De Vreemde.
Zondag 22 Maart 1896
40ste Jaargang No. 3032.
BIJVOEGSEL.
Gemengd Nieuws.
Het laatste schot.
FEUILLETON.
SCHAKER
COURANT.
Het is den 9 don Mei van het jaar
1871 in den tijd dus, dat het volk
in Frankrijk de welkome rust geniet van
eenen wapenstilstand, sedert de twee groo-
te mannen van Earopa, Thiers en Bis-
marck, het samen eens zijn geworden over
de vredesvoorwaarden na den noodlotti-
gen krijg van 70 71.
In eene kleine provinciestad van Nor-
mandie ligt nog eene kompagnie van het
Pruisische bezettingsleger, onder bevel van
den Overste von Z.
In den vroegen voormiddag wordt aan
geklopt bij den Overste. Een sergeant
overhandigt een brief met de woorden
0een geheim schrijven van den Luitsnant-
Orerste bij het bataljon aan den kom-
mandant der kompagnie'.
Overste von Z. opent haastig het ver
zegeld stuk.
*Wat is dat?... Onmogelijk!... En
dat vandaag nog 1't Staat ei toch
duidelijk
Na deze afgebroken alleenspraak, steekt
hij het geschrift in zijn borstzak, doet
eenige schreden door het vertrek, schudt
even bedenkelijk het hoofd en vervolgt
dan weder als in zichzelveu
#Er is niefs aan te doenhet bevel
moet opgevolgd worden, ook al is het
tegen mijn zin.4
Daarop zich tot den sergeant wendende,
die in militaire houding is blijven staan,
wachtende op eenige antwoord van zijn
Overste, zegt hij
„Binnen een half uur moet de kom
pagnie op de plaats gereed staan om uit
te trekken en ieder man moet voorzien
zijn van vijf scherpe patronen."
#Tot uwe orders, kommandant 1 Mag
ik vragen of de kommandant eene schiet
oefening
Zonder den sergeant te laten uitspreken,
is het bescheid van den overste beslist
yIk zelf zal de manschappen op marsch
met de opdracht bekend maken. Dus zoo
als ik zeg binnen een half uur op de
plaats marsch vaardig."
irTot uwe orders kommandant!'
De sergeant begrijpt, dat het onderhoud
hiermede is afgeloopen, salueert en ver
trekt, terwijl de overste hem reeds den
rug heeft toegekeerd en met strakken blik
in het midden van de kamer blijft staan.
Zooveel geheimzinnigheid is de dienaar
van zijn heer niet gewoonMet een ern
stig nadenkend gezicht en weifelenden
Roman van Robert Kohlrausch.
Waf, twijfelde hij en zelf aan zijne moeder!
Was het dan mogelijk, dat zijne gedachten
hem zoover konden meevoeren Twijfelen
aan baar, die in zjjn oog de reinheid en een
voudigheid zelve was, sedert bij geweten
bad wat smaak en zonde was. En al was
het slechts een zweem van twjjfel, die niet
het leven en handelen, maar slechts bet
denken der geliefde vrouw; betrof, ook dat
reeds wekte wrevel tegen zichzelven op. Hij
trachtte te lacheD, als kon bij door den klank
zijner stem, die zwaarmoedige en zwartgal
lige gedachten verbannen, en toob, na een
paar maal do kamer te zjjn op- en neerge-
loopen, ging bij nogmaals naar den koffer
terug en baalde weder het papier te voor-
icbjjn. Hjj braebt het papier onder de lamp,
las en herlas nog eensmaar het schrift gaf
geen antwoord op al zijne dringende vra
gen. De woorden, de datom bleven onveran
derd, doch geen enkele herinnering dook in
■ljn binnenste op, welke deze woorden zou kun
nen verklaren.
Daarna begon hjj er over te peinzen, hoe
dat papier in zijne handen gekomen was.
