In en om Parijs. Zondacf 15 December 1B95. 39ste Jaargang ITo. 3054. De verkeerde we^. BIJVOEGSEL. Gemengd Nieuws. F K l I L L E T O PARIJS, 9 December 1895. Hoezeer de centralisatie in de Fran- scbe republiek ook haar goede zijde moge hebben, de slechte kant van de medaille ligt zoo nu en dan nog wel eens boven, in den laatsten tijd nog al dikwijls. Zoo is het oog thans op Algiers gericht, dat door zijn verwijderde lig ging van de hoofdstad het meest de minder goede zijde van het hierboven genoemden stelsel ondervindt. Zoo is gebleken, dat voor den spoorwegaanleg veel grooter kapitalen op het papier zijn gezet, dan er in werkelijkheid noo- dig waren. Misbruiken zijn daar dan ook moeie lijk na te gaan, wijl ieder er tamelijk vrij in zijn handelingen is. De meeste takken van dienst zijn rechtstreeks aangesloten bij die van het moederland. De hiërarchie van ambtenaren in de drie Algerijnsche departementen Oran, Algiers en Constantine, gehoorzamen evenals die van alle andere departe menten aan het centrale bestuur der hoofdstad. Dit maakt dat de Gouverneur-Gene raal eigenlijk niets anders dan een zeer nominaal gezag heeft en zijn eigen invloed niet sterker doet gelden dan strikt noodig is. Vandaar dat in Algiers de gelegenheid tot misbruiken veel groo ter is zonder nog te rekenen met de buigzame omkoopbaarheid der Arabieren weike spreekwoordelijk blijft. Maar och, we behoeven niet zoover te gaan, om te zien, hoe ruim de men- schen rekenen kunnen als het hun ei gen dubbeltjes niet betreft. Het zaakje van den Chemin de fer du Sud ligt hiervoor nog te versch in 't geheu gen. Ook bij het marinewezen schijnt nog al ruim met onze belastingpenningen te worden omgesprongen. Dezer dagen verscheen een kamerrapport van den heer Camille Pelletan over de begroo ting van Marine, waaruit wel valt af te leiden, dat ook dit departement niet als een zuinige huismoeder voor de be langen van het groote gezin zorgt. De uitgaven klimmen met veront rustende snelheid. In 1890 bedroegen zij twee honderd millioen. Thans zijn zij ruim tachtig millioen francs hooger. De voet, waarop de geheele organisatie is ingericht, wordt alle dagen grooter. Bij de centrale administratie alhier zijn niet minder dan elf admiraals, ie der natuurlijk met hun staf. In de oorlogshavens zijn dertien admiraals werkzaam. Dit maakt alleen voor den dienst te lande vier en twintig opper- officieren. Geen een natie, zelfs niet de Engelsche, veroorlooft zich zulk een weelde. Voor Toulon alleen zijn voor den dienst van de oorlogshaven honderd vijftien kleine vaartuigen in gebruik. Diezelfde neiging tot onbeperktheid ten opzichte van personeel en materieel bestaat in nog sterkere mate bij de comptabiliteit en bij den magazijndienst. Iet geheele personeel van Marine heeft er belang bij, dat zijn aantal zoo groot mogelijk is ter wille van zijn eigen opklimming. Het geheele heirleger van everanciers heeft er belang bij dat de benoodigdheden zoo ruim mogelijk wor den gerekend. De politieke zeden zijn nu eenmaal gestemd tot wederzijdsche toegeeflijkheid. Daar het echter niets anders dan de beurs van den belastingschuldige is, waarop alles neerkomt, was het pro test van den heer Camile Pelletan m. i. zien terecht. Nu uw correspondent toch eens en kele woorden over het Fransche mari newezen spreekt wil hij nog even aan den sinds eenige dagen ook in het buiten land bekenden admiraal Gervais herinne ren, door wiens schuld zoo zegt men drie groote pantserschepen bij Hijères gestrand zijn. tiet hoogere pef- soneel van de zeemacht heeft zijn ka meraad niet in den steek gelaten, maar zelfs zoo veel mogelijk verontschul digd. De raad van