De Vreemde. Zondag 22 Maart 1896 40ste Jaargang No. 3032. BIJVOEGSEL. Gemengd Nieuws. Het laatste schot. FEUILLETON. SCHAKER COURANT. Het is den 9 don Mei van het jaar 1871 in den tijd dus, dat het volk in Frankrijk de welkome rust geniet van eenen wapenstilstand, sedert de twee groo- te mannen van Earopa, Thiers en Bis- marck, het samen eens zijn geworden over de vredesvoorwaarden na den noodlotti- gen krijg van 70 71. In eene kleine provinciestad van Nor- mandie ligt nog eene kompagnie van het Pruisische bezettingsleger, onder bevel van den Overste von Z. In den vroegen voormiddag wordt aan geklopt bij den Overste. Een sergeant overhandigt een brief met de woorden 0een geheim schrijven van den Luitsnant- Orerste bij het bataljon aan den kom- mandant der kompagnie'. Overste von Z. opent haastig het ver zegeld stuk. *Wat is dat?... Onmogelijk!... En dat vandaag nog 1't Staat ei toch duidelijk Na deze afgebroken alleenspraak, steekt hij het geschrift in zijn borstzak, doet eenige schreden door het vertrek, schudt even bedenkelijk het hoofd en vervolgt dan weder als in zichzelveu #Er is niefs aan te doenhet bevel moet opgevolgd worden, ook al is het tegen mijn zin.4 Daarop zich tot den sergeant wendende, die in militaire houding is blijven staan, wachtende op eenige antwoord van zijn Overste, zegt hij „Binnen een half uur moet de kom pagnie op de plaats gereed staan om uit te trekken en ieder man moet voorzien zijn van vijf scherpe patronen." #Tot uwe orders, kommandant 1 Mag ik vragen of de kommandant eene schiet oefening Zonder den sergeant te laten uitspreken, is het bescheid van den overste beslist yIk zelf zal de manschappen op marsch met de opdracht bekend maken. Dus zoo als ik zeg binnen een half uur op de plaats marsch vaardig." irTot uwe orders kommandant!' De sergeant begrijpt, dat het onderhoud hiermede is afgeloopen, salueert en ver trekt, terwijl de overste hem reeds den rug heeft toegekeerd en met strakken blik in het midden van de kamer blijft staan. Zooveel geheimzinnigheid is de dienaar van zijn heer niet gewoonMet een ern stig nadenkend gezicht en weifelenden Roman van Robert Kohlrausch. Waf, twijfelde hij en zelf aan zijne moeder! Was het dan mogelijk, dat zijne gedachten hem zoover konden meevoeren Twijfelen aan baar, die in zjjn oog de reinheid en een voudigheid zelve was, sedert bij geweten bad wat smaak en zonde was. En al was het slechts een zweem van twjjfel, die niet het leven en handelen, maar slechts bet denken der geliefde vrouw; betrof, ook dat reeds wekte wrevel tegen zichzelven op. Hij trachtte te lacheD, als kon bij door den klank zijner stem, die zwaarmoedige en zwartgal lige gedachten verbannen, en toob, na een paar maal do kamer te zjjn op- en neerge- loopen, ging bij nogmaals naar den koffer terug en baalde weder het papier te voor- icbjjn. Hjj braebt het papier onder de lamp, las en herlas nog eensmaar het schrift gaf geen antwoord op al zijne dringende vra gen. De woorden, de datom bleven onveran derd, doch geen enkele herinnering dook in ■ljn binnenste op, welke deze woorden zou kun nen verklaren. Daarna begon hjj er over te peinzen, hoe dat papier in zijne handen gekomen was. Het had op den grond in de kamer zjjner moedor gelegen, toen hjj tot haar gegaan was, om de voorbereidselen voor de reis fe voltooien. Zjjn koffer, die boven op zijn kamer gevuld was, was naar de kamer zii- ner moeder gedragen, daar deze er nog eenige zaken in wilde pakken. Die lagen op de ron do sofatafel bij elkander, papieren er naast, om er omheen te wikkelen. Het was hem opgevallen, dat zijno moe der nog niet met inpakken begonnen was, maar in gedachten'verdiept voor bare open geslagen secretaire zat, waarin zij de fami lie-papieren, haar huishoudboek en andore schrifturen bewaarde. En toen Boysen in zijne herinneringen zoo ver gekomen was, wist hg plotseling, vanwaar het papier ko men moest. Hg bezag het blad papier nog