sim Ritm-, Aiurtsitle- LaiiioiTblai 1896. Kennisgeving. "Woensdag 1 Januari 1836. 40ste Jaargang No. 3059. en Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Uitgever J. WINKEL. Bureau: ÜCHAGK1V, liaan, D 4. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 et. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Ge m eenteSc hagen. Bekendmakingen. Binnenlandsch Nieuws. GEMENGD NIEUWS. Burgemeester en Wethouders van Scha- gen noodigen bij deze belanghebbenden, die over deD jare 1895 van de Gemeeute iets te vorderen hebben, uit, hunne re keningen v 6 o r of op den len Febru ari a. s. ter Plaatselijke Secretarie in te leveren. Schagen, 31 December 1895. Burgemeester en Wethouders, S. BERMAN, de Secretaris, DENIJS. „Ik gazegt 't jaar 1895, „voor immer F WH kern, die t antwoord geven kan „lk heb, en óók voor immer, van wat Gij brachtveel goeds bewaard De zin, in boven aangehaalde dicht regelen, neergelegd, moge door ieder onderschreven kunnen worden. Waar dat het geval is, zal men het afgebaken de en verstreken levensjaar zegenen al is daarom nog niet uitgesloten, dat veel, wat in dat jaar ons te beurt viel, bij de herinnering daarvan ons nog doet huiveren, ons nog een traan in 't oog doet springen. Elk jaar het heeft zoo zijn eigen lief en leed. Gelukkig hen, wie de her innering aan het eerste redenen tot dankbaarheid geeftgelukkig hen, voor wie het leed is geweest, niet een bron van eindeloos wee, doch een loutering voor hooger leven want al moge het natuurlijk zijn, dat wij menschen, elkan der bij het begin van een nieuwjaar van van harte toewenschen „Veel Heil en Zegen," 't liefst niets dan voorspoed en geluk, de levenservaring heeft ons toch FEUILLETON. 32. VAN Thomas Hardy. Maar toen Angel baar geen antwoord gaf, begon zij weder „Vergeef mij, evenals ook ik u vergeven heb I* „Ja ja, gij 1" „Maar wilt gij mij dan geen vergiffenis schenken „O Tesz, over vergiffenis schenken is bjj ons geen sprake van. Gij zijt iets geweest en nu zijt gij iets anders geworden. Mijn hemel wat is vergiffenis schenken van waar de, bij eene dergelijke verwisseling Hij zweeg, zich aan zijn gedachten over gevend; vervolgens brak hij plotseling in een verschrikkelijk lachen uit, zoo onna tuurlijk en huiveringwekkend, als bet hoon- gel»ch van de onderwereld. „NeeD, neen 1 Pat doodt mij on voorwaardelijk kreet rij. „O, wees (och barmhartig heb erbarmen met mij 1" Hij antwoordde niettoen sprong zij op, als een doode zoo bleek. „Aogel, Angel, wat moet dat lachen be- teekonen riep zjj uit. „Weet gij, wat gij voor mp zijt Hij schudde het hoofd. „Ik heb goboopt, er naar verlangd, om n gelukkig te maken I Ik heb mij voorge steld, wat voor een vreugde het zijn zou en wat een onwaardig schepsel ik zjjn zou als ik het niet deed 1 Dat, Angel, zijn mijne gedachten geweest." „Ik weet zulks." „Ik geloof Angel, dat gij mij lief hebt mij om mijzelfs wille 1 Wanneer gij mij echter werkelijk bemint, o, boe kunt gij dan zoo tot mij sprekeD on mjj zoo aanzien? Het doet mij ontstellen. Daar ik u een maal bemind fceb, zoo zal ik u toch altijd liefhebben trots alle verandering en trols alle ongeluk, omdat gij, juist gij zijt. Ik vraag u verder niets. Maar hoe kunt gij, ""ijn wettige man, opboudtD, mij liat te hebben »Ik zeg nogmaals, dat wezen, dat ik be- mind heb, gij! niet giji« »wie dan anders?" «Iemand anders in uwe gestalto." U begreep uit zijne woordeu, dat heigeen af.r. llJ T00r gevreesd had, was geschied. 