Volmaaktheid. TheMidnighf Mal Je vol ras Een Vronwenrgh Id de pro vincie Smolensk is een kleine S'aat, die bijna uitsluitend door vrouwen b'stuurd wordt. Hij beslaat een grondvlakte van twintig vierkante wersts en bevat een aan tal dorpen die eenmaal schatplichtig waren aan het klooster van Bisjukow. Die staat wordt het »Vrouwenrijk" genoemd, omdat de mannelijke bevolking elk voorjaar in massa uittrekt, om werk io de naburige ateden te zoeken en aldus de vrouwen aan haar 'lot overlaat. Alle veldarbeid, alle huiswerk en het bestuur der publieke zaken wordt aan de vrouwen overgelaten. De burgemeesteres" presideert de vergaderingen van den gemeen teraad, waar de vronwen met loiïelijken ernst alle zaken van pnbliek' belang behan delen, Men zegt, dat de politieke en financieele toestand van het f Vrouwenrijk" bloeiend is. Een dure doode. In den loop van den vorigen zomer werd een moordenaar terechtgesteld in fioalock. De hoogleeraar in de anatomie, prof. Von Briiun, kreeg het lijk te zijner beschikking en was van plan het voor een bijzonder onderzoek te doen dienen. Hij gaf daarom last aan den amanuensis, om het lichaam op spiritus te zetten. On- dertusschen kwam de hoogleeraar te ster ven, maar de bediende ging maar door het lijk van spiritus te voorzien. Bij het einde des jaars bleek uit de academie- rekeningen, dat er 500 liter spiritus noo- dig waren geweest, die samen f 105 had den gekost. Reiniger. Van deze stol heb ik op mijn laatste tournóe 1000 meter verkocht. Be grijpt o, wat dat zeggen wil? Koopman. Ja wel: 10 meter. Niets nieuws onder de zon. A. Heb je ook gehoord, dat ze nu hemden hebben uitgevonden, waaraan geen enkele knoop zit B (met een zijdelingschen blik op zjjn vrouw.) O, die draag ik al zoo lang. Petroleum in den ouden Voorde rechtbank te Rï-| om is een sïnsatiewekkende zaak aanhangig. Een zekers Ca n vin is in 1892 ter dood veroordeeld, welke straf later in levenslan gen dwangarbeid veranderd is, wegens moord op zijn pleegmoeder, die hij met een kassen in haar bed zou hebben doen stikken om des te eerder in het bezit te geraken van haar geld en goed dat zij liem bij testament vermaakt had. Hoewel omtrent Cauvin gunstige getuigenissen wer den afgelegd en zijn schnld volstrekt niet bewezen was, werd hij veroordeeld op de verklaringen van Maria Michel, het dienst meisje van de oude vroaw, nog geen twin tig jaar ond, die de moord in bijzonder heden beschreef en bezwoer dat C&uvin haar gedwongen had hem behnlpzaam te zijn. In twee instantiën werd Caurin, te gen wien ook nog eenige verzwarende om standigheden schenen te pleiten, ter dood veroordeeld. Na heeft in het vorige jaar, na het aanhooren van een roerende preek, Maria Michel in de biecht verklaard dat haar vroe gere aangifte geheel valsch was. De biecht vader heeft haar naar de rechtelijke macht verwezen. Het is ongelooflijk wat men verneemt omtrent de moeielijkhedrn door de rechterlijke macht aan Maria Michel in den weg gelegd om haar vroegere verkla ringen te herroepen: en dat, terwijl toch verondersteld kon worden dat een onschul dige in den kerker zuchtte. Eindelijk komt nn de zaak voor en men kan zich denken dat zij opzien baart. Wat Maria Michel voor een wezen is, valt moeielijk te verklaren. Zeker is zij een interessant psychologisch geval. Het is nog niet uitgemaakt of zij vroeger gelogen heeft of nn liegt; maar haar berouw schijnt oprecht, blijkens een brief door haar aan Cao vin gericht. De ongelukkige vrouw van Cauvin, die vier jaar lang be zig geweest is met zoeken naar bewijzen voor de onschuld