eens; ja jnist, bet was doidelgk, dat dit blad nit een boek was gescheurd hg zag bet boek, waartoe dit blad behoorde, als lag 't voor hem. Hunne familiekroniek noemde zijne moeder het brnine, met gond op snee ver sierde boek, waarin zp alle datums opschreef, welke baar gewichtig tpejKjjenen, van den gang verlaat de sergeant het hais, waar de overste is ingekwartierd, met wien hij op min of meer vertrouwelijken voet staal. Wat toch mag er wel in aantocht zijn Parijs is reeds den 2en Maart door de troepen ontruimd. Overal is het rnstig en in afwachting dat de Daitsche soldaten worden opontboden om naar hunne haard steden terug te keeren, leiden ze in de twee laatste maanden een onschuldig, zelfs vroolijk leven onder elkander en onder de bevolking van het landstadje, die reeds eenigzins is verzoend met de vresmdelin- gen, die als gewone meDscben onder hen verkeeren en nn en dan huc goeds sier met goed geld betalen. Doch de sergeant kent zijn dienst en weet, dat zwijgend gehoorzamen daarbij eerste plicht is. Weinige minuten later klinkt door het stadje het signaal van //verzamelen.' Nog een poos, en de kommandant, Overste von Z., verschijnt te paard op de plaats, waar zijne kompagnie is ontboden. Luitenant B., de jongste offi sier van de be zetting, een oppassend, levenslustig en alge meen bemind jong man, treedt op den kommandant toe. //Verontschuldig mij, Overste! ik had mij voorgesteld vandaag bij het mooie we der van de wandeling te genieten en nu beveelt de kommandant..." //De kommandant van de compagnie denkt, maar de bataljonskommandant be veelt, mijn waarde vriend!" was het ant woord van den overste, „Pardon! Dus heeft de Luitenant-over ste van het bataljon dszs schietoefening verordend »Esn fraaie schietoefening Ziehier, lees zelf," Het vroolijke gezicht van den jongen officier veranderde plotseling bij het le zen van het geheim schrijven van den ba taljonschef. „Dat is geen aangenaam kommando, Overste //Zeker niet. Maar daarvoor beu ik ook jongste kommandant ia het bataljon en zijt gij de jongste officier der compagnie Wij beiden, gij en ik, staan heden ongaar ne op pos% want aan u, mijn waarde B,, zal het treurigste aandeel in de opdracht gegeven worden.' De jonge officier verbleekte bij het ont vangen der verdere instructie van zijn overste. Hij saluleert en neemt met een zucht zijne plaats io in den rechtervleugel der kompagnie. Een tweede officier nadert op een wenk van den overste. Ook hij verneemt onder ernstig zwijgen de bevelen van den kom mandant. Hierna meldt de sergeant den overste; dat de compagnie op de plaats aanwezig ist dood harer grootouders af fot aan de ge boorte van haar zoon eo tot aan zgn ver trek in de wereld, dat gisteren plaats bad. En nn herinnerde hg zich ook weer de woorden, die hg tot baar sprak, toen hg zachtkens bg baar binnentrad en haar uit hare stille droomerg wekte. Zg had tra nen in de oogen, toen zij hem aanzag, maar vervolgens lachtte zg, en zeide„Ik heb een weinig opruiming gehouden, in oude papieren en sehriituren, opdat gg alles in orde zult vinden, als ik eenmaal dood ben." 0Aantreden - Sta 1 - Geweer over- In secties rechtsMarschHalt beveelt de overste. ^Eerste sectie - marsch kommandeert de jongste officier. En voor en na trekt de bezetting van het vredige landstadje nit in den heerlijken lentemorgen, den weg naar het bosch op. z/Wat mag de oude nu toch in den zin hebben F' fluisteren de soldaten onder el kander. Niemand van hen, die iets begrijpt van hel doel, waarmee de kompagnie zoo onverwachts uittrekt met scherpe patronen. Zelfs de dienstdoende sergeant van den overste trekt z vijgend de schouders op als de andere officieren hsm ter sluik» de verkla ring vragen van den zonderlingen marsch. lutusscheu is weldra het bosch bereikt. Door de liefelijke zonnestralen halder gekleurd, vertoont het frissche joigegroan der hoornen zich zoo aangenaam voor het oog, de woudbloemen geuren zoo verkwik