Tehuiskomst.
Een brave meid.
Les van 't kind.
Eerlijk tot den dood. Ik
PLAATSELIJK NIEUWS.
Doopsgezinde gemeente van
Barsingerhorn c. a.
Correspondentie.
Barsingerhorn. Het stuk over
burgerlijke Stand.
Gein. §€H AOEI,
Gem. Z IJ P E,
Gem. Barsing-erhorn.
550ste sTAATtsLOTKRuT
<>etrokk«n I* r ij n.
„ens een twist over de rerdeeling der
woningen. Donderdag hoorde hij, dat de
beide zoons van zijn oom met de mede-
eigenaar naar het bosch waren gegaan. Hij
Dam een bijl en een scherp mes en sloop
de mannen achterna. Op een gunstig
„ogenblik velde bij de geen kwaad ver
moedenden, neer, waarop bij naar het huis
terng liep zijn tanle vermoordde, zijn
nichtje zwaar kwetste en vluchtte, na 500
gulden gestolen te hebben.
Gezelligheid.
Wat is gezelligheid
Voor hen die 't niet weten zal 't hier
in enkele woorden verduidelijkt worden.
De gezelligheid is de wereld uit, zegt
de een.
't Is echter niet onmogelijk, zegt een
onzer bladen, waaraan wij deze regelen ont-
leenen, dat velen verwonderd zallen staan
over zoo'n verklaring en uitroepen:
„Maar 't is nog nooit zoo gezellig ge
weest. Doet men dan niet alles, om het
den meuschen prettig en gezellig te ma
ken Altijd maar nieuwe feesten, nieuwe
pretjes, nieuwe uitvindingen, waarvan hel
eenige doel schijnt de gezelligheid
te verhoogen. En is 't dan ook
niet gezellig Hoe ondankbaar 1"
En 't is toch zoo, de gezelligheid en
met haar, hare zuster de gemoedelijkheid,
zijn verdwenen.
Maar zien wij eerst, wat is gezelligheid
dan toch eigenlijk? 't Woord gezellig is
thans in ieders mond bestorven. Als iels
niet lenk heet, dan is 't bepaald gezellig,
maar dat zijn van die modewoorden, waar
van niemand de rechte beteekanis meer
weet. Het wezen der Z3ak is ons zoo
goed als vreemd geworden.
Gezelligheid is een zekere soort van
behagelijkheid, die ons overkomt, wan
neer onze uiterlijke omgeving met ons in
nerlijk gevoel in harmonie is. Een warme
kamer, prettig gezelschap, een goed maal,
een mooi boek, kunnen allen bijdragen tot
gezelligheid, maar blijven zonder uitwerking
op ons, wanneer wij ons niet in de
stemming bevinden cm van dat alles te
genieten.
Wanneer das de gezelligheid ontbreekt
dan komt het omdat de buitenwereld en
ons eigen gemoed niet daartoe willen sa
menwerken. De harmonie ontbreekt tus-
scben beiden, de instrumenten zijn slecht
gestemd; zij brengen den gewenschten toon
niet voort.
Nauw met de gezelligheid hangt de ge
moedelijkheid saaien.
Onze Duitsche buren hebben het woord
„Jemüthlich" voor alles bij de hand. Hoe
't bij hen onder dit opzicht thans gesteld
is, zullen wij maar niet onderzoe
ken, wij hebben aan onze eigen omgeving
genoeg.
Gemoedelijk is ook al een eigenschap
die bij ons ouderwetsch en schaarsch be
gint te worden, en 't was toch zoo'n echt
Hftllandsch product!
Er ligt iets goedigs, iets hartelijks, iets
rustigs en vriendelijks in. Yroeger was al
les bij ons gemoedelijk: de lange Goudj
sche pijp bleef er 't symbool van en moe
ders breikous en koffiekan hooren er bij.
Gemoedelijk was het huiselijk leven,
het uitgaan, het pleziermaken, de lectnnr,
de kunst, de omgang in vroegeren tijd,
en daar het gemoedelijk was, werd het ook
gezellig. Men voelde zich tevreden met
weinig, nam het leven zooals het was,
pochte nog niet op zijn verbazende wijs
heid als thans, onderzocht en doorwoelde
niet alles; men wist nog te genieten, te
werken, te lachen, te schreien zelfs, zon
der gedachte, iD een woord men kon nog
leven, eenvoudiger, kalmer maar zeker
prettiger dan thaüs.
