Tehuiskomst. Een brave meid. Les van 't kind. Eerlijk tot den dood. Ik PLAATSELIJK NIEUWS. Doopsgezinde gemeente van Barsingerhorn c. a. Correspondentie. Barsingerhorn. Het stuk over burgerlijke Stand. Gein. §€H AOEI, Gem. Z IJ P E, Gem. Barsing-erhorn. 550ste sTAATtsLOTKRuT <>etrokk«n I* r ij n. „ens een twist over de rerdeeling der woningen. Donderdag hoorde hij, dat de beide zoons van zijn oom met de mede- eigenaar naar het bosch waren gegaan. Hij Dam een bijl en een scherp mes en sloop de mannen achterna. Op een gunstig „ogenblik velde bij de geen kwaad ver moedenden, neer, waarop bij naar het huis terng liep zijn tanle vermoordde, zijn nichtje zwaar kwetste en vluchtte, na 500 gulden gestolen te hebben. Gezelligheid. Wat is gezelligheid Voor hen die 't niet weten zal 't hier in enkele woorden verduidelijkt worden. De gezelligheid is de wereld uit, zegt de een. 't Is echter niet onmogelijk, zegt een onzer bladen, waaraan wij deze regelen ont- leenen, dat velen verwonderd zallen staan over zoo'n verklaring en uitroepen: „Maar 't is nog nooit zoo gezellig ge weest. Doet men dan niet alles, om het den meuschen prettig en gezellig te ma ken Altijd maar nieuwe feesten, nieuwe pretjes, nieuwe uitvindingen, waarvan hel eenige doel schijnt de gezelligheid te verhoogen. En is 't dan ook niet gezellig Hoe ondankbaar 1" En 't is toch zoo, de gezelligheid en met haar, hare zuster de gemoedelijkheid, zijn verdwenen. Maar zien wij eerst, wat is gezelligheid dan toch eigenlijk? 't Woord gezellig is thans in ieders mond bestorven. Als iels niet lenk heet, dan is 't bepaald gezellig, maar dat zijn van die modewoorden, waar van niemand de rechte beteekanis meer weet. Het wezen der Z3ak is ons zoo goed als vreemd geworden. Gezelligheid is een zekere soort van behagelijkheid, die ons overkomt, wan neer onze uiterlijke omgeving met ons in nerlijk gevoel in harmonie is. Een warme kamer, prettig gezelschap, een goed maal, een mooi boek, kunnen allen bijdragen tot gezelligheid, maar blijven zonder uitwerking op ons, wanneer wij ons niet in de stemming bevinden cm van dat alles te genieten. Wanneer das de gezelligheid ontbreekt dan komt het omdat de buitenwereld en ons eigen gemoed niet daartoe willen sa menwerken. De harmonie ontbreekt tus- scben beiden, de instrumenten zijn slecht gestemd; zij brengen den gewenschten toon niet voort. Nauw met de gezelligheid hangt de ge moedelijkheid saaien. Onze Duitsche buren hebben het woord „Jemüthlich" voor alles bij de hand. Hoe 't bij hen onder dit opzicht thans gesteld is, zullen wij maar niet onderzoe ken, wij hebben aan onze eigen omgeving genoeg. Gemoedelijk is ook al een eigenschap die bij ons ouderwetsch en schaarsch be gint te worden, en 't was toch zoo'n echt Hftllandsch product! Er ligt iets goedigs, iets hartelijks, iets rustigs en vriendelijks in. Yroeger was al les bij ons gemoedelijk: de lange Goudj sche pijp bleef er 't symbool van en moe ders breikous en koffiekan hooren er bij. Gemoedelijk was het huiselijk leven, het uitgaan, het pleziermaken, de lectnnr, de kunst, de omgang in vroegeren tijd, en daar het gemoedelijk was, werd het ook gezellig. Men voelde zich tevreden met weinig, nam het leven zooals het was, pochte nog niet op zijn verbazende wijs heid als thans, onderzocht en doorwoelde niet alles; men wist nog te genieten, te