbehn, was de eenige dochter
van een rijk geworden bouwkundige nit het
westen van de stad en representeerde in per
soon en manieren een echte, moderne Ber-
ijjnsohe.
Dit laatste was hem nn juist niet zeer
naar den zin, en toen hij de joffronw leerde
kennen, zag hij zijn vooroordeel eerst slechts
bevestigd; haar echter imponeerde zijne te
rughoudendheid; zijne koele rust lachtte haar
toe, en hoe minder hij zich met baar be
moeide, zooveel te meer vond het verwen
de meisje welgevallen in hem. Zij kwam tot
de overtuiging, dat Erich Ebrenberg de rech
te man voor baar zon zijn, en daar zij on
dernemingsgeest en energie bezat, besloot
zij, bem voor zich te winnen.
Zij dwong zich niet aan bem op, maar
zij deed baar best om hem te krijgen, zij
vleide zijne ijd.-lheid ea roerde zijn hart,
won zijne eenige zuster tot bonigenoote ea
bracht bet door vernuft en slimheid zoo ver
dat zijn tegenstand smolt en hij aanving, de
zaak ernstig in overweging te nemeD.
Yelen hadden hem reeds bevallen, velen
op zijn ontvankelijk bart een vlnchtigen in
drnk gemaakt, maar nog geen eDkele was
bet gelokt, hem dorend te binden. Trots
zijn vurig, levendig temperament scheen hij
voor een vorige lietde niet vatbaar te zijn
en wanneer hij in stille aren voor zijn kla
vier zat en zich over deze onvatbaarheid
beklaagde, zoo moest bij met zijn prakti-
schen zin toch later weer bekennen, dat
hem daardoor menige bittere ervaring werd
bespaard en men bij de kenze van een le
vensgezellin uitstekend handelt, recht voor
zichtig en noebter te werk te gaan.
Jnffroaw Rosa Yerbehn werd door aijne
vrienden een goede partij, door zijne eigene
zuster een voorbeeld van huiselijkheid
genoemdhij zelf zag, dat zij een amusant,
vroolijk en kerngezond jong meisje was en
toen zjjne zuster met baar echtgenoot nn
plotseling Berlgn verlieten en zijn jong-ge-
zellenhnishouden hem gelijktijdig menige
onaangenaamheid op de sobonders schoof,
scheen hem zijn tegenwoordig leven niet
meer zoo dierbaar en bekeek hij Rosa ineen
zachter licht.
Dit oogenblik maakte het kloeke meisje
zieh ten natte om baar doel te bevorderen,
gemeenzame bekenden bielpen haar bij dit
lofwaardig doel en toen Ericb zich eenmaal
verleiden liet, een warmer toon aan te slaan,
blies zij, nn juist niet altijd door edele
m<ddelen, de glimmende vonken tot een
helder vnar aan. Eer hij nog met zichzelf
in 't reine gekomen was, had hij de beslis
sende vraag reeds gedaan en weinige dagen
later brachten de dagbladen het bericht
van zijne verloving met juffrouw Rosa Yer
behn.
De eerste acht dagen kwam hij niet recht
tot bezinning. Zjjn toestand was nieuw en
bedwelmend, zijne verloofde zoo stralend en
bare liefde zoo jubelend en groot, dat hij
bijna geloofde gelnkkig te zijn, en een me-
uigte warme, «oprechte* gelokwecschen
wekten in hem de gedachte op, dat hij ver
standig en wijs gehandeld had. Liefde te
ontvangen is in 't algemeen veel aangena
mer, dan zelf lief te bebben en dat Rosa's
groote neiging voor bem niet gebeel en al
los was van bet gouden kalf, kon in zijne
oogen nn juist geen kwaad.
Zoo leefde hij dan een korten tijd in een roes
voort; maar toen kwam spoedig, zeer spoe
dig de reactie.
Die trad bem bet eerst tegemoet io de ge-
stalte van zijne thuiskomende schoon moe
XV.
Een kijkje in den Wereldbaiar.
Hadji-baba, nougat, lekker, lekker
kijk's madame, kijken kost niets
Deze en dergelijke uitroepen klinken
u van alle kanten tegen bij het doorwan
delen van het Oostersche hoekje van het
tentoonstellingsterrein, der Werelbazar.
Daar hebben een menigte Oostersche trek
vogels, Grieken, Armeniërs, Egjptenaars
zich neergelaten, om in kleine winkeltjes
hunne snuisterijen en suikerwerken aan den
man te brengen, 't Is daar altijd zeer woe
lig en drukdie Oosterlingen toch zijn
een heel ander slag menschen, dan wij,
kalme, bezadigde Westerlingen.
Men zegt, dat een Turk, een Armeniër,
een type van kalmte en bedaardheid
is, dat hij zich in alle omstandigheden,
in vóór- en tegenstand steeds even
gelaten houdt, maar dat is toch zeker
alleen van toepassing op de hoogere
standende vertegenwoordigers der Oos
tersche landen, toch die wij tegenwoor
dig in ons midden hebben, zijn steeds min
of meer rnmoerig.