Het had op den grond in de kamer zjjner
moedor gelegen, toen hjj tot haar gegaan
was, om de voorbereidselen voor de reis fe
voltooien. Zjjn koffer, die boven op zijn
kamer gevuld was, was naar de kamer zii-
ner moeder gedragen, daar deze er nog eenige
zaken in wilde pakken. Die lagen op de ron
do sofatafel bij elkander, papieren er naast,
om er omheen te wikkelen.
Het was hem opgevallen, dat zijno moe
der nog niet met inpakken begonnen was,
maar in gedachten'verdiept voor bare open
geslagen secretaire zat, waarin zij de fami
lie-papieren, haar huishoudboek en andore
schrifturen bewaarde. En toen Boysen in
zijne herinneringen zoo ver gekomen was,
wist hg plotseling, vanwaar het papier ko
men moest. Hg bezag het blad papier nog
eens; ja jnist, bet was doidelgk, dat dit blad
nit een boek was gescheurd hg zag bet
boek, waartoe dit blad behoorde, als lag
't voor hem. Hunne familiekroniek noemde
zijne moeder het brnine, met gond op snee ver
sierde boek, waarin zp alle datums opschreef,
welke baar gewichtig tpejKjjenen, van den
gang verlaat de sergeant het hais, waar
de overste is ingekwartierd, met wien hij
op min of meer vertrouwelijken voet staal.
Wat toch mag er wel in aantocht
zijn Parijs is reeds den 2en Maart door
de troepen ontruimd. Overal is het rnstig
en in afwachting dat de Daitsche soldaten
worden opontboden om naar hunne haard
steden terug te keeren, leiden ze in de
twee laatste maanden een onschuldig, zelfs
vroolijk leven onder elkander en onder de
bevolking van het landstadje, die reeds
eenigzins is verzoend met de vresmdelin-
gen, die als gewone meDscben onder hen
verkeeren en nn en dan huc goeds sier
met goed geld betalen.
Doch de sergeant kent zijn dienst en
weet, dat zwijgend gehoorzamen daarbij
eerste plicht is.
Weinige minuten later klinkt door het
stadje het signaal van //verzamelen.'
Nog een poos, en de kommandant,
Overste von Z., verschijnt te paard op de
plaats, waar zijne kompagnie is ontboden.
Luitenant B., de jongste offi sier van de be
zetting, een oppassend, levenslustig en alge
meen bemind jong man, treedt op den
kommandant toe.
//Verontschuldig mij, Overste! ik had
mij voorgesteld vandaag bij het mooie we
der van de wandeling te genieten en nu
beveelt de kommandant..."
//De kommandant van de compagnie
denkt, maar de bataljonskommandant be
veelt, mijn waarde vriend!" was het ant
woord van den overste,
„Pardon! Dus heeft de Luitenant-over
ste van het bataljon dszs schietoefening
verordend
»Esn fraaie schietoefening Ziehier, lees
zelf,"
Het vroolijke gezicht van den jongen
officier veranderde plotseling bij het le
zen van het geheim schrijven van den ba
taljonschef.
„Dat is geen aangenaam kommando,
Overste
//Zeker niet. Maar daarvoor beu ik ook
jongste kommandant ia het bataljon en
zijt gij de jongste officier der compagnie
Wij beiden, gij en ik, staan heden ongaar
ne op pos% want aan u, mijn waarde B,,
zal het treurigste aandeel in de opdracht
gegeven worden.'
De jonge officier verbleekte bij het ont
vangen der verdere instructie van zijn
overste. Hij saluleert en neemt met een
zucht zijne plaats io in den rechtervleugel
der kompagnie.
Een tweede officier nadert op een wenk
van den overste. Ook hij verneemt onder
ernstig zwijgen de bevelen van den kom
mandant.
Hierna meldt de sergeant den overste;
dat de compagnie op de plaats aanwezig ist
dood harer grootouders af fot aan de ge
boorte van haar zoon eo tot aan zgn ver
trek in de wereld, dat gisteren plaats bad.
