In en om Parijs.
Zondacf 15 December 1B95.
39ste Jaargang ITo. 3054.
De verkeerde we^.
BIJVOEGSEL.
Gemengd Nieuws.
F K l I L L E T O
PARIJS, 9 December 1895.
Hoezeer de centralisatie in de Fran-
scbe republiek ook haar goede zijde
moge hebben, de slechte kant van de
medaille ligt zoo nu en dan nog wel
eens boven, in den laatsten tijd nog al
dikwijls. Zoo is het oog thans op Algiers
gericht, dat door zijn verwijderde lig
ging van de hoofdstad het meest de
minder goede zijde van het hierboven
genoemden stelsel ondervindt. Zoo is
gebleken, dat voor den spoorwegaanleg
veel grooter kapitalen op het papier
zijn gezet, dan er in werkelijkheid noo-
dig waren.
Misbruiken zijn daar dan ook moeie
lijk na te gaan, wijl ieder er tamelijk
vrij in zijn handelingen is. De meeste
takken van dienst zijn rechtstreeks
aangesloten bij die van het moederland.
De hiërarchie van ambtenaren in de
drie Algerijnsche departementen Oran,
Algiers en Constantine, gehoorzamen
evenals die van alle andere departe
menten aan het centrale bestuur der
hoofdstad.
Dit maakt dat de Gouverneur-Gene
raal eigenlijk niets anders dan een zeer
nominaal gezag heeft en zijn eigen
invloed niet sterker doet gelden dan
strikt noodig is. Vandaar dat in Algiers
de gelegenheid tot misbruiken veel groo
ter is zonder nog te rekenen met de
buigzame omkoopbaarheid der Arabieren
weike spreekwoordelijk blijft.
Maar och, we behoeven niet zoover
te gaan, om te zien, hoe ruim de men-
schen rekenen kunnen als het hun ei
gen dubbeltjes niet betreft. Het zaakje
van den Chemin de fer du Sud ligt
hiervoor nog te versch in 't geheu
gen.
Ook bij het marinewezen schijnt nog
al ruim met onze belastingpenningen
te worden omgesprongen. Dezer dagen
verscheen een kamerrapport van den
heer Camille Pelletan over de begroo
ting van Marine, waaruit wel valt af
te leiden, dat ook dit departement niet
als een zuinige huismoeder voor de be
langen van het groote gezin zorgt.
De uitgaven klimmen met veront
rustende snelheid. In 1890 bedroegen
zij twee honderd millioen. Thans zijn
zij ruim tachtig millioen francs hooger.
De voet, waarop de geheele organisatie
is ingericht, wordt alle dagen grooter.
Bij de centrale administratie alhier
zijn niet minder dan elf admiraals, ie
der natuurlijk met hun staf. In de
oorlogshavens zijn dertien admiraals
werkzaam. Dit maakt alleen voor den
dienst te lande vier en twintig opper-
officieren. Geen een natie, zelfs niet
de Engelsche, veroorlooft zich zulk een
weelde.
Voor Toulon alleen zijn voor den
dienst van de oorlogshaven honderd
vijftien kleine vaartuigen in gebruik.
Diezelfde neiging tot onbeperktheid ten
opzichte van personeel en materieel
bestaat in nog sterkere mate bij de
comptabiliteit en bij den magazijndienst.
Iet geheele personeel van Marine heeft
er belang bij, dat zijn aantal zoo groot
mogelijk is ter wille van zijn eigen
opklimming. Het geheele heirleger van
everanciers heeft er belang bij dat de
benoodigdheden zoo ruim mogelijk wor
den gerekend. De politieke zeden zijn
nu eenmaal gestemd tot wederzijdsche
toegeeflijkheid.
Daar het echter niets anders dan de
beurs van den belastingschuldige is,
waarop alles neerkomt, was het pro
test van den heer Camile Pelletan m.
i. zien terecht.