kend, ds breede gepluimds bladeren der varens aan den voet der stamm.ro, tusschen wilde rozen en wingerd uit den mtlden voohtigen bodem opgeschoten, wuiven op de zrchte koelte z>o vriendelijk heen en weder en de vogels zingen zoo lustig in het dichte loof, dat de wandelaar on willekeurig gestemd wordt om mede een lied aan te heffen gewijd aau de schoone natuur 1 Toch marcheerden da manschappen der compagnie op, zwijgend, in de pas. Ginds loopt de weg uit op een open terrein in het bosch. De plek is thans een bloembed gelijk. Boate vlinders flrdderen en glinsterende kevers bewegen zich door de grashal aei. Aan den rand van hot bosch grazen eenige herten met hunne slanke gestalten. Op het vernemen van de bijna onhoorbare voetstappen in het gras, heffen ze den sier lijken kop op alsof ze willen zeggen waar om komt ge ons storen op onze rustige plek, ons veld Laat ons met vrede op on ze stilde weide Met het gewei over den rag geslagen, verdwijnen zij met korte sprongen ia het dichte kreupelhout. Ero prachtige fasant ziet van uit een knoesti- gea eik naar omlaag, en, verrast door het ongewone bezoek van zooveel gewapende mannen, slaat zij de vleugels uit en duikt weg onder takken en bladeren. Met schril le kreten volgen andera vogels hunnen weg in het donkere bosch. „Haïti Geweer al! Front!' Als ware een booze geest opgedoemd uit den grond, dringen de holle klanken van de echo door over de ruimte, waar de o- versle zijne kommando's geeft. Aller oogen richten zich op den kom mandant, die zijn paard inhoudt en naar het front keert. »Fusilierszegt hy, ,/Wij hebben he- Hg bad geschertst over hare ernstige ge dachten; zij echter bad geantwoord „Neen, neeo, sedert een paar jaar is mijn bart niet in orde; het is waar, wat de doktoren er ook tegen mogen inbrengen. Het kan gebeu ren, dat ik mg 's avonds neerleg, om nooit meer op te staan. Ik vrees daarvoor ech ter niet en ik heb mgn aandeel in het ge luk op deze wereld gehad. Nu mosten anderen komen om hun gelnk te zoekeD; gij vooraan, mgn lieve jongen." Yervol- goes was zg opgestaan, sloot haar secretaire en begon met bnitengewonen ijver zga koffer te pakken. Boysen wist nu, dat het blad uit het boek was gescheurd, en dat zg hst met andere papieren had willen verbranden, dus dat het niet voor zgne oogen bestemd was. Hg hield zichzelven voor, dat bet niet paste, over dit alles na te denken en een anders geheimen te trachten te doorgronden; dat zgn moeder te hoog stond, om maar een enkelen twijfel daaromtrent te mogen be waren. Hg was boos op zichzelf en tege lijk verwonderde het hem, terwijl zgn blik op de pendule viel, dat het reeds tien uur was. Dan was het 't verstandigste, alle dwaze gedachten te verbannen en zich ter ruste te begeven en in den slaap kracht en vergetelheid te zoeken. Hg belde aan den dienaar om hem te zeggen, dat bg Diets meer noodig had, en toen deze het licht in de slaapkamer had ontstoken en zich weder verwijderd, zocht Boysen zgn bed op, dat groote, door roode zijden gordijnen omhangen ledikant. Hg zonk diep in de zachte kussensnadat bg bet licht had uitgeblazen, zag hg nog een tijdlaDg met een wakend oog naar de helle fijnren, die het van de straat binnen dringende licht op de witte, neerhangende venstergordgDen toekende. Spoedig echter scheen alles in elkander te loopen tot een groezelige, gele massa; Boysen's oogen vielen toe en weldra sliep bg. Eerst was het een rustige, droomlooze den een zwaren last te volvoeren wij heb ben eene taak te verrichten, die geen on zer zonder noodzaak gewillig op zich zon nemen. Niets evenwel is den soldaat te zwaar, in dienst des Konings, onzen op perbevelhebber. Wij hebben het laatste woord te spre ken in het proces tegen twee door valsche vaderlandsliefde verleide Franschen. Twee jonge mannen zijn het, die een Duitschen voorpost verraderlijk hebben nedergescho- ten. Heden voormiddag ten elf uur zallen beide door den krijgsraad veroordeelden, door