En nn herinnerde hg zich ook weer de
woorden, die hg tot baar sprak, toen hg
zachtkens bg baar binnentrad en haar uit
hare stille droomerg wekte. Zg had tra
nen in de oogen, toen zij hem aanzag, maar
vervolgens lachtte zg, en zeide„Ik heb
een weinig opruiming gehouden, in oude
papieren en sehriituren, opdat gg alles in
orde zult vinden, als ik eenmaal dood
ben."
0Aantreden - Sta 1 - Geweer over-
In secties rechtsMarschHalt
beveelt de overste.
^Eerste sectie - marsch kommandeert
de jongste officier. En voor en na trekt de
bezetting van het vredige landstadje nit in
den heerlijken lentemorgen, den weg naar
het bosch op.
z/Wat mag de oude nu toch in den zin
hebben F' fluisteren de soldaten onder el
kander. Niemand van hen, die iets begrijpt
van hel doel, waarmee de kompagnie zoo
onverwachts uittrekt met scherpe patronen.
Zelfs de dienstdoende sergeant van den
overste trekt z vijgend de schouders op als
de andere officieren hsm ter sluik» de verkla
ring vragen van den zonderlingen marsch.
lutusscheu is weldra het bosch bereikt.
Door de liefelijke zonnestralen halder
gekleurd, vertoont het frissche joigegroan
der hoornen zich zoo aangenaam voor het
oog, de woudbloemen geuren zoo verkwik
kend, ds breede gepluimds bladeren der
varens aan den voet der stamm.ro, tusschen
wilde rozen en wingerd uit den mtlden
voohtigen bodem opgeschoten, wuiven op
de zrchte koelte z>o vriendelijk heen
en weder en de vogels zingen zoo lustig
in het dichte loof, dat de wandelaar on
willekeurig gestemd wordt om mede een
lied aan te heffen gewijd aau de schoone
natuur 1
Toch marcheerden da manschappen der
compagnie op, zwijgend, in de pas.
Ginds loopt de weg uit op een open
terrein in het bosch.
De plek is thans een bloembed gelijk.
Boate vlinders flrdderen en glinsterende
kevers bewegen zich door de grashal aei.
Aan den rand van hot bosch grazen
eenige herten met hunne slanke gestalten.
Op het vernemen van de bijna onhoorbare
voetstappen in het gras, heffen ze den sier
lijken kop op alsof ze willen zeggen waar
om komt ge ons storen op onze rustige
plek, ons veld Laat ons met vrede op on
ze stilde weide Met het gewei over den
rag geslagen, verdwijnen zij met korte
sprongen ia het dichte kreupelhout. Ero
prachtige fasant ziet van uit een knoesti-
gea eik naar omlaag, en, verrast door het
ongewone bezoek van zooveel gewapende
mannen, slaat zij de vleugels uit en duikt
weg onder takken en bladeren. Met schril
le kreten volgen andera vogels hunnen weg
in het donkere bosch.
„Haïti Geweer al! Front!'
Als ware een booze geest opgedoemd uit
den grond, dringen de holle klanken van
de echo door over de ruimte, waar de o-
versle zijne kommando's geeft.
Aller oogen richten zich op den kom
mandant, die zijn paard inhoudt en naar
het front keert.
»Fusilierszegt hy, ,/Wij hebben he-
Hg bad geschertst over hare ernstige ge
dachten; zij echter bad geantwoord „Neen,
neeo, sedert een paar jaar is mijn bart
niet in orde; het is waar, wat de doktoren er
ook tegen mogen inbrengen. Het kan gebeu
ren, dat ik mg 's avonds neerleg, om nooit
meer op te staan. Ik vrees daarvoor ech
ter niet en ik heb mgn aandeel in het ge
luk op deze wereld gehad. Nu mosten
anderen komen om hun gelnk te zoekeD;
gij vooraan, mgn lieve jongen." Yervol-
goes was zg opgestaan, sloot haar secretaire
en begon met bnitengewonen ijver zga
koffer te pakken.