Allen zijn ze direkt te herkennen aan
den fez, het roode mutsje met zwart zijden
kwast, waarmede Dr. Schoitzer, Emin
Pacha, steeds afgebeeld wordt. Yerder
dragen velen een lang, veelkleurig gewaad,
terwijl sommigen zich ook op hunne om
zwervingen door het Westersche wereld
deel geheel geëuropeïseerd hebben, en zich
in Westersche kleeding vertoonen. De
meesten hunner flatteert deze echter niet.
Oostersche vrouwen ziet men in den
Bazar nietmisschien wel een gevolg van
de afzondering waarin de bewoners van
het Morgenland hunne dames houden,
die zij niet aan de blikken van stamgenoo-
ten en dus nog veel minder aan die van
Westerlingen willen blootstellen.
Eene uitzondering hierop maakt de Jood
Jozef van Bethlehem, die zijne echtgenoote
Maria meegebracht heeft. Deze troont in
Oostersch gewaad, lang veelkleurig over
kleed en witte, eenigszins groezelige hoofd
doek met een versiersel van koperen mun
tjes, in een winkeltje, waar zij den voor
bijgangers hare Oostersche snoeperijen
tracht te verkoopen. Of zij goede zaken
maakt, weet ik niet, maar wel, dat zij er
moeite genoeg voor doet, en dat een klant
eenmaal in hare handen, er niet gemak
kelijk zonder iets te koopen weer uit
komt.
Haar echtgenoot Jozef behoort onder
de geeuropeïseerde Oosterlingen. Aanvanke-
kelijk vertoonde hij zich in een ook al niet
al te helder lang gewaad, maar langzamerhand
heeft hij eerst een jas, vervolgens de rest
van 'tWesterschecostaum aangeschaft,zoodat
hij nu, de fez uitgezonderd, voor een Am-
sterdamschen Jood kon doorgaan. Ook in
ODze taal maakt dit echtpaar, voorname
lijk de vrouw, dagelijks vorderingen. Be
paalde haar repertoire zich in de eerste
dagen slechts tot eeu paar der meest nood
zakelijke woorden, thaDs heeft zij het reeds
tot'zingen gebracht, terwijl het Madam, waar
schijnlijk nit Antwerpen afkomstig, voor
een f juffrouw* zij het ook met eenigszins
vreemd accent, heeft plaats gemaakt.
Yeel bijzonders is er in de meeste win
keltjes niet te zien de meeste bepalen
zich tot het uitstallen van goedkoope bijou
terieën, als armbandjes, broches en dergelij
ke snuisterijen, waarnaast in de meeste
ook nog reepen van eene kleverige zoet
achtige massa, met amandelen vermengd,
de Hadji-baba, te koop geboden wordt.
In enkele echter zijn fraaie zaken te
zien, b.v., in de tapijtwinkels van Bacri
en Bassen, die ook voor den ingang der
Belgische afdeeling in het hoofdgebouw
eene etalage hebben. Fraaie zijden sluiers
en doeken, schoongekleurde tapijten en
eigenaardig, gedeeltelijk en-relief bewerkte,
gedeeltelijk rood en blauw geschilderde
koperen schotels, en dergelijke zaken vindt
men daar. O. a. wordt daar ook te koop
aangeboden zeep, die in den harem van
den Tnrscben Sultan gebruikt wordt. Die
zal wel zoo exquis zijn, als zeep maar bij
mogelijkheid kan zijn.
Een geheel ander slag lni en eene ge
heel andere wijze van hunne zaken te
koop aan te bieden, ziet men in den win
kel van den Chinees China Quan Kee nit
Kanton. De patroon, hoewel men hem aan
kan zien, dat, zoo al niet zijn wieg,
dan toch die zijner voorvaderen
in het Hemelsche Rijk gestaan heeft,
heeft op zijne omzwervingen door Euro
pa zijn eigenaardige kleederdracht afge
legd, zijn staart afgeknipt en heeft met
den Chinees uiterlijk niets meer gemeen,
dan zijne gele gelaatskleur en zijne ee
nigszins scheef staande oogen. Zijn zoon
en de bedienden, met uitzondering van
eenen mannelijken en eene vrouwelijke
Europeaan, dragen nog hun staart, het
sieraad van den Chinees, waarvan slechts
de zeer vrijzinnige afstand doet, en hun
Chineesch kostuum, bestaande uit een
los, kort overkleed, eeu soort van nauw-
sluitenden broek, witte kousen en schoe-
der, mevroaw Ida Yerbehn, geboren Aal-
bereil, die tengevolge van een erfenis-aan
gelegenheid maanden lang in het buitenland
vertoefd had en slechts schriftelijk hare toe
stemming en haar zegen voor het engage
ment had overgezonden.
Nu, na voltrokken verloving, verscheen zij
weder in den huiselijken kring en reeds bij
een eerste ontmoeting met haar dierbaren
Ehrenberg, gevoelde deze zich door een le-
vendigen tegenzin aangegrepen
Moeder en dochter schenen hem toe als
door één hand gemaakt, en juist deze ge
lijkenis was het, die hem zoo zeer griefde
en teleurstelde.