Nu uw correspondent toch eens en
kele woorden over het Fransche mari
newezen spreekt wil hij nog even aan den
sinds eenige dagen ook in het buiten
land bekenden admiraal Gervais herinne
ren, door wiens schuld zoo zegt
men drie groote pantserschepen bij
Hijères gestrand zijn. tiet hoogere pef-
soneel van de zeemacht heeft zijn ka
meraad niet in den steek gelaten, maar
zelfs zoo veel mogelijk verontschul
digd.
De raad van onderzoek, bestaande
uit drie admiraals, heeft wel verre van
hun ambgenoot een blaam aan te wrij
ven, een rapport uitgebracht, vol lofo-
ver zijn stoutmoedig streven om zoo
dicht de kust te naderen en manoe-
vres te ondernemen, welke van zoo
groot nut voor 's lands verdediging
zijn.
Goed beschouwd, verdient admiraal
Gervais dus den dank der natie voor de
paar millioentjes, die weer naar den kel
der ziju. Of de Kamer er echter ook
zoo over denken zal, staat te bezien.
Zal de barometer van onze wetgevende
vergadering weer storm aanwijzen
of zal ze dezelfde windstilte blijven aan
duiden, waarop ze tamelijk wel sinds
de intrede van het Kabinet Bourgeois
gekomen is?
Want het moet gezegd wordenze
is heel rustig geweest, de laatste dagen;
heel verstandig voor haar doen. Ver
standiger tenminste dan de brave lie
den die den eenvoudigen democratischen
Felix Faure een maskerade-pakje willen
geven.
Ja wel, er is een plan geopperd hem in
een veelkleurig en schitterend ambtsge
waad te steken, met een driekleurige
sjerp, een degen en een hoed met plui
men. Als argument wordt daarbij aan
gegeven, de mogelijke overkomst van
d6n Czaar van Rusland.
Dat het oogenblik voor dergelijke
dwaasheden gunstig gekozen, is geioof
ik echter niet.
Ludovicus.
18.
VA»
Zij was eene mooie vrouw met grijs
haar en een lief, sympathiek gezicht. Ha
re bewegingen waren vriendelijk en beval
lig, toch flink en beslist. Wat ze zeide,
meende ze ook en zij handelde er naar. Alle
jonge meisjes hadden haar lief en raad
pleegden haar, uitsluitend waar het lief
desaangelegendheden gold. Speel nooit met
de liefde", placht ze altijd te zeggen en
dan voegde ze er aan toe „En laat de
zon niet ondergaan over een misverstand."
Ik zal u eens vertellen, wat er ge
beurde met een meisje, dat trotsch was
evenals gij.
Dit zeide ze tot een jong meisje, dat
haar raad kwam inwinnen.
Maar, hg moet mij toch gelooven,
protesteerde het jonge meisje.
Ja, hernam de oude dame, doch de
schijn is tegen u en daarom zijt ge hem
opheldering verschuldigd.
Ohoe zal ik mijzelf zoo kunnen
vernederen, dat te doen riep het meisje
uit.
De dame zuchtte
Uwe geschiedenis gelijkt op eene het punt bent een fout te begaan
Wat een schandaal, liep hij uit. Hij
heeft je vergaten, denk ik. Als hij dat
nu reeds doet, boe zal het dan zijn als
je getrouwd zijt En je dan met zulk
een mooi weer in huis te houden. Kom,
ga met mij mee. Ze keek op de klok.
Vijf kwartier te laathet was wel erg
Haar besluit was genomen, ze zou met
John meegaan naar de Boschjes.
Het was er doodstil,
Ik wilde, dat we niet gegaan waren,
zei het meisje eindelijk.Laat ons lieveiterug-
keeren.Misschien is Grorge gekomen of is er
iets met hem gebeurd. Ik ben bang, laat
ons teruggaan.
Dwaasheid, zei John. Indien George
gekomen is, laat hem wachten.