Boysen wist nu, dat het blad uit het
boek was gescheurd, en dat zg hst met
andere papieren had willen verbranden,
dus dat het niet voor zgne oogen bestemd
was. Hg hield zichzelven voor, dat bet niet
paste, over dit alles na te denken en een
anders geheimen te trachten te doorgronden;
dat zgn moeder te hoog stond, om maar
een enkelen twijfel daaromtrent te mogen be
waren. Hg was boos op zichzelf en tege
lijk verwonderde het hem, terwijl zgn blik
op de pendule viel, dat het reeds tien uur
was. Dan was het 't verstandigste, alle
dwaze gedachten te verbannen en zich ter
ruste te begeven en in den slaap kracht en
vergetelheid te zoeken.
Hg belde aan den dienaar om hem te
zeggen, dat bg Diets meer noodig had, en
toen deze het licht in de slaapkamer had
ontstoken en zich weder verwijderd,
zocht Boysen zgn bed op, dat groote, door
roode zijden gordijnen omhangen ledikant.
Hg zonk diep in de zachte kussensnadat
bg bet licht had uitgeblazen, zag hg nog
een tijdlaDg met een wakend oog naar de
helle fijnren, die het van de straat binnen
dringende licht op de witte, neerhangende
venstergordgDen toekende. Spoedig echter
scheen alles in elkander te loopen tot een
groezelige, gele massa; Boysen's oogen vielen
toe en weldra sliep bg.
Eerst was het een rustige, droomlooze
den een zwaren last te volvoeren wij heb
ben eene taak te verrichten, die geen on
zer zonder noodzaak gewillig op zich zon
nemen. Niets evenwel is den soldaat te
zwaar, in dienst des Konings, onzen op
perbevelhebber.
Wij hebben het laatste woord te spre
ken in het proces tegen twee door valsche
vaderlandsliefde verleide Franschen. Twee
jonge mannen zijn het, die een Duitschen
voorpost verraderlijk hebben nedergescho-
ten. Heden voormiddag ten elf uur zallen
beide door den krijgsraad veroordeelden,
door ons met den kogel moeten worden ge
straft."
Eene lichte beweging gaat door de rij
en der soldaten, als een ruwe wiadvlaag,
die bij het vallen van den avond door het
gebladerte van het pas ontloken groen van
het bosch heentrektmen weet nn,
waarom de scherpe patronen zijn afgegeven.
Ademlooze stilte heerscht weder in de
kompagnie,
Het is of zelfs de overste zijne krachti
ge stem verloren heeft, als hij den jong-
sten officier de plaats aanwijst waar hij
zijne manschappen moet opstellen voor de
strafoetening en als hij den tweeden offi
cier gdasl;, met de overige manschappen
het terrein af te zetten.
De offi ieren gaan met de manschappen
over korte afstanden uiteen, deelen nauwe
lijks hoorbaar hunne bevelen uit en allen
waehten zwijgend af wat er gebeuren moet.
De zon is al hooger gestegen en ver
kleint steeds meer den beschaduwden rand
van het grasveld. Geen blad beweegt zich
De lucht schijnt drukkend. Geen vogel
kweelt zijn lied, alleen het gegons der
iasec'.en, anders onmerkbaar, verbreekt de
pijnlijke stilte in de ruimte, waar zij ge
reed staan, die zoo aanstonds een treurige
plicht hebben te vervullen.
Daar worden doffe hoefslagen verno
men door het mulle zand, en langs den
boschweg nadert een gesloten rijtuig voor
afgegaan en gevolgd door een gewapend
escorde van dragonders.
De ruiterstoet houdt stand op het af
gezette terrein, het rijtuig wordt geopend
en drie persoaen stappen uittwee jon
gen mannen in blauwen uniform met
bleeke gezichten, doch nog trotsch van
houding en eeu priester in ambtsgewaad,
met het ktuisbeeld in de gevouwen han
den.
De veroordeelden worden geplaatst te
genover de fusiliers.