Zoowel de niterljjke vormen, de kleur eo
trekken, die oorspronkelijk dezelfde waren,
maar bjj de moeder nu grof, ruw en hard j
schenen en als een groote overdrijving af
stootten en mishaagden, zoo waren ook alle
goede en slechte eigenschappen, die hij in
den aanvang bg zijne bruid ontdekte, bij
haar tot volle ontwikkeling gekomeD en had
den haar gemaakt tot datgene wat zij nn
was: een krachtige, energieke, maar ruwe
onnette, en dikwijls lompe vrouw, een soort
van hoistyran en huisduivel, welke de schrik
en spot van alle dienstboden was en bij iede
re voorkomende gelegenheid op haren vollen
geldzak klopte. Zelfs mijnheer Yerbehn, an
ders een zeer aangenaam en joviaal mant
scheen een sufferd aan de zijde van zijne
strijdlustige vroow, en de manier waarop zij
haren toekomenden schoonzoon behandelde,
moest ieder verstandig mensch ten zeerste
alkeoren.
Gewaarschuwd door dit voorbeeld, mis
haagde bem de dochter hoe langer hoe meer.
Haar snel oordeelen over personen en za
ken, hare slagvaardige zekerheid, hare pon-
tige en scherpe gezegden, schenen hem wel
dra onvrouwelijke eigenaardigheden toe, en
hare bijtende, snijdende kritiek, waarmede zjj
het huishouden of het persoonlijk leven van
anderen beoordeelde, verwekte in hem een ge
voel, dat reeds naar weerzin geleek. De toe
komst aan de zijde van dit meisje, dat hem
niet begreep en zijne heilige gevoelens da-
geljjhs beleedigde, scheen bem hoe langer
hoe meer een zware marteling toe en voor
de eerste maal in zijn leven gevoelde hij
zich ongelukkig en diep ontstemd.
Vervolgens kwam er nog een nieawe, on
draaglijke lastRosa's licht opgewekt wan
trouwen, hare altijd wroetende, verdenken
de en martelende jaloezie. Zij was niet
tevreden met rijn bezit, want zij aisebte
zijn ganscie ziel, zijn gansche kart en blijk
baar meer uit eigenzinnigheid dan uit lief
de haas bahaeraehsn ala haar slaaf,
scheen baar einddoel te zijn. Eerst tevre
den met het feit, de door velen begeerde,
de haren te mogen noemen, verloor dit feit
voor haar al weldra zijn bekoorlijkheid.
Hare overwinning op hem moest eene vol-
komene zijn.
Zoo zocht zij dan te dwingen, wat zij
van zelf niet vond en toen de kunstmatig
aangeblazen vlam snel weder verdoofde en
trots alle zelfbeheersching, Ehrenbergs te
genzin in haar, steeds merkbaarder werd,
maakte de gedachte zich van haar meester,
dat zijn hart reeds ergens elders lief gehad
had en de herinnering aan een andere,
lichtschuwende verhouding. het be
antwoorden harer neiging in den weg stond.
Zij was als eohte Berlijnsche, met dete
dingen uitstekend op de hoogte, zij was hare
jaren ver vooruit en hare moeder placht zioh
ten behoeve van hare jonge dochter volstrekt
geen slet op den mond te leggen.
Ook nn werd die mogelijkheid tnsschen
de beide dames besproken en beiden verbon
den zich, om de waarheid te ontdekken, door
welk middel of het dan ook ware.
Een directe vraag waagden zij niet; maar
zij maakten meer dan eene duidelijke toe
speling, welke voor den betrokken persoon
zeer pijnlijk was aan te hooren, zij vorschten
Ehrenberg's verleden na en sloegen zijne han
delingen met ware Argus-oogen gade. Bij
zonder zjjne bezoeken aan het theater, ver
vulden haar meer en meer met achterdocht
en levendige onrnst, en nit zijn treurige,
dan weder vroolgke buien, trokken zij
steeds nieuwe bewijsgronden. Niet alleen het
verleden, maar ook het tegenwoordige werd
in den kring harer boote gedachten getrok
ken en het onverkwikkelijke samenzijn, dat
deze veelbengde verloving aan Ehrenberg
bood, deed bg hem den vnrigen wenseb ont
staan, zoo spoedig mogelijk het hoofd weder
nit den strik te trekken.
Een willekeurig, schijnbaar ongemotiveerd
afbreken zijnerzijds scheen hem nog onge
oorloofd toe en alles wat hg voorloopig deed
en doen kon, was, het huwelijk telkens voor
onbepaalden tjjd verschuiven.
Zoo stonden de zaken, toen hij op een
zekeren avond zijn verloofde en aanstaande
schoononders naar de opera vergezelde.
Men bevond zich reeds aan het einde van
het seizoen en op het programma stond de
opera „de Vliegende Hollander van Riohard
Wagner.'de bezetting was gewoontjes, maar
de rol van Senta werd door eene gast, juf-
trouw Niua Hartenstein, gegeven en van
baar was reeds een goede roep als zange
res voorafgegaan en hare verschijning werd
ias in een zekere spanning tegemoet gezien.