werken, te lachen, te schreien zelfs, zon der gedachte, iD een woord men kon nog leven, eenvoudiger, kalmer maar zeker prettiger dan thaüs. Ja, wij weten 't wel, een leven als dat onzer voorvaders, als dat onzer grootouders zelfs, dat doet ons thans huiveren; wij kan nen ons het bestaan niet meer voorstellen oDder de omstandigheden, waaronder zij het leidden. Een leven zonder gestadige afwisseling, zonder onze hoop couranten 's morgens en 's avonds, zonder dagelijk- sche telegrammen van uithoeken der we reld, zonder beursberichten, zonder groote reizen in een minimum van tijd, zonder electnsch of gasgloeilicht, zonder telefoon, zonder reusachtige café's en congressen ea tentoonstellingen, zonder elk uur een an deren indruk, mijn hemel! hoe hielden die goeie menschen het uit? En zij hielden het uit en zeer best ook zij waren tevreden en gelukkig, veel meer hoogstwaarschijnlijk dan wijzij namen het leven gemoedelijk op sn leefden gezellig. Maar wij Het heele leven tegenwoordig van hoog tot laag, is één en al jagen naar afleiding, naar genot, en toch is niemand voldaan. Hoe komt dat Eenvoudig omdat de gezelligheid ontbreektmen zoekt haar, maar als men haar zoekt, is het reeds te laai; men moet haar als van zelf vindeD, haar genieten zonder erg, zonder er het be wustzijn van te hebben. Redeneert men er over, weg is dan reeds alle gezelligheid fin gemoedelijkheid. Om het elkaar gezellig te maken, moet men beginnen met elkaar goed te verstaan e* nu, vragen wij, wie doet tegenwoordig zijn best om zijn buurman te begrijpen en dientengevolge te handelen Er is nog nooit zoo veel gepraat en nooit zoo ge schermd met groote wcorden als thans, nooit heeft men er zoo'n behoefte aan ge voeld zijn innigste gevoelens te ontleden en er mede te koop te loopen en tcch heeft nog nooit ieder menscb, zoo op zich zelf gestaan als thans. Met een plotselingen ruk hield de trein, die volgepropt zat met van hun zomer- fehuiskomende passagiers stil. Mijnheer de professor, die in een hoek irgedommeld was, werd verschrikt wak ker en greep naar hetgeen in de nabij heid onder zijn bereik lag. «Zijn wij ontspoord vrorg bij ongerust en in de war. „Neen lachte men vroolijk ten ant woord, „wij zijn aangekomen." Nu zag hij eerst, dat hij een sierlijk naaldparapluitje omklemd hield, hetwelk toebehoorde aan het knappe jonge dameije dat tegenover hem zat. „Ochstotterde hij, „neem mij niet kwalijk, ik geloof, dat ik heb zitten sla pen geslapen!,., en dat nog wel tegen over u 1" voegde hij er met oprecht be rouw bij. Geheel verschrikt en verlegen zocht hij naar zijn stofmantel in het bagagenet ho ven zijn hoofd: „Maar dit".... stamelde hij, en zocht in zijn mantel, „maar dit...." nn had hij den zak gevonden „dit mag ik u toch wel tot boete aanbieden, niet waar?" Het waren een stuk of zes prachtige Edelweiss-sterren. „O!" riep zij uit en greep onwillekeu rig toe, „hoe, maar neen," verbeterde zij zich zelve in 't volgende oogenblik, „ik kan van een onbekende zulk een geschenk niet aannemen! Dat is geen Edelweiss, zoo- als men hier aan de stations van de bloe menmeisjes koopt; dit hier zijn zelf geplakte,met levensgevaar gepinkte sterren." „Ja/ meesmuilde hij ietwat guitig, „het is altijd gevaarlijk met sterren om te gaanIk heb ze zelf op den Mont Cry- stallo gezocht maar als n ze niet wilt aannemen, dan gooi ik ze het portier