Ze traden een serre binnen en bewonder
den er de bloemen; plotseling hooide zij
het grint k'aken en beiden zagen en ble
ven verschrikt staan niet, cmdat ze iets
verkeerds hadden gedanv doch omdat
het George wa», die wantrouwend hen aan
staarde. Dat was al, toen nam hij lang
zaam den hoed af en keerde zich om. Toen
hij uit het gezicht was, riep John uit:
Welk een onzin Ik zal hem naloo-
pen en hem terugbrengen.
Doch het meisje was pijnlijk getroffen
en boos.
Neen, neenriep ze uit. Indien hij
mij niet gelooft, niet vertrouwt, laat hem
dan maar gaan.
Neen, ik ben hem opheldering ver
schuldigd.
Neen, riep ze met nadruk, beloof
mij, dat ge hem geen verklaring zult ge
ven.
Dat is mijne zaak Beloof het mij
-Natuurlijk moet ik dat, als je ei op
staat
Ge zult hem geen verklaring geven,
tenzij ik je van je belofte onthef.
Zooals je wilt, doch ik bracht je in
moeielijkheid en ik geloof dat je nu op
andere, welke ik u zou kunnen verhalen,
zei ze, het is eene oude. zeer oude geschie
denis
Het was hier in dezelfde kamer, jaren
geleden. Een jong meisje wachtte er haar
verloofde, die beloofd had haar te komen
halen. Het was een namiddag in den
herfst, gelijk nu, en ze verlangde er naar
uit te gaan. Doch de tijd ging voorbij;
vijf minuten te laat, tien, een kwartier,
een half uurwat zou het beteekensn
Ze was boos, verontwaardigd. Er werd ge
klopt en de deur werd geopend, doch niet
George, maar een ander jongmensch trad
binnen.
Ge zijt juist voornemens uit te gaan,
zie ik, zei hij.
Dat w»s ik ook, met George, doch
hij is niet gekomen, autwoordde zij prui
lend.
Thomas Hardy.
Vierde Boek.
De namiddag ging voorbij en Tesz bleef
In den ouden tuin. Zij hoorde, hoe men de
emme>s vao de standaards nam, sjj hoorde het
geroep van de knechten die de koeten bij elkaar
d-even; maar zij kon niet besluiten te gaan
melken. Men zou baar opgewonden toe-
z'and bemerken, de boer zou haar vriendelijk
toeknikken eu dat zou zij niet kannen ver-
drapen.
Haar AdpcI raadde de oorzaak van baar
wegblijven en vond eene verontschuldiging
daarvoor, zoodat men niet langer
naar baar zocht, of over baar sprak. Om
half zeg ping de zon onder en de maaD
verscheen aan het andere einde van den
hemel. De nevels stegen op en hu'den de
weiden in een fantastisch gewaad. Tesz
ging in bois en begaf zicb, zonder lieht op
te 8'eken, naar hare kamer.
Het was dinsdag. Donderdap kwamAn
gel /ag baar van uit de verte nadenkend aan,
maar hij naderde haar niet. De melkmeis
jes schenen te gelooven, dat er iets bjjzoD-
ders gebeurd was, want zij onthielden zicb
op de gemeenschappelijke hniskamer van
iedere aanmerking. Vrijdag ging voorbij.
Za'erdeg kwam Den anderen dag zou
zij over haar lo' moeten beslissen.
„Ik wil beengaan ik sal ja zeggen
ik zal met brm trouwen ik kan niet
atd rsl* fluisterde tij ijverzuchtig, als zij
eene van de andere meisjes Angels raam in
hrar slaap boorde noemen. „Ik kan bem aan
geeD vncere overlaten En tocb pleeg ik
een groot orrecht tegenover bem, en het
zoo bem bunren dooden, wanneer bij bet
later te weten kwam I O, mijn hart, mijn
hsrt 1"
HOOFDSTUK V.