van haar man, is even voor het proces, van welks beloop zijn in vrijheidstelling het gevolg kan zijn, ges'or- ven. tijd. Terwijl bij ons het gebruik van petro leum als verlichtingsmiddel slechts eenige tientallen jaren bekend is, was deze stof reeds 3500 jaar vóór Christus bekend en werd zg ook in die tijden dikwijls voor bovengenoemd doel gebruikt. Io Baby- Ion gebruikten de ingezetenen een soort van asphalt, dat van de bronnen van de Jo, een zijriv er van de Eaphraat, 120 mijlen van Babyion, werd aangevoerd. De eeuwige vuren op de altaren in Ba koe, waar vuuraanbidders woonden, waren slechts uitstroom einden van peiroleumbron- nen, die aangestoken werden en door ge- stadigen toevoer van aardolie gevoed wer den. De onde Egyptenaren gebruikten de petroleum voor het balsemen hunner doo- den. Herodotus maakt gewag van de op het eiland Zanti voorkomende petroleum- bronnen, die reeds vóór 2500 jaren steeD- olie leverden. Plutarchus vertelt van een in vlammen staande hel van steenolie in de nabijheid van Ekbatana.Plinius spreekt van bronnen te Agrigentum op het eiland Sicilië, deze petroleum werd toen reeds onder den naam van „Siciliaansche olie' voor lampen gebruikt; ook de olie van Ameira werd sinds langen tijd voor verlichting van de stad Genua gebezigd. Men vermoedt ook dat de ondergang van Sodom en Gomorrah moet worden toegeschreven san een over- strooming van vloeistoffen, die aardolie bevatten. Een moedig Meisje. Dezer dagen ondernam een achttienjarig Fransch meisje, Marie Gé'y geheeten, een reis, die, om de wijze waarop zij geschiedde, van grooten moed getuigde. Zij woonde te Parijs bij een oom en wilde, toen deze ziek werd, hem niet tot last worden, weshalve zij besloot, te voet naar Maurice, in Auvergne terug te keeren. Maar de afstand tusschen Parijs eu Maurice is lang, niet minder dan 450 kilometer. Toen zij, na een dag en een nacht te hebben geloopen, te Lamotte Beuvron aankwam, was zij dan ook dood moede. Io haar hachelijken toestand kwam zij op het denkbeeld, kosteloos zich per trein te laten vervoeren. Te dien einde verborg zij zich in het station en bespiedde het oogenhlik, dat een goederentrein zou vertrekken. Op het gunstige oogenblik zette zij zich op een buffer van den achtersten wagen en maakte aldus blootgesteld aan het grootste gevaar om van haar nauwe, ongemakkelijks zitplaats op de rails te worden geslingerd, de reis mede naar Vier zon. Daar werd de zonderlinge passagier ontdekt en is aan haar avontuurlijken tocht een einde gemaakt. "Wijl zij uitgeput was en verstijfd van koude, besteedde men aan haar eenige zorgen, waarna zij naar Montlujon werd overgebracht, waar een andere oom, daar woonachtig, haar in zijn huis opnam. Wordt somt in een preek scherp de waar- [heid gezegd, En op vele wonden den vinger gelegd, Dan kijkt A nasr B, en C, ook wel wat [zwak, Naar D, en denkt dan jrSteek jij die in [je zak Al wordt ook zijn eigene boosheid gelaakt, Ja, zelfs in de kerk blijkt„geen mecsch [is volmaakt. Ka zat in de keuken, naast haar een sol- [daat, Daar nadert mevrouw, »Jan, poets daad- [lijk de plaat," Zegt Ka, dood verlegen, „hier, ganw in de [kast!" Maar och, 't was te laaten Mevrouw [stond verrast, f Wat moet hier die man vraagt zij [vreeslijk geraakt ^Vergeef mij,' zucht Ka; *och, geen [mensch is volmaakt Kees zegt tot zijn vrouw; „Ik was gaar- [ne eens vrij, Maar moet weer vergadren 'k behoor er [wel bij, Och, och, die verkiezingdie heeft heel [wat in. Kees toog naar de soos en daar was 't [naar zijn zin, Zijn vrouw speelt 's nachts op, maar hij [heel