uit.' „Dan zal ik ze aannemen lachlte zij en strekte haar kleine handje nit. „Ik dank n Dat kleine, zachte handje scheen hem te electriseeren. Hij sprong uit den waggon en hielp haar galant uitstappen. „Mag ik een vigelante voor uzoekeD?' vroeg hij. „Niemand schijnt u af te halen.» „O lachte zij en keek hem met henr vroolijke kijkers een beetje overmoedig aan „dat gespuis zal bepaald wel voor het station staan te wachten.' „Gespuis?' vroeg hij verbluft en dacht bij zich zelve: „foei, wat spreekt zoo'n en gel met weinig eerbied van haar familie.' „Ja", antwoordde zij „ik weel er geen be ter naam voor! U zult zelf wel zien, wat dat voor een bende is, ik meen namelijk mijn ze ven jongere broertjes en zusjes. Die kunnen niet ieder, hoofd voor hoofd, een perron kaartje koopen dat zon te duur uitko men en een of twee dat gaat ook niet, wij zijn altijd bij elkaar." Een ocgenblik daarna weerklonk inder daad zoo'n soort Indianen-gehuil en de professor zag zich plotseling als door een wervelwind op zij geslingerd, welke wer velwind thans schreiend, lachend, omhel zend, springend, gierend, joelend en tie rend zijn knappe reisgezellin omgaf. „Als zij er maar heel tusschen uit komt?" dacht hij met ontzetting, en beschouwde dat stormachtig, woelig tooneel des weder- ziens. Zoo iets uitbundigs, zoo iets groots en treffends had hij op 't gebied van broe derlijke- en zusterlijke liefde nog no^it ge zien. Eindelijk ontwarde zich het familiëklu- wen en zij werd weder vrij. Met een hoog- roode kleur verplukt en verhavend, heur hoedje scheef, maar allerliefst om te aan schouwen, stond zij voor hem. „Is dal nu niet een gespuis vroeg zij guitig. Hij moest lachen en had daardoor in een oogwenk de schuchterheid en blooheid der kleinen voor dien vreemden heer op de vlucht gejaagd. „Och, Lolli, heb je een oom voor ons meegebracht vroeg een alleraardigste kleine kleuter met korte rokjes en ging on gegeneerd aan den mantel van den geleer den heer hangen. „Wij zullen hem dragen riepen twee knapen te gelijk en hadden op 't zelfde oogenblik den niets kwaads vermoedenden professor zijn bergstok ontnomen. Dit was een teeken tot algemeene plun dering. Zijn mantel, dien hij over den arm droeg, zijn valies en een kleine rol met een ginds klaar gekomen manusciipt, waar voor hij bezorgd was als voor den appel zijner oogen en daarom nooit uit handen gaf, in een ommezien was hij dat alles kwijt. „Maar ik weet volstrekt niet," stamel de hij, „of ik u mag vergezellen P' „Ja, daar vraagt dat volkje niet naar!' lachte het meisje. „Dcch stil maar, ik zal hnn den buit wel weer ontrukken.' En zij sloop achter het dichtsl-bij-zijnde vlaskopje, maar dit vlcod met eeü ver klin kend mis 1" „Ik woon in de Lamstraatzeide hij verlegen. „Daar wonen wij ook,* riep de ondste van de knapen. Een trek van vreugde vlcog den baar- digen heer als een zoDneslraslije over het gelaat. „Dan moet n mij tot thuis maar voor lief nemen!' zeide hij stralend van genoe gen „Professor Muller, mejuffrouw.' „Aha!" zeide zij, „zoo'n geleerde mijn heer. Ik heb reeds vetl van u gehoord; wij zijn namelijk kinderen van Lorcb, pre sident der rechtbank.' Zoo keuvelend togen zij stadwaarts. „Hier is onze resideniit!' schertste 01- ga Lorch en bleef staan. „Ik bedank u hartelijk voor uw aangenaam geleide en verzoek o, onze luidruchtigheid niet kwa lijk te