onderzoek, bestaande uit drie admiraals, heeft wel verre van hun ambgenoot een blaam aan te wrij ven, een rapport uitgebracht, vol lofo- ver zijn stoutmoedig streven om zoo dicht de kust te naderen en manoe- vres te ondernemen, welke van zoo groot nut voor 's lands verdediging zijn. Goed beschouwd, verdient admiraal Gervais dus den dank der natie voor de paar millioentjes, die weer naar den kel der ziju. Of de Kamer er echter ook zoo over denken zal, staat te bezien. Zal de barometer van onze wetgevende vergadering weer storm aanwijzen of zal ze dezelfde windstilte blijven aan duiden, waarop ze tamelijk wel sinds de intrede van het Kabinet Bourgeois gekomen is? Want het moet gezegd wordenze is heel rustig geweest, de laatste dagen; heel verstandig voor haar doen. Ver standiger tenminste dan de brave lie den die den eenvoudigen democratischen Felix Faure een maskerade-pakje willen geven. Ja wel, er is een plan geopperd hem in een veelkleurig en schitterend ambtsge waad te steken, met een driekleurige sjerp, een degen en een hoed met plui men. Als argument wordt daarbij aan gegeven, de mogelijke overkomst van d6n Czaar van Rusland. Dat het oogenblik voor dergelijke dwaasheden gunstig gekozen, is geioof ik echter niet. Ludovicus. 18. VA» Zij was eene mooie vrouw met grijs haar en een lief, sympathiek gezicht. Ha re bewegingen waren vriendelijk en beval lig, toch flink en beslist. Wat ze zeide, meende ze ook en zij handelde er naar. Alle jonge meisjes hadden haar lief en raad pleegden haar, uitsluitend waar het lief desaangelegendheden gold. Speel nooit met de liefde", placht ze altijd te zeggen en dan voegde ze er aan toe „En laat de zon niet ondergaan over een misverstand." Ik zal u eens vertellen, wat er ge beurde met een meisje, dat trotsch was evenals gij. Dit zeide ze tot een jong meisje, dat haar raad kwam inwinnen. Maar, hg moet mij toch gelooven, protesteerde het jonge meisje. Ja, hernam de oude dame, doch de schijn is tegen u en daarom zijt ge hem opheldering verschuldigd. Ohoe zal ik mijzelf zoo kunnen vernederen, dat te doen riep het meisje uit. De dame zuchtte Uwe geschiedenis gelijkt op eene het punt bent een fout te begaan Wat een schandaal, liep hij uit. Hij heeft je vergaten, denk ik. Als hij dat nu reeds doet, boe zal het dan zijn als je getrouwd zijt En je dan met zulk een mooi weer in huis te houden. Kom, ga met mij mee. Ze keek op de klok. Vijf kwartier te laathet was wel erg Haar besluit was genomen, ze zou met John meegaan naar de Boschjes. Het was er doodstil, Ik wilde, dat we niet gegaan waren, zei het meisje eindelijk.Laat ons lieveiterug- keeren.Misschien is Grorge gekomen of is er iets met hem gebeurd. Ik ben bang, laat ons teruggaan. Dwaasheid, zei John. Indien George gekomen is, laat hem wachten. Ze traden een serre binnen en bewonder den er de bloemen; plotseling hooide zij het grint k'aken en beiden zagen en ble ven verschrikt staan niet, cmdat ze iets verkeerds hadden gedanv doch omdat het George wa», die wantrouwend hen aan staarde. Dat was al, toen nam hij lang zaam den hoed af en keerde zich om. Toen hij uit het gezicht was, riep John uit: Welk een onzin Ik zal hem naloo- pen en hem terugbrengen. Doch het meisje was pijnlijk getroffen en boos. Neen, neenriep ze uit. Indien hij mij niet gelooft, niet vertrouwt, laat hem dan maar gaan. Neen, ik ben hem opheldering ver schuldigd. Neen, riep ze met nadruk, beloof mij, dat ge hem geen verklaring zult ge ven. Dat is mijne zaak Beloof het mij -Natuurlijk moet ik dat, als je ei op staat Ge zult hem geen verklaring geven, tenzij ik je van je belofte onthef. Zooals je wilt, doch ik bracht je in