zwaar bespraakt, Zei„wees maar bedaard, vrouwgeen [mensch is volmaakt Mevrouw bad een schoothond, zoo vet als [een mol Maar 't beest werd gestolen. Mevrouw is [halt dol, En jammert en weeklaagtbeklemd is haar [borst Maar Fik was inmiddels verwerkt door de [worst, De slager, die doet maar, vraagt niet hoe [het smaakt. De man leert ons ook algeen mensch [is volmaakt. Een melkboer, die veel van de zindlijkheid [houdt, Eo het om die reden plichtmatig beschouwt, Geen water te spareD, plast daarom maar [raak En zie, door dit alles, bloeit allengs zijn [zaak, Hij hooit wel hoe ieder zijo waschlust [steeds wraakt; En denkt slechts in stilte„geen mensch [is volmaakt.' Geen mensch is volmaakt't is de mensch [die het leert; Maar wie het ook aanvoert en waar men ['t beweert, Toch is 't geen excDus voor een schandlij- [ke daad. Wat goed is heet goed, maar het kwaad [blijft steeds kwaad. Daarom immer beter, solider geleefd Zoo worde door ons naar volmaking ge- [gestreefd Jan Courage. Een Z u i d a m e r ik a a n s c h middel tegen slangen vergift. Een Duitscher, die reeds bijna 50 jaar als kolonist io Brazilië leeft, deelt uit Sao Martinho do Capivary een aldaar toevallig ontdekt middel tegen de gevolgen van den beet van vergiftige slangen mede, dat uit stekend en heilzaam moet werken. Daar de gebruikelijke middelen tegen slangen- vergift, met uitzondering van bet inwen dig gebrnik van alcohol, geen practische waarde bezitten, is hot niet ondienstig, net middel van den onden kolonist bekend te maken, teneinde de opmerkzaamheid van deskundigen «r op tc vestigen. Hij schrijft tfDaar wij hier een eenvoudig middel ve gen slangengif hebben ontdekt, reken ik mij verplicht, het bekend te maken. Dit middel is petroleum, dal onmiddellijk en voortdurend op de wond moet worden ge- dracht. Het is verbazend, hoe snel en on feilbaar dit eenvoudig middel helpt. Zes door slangen gebeten personen waaron der zich mijn schoonzoon en kleinzoon be vonden hebben dit middel aangewend allen sliepen den eersten nacht zeer goed en konden den volgenden dag hun arbeid hervatten. Mijn schoonzoon zag zelfs dat de slang hem beet en terwijl bij opsprong, kreeg hg nog een hevigen slag op den rug met den staart van het reptiel, zoo stevig had de slang zich aan zijn voet vastge beten. Hij was ongeveer 300 meter van huis verwijderd en toen hij thuis kwam, was de voet reeds sterk opgezwollen en zag de wond zwart en groen. Hij wendde on middellijk petroleum aan, waarna de pijn direct verminderde en spoedig geheel ver dween. Den volgenden dag was hij vol komen gezond. Eenigen tijd geleden werd een andere jonge man gebeten, die mij eveneans ver want is. Deze was ver van huis verwij derd en toen hij terugkeerde, liep het bloed hem reeds uil neus en mond en dreigde hij in zwijm te vallen. Zijne vrouw bette de wond met een weinig petroleum, daar zij echter niet onmiddellijk beterschap zag, bezigde zjj ook andere middelen en braebt daardoor zijn leven in gevaar, want hij zweefde geruimen tijd tusschen leven en dood en moest zes weken lang het bed honden. Sterfgevallen na slangenvergifti ging komen bier zslden voor en zijn meest al aan onoordeelkundige behandeling toe te schrijvenlangdurige en pijnlijke ziek ten waren echter niet zeldzaam. Thans is men hier niet meer zoo bevreesd voor slangen, sedert men dit middel kent, en ieder, die ver van huis werkt, neemt een fleschje petroleum made. Is iemand aan den viDger of een der teenen gebeten, dan is het aan te bevelen, het gewonde lid on middellijk in petroleum te honden is dit niet