nemen' Zij was reeds in huis verdwenen en met luid kloppend hart de trappen opgegaan. De kleine schaar droeg den professor zijn bagage na. „Hm, hm," bromde hij intusschen. „Dat hij haar nooit bad gezien, terwijl hij geen honderd pas van haar af woonde. Maar natuurlijkwanneer had hij tot dusverre een jong meisje aangekeken? Boeken,boeken, en nog eens boeken en niet het minst begrip, dat er zulke lieve schepseltjes bestaan „Maar Heer in den hemel, wat is dat nu?' riep de huishoudster, toen zij de deur voor hem open deed en plotseling zestien verlegen oogen op zich zag gevestigd de meest verlegene daaronder waren de zijne. „Dat?" vroeg hij lachend, „dat is mijn lijfwacht «Zijn dat niet de kinderen van rechter Lorch vroeg zij meesmuilend. „De oolijkste, vroolijkste guiten nit de Lam straat Wel zeker zijn ze 't". En dit zeggende greep zij een der kleinste meisjes bij den boezelaar, tilde het omhoog en kaste het. „Er mankeerde er eenzeide zij. „Ja, een ontbreekt er!' herhaalde hij onwillekeurig en zuchtte geheel onver wachts. Toen keek zij hem eensklaps met groo te verstandigen oogen aan. „Ha, zoo!' zeide zij en herhaalde nog eens langzaam. „Ha, zoo En het wonder, waaraan niemand meer gelooven wilde, was gebeurd. De menschenverachter, de vrouwenvijand, de kinderhater komt me daar aanzetten met een joelende schaar kleine deugnieten en heeft een nog grooter, maar veel ge vaarlijker deugnietje in zijn hart. Eindelijk hij slaakte een zucht van verlichting had hij ze weer goedschiks buiten, ieder met een klein geschenk. Nu kwam de professor bij zijne huis houdster in de kamer. „Wat zeg je nu daarvan vroeg hij hall verlegen, half lachend. „Nou, nou, nou 1" antwoordde zij. „Ze ven brengt men mee en de achtste neemt mea Professor, vrijgezel, ik geloof, dat het uur van scheiden voor mij geslagen heeft.' „O, ik denk er in de verste verte niet aan!" riep hij. „Wat meen je wel? Een kwartier Keieden heb ik haar toevallig ik mag wel zeggen als het geluk in deD slaap ieereu kennen. Zoo'n jong, le venslustig lief schepseltje en ik oude, reeds grijs wordende boekenworm.' „Hoor me nu eens aan!" zeide zijn huishoudster en lachte. „Zoo jong als ge nn zijt, zijt ge in langen tijd niet meer geweest! Alles gloeit en leeft in en aan u! Weet je wat?.... Ik zal uw zwarten rok voor morgen tegen een uur of elf netjes afgeborsteld, klaar leggen en dan in Gods naam maar verder in hoop en vrees ge wacht op de dingen die komen zullen, tot dat gij uw huwelijksreisje maakt.' „Foei, wat zijt ge ondeugend!" riep hij en draaide zich om, kwam echter terug, greep bare hand en vroeg met bevende stem: „Maar als ge nu toch eens gelijk had als ge gelijk hadt.... „God! wat een geluk zou dat zijn voor mij, ouden dwaas!' En zij had gelijk. Acht weken later wa ren de twee ondertrouwd en het „gespuis' een dagelijksche gast bij den professor. Hij was op den juisten tijd gekomenl „Ik hoor je altijd lachen en zingen,' zeide een buurvrouw tot Naatje, een meis je van 16 jaar, dat laug niet sterk genoeg was en van haar geboorte af ook kwalijk liep. „Maar ik moet het wel doen," was het antwoord; „want vader ligt al lang ziek te bed, en moeder moet hem oppassen en bovendien den kost nog ver dienen met naaien, en mijn kieine zus is knorrig door het tanden krijgen; als ii er dus de vroolijkheid niet inhoud, wie zal het dan doen? Met