„Wie raadt, wat ik heden morgen reeds
voor nieuws gehooid beb?" zeide boerErick,
een blik in bet rond werpende op de
ineideo en knechten, terwijl zjj aan het ont
bijt «aten.
,Nu, wat meent gij wel dat bet ia?"
De ren ried dit, de ander dat, Slechfs
vrouw Eiick zweeg, omdat zij reeds alles
wist
„Nu," zeide de boer, „het betreft dien loozen
vogel van een kerel, Jack Dolley. Bij is kor
telings met een weduwe getrouwd."
Tesz Durbcyfie'd herinnerde zich dadelijk
den naam, waDt het was diegene vau de
knechts, die zijn lief in den steek gelaten had
en door zijn aanstaande schoonmama in bet
botervat rondgehaspeld was.
„En beeft hij, zooals hij beloofd had, de
dochter van die oude dappere vrouw niet ga-
buwd? vroeg Angel Ulare, van achter zijn
courant weg.
„Zeker niet'* antwoordde de boer, „zooals
ik reeds gezegd beb, L het eene weduwe,
die hij genomen heeft: zij heeft eenig geld
zoowat vijftig pond per jaar zooals
men beweert; en dat is het, wat den schelm
er toe gebracht. Zij trouwden met grooten
haast en vervolgens zeide zij hem, dat zij
door te trouwen baar vijftig pond jaarlijks
verloren had. En nu kunt ge u den gemoeds
toestand van den joDgen man voorstellen. Nog
nooit hebben kat en bond zulk pen leven
met elkander geleid, dan die twee! No, het
is hem van harte gegund. Maar beroerd is
bet voor zoo'n vrouwtje, dat voor baar bee-
le leven aan zulk een vent is verbon
den."
„Nu, dat domme creafunr had iem maar
eerder moeten zeggen, dat de geest van haar
eersten man hem niet met tust laten zon,"
zeide vrouw Erick.
„Nu ja, ja," antwoordde de boer wjjfelend.
„Gii knot u nauwkeurig voorstellen, hce de
zaak is toegegaan. Zij wilde een thuis heb-
beD en geen gevaar lcopeD,den man te ver
liezen. Gelooit ge ook niet meisjes, dat zulks
gewoonlijk gebeurt?"
Hij zag de rij der meisjes rond.
„Zij bad het hem zeggen moeten, eventjes
te voren, eer zij naar de kerk gingen, zoo
dat hij bijna niet meer achteruit krabbelen
kon!"
„Ja, zoo had
stemde Izz toe.
Zij bad te voren kannen tien, boe hij
ioen zoo zjjn en bem moeten afwijzen," riep
Retty opgewonden.
„En wat zegt gij, schoonste vroeg de
boer a.n Tesz.
„Ik geloof zij bad hem de volle
waarheid moeten zeggen of hem moeten
afwijken maar mijne meeniüg 1" ant
woordde Tesz, eau baar boterham plek
kend.
„Blind had ik moeten zijn, wanneer ik
zoowel op het eene, als op bet andere ge
komen was zeide Beek Enibbs, een ge
huwde arbeidersvrouw uit eene der hofjes.
„In de liefde is evenals in den oorlog alles
geuorloofd. Ik had hem getrouwd juist
zooals zij het gedaan beeft, en wanneer
bet hem ingevallen was, mij ook slechts
twee woorden daarover te zeggen, dat ik
hem niets van de kuren vaD mijn eerste
man verteld bad, dan bad ik hem dadelijk
neergeslagen met den pook dat armzalige,
kleine ventje, dat hij isiedere vrouw had
Dat is mijne zaak, hernam ze koud.
Onatuurlijkhernam hij, zal ik
je thuis brengen
Neen, dankje. Ik wilde dat ik
nooit met je meegegaan was. Al spreken
de ging ze heen, hem verwonderd achter
latende.