Ja, wij weten 't wel, een leven als dat
onzer voorvaders, als dat onzer grootouders
zelfs, dat doet ons thans huiveren; wij kan
nen ons het bestaan niet meer voorstellen
oDder de omstandigheden, waaronder zij
het leidden. Een leven zonder gestadige
afwisseling, zonder onze hoop couranten
's morgens en 's avonds, zonder dagelijk-
sche telegrammen van uithoeken der we
reld, zonder beursberichten, zonder groote
reizen in een minimum van tijd, zonder
electnsch of gasgloeilicht, zonder telefoon,
zonder reusachtige café's en congressen ea
tentoonstellingen, zonder elk uur een an
deren indruk, mijn hemel! hoe hielden die
goeie menschen het uit?
En zij hielden het uit en zeer best ook
zij waren tevreden en gelukkig, veel meer
hoogstwaarschijnlijk dan wijzij namen het
leven gemoedelijk op sn leefden gezellig.
Maar wij Het heele leven tegenwoordig
van hoog tot laag, is één en al jagen naar
afleiding, naar genot, en toch is niemand
voldaan. Hoe komt dat Eenvoudig omdat
de gezelligheid ontbreektmen zoekt haar,
maar als men haar zoekt, is het reeds te
laai; men moet haar als van zelf vindeD,
haar genieten zonder erg, zonder er het be
wustzijn van te hebben. Redeneert men
er over, weg is dan reeds alle gezelligheid
fin gemoedelijkheid.
Om het elkaar gezellig te maken, moet
men beginnen met elkaar goed te verstaan
e* nu, vragen wij, wie doet tegenwoordig
zijn best om zijn buurman te begrijpen
en dientengevolge te handelen Er is nog
nooit zoo veel gepraat en nooit zoo ge
schermd met groote wcorden als thans,
nooit heeft men er zoo'n behoefte aan ge
voeld zijn innigste gevoelens te ontleden
en er mede te koop te loopen en tcch heeft
nog nooit ieder menscb, zoo op zich zelf
gestaan als thans.
Met een plotselingen ruk hield de trein,
die volgepropt zat met van hun zomer-
fehuiskomende passagiers stil.
Mijnheer de professor, die in een hoek
irgedommeld was, werd verschrikt wak
ker en greep naar hetgeen in de nabij
heid onder zijn bereik lag.
«Zijn wij ontspoord vrorg bij ongerust
en in de war.
„Neen lachte men vroolijk ten ant
woord, „wij zijn aangekomen."
Nu zag hij eerst, dat hij een sierlijk
naaldparapluitje omklemd hield, hetwelk
toebehoorde aan het knappe jonge dameije
dat tegenover hem zat.
„Ochstotterde hij, „neem mij niet
kwalijk, ik geloof, dat ik heb zitten sla
pen geslapen!,., en dat nog wel tegen
over u 1" voegde hij er met oprecht be
rouw bij.
Geheel verschrikt en verlegen zocht hij
naar zijn stofmantel in het bagagenet ho
ven zijn hoofd:
„Maar dit".... stamelde hij, en zocht in
zijn mantel, „maar dit...." nn had hij den
zak gevonden „dit mag ik u toch wel
tot boete aanbieden, niet waar?"
Het waren een stuk of zes prachtige
Edelweiss-sterren.
„O!" riep zij uit en greep onwillekeu
rig toe, „hoe, maar neen," verbeterde zij
zich zelve in 't volgende oogenblik, „ik
kan van een onbekende zulk een geschenk
niet aannemen! Dat is geen Edelweiss, zoo-
als men hier aan de stations van de bloe
menmeisjes koopt; dit hier zijn zelf
geplakte,met levensgevaar gepinkte sterren."
„Ja/ meesmuilde hij ietwat guitig, „het
is altijd gevaarlijk met sterren om te
gaanIk heb ze zelf op den Mont Cry-
stallo gezocht maar als n ze niet wilt
aannemen, dan gooi ik ze het portier uit.'
„Dan zal ik ze aannemen lachlte zij
en strekte haar kleine handje nit. „Ik
dank n
Dat kleine, zachte handje scheen hem
te electriseeren.
Hij sprong uit den waggon en hielp
haar galant uitstappen.