moeielijkheid en ik geloof dat je nu op andere, welke ik u zou kunnen verhalen, zei ze, het is eene oude. zeer oude geschie denis Het was hier in dezelfde kamer, jaren geleden. Een jong meisje wachtte er haar verloofde, die beloofd had haar te komen halen. Het was een namiddag in den herfst, gelijk nu, en ze verlangde er naar uit te gaan. Doch de tijd ging voorbij; vijf minuten te laat, tien, een kwartier, een half uurwat zou het beteekensn Ze was boos, verontwaardigd. Er werd ge klopt en de deur werd geopend, doch niet George, maar een ander jongmensch trad binnen. Ge zijt juist voornemens uit te gaan, zie ik, zei hij. Dat w»s ik ook, met George, doch hij is niet gekomen, autwoordde zij prui lend. Thomas Hardy. Vierde Boek. De namiddag ging voorbij en Tesz bleef In den ouden tuin. Zij hoorde, hoe men de emme>s vao de standaards nam, sjj hoorde het geroep van de knechten die de koeten bij elkaar d-even; maar zij kon niet besluiten te gaan melken. Men zou baar opgewonden toe- z'and bemerken, de boer zou haar vriendelijk toeknikken eu dat zou zij niet kannen ver- drapen. Haar AdpcI raadde de oorzaak van baar wegblijven en vond eene verontschuldiging daarvoor, zoodat men niet langer naar baar zocht, of over baar sprak. Om half zeg ping de zon onder en de maaD verscheen aan het andere einde van den hemel. De nevels stegen op en hu'den de weiden in een fantastisch gewaad. Tesz ging in bois en begaf zicb, zonder lieht op te 8'eken, naar hare kamer. Het was dinsdag. Donderdap kwamAn gel /ag baar van uit de verte nadenkend aan, maar hij naderde haar niet. De melkmeis jes schenen te gelooven, dat er iets bjjzoD- ders gebeurd was, want zij onthielden zicb op de gemeenschappelijke hniskamer van iedere aanmerking. Vrijdag ging voorbij. Za'erdeg kwam Den anderen dag zou zij over haar lo' moeten beslissen. „Ik wil beengaan ik sal ja zeggen ik zal met brm trouwen ik kan niet atd rsl* fluisterde tij ijverzuchtig, als zij eene van de andere meisjes Angels raam in hrar slaap boorde noemen. „Ik kan bem aan geeD vncere overlaten En tocb pleeg ik een groot orrecht tegenover bem, en het zoo bem bunren dooden, wanneer bij bet later te weten kwam I O, mijn hart, mijn hsrt 1" HOOFDSTUK V. „Wie raadt, wat ik heden morgen reeds voor nieuws gehooid beb?" zeide boerErick, een blik in bet rond werpende op de ineideo en knechten, terwijl zjj aan het ont bijt «aten. ,Nu, wat meent gij wel dat bet ia?" De ren ried dit, de ander dat, Slechfs vrouw Eiick zweeg, omdat zij reeds alles wist „Nu," zeide de boer, „het betreft dien loozen vogel van een kerel, Jack Dolley. Bij is kor telings met een weduwe getrouwd." Tesz Durbcyfie'd herinnerde zich dadelijk den naam, waDt het was diegene vau de knechts, die zijn lief in den steek gelaten had en door zijn aanstaande schoonmama in bet botervat rondgehaspeld was. „En beeft hij, zooals hij beloofd had, de dochter van die oude dappere vrouw niet ga- buwd? vroeg Angel Ulare, van achter zijn courant weg. „Zeker niet'* antwoordde de boer, „zooals ik reeds gezegd beb, L het eene weduwe, die hij genomen heeft: zij heeft eenig geld zoowat vijftig pond per jaar zooals men beweert; en dat is het, wat den schelm er toe gebracht. Zij trouwden met grooten haast en vervolgens zeide zij hem, dat zij door te trouwen baar vijftig pond jaarlijks verloren had. En nu kunt ge u den gemoeds toestand van den joDgen man voorstellen. Nog nooit hebben kat en bond zulk pen leven met elkander geleid, dan die twee! No, het is hem van harte gegund. Maar beroerd is bet voor zoo'n vrouwtje, dat voor baar bee- le leven aan zulk een vent is verbon den." „Nu, dat domme creafunr had iem maar eerder