Ze vloog r.aar huis, half hopende er
George te vinden, doch hij was er niet
geweest. Hare eerste ingeving was hem
te schrijven, doch haar dwaze trots had
de overhand en ze deed het niet. En ze
wachtte
Den volgenden dag zou hij stellig ko
men niet 'a morgens, want dan had hij
het drnk op kantoor maar 's avonds,
dat was altijd bun uurtje.
De avond kwam evenwel. Ieder oogen
blik, dat voorbij ging was een pijnlijke snik,
een marteling. En de racht, weer een
anderen dag en nog een en n< g een
doch George kwam niet.
Ze begon zichzelf te vergelijken bij ee
ne die veroordeeld was, alvorens verhoord
te zijn ea ze huiverde bij dö gedachte.
Eens schreef ze hem een brief en maakte
hem verwijten, doch ze verscheurde dien,
toen ze op het punt was hem te verzen
den. Haar trots belette hsar den eeisten
stap te doeD.
Ze ging de stad uit en toen ze terug
keerde, waren de takken der boomen kaal
en bmin en was de winter ingetreden, 't
Was alsof er iets weggenomen was uit
haar leven, doch zij wilde het niet beken
nen.
Haar trots stond op den voorgrond,
niemand zou ooit weten wat zij leed. Boe
ken en muziek werden terzijde gelegd.
Eén gedachte, één groot verlangen hield
haar geest bezig. Als ze hem slechts eens
kon zien en hem alles vertellen. Urenlang
zat ze aan het venster, daar, altijd bezig,
uiterlijk bedaard, een vriendelijk woord
voor ieder, die met haar sprak. En het
verlangen naar hem werd grooter, totdat
ze ten laatste, om de pijn te verzachten,
haar plan, reeds zoo lang bedacht, ten uit
voer ging brengen.
Altijd met mooi weer giüg hij naar de
Boschjes; ze zon er hem opwachten en als
ze hem ontmoette wat dan vroeg ze
zichzelf twijfelachtig af. En ze ging. Er
was niemand te zien dan een heer, die,
met eene courant in de hand, lezende
zijn schreden richtte naar de bank. Het
meisje beschouwde hem zonder eenige be
langstelling, totdat hij dicht bij haar was
toen herkende ze hem. Waar ze naar
verlangd had, gebeurde nu en ze staarde
stom voor zich nit, niet in staat een
woord te uiteD. Een oogenblik scheen het,
alsof hij haar voorbij wilde gaan, toen
bleef hij staaD.
Oriep hij uit, een stap terugtre
dende en voor haar blijvende staan.
Excuus, ik meende u te herkennen. Hoe
gaat het met u
Er was niet de minste aandoening in
zijne slem het was alsof hij een oude
kennis ontmoette.
Dank u, heel goed, antwoordde ze
op denzelfden toon.
Dat is goed, zei hij, niet gelukki
ger dan gezondheid. Komt ge hier dikwijls
vroeg hij weer om wat te zeggen.
Ja, bijna iederen dag, antwoordde
ze.
Zoo, ik ook, zei hij. Ik wandel
hier veel. Zoo'n gezonde wandeling doet
ieder goed, ik neem meestal dien
weg, voegde hij er aan toe, met lijn stok
wijzeDd. Goeden dag. Ik moet niet te
laat voor het eten zijn. Blij, u zoo gezond
te zien. Hij nam den hoed af en ging.
Het zou tienmaal beter zijn geweest
lot
dat kunneo wagen."
De algemcene vroolijkheid, welke op dezen
uitval volgde, werd door Tesz maar door
een zwak lachje ondersteund. Hare gezel
len scheen datgene, wat haar treurig leek,
een comi»k geval, en bet kostte baar moeite,
die luide vroolijkheid te verdragen. Zij
stond spoedig van tafel op en ging met den
indruk, dat Clare baar spoedig volgen zou,
naar buiten.