9 *ag in haar een soort bedriegster, ook geleerd, bij 't uitspreken of 't neer schrijven van dien hartelijk gemeenden wensch te denken,,'t kan niet alles voorspoed zijnook het nieuwjaar zal ons brengen veel, wat niet gewenscht is, wat ongewenscht ons toeschijnt!" En toch dat ongewenschte hoe draagt het in de toekomst dikwijls nog heil en zegen voor ons en hebben wij voor ons zeiven daarvan nog veel goeds bewaard. Zeker, voor wie alles voor den wind ging, voor wie stoffelijke welvaart ruim hun deel werd, voor hen zal het gemak kelijk vallen, het oude jaar te roemen. Toch meenen wij, dat ook door hen, die door smartelijke slagen getroffen werden, ondanks dat, het oude jaar een vriende lijken afscheidsgroet kan worden nage zonden, zoo maar hun gemoed ontvan kelijk is geweest voor de lessen, welke hunne levenservaring hen in dat jaar heeft verstrekt. De afsluiting van den jaarkring geeft aan elk mensch, die geleerd heeft te denken niet alleen, maar ook te over denken, een rustpunt in zijn leven en voor de hand ligt het, dat een ieder het eerst zijn eigen levenslot overziet. Dat doende, geraakt hij in zijne be schouwingen gereedelijk op het terrein van zijn naasten, en ook op het wereld- tooneel. Met betrekking tot ons Maatschappe lijk leven, heeft 1895 niet onder te doen voor zijn voorgangers. Yele goede voornemens zijn onvervuld gebleven, on gedachte rampen hebben plaats gehad, en op het oogenblik doen de Turksch- Armenische kwestie en de Venezo- laansch-Amerikaansch-Engelsche kwes tie, aan den horizon onweerswolken op stijgen. Of de menschenmin, de liefde tot den vrede door den oorlogsgod zal worden teruggedrongen Geen, die 't weet, die 't profeteeren kan. Onheil bedreigt het menschdom, dat kan niet ontkend. Te dien opzichte belooft de nalatenschap van 1895 niet veel goeds. Maar ook ten opzichte van de maat- een schuldige in de gestalte van een vlek- looze. Schrik sprak uit hare bleeke trekken, toon haar dat alles duidelijk word hare wangen verbleekten nog meer en haar mond bleef open staan. Het ontzettends gevoel, dat hij zoo van haar denkon zou, trof haar onmeedoogend, zoodat zjj sidderde bij trad op haar too, daar hij dacht, dat zij ineenzakken zon. „Ga zitten," zeide hii vrieDdeljjk, „ga zitten I Gij zijt ziek, en dat is ook natunr- lijk». Zij git g zitten, zonder te weten, waar zij was; op haar gelaat was nog altijd de uit drukking van schrik en ontsteltenis en ha re oogen blikten hem aan met een koude uitdrukking, die hem onaangenaam aan deed. „Zoo behoor ik u dus in 't geheel niet meer, in 't geheel niet meer, Angel vroeg zij. „Niet mij, maar een ander, een reiner schepsel hebt ge lief gehad, zegt gij?" Het haar voor oogen gesteld beeld, dwong haar tot een gevoel van medeljjden met zicb- zelve, het medelijden met een bedrogene. Ha re oogen volden zich met tranen, toon zij aan haar verder lot dachtzij wendde zich af en brak, door weemoed overmeesterd, in een hartstochtelijk smkken nit. Clare gevoelde zich bij dit gezicht eenigs- zins lichter gestemd, want de uitwerking welke het gebeurde op Tesz uitoefende, begon hem ter harte te gaan, ofschoon ook Diet in die mate, als de smart over hetgeen hij had moeten aanhooren. Hij wachtte geduldig en rustig, tot haar geween ophield. „Angel," zeide zij vervolgens, plotseling op haar gewonen toon, zonder bijklank of buitengewone nitdrukking van smart, „An gel, ben ik te slecht, om met n te zamen te mogen wonen?' „Ik heb er nog niet aan gedacht, wat wij doen zullen.® „Ik zal n niet bidden, om mij bij n te houden, omdat ik daarioo geen recht beb. Ik zal mijn moeder en mijne znsters niet schrijven, d >t ik getrouwd ben, zooals ik van plan was. Ik zal niet meer aan mijn japon werken, die gjj mij geschonken hebt, en die ik hier dacbt gereed te maken." „Gij wilt niet?" Neen, ik zal niets meer doen, wanneer gij Diet zegt, dat ik het doen moeten wanneer gij van mij heengaat, zal ik n niet vo'gcnen wanneer gij iets tot mjj zegt. zal ik niet vrsgen waarom, wanneer gij zegt, dat ik het doen moet." „En wanneer ik zeg, dat gij ïeis doen zoudt „Tan zal ik n gehoorzamen als eene sla- vinr.e, zelfs wanneer ik vcor u sterven moot." schappelijke hervormingen, zoo hoog noo- dig tot bevordering eene betere samen leving der menschen, liet 1895 nog veel te doen over, en wat Prof. Huxley in der tijd schreef, is nog van kracht„Wij leven in een werell vol ellendo en dom heid en de plicht van ons allen is, den kring