„Mag ik een vigelante voor uzoekeD?'
vroeg hij. „Niemand schijnt u af te halen.»
„O lachte zij en keek hem met henr
vroolijke kijkers een beetje overmoedig aan
„dat gespuis zal bepaald wel voor het
station staan te wachten.'
„Gespuis?' vroeg hij verbluft en dacht
bij zich zelve: „foei, wat spreekt zoo'n en
gel met weinig eerbied van haar familie.'
„Ja", antwoordde zij „ik weel er geen be
ter naam voor! U zult zelf wel zien, wat dat
voor een bende is, ik meen namelijk mijn ze
ven jongere broertjes en zusjes. Die kunnen
niet ieder, hoofd voor hoofd, een perron
kaartje koopen dat zon te duur uitko
men en een of twee dat gaat ook
niet, wij zijn altijd bij elkaar."
Een ocgenblik daarna weerklonk inder
daad zoo'n soort Indianen-gehuil en de
professor zag zich plotseling als door een
wervelwind op zij geslingerd, welke wer
velwind thans schreiend, lachend, omhel
zend, springend, gierend, joelend en tie
rend zijn knappe reisgezellin omgaf.
„Als zij er maar heel tusschen uit komt?"
dacht hij met ontzetting, en beschouwde
dat stormachtig, woelig tooneel des weder-
ziens. Zoo iets uitbundigs, zoo iets groots
en treffends had hij op 't gebied van broe
derlijke- en zusterlijke liefde nog no^it ge
zien.
Eindelijk ontwarde zich het familiëklu-
wen en zij werd weder vrij. Met een hoog-
roode kleur verplukt en verhavend, heur
hoedje scheef, maar allerliefst om te aan
schouwen, stond zij voor hem.
„Is dal nu niet een gespuis vroeg zij
guitig.
Hij moest lachen en had daardoor in
een oogwenk de schuchterheid en blooheid
der kleinen voor dien vreemden heer op
de vlucht gejaagd.
„Och, Lolli, heb je een oom voor ons
meegebracht vroeg een alleraardigste
kleine kleuter met korte rokjes en ging on
gegeneerd aan den mantel van den geleer
den heer hangen.
„Wij zullen hem dragen riepen twee
knapen te gelijk en hadden op 't zelfde
oogenblik den niets kwaads vermoedenden
professor zijn bergstok ontnomen.
Dit was een teeken tot algemeene plun
dering.
Zijn mantel, dien hij over den arm
droeg, zijn valies en een kleine rol met
een ginds klaar gekomen manusciipt, waar
voor hij bezorgd was als voor den appel
zijner oogen en daarom nooit uit handen
gaf, in een ommezien was hij dat alles kwijt.
„Maar ik weet volstrekt niet," stamel
de hij, „of ik u mag vergezellen P'
„Ja, daar vraagt dat volkje niet naar!'
lachte het meisje. „Dcch stil maar, ik
zal hnn den buit wel weer ontrukken.'
En zij sloop achter het dichtsl-bij-zijnde
vlaskopje, maar dit vlcod met eeü ver klin
kend mis 1"
„Ik woon in de Lamstraatzeide hij
verlegen.
„Daar wonen wij ook,* riep de ondste
van de knapen.
Een trek van vreugde vlcog den baar-
digen heer als een zoDneslraslije over het
gelaat.
„Dan moet n mij tot thuis maar voor
lief nemen!' zeide hij stralend van genoe
gen „Professor Muller, mejuffrouw.'
„Aha!" zeide zij, „zoo'n geleerde mijn
heer. Ik heb reeds vetl van u gehoord;
wij zijn namelijk kinderen van Lorcb, pre
sident der rechtbank.'
Zoo keuvelend togen zij stadwaarts.
„Hier is onze resideniit!' schertste 01-
ga Lorch en bleef staan. „Ik bedank u
hartelijk voor uw aangenaam geleide en
verzoek o, onze luidruchtigheid niet kwa
lijk te nemen'
Zij was reeds in huis verdwenen en met
luid kloppend hart de trappen opgegaan.
De kleine schaar droeg den professor zijn
bagage na.