Ja, dat was bet grootste lijden I Een
vrouw die verplicht was, de geschiedenis
harer onteering te moeten vertellen, het
zwaarste kruis voor zich'elve en daarover
lachte men dan. Dat volk lachte over haar
schande.
„Teszriep een stem achter haar eu
Clare sproug over de beg naast haar. „Mijn
vrouwtje nu spoedig
„Neen, neen, ik kan niet I Om uwent
wille mijnheer Clare 1 Om uwentwille moet
ik neen zeggen."
„Tesz
„Neen, neen, ik kan niet anders."
Daar deze hardnekkigheid alle zijne ver
wachtingen wedersprak, zoo bad hij bij
bare eerste weigering zachtjes rijn arm om
haar middel geslagen, en bi) zou haar ge
kust hebben, wanneer zjj ja, ioplaais van
neen gezegd had; teergevoelig als bi) was,
ontmoedigde hem deze afwijzing ten volle.
Hij trok zijn atm terug en hield zijn kus
voor zich.
Dat gebeurde. Slechts de vertelling van
den boer o*er de weduwe, had baar die
zjj het moeten aanleggen," kracht gegeven, de geliefde af te wijzen
in een ander oogenblik zon zjj zich hebben
overgegeven. Maar Argel zvreeg, zjjn ge
laat zag er bedroefd uit en zocder een
woord te spreken ging bij heen.
Beiden ontmoetten elkander dag aan dag,
ofscnoon ook minder regelmatig dan vroe
ger en twee tot drie weken gingen kalm
voorbij. Het einde van September naderde;
en boe meer die maand voortschreed, des
te levendiger zag Tesz den wensch in Clare's
oogen herleven, cm haar nogmaals te vra
gen
Zjjn plar-de-campagne was nn een an
der, daar bij tot eie overtuiging gtkernen
was, dat hare afwijzing alleen sitchts een
w 'vwj v*m w - O VI
gevolg was van schuwheid en jeugd, die J mijnheer Clarel
door bet onverwachte van zjjn vraag
wederstand was opgeschrikt geworden.
Zoo wierf Clare hardnekkig out haar,
bij het vloeien der rnischeude melk, onder
de koe, bij het afroomen, bij het boter- od
kaasmaken en tusschen het broeden der kip
pen, zooals nog nooit een man, een
melkmeisje bad achterna geloopen.
Tess wist, dut zjj de nederlaag zou moe
ten ljjdeu. Zij beminde Angel hartstochte
lijk in bare oogeu was hij een god, en
daar gjj, al had ».ij niet veel onderricht ont
vangen, toch fijn gevoelde, zoo riep hare
namurom zijne beschermende nabijheid. Ea
zoo waren de woorden, die zjj steeds in zicb
zelve herbaalde: „ik kan zijn vrouw niet
worden," te vergeefs. Iedere tooa zijner
stem, zoo spoedig hij van haar tegenstand
begon te spreken, roerde haar en vleide om
het terugroepen van datgene, wat zjj weer
de.
Het jaargetijde evenwel ging zjjn gewonen
gang, de tijd stond niet stil en hoewel het
buiten nog zeer mooi was, zoo werden de
dagen toch aanmerkeljjk korter. In de boer
derij werkte men 's morgens langen tijd bij
kaarslicht; eeu nieuwe termijn vau Clare's
aauval had s' morgens tusseheo drie en vier
uur plaats.
Zij was iu bsar onderkleeren naar zijn
deur gesneld, om hem zooals gewoonlijk te
roi pen, vervolgens was zjj teruggekeerd, om
zich aan te kleedeu en de anderen te roepen;
na een minuut of tien ging zij de trap af,
met het licht in de band. In hetzelfde oogen
blik kwam bij in zjjn overhemd van boven
en versperde met uitgestrekte armen haar
den weg.