waarop wij invloed kunnen uit oefenen, wat minder ellendig en wat min der onwetend te maken dan hij was toen wij daarin kwamen". De Binnenlandsche verwikkelingen in alle landen en rijken, met de vele ver anderingen in Staatsbestuur, met de oorlogen in Oost en Zuid en West, met de partij-veeten, met de werksta kingen, de congressen opwelke schrille, huiveringwekkende kreteu werden ge slaakt, die bewijzen hoe de haat van de breede massa jegens de meer-bevoorrech- ten nog voortdurend wordt aangeblazen inderdaad, er blijft nog veel te doen over. In engeren kring, in ons Gewest, is 1895 in betrekkelijke kalmte verstre ken. We hebben gewerkt en gezwoegd voor ons dagelijksch broodde een is wat gelukkiger geweest dan de ander, of wil men 't omkeeren, de een was wat minder ongelukkig dan de ander; van groote rampen bleven we evenwel ver schoond. Geen natuurlijke rampen, geen besmettelijke ziekten. Daarentegen gaf de Natuur aan velen onzer rijken oogst in zijn bedrijf. Dat alles moge tot dank baarheid stemmen. Yoorbij ging 1895, YoorbijBedenk het wel Zoo niet dit woord eens prangen zal Worde onze plicht Bij 't levenslicht Getrouw verricht. „Dat is zeer lief van u. Maat het is op vallend, dat uw tegenwoordige opofferende stemming in geen enkel punt overeenstem ming heelt met uwe bonding van voor heen." Dat waren de eerste onaangename woor den. Maar bij Tesz met sarcastische gezegden aan te komen was hetzelfde, als of men iels dergelijks tegen een hond of kat gezegd had. Voor geen geestelijke fijnheid van iets der gelijks had zij eenig begrip, het eenige wat zij ervan gevoelde, was de vijandelijke toon, die haar geen goeds voorspelde. Zij bleef zwijgen en bad er geen begrip van, dat bij met zijne gevoelens voor haar een harde strjjd vorrde; zij zag niet, dat hem een traan langs de wang vloeide, zoo'n groote traan. Iets moest er geschieden, maar wat? „Tesz", zeide hij zoo vriendelijk, als zijn toestand het hem toeliet, „ik kan Du in deze kamer niet blijven. Ik zal een poosje naar buiten gaan". Hij ging kalm nit de kamer en de beide glazen wijn, die hij voor het avondeten had ingeschonken—een voor haar, een voor zich- zelven bleven onaangeroerd op tafel staan. Dat was er van bun aangename samen leving geworden. Bij de thee, hadden zij in het heerlijke gevoel hnnner wederzjjdsche liefde, nog uit één kopje gedronken. Het geruisch van de dichtvallende denr, wekte Tesz op uit haar starre rust. Hij was weg, zij kon dus Diet bljjven- Haastig wierp zij dus baar mantel om de schonders, opende de deur en volgde hem, het licht uitblazend, alsof zij nooit meer terugkomen wilde. De regen had opgehouden en de nacht was helder. Zij was spoedig achter hem. Want Clare ging langzaam en zonder bestemd doel. Zij ne gestalte nam in vergelijking met haar fijn figuurtje een dreigende gestalte aan; en welk een pijn leed zij door die drukkende juweelen, die zij eenige oogenblikken te vo ren nog zoo schoon gevonden had. Clare wendde zich om, als hjj schreden vernam, maar de waarneming harer tegenwoordig heid scheen geen indruk op hem te maken en hij ging verder over de brug met de groo te bogeo. De sporen der koeien- en paardenpcolen stonden vol water, daar de regen sterk ge noeg goweest was, haar te vullen. In deze kleine waterplassen zag men de sterren af gebeeld Tesz zon niet ontdekt hebbeD, dat zij aan den hemel glansden, zoo zij haar a'.beeldsel niet in de plassen gezien had. Het oord, waar zij nu rondwaalden, lag in hetzelfde dal als Talbotays, slechts eenige mijlen stroomafwaarts. Van bet huis al, volgde de weg dwars door de weiden en dcor deze volgde zjj Clare, zonder tetrach- Bij het slachten van een koe kreeg een boerenjongen te "WIJL bij Heusden een kleine wond in den arm. Bij stierf aan bloedvergiftiging. Ook een goocheme streek! Een dokter te AMSTERDAM ontving vau een zijner busklanten een brief met bet dringend verzoek dadelijk te komen: zijn vronw had zoo de pokken. De ijverige