moeten zeggen, dat de geest van haar eersten man hem niet met tust laten zon," zeide vrouw Erick. „Nu ja, ja," antwoordde de boer wjjfelend. „Gii knot u nauwkeurig voorstellen, hce de zaak is toegegaan. Zij wilde een thuis heb- beD en geen gevaar lcopeD,den man te ver liezen. Gelooit ge ook niet meisjes, dat zulks gewoonlijk gebeurt?" Hij zag de rij der meisjes rond. „Zij bad het hem zeggen moeten, eventjes te voren, eer zij naar de kerk gingen, zoo dat hij bijna niet meer achteruit krabbelen kon!" „Ja, zoo had stemde Izz toe. Zij bad te voren kannen tien, boe hij ioen zoo zjjn en bem moeten afwijzen," riep Retty opgewonden. „En wat zegt gij, schoonste vroeg de boer a.n Tesz. „Ik geloof zij bad hem de volle waarheid moeten zeggen of hem moeten afwijken maar mijne meeniüg 1" ant woordde Tesz, eau baar boterham plek kend. „Blind had ik moeten zijn, wanneer ik zoowel op het eene, als op bet andere ge komen was zeide Beek Enibbs, een ge huwde arbeidersvrouw uit eene der hofjes. „In de liefde is evenals in den oorlog alles geuorloofd. Ik had hem getrouwd juist zooals zij het gedaan beeft, en wanneer bet hem ingevallen was, mij ook slechts twee woorden daarover te zeggen, dat ik hem niets van de kuren vaD mijn eerste man verteld bad, dan bad ik hem dadelijk neergeslagen met den pook dat armzalige, kleine ventje, dat hij isiedere vrouw had Dat is mijne zaak, hernam ze koud. Onatuurlijkhernam hij, zal ik je thuis brengen Neen, dankje. Ik wilde dat ik nooit met je meegegaan was. Al spreken de ging ze heen, hem verwonderd achter latende. Ze vloog r.aar huis, half hopende er George te vinden, doch hij was er niet geweest. Hare eerste ingeving was hem te schrijven, doch haar dwaze trots had de overhand en ze deed het niet. En ze wachtte Den volgenden dag zou hij stellig ko men niet 'a morgens, want dan had hij het drnk op kantoor maar 's avonds, dat was altijd bun uurtje. De avond kwam evenwel. Ieder oogen blik, dat voorbij ging was een pijnlijke snik, een marteling. En de racht, weer een anderen dag en nog een en n< g een doch George kwam niet. Ze begon zichzelf te vergelijken bij ee ne die veroordeeld was, alvorens verhoord te zijn ea ze huiverde bij dö gedachte. Eens schreef ze hem een brief en maakte hem verwijten, doch ze verscheurde dien, toen ze op het punt was hem te verzen den. Haar trots belette hsar den eeisten stap te doeD. Ze ging de stad uit en toen ze terug keerde, waren de takken der boomen kaal en bmin en was de winter ingetreden, 't Was alsof er iets weggenomen was uit haar leven, doch zij wilde het niet beken nen. Haar trots stond op den voorgrond, niemand zou ooit weten wat zij leed. Boe ken en muziek werden terzijde gelegd. Eén gedachte, één groot verlangen hield haar geest bezig. Als ze hem slechts eens kon zien en hem alles vertellen. Urenlang zat ze aan het venster, daar, altijd bezig, uiterlijk bedaard, een vriendelijk woord voor ieder, die met haar sprak. En het verlangen naar hem werd grooter, totdat ze ten laatste, om de pijn te verzachten, haar plan, reeds zoo lang bedacht, ten uit voer ging brengen. Altijd met mooi weer giüg hij naar de Boschjes; ze zon er hem opwachten en als ze hem ontmoette wat dan vroeg ze zichzelf twijfelachtig af. En ze ging. Er was niemand te zien dan een heer, die, met eene courant in de hand, lezende zijn schreden richtte naar de bank. Het meisje beschouwde hem zonder eenige be langstelling, totdat hij dicht bij haar was toen herkende ze hem. Waar ze naar verlangd had, gebeurde nu en ze staarde stom voor zich nit, niet in staat een woord te uiteD. Een oogenblik scheen het, alsof hij haar voorbij wilde gaan, toen bleef hij