mijn liedjes moet ik de naargeestigheid wat wegdrijven. Zie je zoo help ik ook wat mede in het huis honden". Maar bovendien deed zij nog veel, eigenlijk meer dan hare krachten toelie ten. Brave meidNieuw Leven. A.W.S. Een kind bracht aan moeder een rui ker bloemeD, die het met vele moeite bij eenverzameld ttad. Toen wilde moeder aan de kleine een koekje geven. Maar het kind zeide„Och neen, lach liever eens tegen mij want daarom deed ik het'. Dit woord deed de vrouw tot zichzelve inkeeren. Zij had, door de zorgen en moeiten des dagelijkschen levess gedrukt en verbitterd, aan man en kinderen ont houden, wat vcoral vcor de laatsten zoo boog Eoodig isopgewektheid en vroo lijkheid. Van dat oogenblik af tiachtte zij te ver beteren. Nieuw Leven. A.W.S. Een weddenschap. Een arbeider kwam met een landbouwer in het Noorden van Frankrijk te spreken over de groote massa ratten, die er in die streek waren. De arbeider was van een dorp een paar uur vandaar verwijderd en beweerde, dat er daar veel meer ratten waren. Men begon daarover te twisten en die twist leidde tot een weddenschap. De landbou wer wedde met den arbeider om vijftig francs, dat deze hem niet binnen twee da gen 150 ratten zon kunnen bezorgen. De arbeider nam die weddenschap aan, en na met vier zijner vrienden een heelen dag in de velden om zijn dorp te hebben gejaagd, bad hij inderdaad 163 ratten ge vangen. In een groote ijzeren kist liet hij ze naar den landbouwer brengen. Deze krabbelde nu terug en beweerde dat bij bedoeld had 150 mannetjes ratten en dat er hier ook wijfjes bij waren. Toen de arbeider bemerkte dat hjjjgeen geld kreeg, zette hij de kist open en al de 163 rat ten verspreidden zich door het huis van den bosr. Deze lachte toen niet. zat op een najaarsdag voor mijn venster en zag, hoe een kleine knaap door twee grootere joDgens verdreven werd van een hoop kooleD, die hij bezig was in een mandje te stapelen en naar huis te bren- geD. Zijn treurig en wanhopig uiterlijk trof mij, ik opende het venster en riep hem bij mij. Op mijn vraag, waarom hij zoo bedroefd was, vertelde hij, dat hij van zijn moeder, die zoo ziek was, 's morgens de laatste vijf stuivers, die zij bezat, gekregen had om brood te koopen. Hij was er me de naar een drukkerij gegaan en had er couranten voor gekocht, die hij evenals vroeger met winst hoopte te verkoopen, om zoo den schat nog wat grooter te ma ken, toen hij, voor een rijtuig uitwij kend, in een plas was gevallen, zoodat zijn couranten nat en vuil waren geworden. Daarop had hij gehoopt met het naar huis brengen van de kolen wat te verdienen maar ook dit was mislnkt. „Als ik nn maar tien stnivers had", riep hij uit, „dan kon ik schoenborstels koopen en daarmede wat verdienen Ik had medelijden met hem en wilde hem dat geld geven. Maar hij wees het af, zeggende „dat zijn moeder hem verboden had te bedelen." Zooveel gevoel eerde ik en zeide dus, dat „ik hem het geld te leen gaf en dat hij mij telkens een stuiver moest terug brengen, zoodra hij dien maar missen kon." Dit gebeurde tweemaal. Toen kreeg ik bericht, dat hij erg ziek geworden was en in het gasthuis lag. Ik spoedde mij er heen en nu eenig zoeken vond ik mijn vriendje hijgend en doodsbleek in zijn bedje. Zoodra hij «ij zag, schrikte hij en zei„Ik word al be ter en zal u wèl afdoen Ik had werk hem te beduiden, dat ik uit vriendschap