„Hm, hm," bromde hij intusschen. „Dat
hij haar nooit bad gezien, terwijl hij geen
honderd pas van haar af woonde. Maar
natuurlijkwanneer had hij tot dusverre
een jong meisje aangekeken? Boeken,boeken,
en nog eens boeken en niet het minst
begrip, dat er zulke lieve schepseltjes
bestaan
„Maar Heer in den hemel, wat is dat
nu?' riep de huishoudster, toen zij de deur
voor hem open deed en plotseling zestien
verlegen oogen op zich zag gevestigd
de meest verlegene daaronder waren de zijne.
„Dat?" vroeg hij lachend, „dat is mijn
lijfwacht
«Zijn dat niet de kinderen van rechter
Lorch vroeg zij meesmuilend. „De
oolijkste, vroolijkste guiten nit de Lam
straat Wel zeker zijn ze 't".
En dit zeggende greep zij een der
kleinste meisjes bij den boezelaar, tilde
het omhoog en kaste het.
„Er mankeerde er eenzeide zij.
„Ja, een ontbreekt er!' herhaalde hij
onwillekeurig en zuchtte geheel onver
wachts.
Toen keek zij hem eensklaps met groo
te verstandigen oogen aan.
„Ha, zoo!' zeide zij en herhaalde nog
eens langzaam. „Ha, zoo
En het wonder, waaraan niemand meer
gelooven wilde, was gebeurd.
De menschenverachter, de vrouwenvijand,
de kinderhater komt me daar aanzetten
met een joelende schaar kleine deugnieten
en heeft een nog grooter, maar veel ge
vaarlijker deugnietje in zijn hart.
Eindelijk hij slaakte een zucht van
verlichting had hij ze weer goedschiks
buiten, ieder met een klein geschenk.
Nu kwam de professor bij zijne huis
houdster in de kamer.
„Wat zeg je nu daarvan vroeg hij
hall verlegen, half lachend.
„Nou, nou, nou 1" antwoordde zij. „Ze
ven brengt men mee en de achtste neemt
mea Professor, vrijgezel, ik geloof, dat het
uur van scheiden voor mij geslagen heeft.'
„O, ik denk er in de verste verte niet
aan!" riep hij. „Wat meen je wel? Een
kwartier Keieden heb ik haar toevallig
ik mag wel zeggen als het geluk in deD
slaap ieereu kennen. Zoo'n jong, le
venslustig lief schepseltje en ik oude, reeds
grijs wordende boekenworm.'
„Hoor me nu eens aan!" zeide zijn
huishoudster en lachte. „Zoo jong als ge
nn zijt, zijt ge in langen tijd niet meer
geweest! Alles gloeit en leeft in en aan
u! Weet je wat?.... Ik zal uw zwarten rok
voor morgen tegen een uur of elf netjes
afgeborsteld, klaar leggen en dan in Gods
naam maar verder in hoop en vrees ge
wacht op de dingen die komen zullen, tot
dat gij uw huwelijksreisje maakt.'
„Foei, wat zijt ge ondeugend!" riep hij
en draaide zich om, kwam echter terug,
greep bare hand en vroeg met bevende
stem: „Maar als ge nu toch eens gelijk
had als ge gelijk hadt....
„God! wat een geluk zou dat zijn voor
mij, ouden dwaas!'
En zij had gelijk. Acht weken later wa
ren de twee ondertrouwd en het „gespuis'
een dagelijksche gast bij den professor.
Hij was op den juisten tijd gekomenl
„Ik hoor je altijd lachen en zingen,'
zeide een buurvrouw tot Naatje, een meis
je van 16 jaar, dat laug niet sterk genoeg
was en van haar geboorte af ook kwalijk
liep. „Maar ik moet het wel doen,"
was het antwoord; „want vader ligt al
lang ziek te bed, en moeder moet hem
oppassen en bovendien den kost nog ver
dienen met naaien, en mijn kieine zus is
knorrig door het tanden krijgen; als ii
er dus de vroolijkheid niet inhoud, wie zal
het dan doen? Met mijn liedjes moet ik
de naargeestigheid wat wegdrijven. Zie je
zoo help ik ook wat mede in het huis
honden". Maar bovendien deed zij nog
veel, eigenlijk meer dan hare krachten toelie
ten. Brave meidNieuw Leven. A.W.S.
Een kind bracht aan moeder een rui
ker bloemeD, die het met vele moeite bij
eenverzameld ttad. Toen wilde moeder aan
de kleine een koekje geven. Maar het
kind zeide„Och neen, lach liever eens
tegen mij want daarom deed ik het'.