De priester spreekt eenige woorden van
troost in de laatste oogenblikken, doch
de ongelukkigen letten schijnbaar niet op
de vrome wenschen en gebeden van den
maB, den eenige hier, die geroepen is om
huo bijstand te verleenen op hun lsatsten
gang door dit leven. Zij zien onverschillig
somber voor zich nit naar den donkeren
boschrand over de zonninge vlakte.
Een officier treedt voor en leest met
luider stemme de veroordeeling en het
vonnis van den krijgsraad »p.
Eene siddering bevangt voor een oogen-
blik de beide straffelingen. Nog eenmaal
voor het laatst zien zij op naar
het heldere zonlicht, dan worden zij ge
blinddoekt.
Met gedempte stem volgt het kom
mando van den jongen officierrGeweer
op Legt aan 1 Yunr
Twee schoten knallen een gilde
beide mannen storten nedar. De priester
knielt naast de lijken en bidt in stilte.
Alles zwijgt rondom de gebloemde vlak
te, die aanstonds weder van schitterende
uniformen en blinkende wapenen verlaten
wordt en waarop de heerlijke voorjaarszon
hare stralen nederzendt ook over twee
pas gedolven graven.
De beide salvo's in het bosch van het
Normandische landstadje zijn de laatste
schoten geweest in den Fransch-Duit-
schen oorlogden volgenden dag werd de
vrede gesloten te Frankfort aan den Main.
Het Hbl. maakt melding
van een zeer eigenaardigen regen, die in
Amerika eenige maanden geleden eigenaai-
dige gvolgen had. Het was nl. een zout-
regen, die viel langs de Uuion Pacific Rail-
way, tusschen Ogden en Evanston, een af
stand van 75 mijlen. De menschen, die
in dien regen geloopen hadden, zagen er
uit alsof ze met de witkwast waren be
sprenkeld. De vensters van de winkels
te Evanstone waren zoo dik met zout be
dekt, dat men er onmogelijk door zien
kou. Dr. C. F. Gamble nit Almy, een
vertrouwbaar man, beweerde dat de regen
ia Almy alleen 27 ton zout heeft gebracht
en deze opgave berust op nauwkeurige taxa
ties. Tien waggons zouden met het zout
als het in zakken verzameld werd, kunnen
worden geladen. De zoutregen duurde on
geveer 2 uren. Daarna brak de zon door,
die alles spoedig droogde; toen had elk
voorwerp een witte kleur en was met een
dikke laag zout bedekt. Wagens, huizen,
boomsn, telegraafpalen, isolatoren en tele
graafdraden, alles zag er ia het witte kleed
spookachtig nit.
Later ging de zontstorm in een sneeuw
storm over. Een eigenaardige uitwerking
I had het zout op de telegraafpalen en isola-
1 toren. Overdag, als de zon scheen, werkten
de draden zonder eenige stoornis, maar
's nachts als het koud werd, weigerden zij
allen dienst, hetgeen werd toegeschreven
aan het feit, dat de sneeuw, die overdag
gesmolten was, 's nachts weer bevroor en
in verbinding met het onderaan liggende
zout een vochtige zelfstandigheid vormde,
die de isoleeriug van de telegraafdraden
slaap, welke hem kalm been en weder wiegde;
vervolgens echter begonnea vreemde gestal
ten en beelden van uit het machtige droo-
menryk op te doemen, afwisselend, onbe
stemd, zonder zekere kleuren en namen. Plot
seling echter kregen zij vaste lgnen beken
de trekken en tegelgk maakte zich een on-
beschrijfelijke angst van den slaper meester,
Die angst kende bg evenals het droombeeld,
dat gedurende jaren telkens wederkwam,
wanneer zgne zenuwen in oproer gekomen
waren.En telkenmaal braeht bet diezelfde vree-
selyke gevoelens van een doodelgken angst,
een naamloos a<grijzen, evenals het de ber
innering opwekte aan den nacht, toen de knaap
dezen droom voor de eerste maal gehad bad.