„Juffrouw ccqaette," zeide hij, ,éen woord,
voor gti de trap moogt afgaan! Er zijn nu veer
tien dagen verloopen, sedert ik gesproken
heb, en zoo gaat het niet langer. Gij moet
mij zeggen wat gjj wilt; maar er blijft mij
niets anders over dan dit huis te verlaten.
Mijn deur was balt open en zoo zag ik u.
Terwille van uw eigen zekerheid moet ik
gaan. Verstaat gij? Nu? Stemt ge toe?"
„Ik ben juist opgestaan en het is nog te
vroeg, mij nu reeds iets te doen belovenl"
lispelde zij. „Gij moogt mjj niet juffrouw
ccquette noemen dat is leelijk en on
waar. Wacht nog een weinig. Ik bid u, wacht
nog een weinig. Ik zal er intusschen eerlijk
over derken. Laat mij er nu door."
Zjj zag, terwijl zij het licht op zijde hield
en door een lachje de ernst «jjner woorden
trachtte at te wer «n, inderdaad er een weinig
nit, zoaals hij haar uitgemaakt had.
„Nu, noem mij dan eerst Angel en niet
„Dus Angel!"
„Augel, geliefde waarom dat niet?"
„Zal dat beteekenen; dat ik toestem?"
„Het zal niets verder beduiden, dan dat
gij mij liefhubt; zelfs wanneer gij mij niet
trouwen kunt."
„Wanneer het dan gebeuren moet! Angel
schat!" vleide zjj, terwijl zij in dat licht
zag, terwijl ondanks haar tegenstreven, een
schelmsch lachje om bare lippen speelde.
Clare had zicb voorgenomen, haar niet
eerder te knssen, dan wanneer zij hem het
jawoord gegeven bad; maar toen bij Tesz
zoo dicht bij zich zag, in haar sierlijk mor
genkleedje en baar vroolijk, kroezend haar,
toen overmande hem zijn verlangen en brak
hij zijn voornemen, terwijl hjj zich vlug voor
overboog en hare wangen met zijne lippen
aanraakte. Snel ging zij de trappen af, zon
der achterom te zien, of een woord te zeggen.
Alle andere meisjes waren na ook te voor
schijn gekomen, maar betgeen gebeurd was,
hadden zij niet gezien; toch zagen zij de bei
de minnenden met wantrouwende blikken aan,
Toen het afroomen voorbij was, gingen
Retty eu alle anderen naar buiten; hetjoDge
paar volgde ben.
„Hoe verechillend is ons innerlijk leven
van het hare Diet Tesz?"" merkte Angel
nadenkend op, de drie gestalten met de
oogen volgend, toen zij voor hun nit, door
het koude, bleeke licht van den dagenden
morgeostond heen gleden.
„Niet zoo zeer verschillend, denk ik,"
antwoordde Tesz
„En waarom niet?"
I „Er zjjn weinig vrouwen, die geen be
wogen leven leiden en niets te vree
zen hebben antwoordde zij aarzelend,
alsof ieder nieuw woord haar een nieuwen
last oplegde. „Er is meer in haar bin
nenste, dan wij wellicht kunnen vermoe
den.
„Hoe dan
„Ieder van haar zal een betere vrouw -
ja, ja, zeker een betere vrouw voor u
zijn, dan ik. En zij hebben u wellicht oven
lief als ik vast even lief."
„O, Tessy I»
Asn zeker teeken kon men bemerken hoe
veel vreugde baar zijn ongeduldige uitroep
bereidde, ofschoon zij onverschrokken, haar
besluit getrouw, hare vriendinnen den voor
rang boven zichzelve gaf. Nu had zij haar
woord gehouden en probeerde het niet voor
de tweede maal, zichzelf achteraf te zetten
Een melker nit een der hutten v^; o'
zich met hen beiden en geen
er meer over dat, wat beiden zoo./
hield. Maar Tesz gevoelde,