kwam, en gaf hem een tros druiven, dien ik had medegebracht. Wat smulde de arme jongen Toen ik twee dagen later terugkwam, was hij veel verminderd en de dood was nabij. Mij herkennende,haalde hij een kwartje onder zijn kussen vandaan, en hijgend sprak hij: „Dat had ik al bijeen; nu nog een „Mijn arme jongen," vroeg ik „hoe hebt ge het geld gekregen „De overgeschoten druiven verkocht aan een zieke naast mij,' stamelde hij. Het was het laatste, wat ik van hem hoorde. Nog één zucht, en hij had opge houden te lijden. Maar vergeten kan ik hem nooit. Hieuw Leven. A.W.S. wij weten eenmaal, dat het den heer Pot- harst zijn streven is, op zijn gebied het beste te geven, waardoor zijne tooneel- voorstellingen werkelijk avonden van kunstgenot zijn. Naar wij vernemen zal ons op den tweeden Kerstdag in het lokaal Cérès iets bijzonders te wachten staan, na melijk het optredeH van verschillende gun stig bakenden zoowel op muzikaal als op lit teraire gebied. Behalve de opvoering eener Operette, zullen daarbij ook medewerken Mej. G uit Amsterdam, Zang; de heer Werner, Solo-Cellist en Fluitist uit den Helder; de heer M Karakter komiek genre Abr. de Winter en Chrétienni. Het geheel zal slaan onder leiding van Helders Dillettantenclub, terwijl het groot strijkorkest is van het Staf muziekkorps der Marine, onder leiding van den Heer L. A. Schouten. Schagen, 11 December 1895. Het programma, uit te voeren, op de Volksvoordracht, te houden op Vrijdag 13 December a.s., in het Noord Hollandsch Koffiehuis alhier, met welwillende medewerking van den heer P. Munnik, de Schager Harmoniekapel en de Zangueree- niging „Euterpe", is als volgt samen- 1. a. Concordia-marseh, C. Humblet. b. La dame du Coeur, Ouverture, Gerh. Duval Uit te voeren door de Harmoniekapel. 2. Teun de Nachtwacht, v. Justns v. Maurik. Voordracht door den heer Munnik. 3. «Trouw, v. Verhulst; b Bede v. Heinze. Te zingen door „Euterpe". 4. Mandolinen-Serenade, b Frauen- Walzer, R. Förstei, Uit te voeren door de Harmoniekapel. 5. Een St. Nicolaas-Surprise, v. Justus v. Maurik. Voor te dragen door den heer P. Munnik. 6. a. Opwaarts, v. R. Hol, b. Bede voor het Volk, v. Jb. Denijs Kz. Te zingen door Euterpe. 7. Unter den Doppel—Adler, Militaire Marsch, v. J. F. Wagner. Uit te voeren door de Harmoniekapel. De Harmoniekapel gat j. 1. Zoodagavond haar eerste winter concert Een matig opgekomen auditorium woonde deze uitvoering bij. Als ga-t trad op, de jongeheer Anton den Extar, éiève der Kon. Ned. Marine Kapel teDenHelder, met ten paar soli voor clarinet. Dit jong- mensch heeft getoond veel aanleg te be zitten en reeds een omvattende techniek de zijne te noemen; zijne soli werden met gevoel voorgedragen en verdienden ten vol le het daverend applaus dat hem ten deel viel. Het programma, door de Harmoniekapel zelve ten gehoore georacht, bood veel af wisseling en veel nieuws. De uitvoering der nummers legde ten duidelijkste getuigenis af van den ij ver van directeur en leden. De vertolking was warm en vol gevoel en het meerendeel der num mers mocht het publiek blijkbaar beha gen, behalve het intermezzo syufonico de 1'opera cavalleria rusticana,' dat door velen der aanwezigen niet scheen begrepen te wordeD; jammer, want deze teere toon zetting had op meer bijval ten volle recht gehad. —In het Noordho11andsch Koffiehuis van den heer D. v. Tiruiver alhier, ral den tweeden Kerstdag optreden het tooreelgezelschap van den heer Wil lem Pothar8t. Dit gezelschap zal als dan opvoeitD het Leioemde drama van den onlangs overleden grooten Franschen schrij ver Alexand> r Dumas,„DtGrafsteen,* en tot nattukje „ce Malreos." Wij aarzelen niet, belangstellenden op te wekkeD deze uitvoering te bezoeken. Predikbeurten. n KCHAGEiV De Godsdienstoefening vangt aaD, des voor middags ten 10 ure. 15 Dec. Ds. A. W v. Kluijve. 