Dit woord deed de vrouw tot zichzelve
inkeeren. Zij had, door de zorgen en
moeiten des dagelijkschen levess gedrukt
en verbitterd, aan man en kinderen ont
houden, wat vcoral vcor de laatsten zoo
boog Eoodig isopgewektheid en vroo
lijkheid.
Van dat oogenblik af tiachtte zij te ver
beteren. Nieuw Leven. A.W.S.
Een weddenschap. Een
arbeider kwam met een landbouwer in het
Noorden van Frankrijk te spreken over
de groote massa ratten, die er in die streek
waren. De arbeider was van een dorp een
paar uur vandaar verwijderd en beweerde,
dat er daar veel meer ratten waren. Men
begon daarover te twisten en die twist
leidde tot een weddenschap. De landbou
wer wedde met den arbeider om vijftig
francs, dat deze hem niet binnen twee da
gen 150 ratten zon kunnen bezorgen.
De arbeider nam die weddenschap aan,
en na met vier zijner vrienden een heelen
dag in de velden om zijn dorp te hebben
gejaagd, bad hij inderdaad 163 ratten ge
vangen. In een groote ijzeren kist liet
hij ze naar den landbouwer brengen. Deze
krabbelde nu terug en beweerde dat bij
bedoeld had 150 mannetjes ratten en dat
er hier ook wijfjes bij waren. Toen de
arbeider bemerkte dat hjjjgeen geld kreeg,
zette hij de kist open en al de 163 rat
ten verspreidden zich door het huis van
den bosr. Deze lachte toen niet.
zat op een najaarsdag voor mijn venster
en zag, hoe een kleine knaap door twee
grootere joDgens verdreven werd van een
hoop kooleD, die hij bezig was in een
mandje te stapelen en naar huis te bren-
geD. Zijn treurig en wanhopig uiterlijk trof
mij, ik opende het venster en riep hem
bij mij. Op mijn vraag, waarom hij zoo
bedroefd was, vertelde hij, dat hij van zijn
moeder, die zoo ziek was, 's morgens de
laatste vijf stuivers, die zij bezat, gekregen
had om brood te koopen. Hij was er me
de naar een drukkerij gegaan en had er
couranten voor gekocht, die hij evenals
vroeger met winst hoopte te verkoopen,
om zoo den schat nog wat grooter te ma
ken, toen hij, voor een rijtuig uitwij
kend, in een plas was gevallen, zoodat zijn
couranten nat en vuil waren geworden.
Daarop had hij gehoopt met het naar huis
brengen van de kolen wat te verdienen
maar ook dit was mislnkt. „Als ik nn maar
tien stnivers had", riep hij uit, „dan kon
ik schoenborstels koopen en daarmede wat
verdienen
Ik had medelijden met hem en wilde
hem dat geld geven. Maar hij wees het af,
zeggende „dat zijn moeder hem verboden
had te bedelen."
Zooveel gevoel eerde ik en zeide dus,
dat „ik hem het geld te leen gaf en dat
hij mij telkens een stuiver moest terug
brengen, zoodra hij dien maar missen kon."
Dit gebeurde tweemaal. Toen kreeg ik
bericht, dat hij erg ziek geworden was en
in het gasthuis lag.
Ik spoedde mij er heen en nu eenig
zoeken vond ik mijn vriendje hijgend en
doodsbleek in zijn bedje. Zoodra hij «ij
zag, schrikte hij en zei„Ik word al be
ter en zal u wèl afdoen Ik had werk
hem te beduiden, dat ik uit vriendschap
kwam, en gaf hem een tros druiven, dien
ik had medegebracht. Wat smulde de
arme jongen
Toen ik twee dagen later terugkwam,
was hij veel verminderd en de dood was
nabij. Mij herkennende,haalde hij een kwartje
onder zijn kussen vandaan, en hijgend
sprak hij: „Dat had ik al bijeen; nu
nog een
„Mijn arme jongen," vroeg ik „hoe
hebt ge het geld gekregen
„De overgeschoten druiven verkocht
aan een zieke naast mij,' stamelde hij.