Dat was gebeurd, toen hg drie of vier
jaren oud was, in een stormachtigen nacht in
de lente of herfst. Toen hg slapen ging,
sloeg de wind de wijngaardranken tegen het
venster; hg was daar toen van geschrikt,
maar zgne moeder had hem gerustgesteld-
Vervolgens bracht zg bem te bed, liet hem
bidden en zette zich aan de tafel, waarop de
lamp brandde- Dj knaap lag nog ten tijdlang
met open oogen en zag de kamer in, naar
de lamp en zgne moeder. Hij zelf lag in het
donker, want een groot lichtscherm, dat nog
van een overgrootmoeder afstamde, stond
voor de lamp, en hulde dezen hoek van de
kamer in het duister. In de andere verlich
te helft kon men alles heel duidelyk zien.
Zijne moeder zat in het volle licht, een wei
nig zywaarts, achter de lamp en naaide een
witte stof. Dat alles zag de kuaap en liet de
blikken van het eene naar het andere gaan.
Vervolgens zag bg niets meer, hg sliep in.
en nu begon de droom eerst slechts met eeD
onbostemd gevoel van schrik en vrees, waar
voor hg geen naam wist te vinden. Vervol
gens werd bg trillingen in de lucht gewaar,
als door een zware stem bewogen en toen
kwam het vreeselg'kste. Het scheen den
knaap toe, als ontwaakte hg midden in den
droom, maar toch belette hem de slaap of
de bovenmatige schrik, te spreken, om hulp
te roepeD of te schrren. Hg zag de kamer
weer voor zich, zooals hg ze zooeven gezien
Hadhet lichtscherm, de half
verborgen lamp en zgne moeder. Maar zg
zat nietmeer op haar plaats en zg was niet meer
alleen. Een zwarte, ruw er uitziende man stond
naast haar; een mantel hing los om zijne
gestalte; een slappe, zwarte boed was diep
over do oogen getrokken; een groote, zware
baard viel over zijn borst.
De knaap vernam geluiden, die hg niet
begreephg luisterde en luisterde, maar hij
vernam niets dan een dof klinkende stem en
terwgl bg te vergeefs trachtte haar te niten,
wies zijn ondrageigke angst al meer en
meer. En nu plotseling hief de man de
hand op, greep in zgn baard en rokte dien
met een hartstochtelgke beweging van het
gelaat. Een nooit te voren gevoelde pijn
deed den knaap sidderen. Het scheen hem
toe, als werd hem zelf de huid van het ge
laat gescheurd en de wond deed bem pijn
tot aan do vingertoppen. Daarby echter
staarde bg onophoudelgk naar den man,
die dat verschrikkelgke gedaan had en ver
wonderde er zich in den droom over, dat
geen bloed nit zgne wangen vloeide. Ver
volgens werd het geheel donker om hem
been en in de donkerte ontwaakte bg
werkelgk. Eerst hg hij onbeweegigk roet
hevig kloppend hart en waagde het niet,
eenig geluid te geven. Maar vervolgens
kwam de angst terug, uit de vensternis
meende hg een zacht fluisteren, en een
zacht knarsen van verwgderende schreden
op het kiezelpad te hooren, hg begon te
weenen en om zijne moeder te roepen. Zg
moest in haar woonkamer geweest zijn,
want zij kwam dadelijk binnen met de
lamp. Het schreien en weenen van den
knaap had haar zoo doen ontstellen, dat de
lamp in haar handen sidderde. Zij zette
deze haastig op tafel en ging naast het bed
van den knaap zitten. Zij streek met haar
konde, bevende vingers over zgn haar,
en liet hem vertellen, wat hg gedroomd
had.
Toen hg van die verschrikkelgken, zwarten
man sprak, vroeg zg„Eohebt ge ook ge
hoord, wat hjj gezegd heeft P* Maar toen
de knaap zeide, dat hg tevergeefs getracht
had de woorden te begrypen, die de ver-
schgning gesproken had, toen knikte zij zwij
gend met het voorhoofd en zeide: „Ziet gg
wel, het wa« maar een droom. Slaap na
weder en vergeet wat ge gedroomd hebt.'