mogelijk, dan drenkt men een lapje met petroleum en ligt dit op de wond. Men moet echter af en toe wat petroleum op het lapje gieten, opdat dit voortdurend goed bevochtigd blijft". De Figaro weet mede te de e- len, dat een samenzwering is ontdekt te gen het leven van president Fanre. Aan het spoorwegstation te Valence zijn drie Spanjaarden gevangen genomen, die in het bezit waren van een lang mes en een scheermes. De mannen kwamen van Mar- seille en waren op weg naar Lyon, waar heen zij, naar men vermoedt, gingen met het doel den president der republiek, tij dens zijn bezoek aan de stad, te vermoor den. De verdachten waren in het bezit van veel geld, dat volgeDs een hunner afkom stig was van een inzameling onder hun dernacht, toen zij de verlatene, slechts door weinig lantaarns verlichte straten doorstap ten, zonder het plaveisel te betreden, opdat het klinken van hnnDe voetstappen hen niet zooden verraden. Eenmaal buiten de stad, vervolgden zij de laan, welke naar het wei nige mijlen verwijderde open veld voerde. Zij waren zoo ongeveer twee of drie mjj- Ien verder gestapt, toen Clare plotseling, dicht voor zich een groot, oud bouwwerk ontdekte. Het scheelde weinig of zij waren er tegen eaDgeloopen. .Wat voor een zonderlinge plaats is dat hier?* zeide Angel. „Het bromt I* riep Tesz. „Hoor 1" Angel luisterde. De wind, die door bet bouwwerk speelde, deed eeo dreunende toon hooren. Geen and.r geluid werd ver nomen en zijne hand opheffende en één of twee schreden voorwaarts doende, voelde Cl»re een onden manr. Terwijl bij zijn vingers voorwaarts voerde ontdekte bij, dat het een pilaar was; in een niet nader te bepalrn hoogte,maakte dereden zwarten hemel boven ben nog zwarter. Zij traden voorzichtig ond.r en tusschen de stetnen, die het doffe gernisch bnnne schreden deden weergalmen zij schenen evenwel nog buiten het gebouw te zijn, geen dak welfde nog boven bon hoofd. Tesz biefd vol vrees haar aldtm in en Angel zeide verwonderd „Wat kar dat toch zjjn F" Terwijl zij zijwaarts stapten, ontmoeten zij wederom een pilaar, vierhoekig en tuw als de vorige; maar deze plaats hier scheen vol pilaren, welke door doorloopende architraven met elkander in verbinding stonden. De volgende pilaar was de laatste, zij vormde met ben allen een gaDg, breed ge noeg voor een wagenhet was doideljjk genoeg, dat bet bouwwerk een oude tem pel moest zijn geweest. „Bet is Stonehengel" zeide Clare. „De beidentempel F* „Ja 1 Hij heeft al menige eeuw achter den rug en is ouder dan de D'Urbe rvilles. Nn wat zullen wjj doen lieve F Wij tal len verder wellicht een onderkomen vin den." Maar Tesz die werkelijk moede was, wierp zich op een zerk neder en voelde zich door een pilaar voor den wind beschot. Tenge volge van den zonneschijn van den deg, was de steen warm en droog en een aangename tegenstelling met het koude en natte gras, welke hare rokken en schoenen vochtig bad doen worden. „Ik zon liever niet verder gaan, Angel," zeide zij, bem hare hand toestekende. „Kun nen wij hier niet blijven F" „Ik vrees neen! Deze plaats is over dag mijlen ver zichtbaar, ofschoon het er nn niet zoo uitziet I* „Eene der bloedverwanten mijner moeder was hier schaapherder, schiet mij nn te bin nen. En gij placht in Talbothays te zeg gen, dat ik eene beidia ben. Zoo ben ik du thnis." Hij knielde naast haar neder en zoebt met zijne lippen de baren. „Zijt ge slaperig, lieve F Ik geloof dat ge op een altaar ligt.