Het was het laatste, wat ik van hem
hoorde. Nog één zucht, en hij had opge
houden te lijden. Maar vergeten kan ik
hem nooit. Hieuw Leven. A.W.S.
wij weten eenmaal, dat het den heer Pot-
harst zijn streven is, op zijn gebied het
beste te geven, waardoor zijne tooneel-
voorstellingen werkelijk avonden van
kunstgenot zijn.
Naar wij vernemen zal ons
op den tweeden Kerstdag in het lokaal Cérès
iets bijzonders te wachten staan, na
melijk het optredeH van verschillende gun
stig bakenden zoowel op muzikaal als op lit
teraire gebied. Behalve de opvoering eener
Operette, zullen daarbij ook medewerken
Mej. G uit Amsterdam, Zang; de
heer Werner, Solo-Cellist en Fluitist uit
den Helder; de heer M Karakter
komiek genre Abr. de Winter en Chrétienni.
Het geheel zal slaan onder leiding van
Helders Dillettantenclub, terwijl het groot
strijkorkest is van het Staf muziekkorps
der Marine, onder leiding van den Heer
L. A. Schouten.
Schagen, 11 December 1895.
Het programma, uit te
voeren, op de Volksvoordracht, te
houden op Vrijdag 13 December
a.s., in het Noord Hollandsch Koffiehuis
alhier, met welwillende medewerking van
den heer P. Munnik, de Schager
Harmoniekapel en de Zangueree-
niging „Euterpe", is als volgt samen-
1. a. Concordia-marseh, C. Humblet. b.
La dame du Coeur, Ouverture, Gerh. Duval
Uit te voeren door de Harmoniekapel.
2. Teun de Nachtwacht, v. Justns v.
Maurik.
Voordracht door den heer Munnik.
3. «Trouw, v. Verhulst; b Bede v. Heinze.
Te zingen door „Euterpe".
4. Mandolinen-Serenade, b Frauen-
Walzer, R. Förstei,
Uit te voeren door de Harmoniekapel.
5. Een St. Nicolaas-Surprise, v. Justus
v. Maurik.
Voor te dragen door den heer P. Munnik.
6. a. Opwaarts, v. R. Hol, b. Bede voor
het Volk, v. Jb. Denijs Kz.
Te zingen door Euterpe.
7. Unter den Doppel—Adler, Militaire
Marsch, v. J. F. Wagner.
Uit te voeren door de Harmoniekapel.
De Harmoniekapel gat j. 1.
Zoodagavond haar eerste winter concert
Een matig opgekomen auditorium woonde
deze uitvoering bij. Als ga-t trad op, de
jongeheer Anton den Extar, éiève der
Kon. Ned. Marine Kapel teDenHelder,
met ten paar soli voor clarinet. Dit jong-
mensch heeft getoond veel aanleg te be
zitten en reeds een omvattende techniek
de zijne te noemen; zijne soli werden met
gevoel voorgedragen en verdienden ten vol
le het daverend applaus dat hem ten deel viel.
Het programma, door de Harmoniekapel
zelve ten gehoore georacht, bood veel af
wisseling en veel nieuws.
De uitvoering der nummers legde ten
duidelijkste getuigenis af van den ij ver van
directeur en leden. De vertolking was warm
en vol gevoel en het meerendeel der num
mers mocht het publiek blijkbaar beha
gen, behalve het intermezzo syufonico de
1'opera cavalleria rusticana,' dat door velen
der aanwezigen niet scheen begrepen te
wordeD; jammer, want deze teere toon
zetting had op meer bijval ten volle recht
gehad.
—In het Noordho11andsch
Koffiehuis van den heer D. v. Tiruiver
alhier, ral den tweeden Kerstdag optreden
het tooreelgezelschap van den heer Wil
lem Pothar8t. Dit gezelschap zal als
dan opvoeitD het Leioemde drama van den
onlangs overleden grooten Franschen schrij
ver Alexand> r Dumas,„DtGrafsteen,* en tot
nattukje „ce Malreos."
Wij aarzelen niet, belangstellenden op
te wekkeD deze uitvoering te bezoeken.
Predikbeurten.
n KCHAGEiV
De Godsdienstoefening vangt aaD, des voor
middags ten 10 ure.
15 Dec. Ds. A. W v. Kluijve.
15 Dec. Kreil Ds. Kooiman.
D. O. G. kau alleen geplaatst warden als
gij ons uw naam mededeelt, de Red.
Ingeschreven van 7 Dec —10 Dec. '95.