Eu zg bleef naast hem zitten, de hand op
zgn voorhoofd bondende, totdat het bloed in
zgne aderen tot meer kalmte kwam, tot
zijn adem regelmatiger op- en neerging en
een verkwikkende slaap bem in zgn armen
nam, en hem droom en moeder deed ver
geten.
Sedert dien stormachtigen nacht in zgn
kindscheid had deze droom bem vervolgd
en deed hem soms nu nog sidderen, nu bg
reeds een man was. Het deed er niets toe
waar hjj egne slaapkamer had. De droom
bracht hem in de oude kamer terug en in
den slaap werd hij weder het driejarig knaap
je, lag hij weer in het oude bed. Eu heden,
nu hg voor de eerste maal dit huis betrad,
kwam deze droom hem opnieuw schrik aanja
gen. Eu heden voor de eerste maal kroeg het
droombeeld eenige verandering. De aanvang
was evenals altgd, maar toen het oogenblik
kwam, waarop die man zgn hand zou op
heffen om den baard af te rakken, toen ge
schiedde er iets nieuw». In plaats van in
het donker te verdwijnen, trad hij nader
bg de lamp, wendde zgn gelaat naar
den slapende toe en zag met scherpe oogen
hem strak in het gelaat. En Boysen ken
de dat gelaat. Eerst sedert een paar unr,
eerst sedert den vorigen avond, maar deze
trekken, deze vragende en tegelgk ontzet
tend doordringende oogen, leefden in zgne
ziel. Hg had het gelaat gezien bij den
zohijn van de lamp, die in de verlatene
kamer aan den overkant brandde; hg had de
kracht dezer oogen gevoeld. Hg trachtte
in den slaap te spreken hg wilde tot de
verschijning spreken en haar toeroepen „Ik
ken gij zijt de man, dien ik vandaag ge
zien heb, gij zijt de vreemde!" Maar zgn
stem schoon vastgevroren; hg braoht er niets
uit dan e:n angstig stennen, en door die
toonen, die in de stille kamer weerklonken,
ontwaakte dc slaper zelf.
Ook na zgn ontwaken, voelde Boysen
nog het trillen zgoer zenuwen. Hg moest
zich, toen hg de oogen geopend had, eerst
bezinnen, waar hjj zich bevond en toen bem
dat gelukte, overviel hem een gevoel van
ontevredenheid, dat die droom hem tot hier
toe zelfs vervolgde. Vervolgens lag hg
heen en weer te draaien en peinsde over
hetgeen wat gebeurd was. Zeldzaam, dat
ja^st heden die droom eene verandering
moest ondergaan, eo dat de verschijning de
trekken van den vreemde dragen moest P
Eu toch ook weer niet zeldzaam. Het ei
genaardige gelaat had hem belang ingeboe
zemd en bezig gehouden; later was zgne
moeder het voerwerp zgner gedachten ge
weest, dus was hst geen wonder, dat hg in
den droom beiden gestalten naast elkander
zag. Was het een wonder, midden in
zgne overpeinzingen schrok Boysen. Het
scheen hem toe, als had een hand de deur
zgner slaapkamer aangeraakt en lioht daar
aan geschud. Eu nu, terwgl bg er naar
luisterdo, of het gedruis zich herhalen
zou, een andere beweging, een zacht piepen
en knarsen, dat van het venster scheen te
komen. Vervolgens opnieuw het ruttelen
aan de deur en wederom het knarseD van
het raam. Boysen moest lachen om zich
zelven. „Men zou byna kinderachtig worden
door zulk een droom," mompelde hjj voor
zichzelf. „Die verduivelde zenuwen! Het
is de wind, meer niets. Ja, ja, die nieuwe
hnuenl Glans en marmer od pelacbe,
maar goede, diohte venster», kunnen do lui