ons met den kogel moeten worden ge straft." Eene lichte beweging gaat door de rij en der soldaten, als een ruwe wiadvlaag, die bij het vallen van den avond door het gebladerte van het pas ontloken groen van het bosch heentrektmen weet nn, waarom de scherpe patronen zijn afgegeven. Ademlooze stilte heerscht weder in de kompagnie, Het is of zelfs de overste zijne krachti ge stem verloren heeft, als hij den jong- sten officier de plaats aanwijst waar hij zijne manschappen moet opstellen voor de strafoetening en als hij den tweeden offi cier gdasl;, met de overige manschappen het terrein af te zetten. De offi ieren gaan met de manschappen over korte afstanden uiteen, deelen nauwe lijks hoorbaar hunne bevelen uit en allen waehten zwijgend af wat er gebeuren moet. De zon is al hooger gestegen en ver kleint steeds meer den beschaduwden rand van het grasveld. Geen blad beweegt zich De lucht schijnt drukkend. Geen vogel kweelt zijn lied, alleen het gegons der iasec'.en, anders onmerkbaar, verbreekt de pijnlijke stilte in de ruimte, waar zij ge reed staan, die zoo aanstonds een treurige plicht hebben te vervullen. Daar worden doffe hoefslagen verno men door het mulle zand, en langs den boschweg nadert een gesloten rijtuig voor afgegaan en gevolgd door een gewapend escorde van dragonders. De ruiterstoet houdt stand op het af gezette terrein, het rijtuig wordt geopend en drie persoaen stappen uittwee jon gen mannen in blauwen uniform met bleeke gezichten, doch nog trotsch van houding en eeu priester in ambtsgewaad, met het ktuisbeeld in de gevouwen han den. De veroordeelden worden geplaatst te genover de fusiliers. De priester spreekt eenige woorden van troost in de laatste oogenblikken, doch de ongelukkigen letten schijnbaar niet op de vrome wenschen en gebeden van den maB, den eenige hier, die geroepen is om huo bijstand te verleenen op hun lsatsten gang door dit leven. Zij zien onverschillig somber voor zich nit naar den donkeren boschrand over de zonninge vlakte. Een officier treedt voor en leest met luider stemme de veroordeeling en het vonnis van den krijgsraad »p. Eene siddering bevangt voor een oogen- blik de beide straffelingen. Nog eenmaal voor het laatst zien zij op naar het heldere zonlicht, dan worden zij ge blinddoekt. Met gedempte stem volgt het kom mando van den jongen officierrGeweer op Legt aan 1 Yunr Twee schoten knallen een gilde beide mannen storten nedar. De priester knielt naast de lijken en bidt in stilte. Alles zwijgt rondom de gebloemde vlak te, die aanstonds weder van schitterende uniformen en blinkende wapenen verlaten wordt en waarop de heerlijke voorjaarszon hare stralen nederzendt ook over twee pas gedolven graven. De beide salvo's in het bosch van het Normandische landstadje zijn de laatste schoten geweest in den Fransch-Duit- schen oorlogden volgenden dag werd de vrede gesloten te Frankfort aan den Main. Het Hbl. maakt melding van een zeer eigenaardigen regen, die in Amerika eenige maanden geleden eigenaai- dige gvolgen had. Het was nl. een zout- regen, die viel langs de Uuion Pacific Rail- way, tusschen Ogden en Evanston, een af stand van 75 mijlen. De menschen, die in dien regen geloopen hadden, zagen er uit alsof ze met de witkwast waren be sprenkeld. De vensters van de winkels te Evanstone waren zoo dik met zout be dekt, dat men er onmogelijk door zien kou. Dr. C. F. Gamble nit Almy, een vertrouwbaar man, beweerde dat de regen ia Almy alleen 27 ton zout heeft gebracht en deze opgave berust op nauwkeurige taxa ties. Tien waggons zouden met het zout als het in zakken verzameld werd, kunnen worden geladen. De zoutregen duurde on geveer 2 uren. Daarna brak de zon door, die alles spoedig droogde; toen had elk voorwerp een witte kleur en was met een dikke laag zout bedekt. Wagens, huizen, boomsn, telegraafpalen, isolatoren en tele graafdraden, alles zag er ia het witte kleed spookachtig nit. Later ging de zontstorm