staaD. Oriep hij uit, een stap terugtre dende en voor haar blijvende staan. Excuus, ik meende u te herkennen. Hoe gaat het met u Er was niet de minste aandoening in zijne slem het was alsof hij een oude kennis ontmoette. Dank u, heel goed, antwoordde ze op denzelfden toon. Dat is goed, zei hij, niet gelukki ger dan gezondheid. Komt ge hier dikwijls vroeg hij weer om wat te zeggen. Ja, bijna iederen dag, antwoordde ze. Zoo, ik ook, zei hij. Ik wandel hier veel. Zoo'n gezonde wandeling doet ieder goed, ik neem meestal dien weg, voegde hij er aan toe, met lijn stok wijzeDd. Goeden dag. Ik moet niet te laat voor het eten zijn. Blij, u zoo gezond te zien. Hij nam den hoed af en ging. Het zou tienmaal beter zijn geweest lot dat kunneo wagen." De algemcene vroolijkheid, welke op dezen uitval volgde, werd door Tesz maar door een zwak lachje ondersteund. Hare gezel len scheen datgene, wat haar treurig leek, een comi»k geval, en bet kostte baar moeite, die luide vroolijkheid te verdragen. Zij stond spoedig van tafel op en ging met den indruk, dat Clare baar spoedig volgen zou, naar buiten. Ja, dat was bet grootste lijden I Een vrouw die verplicht was, de geschiedenis harer onteering te moeten vertellen, het zwaarste kruis voor zich'elve en daarover lachte men dan. Dat volk lachte over haar schande. „Teszriep een stem achter haar eu Clare sproug over de beg naast haar. „Mijn vrouwtje nu spoedig „Neen, neen, ik kan niet I Om uwent wille mijnheer Clare 1 Om uwentwille moet ik neen zeggen." „Tesz „Neen, neen, ik kan niet anders." Daar deze hardnekkigheid alle zijne ver wachtingen wedersprak, zoo bad hij bij bare eerste weigering zachtjes rijn arm om haar middel geslagen, en bi) zou haar ge kust hebben, wanneer zjj ja, ioplaais van neen gezegd had; teergevoelig als bi) was, ontmoedigde hem deze afwijzing ten volle. Hij trok zijn atm terug en hield zijn kus voor zich. Dat gebeurde. Slechts de vertelling van den boer o*er de weduwe, had baar die zjj het moeten aanleggen," kracht gegeven, de geliefde af te wijzen in een ander oogenblik zon zjj zich hebben overgegeven. Maar Argel zvreeg, zjjn ge laat zag er bedroefd uit en zocder een woord te spreken ging bij heen. Beiden ontmoetten elkander dag aan dag, ofscnoon ook minder regelmatig dan vroe ger en twee tot drie weken gingen kalm voorbij. Het einde van September naderde; en boe meer die maand voortschreed, des te levendiger zag Tesz den wensch in Clare's oogen herleven, cm haar nogmaals te vra gen Zjjn plar-de-campagne was nn een an der, daar bij tot eie overtuiging gtkernen was, dat hare afwijzing alleen sitchts een w 'vwj v*m w - O VI gevolg was van schuwheid en jeugd, die J mijnheer Clarel door bet onverwachte van zjjn vraag wederstand was opgeschrikt geworden. Zoo wierf Clare hardnekkig out haar, bij het vloeien der rnischeude melk, onder de koe, bij het afroomen, bij het boter- od kaasmaken en tusschen het broeden der kip pen, zooals nog nooit een man, een melkmeisje bad achterna geloopen. Tess wist, dut zjj de nederlaag zou moe ten ljjdeu. Zij beminde Angel hartstochte lijk in bare oogeu was hij een god, en daar gjj, al had ».ij niet veel onderricht ont vangen, toch fijn gevoelde, zoo riep hare namurom zijne beschermende nabijheid. Ea zoo waren de woorden, die zjj steeds in zicb zelve herbaalde: „ik kan zijn vrouw niet worden," te vergeefs. Iedere tooa zijner stem, zoo spoedig hij van haar tegenstand begon te spreken, roerde haar en vleide om het terugroepen van datgene, wat zjj weer de. Het jaargetijde evenwel ging zjjn gewonen gang, de tijd stond niet stil en hoewel het buiten nog zeer mooi was, zoo werden de dagen toch aanmerkeljjk