* „Het bevalt mij bier zeer goed," fluis terde zij. „Ik gevoel rojj zoo wel. Het ziet er bijna uit, alsof er niemand bniten ons beiden op de wereld isen ik wou wel, dat het zoo was Liza-Lu uitge zonderd." Clare dacht, dat zij er wel zouden kun nen blijven, tot het eeu weinig lichter ge worden zou zijnbij spreidde derhalve zijn overjas over baar heen en zette zich aan haar zijde neder. „Wanneer er iets met mij gebeuren zal, Angel, znlt gij dan ter wille van mij over Liza-Lu waken F* vroeg zij, toen zij een poosje naar den wind geluisterd had. „Ja .Zij is zoo goed, eenvoudig en rein. O, Angel, ik zou willen, dat gij met haar troow- det, wanneer gj) mij verloren hebt, wat bin nen kort zal geschieden. Ocb, als gij dat deedt 1" „Wanneer ik n verlies, verlies ik alles I Bovendien is tij mijne schoonzuster." „Dat hindert niets 1 In Marlott trouwden de lui wel meer met hunne schoonzusters en Liza-Lu is zoo goed en beminnelijk en wordt zoo mooi. Met haar kon ik u deelen als wij in de geestenwereld zijn! Ach Angel wanneer gij haar om mijcectwille tot n zondt villen trekkeD en voor baar zorgen wilde! Zg heeft al het goede van mj), zonder het slechte; en wanneer zjj de uwe wordt, zoo waro het bijna alsof de dood ons niet ge scheiden bad. Nn heb ik n mijno meening gezegd. Ik zal er niet weder op ferogko men." Zjj zweeg en verzonk in gedachten. Gr ij ze of zwarte haren. Een bijzonder rechtsgeding heeft plaats gehad in Bloomsbury tegen miss Eleonora Sarzient en wel wegens contractbreuk. Miss Sarzient speelde nl. in het stak mrs. Rollit, en weigerde als moeder van een 15-jarig meisje een grijze pruik te dragen. De moeder van een vijftienjarig meisje beweerde zij, kon zeer goed zwart baar hebben, en als haar lieve medespeel ster, die het l5-]arig meisje moest voor stellen, er ond uitzag, kon miss Eleonora dat niet helpen. De directeur verlangde evenwel, dat zij een grijze pruik zou dragen en daar miss Sarzient hardnekkig weigerde, klaagde hij haar aan wegens contractbreuk en verlangde voor eiken avond 6 pond sterling schadeloosstelling van zijn actrice. Deze laatste, een groote bekoorlijke ver schijning, verklaarde voor den rech ter, dat zij 14 maal achtereen de rol van mrs. Rollit met zwart haar had ge speeld, daar echter veel meer heereu op haar, de moeder, verliefd werden, als op de actrice, die voor de 15-jarige Adelina speelde, was deze op het denkbeeld van grijze haren ge komen. Miss Sarzient werd vrijgesproken de directenr in de kosten veroordeeld. Uit Singapore verneemt de Timei, dat te Hongkong de pest weer is opgedoken, en dat er tal van menschen aan zijn gestorven. Een geraffineerde bedrieg- ster. Een elegant gekleede dame kocht in een voornamen winkel te New-York een prsch- tigen mantel voor 300 dollars en gaf een chèque van 1000 dollars af, welke be taalbaar was bij een bankiershuis in de zelfde straat. Snel werd er een bediende naar het bankiershuis gezonden om te vragen of de cheque goed was. Toen de dame van deze heimelijke zending van den jongen hoorde, toonde zij zieh zeer verontwaardigd en zei de met zulk een plebeische firma niets meer te doen te willen hebben. De be diende kwam terug en zeide dat de chèque goed was. De verontwaardigde dame nam de chèque echter weer terug, zag van den mantel af en vertrok. Na verloop van een kwartier verscheen zij evenwel weer en verklaarde, dat zij den mantel omdat hij zoo mooi was, toch maar zou nemen en dat zij zich door haar verontwaardiging en drift wel een beetje had laten meesle pen. Zij ontving ca den maDtel en 700 dollars op de chèque terug. Toen men met de chèque bij het bankierskantoor kwam om daarop de 1000 dollars te ontvangen weigerde de bankier de