in een sneeuw storm over. Een eigenaardige uitwerking I had het zout op de telegraafpalen en isola- 1 toren. Overdag, als de zon scheen, werkten de draden zonder eenige stoornis, maar 's nachts als het koud werd, weigerden zij allen dienst, hetgeen werd toegeschreven aan het feit, dat de sneeuw, die overdag gesmolten was, 's nachts weer bevroor en in verbinding met het onderaan liggende zout een vochtige zelfstandigheid vormde, die de isoleeriug van de telegraafdraden slaap, welke hem kalm been en weder wiegde; vervolgens echter begonnea vreemde gestal ten en beelden van uit het machtige droo- menryk op te doemen, afwisselend, onbe stemd, zonder zekere kleuren en namen. Plot seling echter kregen zij vaste lgnen beken de trekken en tegelgk maakte zich een on- beschrijfelijke angst van den slaper meester, Die angst kende bg evenals het droombeeld, dat gedurende jaren telkens wederkwam, wanneer zgne zenuwen in oproer gekomen waren.En telkenmaal braeht bet diezelfde vree- selyke gevoelens van een doodelgken angst, een naamloos a<grijzen, evenals het de ber innering opwekte aan den nacht, toen de knaap dezen droom voor de eerste maal gehad bad. Dat was gebeurd, toen hg drie of vier jaren oud was, in een stormachtigen nacht in de lente of herfst. Toen hg slapen ging, sloeg de wind de wijngaardranken tegen het venster; hg was daar toen van geschrikt, maar zgne moeder had hem gerustgesteld- Vervolgens bracht zg bem te bed, liet hem bidden en zette zich aan de tafel, waarop de lamp brandde- Dj knaap lag nog ten tijdlang met open oogen en zag de kamer in, naar de lamp en zgne moeder. Hij zelf lag in het donker, want een groot lichtscherm, dat nog van een overgrootmoeder afstamde, stond voor de lamp, en hulde dezen hoek van de kamer in het duister. In de andere verlich te helft kon men alles heel duidelyk zien. Zijne moeder zat in het volle licht, een wei nig zywaarts, achter de lamp en naaide een witte stof. Dat alles zag de kuaap en liet de blikken van het eene naar het andere gaan. Vervolgens zag bg niets meer, hg sliep in. en nu begon de droom eerst slechts met eeD onbostemd gevoel van schrik en vrees, waar voor hg geen naam wist te vinden. Vervol gens werd bg trillingen in de lucht gewaar, als door een zware stem bewogen en toen kwam het vreeselg'kste. Het scheen den knaap toe, als ontwaakte hg midden in den droom, maar toch belette hem de slaap of de bovenmatige schrik, te spreken, om hulp te roepeD of te schrren. Hg zag de kamer weer voor zich, zooals hg ze zooeven gezien Hadhet lichtscherm, de half verborgen lamp en zgne moeder. Maar zg zat nietmeer op haar plaats en zg was niet meer alleen. Een zwarte, ruw er uitziende man stond naast haar; een mantel hing los om zijne gestalte; een slappe, zwarte boed was diep over do oogen getrokken; een groote, zware baard viel over zijn borst. De knaap vernam geluiden, die hg niet begreephg luisterde en luisterde, maar hij vernam niets dan een dof klinkende stem en terwgl bg te vergeefs trachtte haar te niten, wies zijn ondrageigke angst al meer en meer. En nu plotseling hief de man de hand op, greep in zgn baard en rokte dien met een hartstochtelgke beweging van het gelaat. Een nooit te voren gevoelde pijn deed den knaap sidderen. Het scheen hem toe, als werd hem zelf de huid van het ge laat gescheurd en de wond deed bem pijn tot aan do vingertoppen. Daarby echter staarde bg onophoudelgk naar den man, die dat verschrikkelgke gedaan had en ver wonderde er zich in den droom over, dat geen bloed nit zgne wangen vloeide. Ver volgens werd het geheel donker om hem been en in de donkerte ontwaakte bg werkelgk. Eerst hg hij onbeweegigk roet hevig kloppend hart en waagde het niet, eenig geluid te geven. Maar vervolgens kwam de angst terug, uit de vensternis meende hg een zacht fluisteren, en een zacht knarsen van verwgderende schreden op het kiezelpad te hooren, hg begon te weenen en om zijne moeder te roepen. Zg