korter. In de boer derij werkte men 's morgens langen tijd bij kaarslicht; eeu nieuwe termijn vau Clare's aauval had s' morgens tusseheo drie en vier uur plaats. Zij was iu bsar onderkleeren naar zijn deur gesneld, om hem zooals gewoonlijk te roi pen, vervolgens was zjj teruggekeerd, om zich aan te kleedeu en de anderen te roepen; na een minuut of tien ging zij de trap af, met het licht in de band. In hetzelfde oogen blik kwam bij in zjjn overhemd van boven en versperde met uitgestrekte armen haar den weg. „Juffrouw ccqaette," zeide hij, ,éen woord, voor gti de trap moogt afgaan! Er zijn nu veer tien dagen verloopen, sedert ik gesproken heb, en zoo gaat het niet langer. Gij moet mij zeggen wat gjj wilt; maar er blijft mij niets anders over dan dit huis te verlaten. Mijn deur was balt open en zoo zag ik u. Terwille van uw eigen zekerheid moet ik gaan. Verstaat gij? Nu? Stemt ge toe?" „Ik ben juist opgestaan en het is nog te vroeg, mij nu reeds iets te doen belovenl" lispelde zij. „Gij moogt mjj niet juffrouw ccquette noemen dat is leelijk en on waar. Wacht nog een weinig. Ik bid u, wacht nog een weinig. Ik zal er intusschen eerlijk over derken. Laat mij er nu door." Zjj zag, terwijl zij het licht op zijde hield en door een lachje de ernst «jjner woorden trachtte at te wer «n, inderdaad er een weinig nit, zoaals hij haar uitgemaakt had. „Nu, noem mij dan eerst Angel en niet „Dus Angel!" „Augel, geliefde waarom dat niet?" „Zal dat beteekenen; dat ik toestem?" „Het zal niets verder beduiden, dan dat gij mij liefhubt; zelfs wanneer gij mij niet trouwen kunt." „Wanneer het dan gebeuren moet! Angel schat!" vleide zjj, terwijl zij in dat licht zag, terwijl ondanks haar tegenstreven, een schelmsch lachje om bare lippen speelde. Clare had zicb voorgenomen, haar niet eerder te knssen, dan wanneer zij hem het jawoord gegeven bad; maar toen bij Tesz zoo dicht bij zich zag, in haar sierlijk mor genkleedje en baar vroolijk, kroezend haar, toen overmande hem zijn verlangen en brak hij zijn voornemen, terwijl hjj zich vlug voor overboog en hare wangen met zijne lippen aanraakte. Snel ging zij de trappen af, zon der achterom te zien, of een woord te zeggen. Alle andere meisjes waren na ook te voor schijn gekomen, maar betgeen gebeurd was, hadden zij niet gezien; toch zagen zij de bei de minnenden met wantrouwende blikken aan, Toen het afroomen voorbij was, gingen Retty eu alle anderen naar buiten; hetjoDge paar volgde ben. „Hoe verechillend is ons innerlijk leven van het hare Diet Tesz?"" merkte Angel nadenkend op, de drie gestalten met de oogen volgend, toen zij voor hun nit, door het koude, bleeke licht van den dagenden morgeostond heen gleden. „Niet zoo zeer verschillend, denk ik," antwoordde Tesz „En waarom niet?" I „Er zjjn weinig vrouwen, die geen be wogen leven leiden en niets te vree zen hebben antwoordde zij aarzelend, alsof ieder nieuw woord haar een nieuwen last oplegde. „Er is meer in haar bin nenste, dan wij wellicht kunnen vermoe den. „Hoe dan „Ieder van haar zal een betere vrouw - ja, ja, zeker een betere vrouw voor u zijn, dan ik. En zij hebben u wellicht oven lief als ik vast even lief." „O, Tessy I» Asn zeker teeken kon men bemerken hoe veel vreugde baar zijn ongeduldige uitroep bereidde, ofschoon zij onverschrokken, haar besluit getrouw, hare vriendinnen den voor rang boven zichzelve gaf. Nu had zij haar woord gehouden en probeerde het niet voor de tweede maal, zichzelf achteraf te zetten Een melker nit een der hutten v^; o' zich met hen beiden en geen er meer over dat, wat beiden zoo./ hield. Maar Tesz gevoelde,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 5