betaling, omdat de onbekende dame intusschen haar geld uit de bank had opgevraagd. De schrikkeldag. Op den 29 Februari, op den extra-dag, dien het schrikkeljaar ons brengt, meent de Zw. Crt. het volgende even onder de aandacht te mogen brengen 't Woord schrikkel komt van schrikke- len, een verouderd werkwoord, dat in en kele streken nog gehoord wordt in de sa menstelling overschrikkelen, d. i. oversprin gen; gij schrikkelt er een over, zegt men tot hem, die bij het tellen een getal overslaatschrikkelen komt van schrik ken in oude wiskundige werken heeteu de overslaande boeken schrikboeken. In eeD schrikkeljaar verspringt het feest St. Mattheus van den 24sten Febr. op den 25en en den Zondagletter niet dan den 24en, zoodat niet de 29e Febr. maar de 24e de ingevoegde dag is; men heeftin een schrikkeljaar of springjaar tweemaal den 24e,n Februari. „Offerde men God hier F* vroeg Tesz na een poosje. „Neen," antwoordde by. „Wie dan F* „Ik geloof de zon. Die groote sieeD, die daar alleen staat en waar nn de eerste licht straal op valt, is naar de zontoege keerd en diende voor altaar." „Dat wekt herinneringen by mg op, gelief de," zeide zg. „Zeg mij nn eens Angel, ge looft gg, dat wij elkander nog eens ontmoe ten zullen, als wg dood zgn F Ik zou het nu zoo gaarne weten." Hg kuste baar om een antwoord juist in dit oogenblik te ontwgken. O Angel, ik vrees dat dit meer betee- keDtl" zeide zg met onderdrukte stem. „En ik zou u zoo gaarne, zoo gaarne weder zien. Wat Angel, zelfs gg en ik niet, die elkander zoo innig lief hebben F" Evenals wijzeren dan bij, gaf bg op een critieke vraag in een critiek oogenblik geen antwoord, en beiden zwegen. Na eeDige minuten werd baar ademhaling regelmatiger, haar handdruk zwakker en sliep zij io. Bleeke zilveren sireepen aan den ooste lijken horizon werden zichtbaar en balden het landschap in een eigenaardig, terughou dend vredig schgnsel, dat de schemering ei gen is. De oostelijke pijlers en architraven teekenden zich hcog en donker af. De nachtwind stierf weg en de kleine plasjes in de koiien in den weg, genoten hnn lang ontbeerde rust. Ter zelfder tijd scheen iets aan het oostelijk einde der pilarenreeks zich te bewegen. Het was het hoofd van een man, die hen van achter een pilaar bespied de. De gestalte kwam weldra geheel te voorschgn en stapte op Angel's verblijfplaats toe. Angel boorde iets achter zicb, zachte voetstappen. Zieh 'omkeerende, bemerkte bg tnsschen de pilaren een mannelijke ge- stalt, vervolgens zag bij aan de andere zg- de er eveneens een komen opdageD, dan nog een andere aan den tegenovergestelden kant. Zij allen schenen zich volgens een vooraf beraamd plan Daower te willen aan sluiten. Hg sprong oogenblikkelgk op en keek rond naar het een of andere wapeo, naar een losse steen of iets anders. Op dit oogenblik had de diehtstbgzgnde gerechts dienaar hem bereikt- „Het zal u niet baten 1* zeide hg. „Zes tien onzer mannen bevinden zich in den om trek en elk heelt orders u te vaDgeQ." „Laat baar uitslapen I* bad bg fluisterend tot de mannen. Toen zg zagen, waar ig lag, maakte zg geen bezwaar en stonden zwijgend rondom. Angel ging op den steen toe, boog zich voor over en nam een barer kleine handen in de zgne; haar ademhaling was snel en kort, meer als die van een klein kind als die eeDer vrouw Allen wachtten in het toe nemende licht, dat hunne gelaatstrekken en bnnne handen verzilverde, terwgl de stee- nen groen-granw glansden en bet vlakke land nog een zee van schaduwen geleek. Het licht werd sterker, en viel op baar be wusteloos gelaat, raakte