moest in haar woonkamer geweest zijn, want zij kwam dadelijk binnen met de lamp. Het schreien en weenen van den knaap had haar zoo doen ontstellen, dat de lamp in haar handen sidderde. Zij zette deze haastig op tafel en ging naast het bed van den knaap zitten. Zij streek met haar konde, bevende vingers over zgn haar, en liet hem vertellen, wat hg gedroomd had. Toen hg van die verschrikkelgken, zwarten man sprak, vroeg zg„Eohebt ge ook ge hoord, wat hjj gezegd heeft P* Maar toen de knaap zeide, dat hg tevergeefs getracht had de woorden te begrypen, die de ver- schgning gesproken had, toen knikte zij zwij gend met het voorhoofd en zeide: „Ziet gg wel, het wa« maar een droom. Slaap na weder en vergeet wat ge gedroomd hebt.' Eu zg bleef naast hem zitten, de hand op zgn voorhoofd bondende, totdat het bloed in zgne aderen tot meer kalmte kwam, tot zijn adem regelmatiger op- en neerging en een verkwikkende slaap bem in zgn armen nam, en hem droom en moeder deed ver geten. Sedert dien stormachtigen nacht in zgn kindscheid had deze droom bem vervolgd en deed hem soms nu nog sidderen, nu bg reeds een man was. Het deed er niets toe waar hjj egne slaapkamer had. De droom bracht hem in de oude kamer terug en in den slaap werd hij weder het driejarig knaap je, lag hij weer in het oude bed. Eu heden, nu hg voor de eerste maal dit huis betrad, kwam deze droom hem opnieuw schrik aanja gen. Eu heden voor de eerste maal kroeg het droombeeld eenige verandering. De aanvang was evenals altgd, maar toen het oogenblik kwam, waarop die man zgn hand zou op heffen om den baard af te rakken, toen ge schiedde er iets nieuw». In plaats van in het donker te verdwijnen, trad hij nader bg de lamp, wendde zgn gelaat naar den slapende toe en zag met scherpe oogen hem strak in het gelaat. En Boysen ken de dat gelaat. Eerst sedert een paar unr, eerst sedert den vorigen avond, maar deze trekken, deze vragende en tegelgk ontzet tend doordringende oogen, leefden in zgne ziel. Hg had het gelaat gezien bij den zohijn van de lamp, die in de verlatene kamer aan den overkant brandde; hg had de kracht dezer oogen gevoeld. Hg trachtte in den slaap te spreken hg wilde tot de verschijning spreken en haar toeroepen „Ik ken gij zijt de man, dien ik vandaag ge zien heb, gij zijt de vreemde!" Maar zgn stem schoon vastgevroren; hg braoht er niets uit dan e:n angstig stennen, en door die toonen, die in de stille kamer weerklonken, ontwaakte dc slaper zelf. Ook na zgn ontwaken, voelde Boysen nog het trillen zgoer zenuwen. Hg moest zich, toen hg de oogen geopend had, eerst bezinnen, waar hjj zich bevond en toen bem dat gelukte, overviel hem een gevoel van ontevredenheid, dat die droom hem tot hier toe zelfs vervolgde. Vervolgens lag hg heen en weer te draaien en peinsde over hetgeen wat gebeurd was. Zeldzaam, dat ja^st heden die droom eene verandering moest ondergaan, eo dat de verschijning de trekken van den vreemde dragen moest P Eu toch ook weer niet zeldzaam. Het ei genaardige gelaat had hem belang ingeboe zemd en bezig gehouden; later was zgne moeder het voerwerp zgner gedachten ge weest, dus was hst geen wonder, dat hg in den droom beiden gestalten naast elkander zag. Was het een wonder, midden in zgne overpeinzingen schrok Boysen. Het scheen hem toe, als had een hand de deur zgner slaapkamer aangeraakt en lioht daar aan geschud. Eu nu, terwgl bg er naar luisterdo, of het gedruis zich herhalen zou, een andere beweging, een zacht piepen en knarsen, dat van het venster scheen te komen. Vervolgens opnieuw het ruttelen aan de deur en wederom het knarseD van het raam. Boysen moest lachen om zich zelven. „Men zou byna kinderachtig worden door zulk een droom," mompelde hjj voor zichzelf. „Die verduivelde zenuwen! Het is de wind, meer niets. Ja, ja, die nieuwe hnuenl Glans en marmer od pelacbe, maar goede, diohte venster», kunnen do lui

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 5