Overleden: Brechtje Gleinis, oud 78 ja
ren en 10 maanden, Wed. van Jan Kooij.
Ingeschreven van 29 Nov. 6 Dec. 1895.
Geboren: Oornelis Johannes, z. v. Dirk
Nielen en Dieuwertje Kooy. Anna Elisabeth,
d. v. Dirk Kos en Florisje de Graaf. Jacob,
z. v. Cornelis Schippers en Cornelia van der
Klei.
Ondertrouwd: Geene.
Getrouwd Jan Oudendyk, j. m. schoen
maker, 26 jr. te Zype en Aaltje Smit, jd.
zonder beroep, 20 jr. te N. Niedorp.
Overleden Cornelis Wildeboer, 12 w. z.v.
Dirk en Antje Neefkes. Dirk Buisman, 47
jr. echtg. van Antje Fransen.
Ingeschreven van 1 30 November 1895.
Geboren26 Nov. Jacob, z. v. Jan Keizer
en Grietje Bruin. 27 dito. Jan, z. v. Willem
Visser en Maartje Bronder.
OndertrouwdGeene.
Getrouwd: 1 Nov. Klaas Bol en Tryntio
Slikker.
Overleden23 Nov. Pieter Zwakman, oud
4 Jr., z. v. Pieter- en van Dieuwertje Appel.
3de Klasse. —Trekking van 28 November.
Prijs van f 25000: No. 7446
t 1500: No. 13114
f 1000: No. 19061
f 400: No. 11706
f 200: No. 6911
f 100: No. 8225 8345 14682 19098
Marktberichten.
Hoorn, 7 DEC. 1895. Aangevoerd:
10 H. L. Tarwe f 4.50 a
2
11
18
Rogge
Garst
Haver
Witte Erwten
Groene dito
Grauwe dito
Vale dito
4 50 a
4. a
2.75 a
8 25 a
10 50 a
12— a
7.50
Bruine boonen 10.— a
7,-
5—
5.25
3.25
10,-
14,-
18—
16,-
10.75
75.— a 140
a
20.— a
14.a
8.- a
a
3.— a
6.50 a
13. -
5.50
15.50
14,25
Witteboonen 10.50 a
j Paardenb. 5.— a
Mosterdzaad 7.— a
Karweizaad 14.— a
9 Paarden
Koeien
5 Schapen
4 Kalveren
27 Varkens
2 Zeugen
116 Biggen 3.— a 6—
Kip-Eieren per 100
1175 koppen boter 65 a 67» ct. per kop.
A Ikmaar, 7 December 1895. Aangevoerd:
29.
18.
14.
f 50.— a 90.
,130.- a 180.
10— a
10— a
9.a
4— a
1.50 a
—.60 a
6— a
9 December 1895.Aangevoerd:
f a
18.
18—
12—
6—
2—
—.65
6,50
-.56 a
35— a
0.70 a
8— a
a
16.a
-.66
96—
0.80
18—
27—
-.38
14—
6 Paarden
6 Koeien
16 nucht. kalveren
90 magere Schapen
49 magere Varkens
208 Biggen
3 Bokken en Geiten
Boter perP.
Kipeieren per 100
Alkmaar,M
Paarden
28 Koeien
61 vette Kalveren
per K.G.
19 Nuchtere Kalveren
vette Schapen
565 Schapen
274 vette Varkens perK. —.29 a
36 magere dito 10._ a
1 Geit 2 50 a
M* urm er end, 10 December 1895.
Aangevoerd 159 stapels Kleine kaas
f29,,50 3 stapels commissie f 29,—
1431 K.G. Boter f 1.05 a f 1.15 per K.G
505 Runderen vette f 0,50 a 0,66 ct per kilo
matig.
7 Stieren, 10 Paarden.
92 Vette Kalveren, f 65.a f 86—
handel matig.
122 Nuchtere idem, per stak f8.20.—
handel stag.
322 Varkens, vette, per Kilo f—.30 a
f .38 handel vlug.
37 Magere, idem, per stuk f7— a 12—
handel stug.
363 Biggen, per stuk f 3— a fgt_
handel stug.
3124 Schapen prysh. stug.
Kipeieren f 5,50 a 7,50, Eenden dito 10 -
per 100. 530 Gansen f 3.50 a 4—,
30 Zwanen f 9,—, a f 10—,
k