bare oogleden aan en wekte haar. „Wat is er Angel F" vroeg zg opstaan de. „Zijn zg om mij gekomen F" „Ja lieve* antwoordde hg. „Zg zgn daar." „Het is gekomen zooals het komen moest I' fluisterde zij; „Angel, ik ben blijde ja bigde! Dit geluk kon niet voortduren 1 Het was te groot 1 Ik heb genoeg en ik zal niet Iovbd, opdat gg mg zult verach ten." Zij stond op, schudde hare lokken op den rug en ging voorwaarts, ofschcon nog geen enkele der mannen baar genaderd was. „Ik ben bereid zeide zg kalm. HOOFDSTUK VII. De oude schoone stad Wintonoester, de voormalige hoofdstad van Wesscx, lag door ïijn hoogen en lagen omtrek omgeven, in al den glans van een warmeD Julimorgen. Van uit de westelijke poort loopt de land- straat, die ïooals ieder inwoner van Winton- cester weet, largg een henvelrij mijlen ver voort gaat. Op deze straat liepen twee per sonen snel van de stad af, opwaarts, alsof zij nauwelijks de Btyging bemerkten. Zg beiden schenen begeerig, de bnizen uit het gezicht te komen, en deze straat baod hen daartoe de beste gelegenheid. Ofschoon zij jong wa ren, gingen zij met gebogen boofdzonder medelgden of erbarmen lachten en dansten de zonnestralen boven de hoofden dier beiden. Een bnoner was Angel Clare, de twee de een groot halfvolwassen meisje, een evenbeeld van Tesz, slanker maar met de zelfde mooie oogen Clare's schoonzuster Liza-Lu. Zij bewogen zich voort, hand in hand, zonder een woord te spreken. Toen zg den top van den grooten. West-hen- vel* bijna bereikt hadden, sloegen alle klokken in de stad acht nar. Nadat zg nog een paar schreden verder waren gegaan, bereikten zg den eersten mijlpaal, die zich wit vannit het groene grastapgt verhief. Zg traden op den graszoom en gedreven door een kraebt, wel ke hun wil scheen te bnigeu, ston den zij plotseÜDg stil, maakten een wending en wachtten, als door iets boven natnnrlgks gedreven, naast den steen. Het uitzicht vanaf dezen heuvel was ruim en zonder grenzen. In het dal daaronder lag de stad, welke zg jnist verlaten haddeD. Van tusschen de gebouwen en huizen ver hief zich de kathedraal, met de norman- dische vensters, de hooge toren van St. Tho mas en meer naar rechts de gevels van het oode hospitaal. Achter de stad zag men het hooggelegene plateau van den St. Catharina heuvel. Tegen dezen achtergrond stond voor het front der andere gebouwen een gebouw van roode baksteen met nederige grauwe daken en kleine getraliede vensters, die de gevangenis aanduiden; dit alles was door zijne stevige vormelijkheid met de sierlijke omgeving in sterke tegen stelling. De poort, die zich in dit gebouw bevond, hadden Angel en Liza-Lu voor bnn vertrek uit de stad juist verlaten. Te mid den dezer nedsrigo gebouwen, stak een lee- lgke, stgve stompe toren het hoofd omboog. Aan de balustrade van dezen toren was een groote staug bevestigd Op dit punt waren de oogen van het paar gevestigd. Weinige minuten na den klokslag van acht aar, be woog zich iets langzaam langs de staDg omhoog en breidde zich weldra in bet luchtruim nit. Het was een zwarte vlag. Aan de „gerechtigheid" was voldaan, en de wereld bad haar spel met Tesz ge ëindigd. Onwetend en rustig sliepen de D'Urbervilscbe ridders en edelvrouwen voort in bnnne graven. De beide stomme toe schouwers bogen zich ter aarde als in ge bed en volharden langen tijd in die hou ding, terwgl de vlag zwijgend in en nit wapperde. Vervolgens stonden zij op, ga ven elkacder de hand en gingen verder. EINDE. Snelpersdruk van J. "WINKEL, Schagen. feaM

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 6