15 Dec. Kreil Ds. Kooiman. D. O. G. kau alleen geplaatst warden als gij ons uw naam mededeelt, de Red. Ingeschreven van 7 Dec —10 Dec. '95. Overleden: Brechtje Gleinis, oud 78 ja ren en 10 maanden, Wed. van Jan Kooij. Ingeschreven van 29 Nov. 6 Dec. 1895. Geboren: Oornelis Johannes, z. v. Dirk Nielen en Dieuwertje Kooy. Anna Elisabeth, d. v. Dirk Kos en Florisje de Graaf. Jacob, z. v. Cornelis Schippers en Cornelia van der Klei. Ondertrouwd: Geene. Getrouwd Jan Oudendyk, j. m. schoen maker, 26 jr. te Zype en Aaltje Smit, jd. zonder beroep, 20 jr. te N. Niedorp. Overleden Cornelis Wildeboer, 12 w. z.v. Dirk en Antje Neefkes. Dirk Buisman, 47 jr. echtg. van Antje Fransen. Ingeschreven van 1 30 November 1895. Geboren26 Nov. Jacob, z. v. Jan Keizer en Grietje Bruin. 27 dito. Jan, z. v. Willem Visser en Maartje Bronder. OndertrouwdGeene. Getrouwd: 1 Nov. Klaas Bol en Tryntio Slikker. Overleden23 Nov. Pieter Zwakman, oud 4 Jr., z. v. Pieter- en van Dieuwertje Appel. 3de Klasse. —Trekking van 28 November. Prijs van f 25000: No. 7446 t 1500: No. 13114 f 1000: No. 19061 f 400: No. 11706 f 200: No. 6911 f 100: No. 8225 8345 14682 19098 Marktberichten. Hoorn, 7 DEC. 1895. Aangevoerd: 10 H. L. Tarwe f 4.50 a 2 11 18 Rogge Garst Haver Witte Erwten Groene dito Grauwe dito Vale dito 4 50 a 4. a 2.75 a 8 25 a 10 50 a 12— a 7.50 Bruine boonen 10.— a 7,- 5— 5.25 3.25 10,- 14,- 18— 16,- 10.75 75.— a 140 a 20.— a 14.a 8.- a a 3.— a 6.50 a 13. - 5.50 15.50 14,25 Witteboonen 10.50 a j Paardenb. 5.— a Mosterdzaad 7.— a Karweizaad 14.— a 9 Paarden Koeien 5 Schapen 4 Kalveren 27 Varkens 2 Zeugen 116 Biggen 3.— a 6— Kip-Eieren per 100 1175 koppen boter 65 a 67» ct. per kop. A Ikmaar, 7 December 1895. Aangevoerd: 29. 18. 14. f 50.— a 90. ,130.- a 180. 10— a 10— a 9.a 4— a 1.50 a —.60 a 6— a 9 December 1895.Aangevoerd: f a 18. 18— 12— 6— 2— —.65 6,50 -.56 a 35— a 0.70 a 8— a a 16.a -.66 96— 0.80 18— 27— -.38 14— 6 Paarden 6 Koeien 16 nucht. kalveren 90 magere Schapen 49 magere Varkens 208 Biggen 3 Bokken en Geiten Boter perP. Kipeieren per 100 Alkmaar,M Paarden 28 Koeien 61 vette Kalveren per K.G. 19 Nuchtere Kalveren vette Schapen 565 Schapen 274 vette Varkens perK. —.29 a 36 magere dito 10._ a 1 Geit 2 50 a M* urm er end, 10 December 1895. Aangevoerd 159 stapels Kleine kaas f29,,50 3 stapels commissie f 29,— 1431 K.G. Boter f 1.05 a f 1.15 per K.G 505 Runderen vette f 0,50 a 0,66 ct per kilo matig. 7 Stieren, 10 Paarden. 92 Vette Kalveren, f 65.a f 86— handel matig. 122 Nuchtere idem, per stak f8.20.— handel stag. 322 Varkens, vette, per Kilo f—.30 a f .38 handel vlug. 37 Magere, idem, per stuk f7— a 12— handel stug. 363 Biggen, per stuk f 3— a fgt_ handel stug. 3124 Schapen prysh. stug. Kipeieren f 5,50 a 7,50, Eenden dito 10 - per 100. 530 Gansen f 3.50 a 4—, 30 Zwanen f 9,—, a f 10—, k

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 3