arts spoedde zich naar het hem bekende adres en vond de vrouw met rheumatiek in bed. „Maar kerel, je vrouw heeft geen pok ken, maar rheumathiek,' roept hij den echtgenoot der zieke toe. Jawel; dat wist ik ook wel*, antwoordt deze, „maar noch mijn vrouw, noch ik konden dat woord schrijven en daarom hebben we er maar pokken van gemaakt." Een mensch moet zich maar weten te hi-lpen! Men meldt uit HAARLEM: lieden werd er weder instructie gehou den in de vergiftigingszaak van Kromme nie. Het bevestigde zich, dat de instructie was overgebracht op geheel artder terrein. De levensloop van de huishoudster, in deze zaak betrokken, werd namelijk aan een ernstig onderzoek onderworpen. Verschillen de personen Ie dezer stede, die haar man vroeger, toen zij hier woonde, kenuen, zijn bij den iechbr-commis9ans geroepen en naar men verneemt, werd door vele ge tuigen hare waarheidsliefde zeer in twijfel getrokken. De heer Van Slogteren, organist der Herv. kerk te HARKSTEDE, begeleidde deo tweeden Kerstdag als naar gewoonte het kerkgezang, met de tonen van het orgel. De predikant had twee ver zen aan de gemeente opgegeven te zingen. Plotseling, toen het le vers geëindigd was, verstomden de tonen en bleef het orgel stil. Men eing naar de oorzaak daarvan zien en vond den onden organist dood. ten, hem in te halen of zijne opmerkzaam heid tot zich te trekken, bloot nit stille, ge- dachtelooze aanhankelijkheid. Tenlaatste bracht haar rusteloos voorwaarts gaan haar aan zijne zijde. De vrije lucht had hem schijnbaar ieder gevoel ontnomenzij ontdekte dat hjj, haar zonder toornigen blik aanzag Hij was nog in diep nadenken verzonken en haar gezelschap was nu niet sterk ge noeg, den gang zijner gedachteD te verstoren of af te leiden. Wat een ellecdig iets moest hare tegenwoordigheid voor hem geworden zijn. Zij kon zich niet ontbonden, bet wooid tot hem te richten. „Wat heb ik gedaan wat heb ik ge daan, ik heb niets misdreven wat met mjjne liefde met u in sirijd komt. Gij gelooft toch niet, dat ik u bedrogen beb, niet waar? Dat, wat u krenkt, ligt aan u zelf, niet in mij, Angel. Zeker, ik ben er onschuldig aan en ik ben niet die slechte persoon, waar gij mij voor houdt." „Hm - ja. Niet slecht, maar niet de zelfde. Neen, niet dezelfde. Doch, ik zal u geen verwijt maken. Ik heb gezworen, dat ik het niet doen zon, en ik zal alles aanwenden om het te vermijden.® Maar zij ging voort in hare droefheid, om over ziehzelve te spreken en zeide wel licht dingen, die beter geweest waren te zwijgen. „Angel Angel 1 Ik was nog een kind een kind, toen het voorviel I Ik wist nog niets van mannen 1" „Er zal meer aan u misdreven zijn, dan dat gij solf misdreven hebt; dat geef ik toe." „Gij wilt mij dos vergiffenis sohenken P* „Och, ik beb n reeds vergeven, maar daar is het niet mede afgedaan." „En zult gij mij dan weder liefhebben P" Op deze vraag gaf hjj geen antwoord. „O Angol - mijn moeder zegt, zoo iets komt veelvuldig voort Zij kent gevalleD, daar het ergere gevallen betreft, en daar heeft de man nooit iels van gemaakt. en haar tenlaatste alles vergeven. En toch heelt zjj haar man niet zoo lief gehad, als ik u I* „Spreek niet, Tesz, spreek niet op een dergelijke manier. Iedere stand in de maat- scbappjj heeft zijne eigene zeden. Zooals gij nu spreekt, zijt gij op eu top een boe- reumeisjo, dat van dat alles niets begrjjpt. Gjj weet niet, wat ge zegt „Ik ben een boerenmeisje slechts, wat mjjne roeping betrelt, niet van geboorte.® „Des te erger voor n. Ik bedoel, de do- minó die weigerde, ow kind te begraven, had beter gedauD, zjjn mond to houden. Ik moet onwillekeurig uw lamilieverval in ver- De Nieuwjaar s-C o 11 e c t e in de Gemeente Z1JPE bedroeg 1 476,95. Het aaDtal behoeftige gezinnen is 315, zoodat aan ieder gezin kon worden ui ge- gereikt f 1.50, de resteerende t 1.30 wordt aan de wijk Oudeslnis bovendien uitgekeetd. ANNA PAULOWNA, 30 Dec. '95. Tengevolge van een ernstige ziekte van onzen hooggeachten predikantDs. PareaU, zijn in de beide voorafgaande weken geen predikbeurten of catechisatiën gehouden. Hoewel de patiënt gelukkig herstellende is, zal hij voorzeker in de eerste weken of maanden niet in staat zijn, zijn dienst- weik te vrrrichisn, en worden derhalve pogingen aangewend, om door de ringpre- dikanten in een en ander te voorzien. Zaterdag den 4 Januari zal in het Nutsdeparlement te ANNA PAULOWNA als spreker optreden, den heer H. F Waller van Haarlem. Malaria. Een Eransch geneesheer, dr. Critzman, heeft aan de academie van geneeskundigen keunis gegeven van een middel, door hem gevonden tot bestrijding van moeraskoorts, en wel het eten van de milt en merg van rui deren. Hij meent ontdekt te hebben, dut daardoor bij den zieke zich zekere organische stoffen (phatocyten) steik zul len ontwikkelen die de vijauden zijn van de bacterie, welke dr. Laveran als oorzaak der malaria heeft aangewezen. Dr. Laveran en dr. Brouardel, in wier handen de me- dedeeling was gesteld, hebben gerappor teerd dat de ondervinding over de ze vinding uitspraak zal doen. TeKlipkraalis de blik- sem in een school met 20 kinderen ge slagen. De onderwijzer en 18 leerlingen vielen bewusteloos neder, doch geen der kinderen werd doodelijk getroffen. Liter klaagden velen over pijn in de beenen en ook de onderwijzer leed nog geruimen tijd aan een soort verlamming der ledematen. binding brengen met iets anders met dia van gebrek aan sterkte van karakter. Fa- milieverval voert tot zedenverval. Aoh, waarom hebt gjj door die vertelling van uwe afstamming mjj niet met verachting voor u doen vervullen. Hier stond ik eD hield u voor een eerlijk natuurkind, u, die bastaard van een vervallen grootheid.® Met een groot aantal familiën is het erger gesteld, dia met de mijne. Retty's voor vaderen waren ook rijke grondbezitlers. Gjj vindt lieden van mijne positie overalhet is eenmaal zoo in ons land, en daarenboven, dat is mij toch niet te wjjtcn." „res te erger voor ons land." Zij gevoelde het verwjjt ervan, zoover zjj het met haarz©!ve in betrekking bracht; bjj beminde baar niet meer zooals bjj haar vroeger bemind bad. Tesz en Angel gingen zwjjgend verdor. Later heette het, dat een arbeider van Well- bridge, die in dien naeht uitging om den dok ter te halen, had op het weiland een paar tje aangetroffen had, dat langzaam voortliep, zonder met elkander te spreken; de een aoh- ter den ander, bij wijze van een begrafenis en wat bjj van de gezichten had gezien, was niets dan verdriet en ellende geweest. Toen hjj later terugkwam had hjj ze nog op het zelfde veld aangetroffen, even langzaam heen en wedergaande als voorheen, zonder op bet nachteljjk nar en het onvriendelijke weder lettend. Omdat hem het hootd vol was van zijn eigen aangelegenheden, dacht hjj over hen niet verder na, ofschooD hjj zich later het geval nog maar al te dnideljjk herinnerds. Terwijl de arbeider zijn gang deed en weder terugkeerde, had zij tot haar echtge noot gezegd „Ik zie niet in, waarom ik n voor uwge- heele leven lastig zal zjjn. Daaronder vloeit de beek. Ik ga daarin aan mijn leven een einde maken. Ik ben daarvoor niet bang." „Ik zal nog geen woord bij mijne overige dwaasheden voegen," antwoordde hjj. „Ik zal iets achterlaten als bewijs, dat ik hot vrjjwiilig heb gedaan om mjjne schan de. Het zal dan geen aanklacht op u werpen." „Spreek toch niet zoo dwaas ik mag zoo iets niet hooren. Het is onzin, dergeljjka dingen te zeggen in een toestand die meer is om safyrisch over te lachen dan om tragische voornemens te koesteren. Gjj bebt er geen denkbeeld van hoe groot en ingrij pend het ongeluk eigenlijk is, dat ons is overkomen. Wordt het de wereld bekend ge maakt, dan znlien negen van de tien en wel licht o. k allen, het als belacbeljjk beschouwen. Ik bid je, doe mjj het genoegen en ga naar huis en leg u to bed." „Ik zal het docD," zeide zjj gehoorzaam. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 1