Te Barmen deed zich een eigenaardig geval van bloedvergiftiging voor. Eene vrouw had nieuwe oorrin gen gekocht. Van welke stof deze ge fabriceerd waren, is niet met zekerheid bekend, wel dat het noch gouden, noch zilveren waren. Een dag nadat zij ze in de ooren had gestoken, zwollen ooren en aangezicht in enkele uren op, en weinig tijd daar na was zij een lijk. wille Tan een meisje» Ja, wanneer hij aangedrongen in «en artikel,getiteld „Kin- er tenminste van overtuigd geweest was, derm lorden", waarin hij in het licht stelde, meisje zulks was waard ge- dat hel onmogelijk was een kind groot te dat dit weest Hij stond weder voor haar huis, toen hij toenmaals zulke gedachten gekoesterd had. Hoe was hij er gekomen, hij wist het zelf niet. Plotseling echter was hij ineen gekrompen. Hij vertrouwde zij ne oogen nietuit de huisdeur kwamen arm in arm, Helene met zijn vriend O, die ellecdigen Hoe beefden, hoe ver bleekten zij, bij den doordringenden, ver nietigenden blik van Albert I En hij gevoelde zich, als of hij hen beiden met éëa vreeselijken vnistslag tegen den grond slaan moest. Doch neen Kis had hij een beter denkbeeld gekregen. Niet beiden. Hem? Waarom hem? Was het hem te misduiden, wanneer ook hij zich door die sirene liet verleiden Zeker, dat zijn eenige vriend hem de geliefde uit de armen rnkte, dat was geen schoone daad van hem. Neen, dat was schande lijk slechtWas de vriend niet verplicht, zijn trouw en vriendschap tegenover hem trouw te bewaren Hij had hem anders niets beloofd van al hetgeen die andere hem in de ooren had gefluisterd, die hij had lief ge had, zooals nog niemand op aarde was bemind geworden, en die alleen den vriend de voorkeur had gegeven, omdat deze vermogen bezat en hij haar niets dan een liefhebbend hart kon aanbieden Wel licht was het slechts een luim van haar geweest een vronwenluim 1 't Rood van den toorn steeg hem in 't gelaat. Zij, ja, slechts zij verdiende straf. Onverbiddelijke, gruwelijke straf I Woedend had hij zijn revolver uit den zak gehaald, met welke hij zich kortelings zelf had willen dooden. Het schot knalde. Helene lag ontzield op de straat Dat was heden jnist drie jaren geleden, een heldere lentedag. Bleek en af gemat, als een grijsaard, gaat Albert op de plaats van zijn ongeluk toe. Het is de eerste d.g na zijn invrijheidsstelliug. Hij gaat langzaam de hnizenrij langs, die be kende huizenrij, die hij voor drie jaar achteloos was voorbijgestapt, tot hij in de hoogte ziende, dat heerlijke oogenpaar ont dekt hadEn op de plaats waar Heiena's huis stond, hield hij stil. Naden kend, droomend. De anderen gingen ach teloos voorbij. Alleen, alleen. Slechts hij, hij alleen zag vol weemoed naar het huis, waar zijn koenste verwachtingen begraven waren, waar zij verpletterd lagen onder stof en puiu,— S. W. De Kindermoordenaar- ster van Reading. Op een onderzoek als thans door de Londensche politie ingesteld wordt naar de afgrijselijke kindermoorden in Reading, waar ruim een dozijn lijkjes uit de Theems zijn opgehaalJ, was reeds in October II. door een medewerker der Londensche Sun brengen voor 125 galden, welke men voor eens en altijd stortte, gelijk in de adver- tentiën der stuiversbladen werd aangebo den. Bij wijze van proef plaatste hij zelf in een blad een advertentip, als volgt lui dende *Een liefdadige dame i» bereid een jong kindje aan te nemen, meisje of jongen, en het goed op te voeden tot het meer derjarig is, tegen een vergoeding van 100 tot 150 galden, goede referentiën enz." In minder dan drie dagen outviog de jonrnalist meer dan vierhonderd brieven van vrouwen, zoowe! uit den arbeidenden als uit den kleinen middenstand. De brief schrijfsters boden de gevraagde som aan en wenschten niet eeus referentiën. Yelen verzochten zelfs de weldadige dame niet te trachten kennis met haar te maken en een incognito te eerbiedigen, waarvan sommigen een voorwaarde maakten. Bijna allen ver bonden zich om haar kind nooit meer te- rag te zien en zelfs geen berichten meer te ontvangen. De journalist gelooft, dat de dagelijks ia de dagbladen, en de stuiversbladen met groote oplaag, gepubliceerde advertentiën van dien aard, geen andere strekking heb ben dan egoïstische moeders van haar kin deren af te helpen en daarbij de pasgebo renen noodzakelijk de slachtoffers worden. Yrouw Dyer, tegon wie, gelijk men weet, een instraclie is geopend, heeft nog niet bekend, maar de tegen haar gewezen verdenkingen schijnen maar al te gegrond. Het staat namelijk vast, dat zij adver tenties heeft geplaatst, aanbiedende kinde ren op te voedeD, en dat geen dezer kin deren thans meer bij haar isook kan zij niet zeggen, wat er van "hen geworden is. Yrouw Dyer deed de moeders contrac ten teekenen, waarbij dezen verklaarden afstand te doen van haar kinderen en er nimmer meer naar te zullen vragen. Men vond aeht van deze contracten bij de ge vangene, wie weet hoeveel zij er echter vernietigd heeft Haar schoonzoon, die eveneens in hechtenis verkeert,George Pal- mer, woonde met vrouw Dyer samen in een klein huisje, waar men boven de deur een Christusbeeld had doen schilderen met de, in dit geval gru welijke, woorden„Laat de kinderkens tot mij komen'. Vrouw Dyer heeft dezer dagen getracht, zich in de gevangenis met hare schoenve ters te worgen, op dezelfde wijze als de gevonden kindertjes waren omgebracht. Zij werd echter te goed bewaakt en haar op zet verijdeld. Uit Clinton (Indiana) wordt medegedeeld, dat een jong duitsch grolsmid, F. W. Kühn geheeten, tijding heeft ontvangen, dat de engelsche regee ring het palent van een door hem uitge vonden, verbeterde torpedo voor 75000 dollars in contanten en gedurende de eerst volgende negen jaren een rente van 5000 doliars per jaar, gekocht heeft. Kühn heeft vropger bij de duitsche marine gediend. Hij had al zijne spaarpenningen er aan besteed, om zijne uitvinding te voltooien en er patent voor te verkrijgen, en was diens- tengevolge genoodzaakt, vele jaren van zijn leven als gewoon daglooner te wer ken. Een trenrspel nit oorzaak van versmade liefde werd in den nacht van vrijdag j. 1. in Glauchau afgespeeld. De wever, Schnster geheeten, had ver geefs moeite gedaan, met de dochter van zijn huisbaas een liefdesbetrekking aan te knoopen. Uit wraak hierover drenkte hij de trap van de woning zijner geliefde met petroleum en stak haar aan. Toen de zoon van den huisbaas den brand ontdek te en alarm maakte, stortte Schuster zich op hem en bracht hem met een bijl en een mes zware, levensgevaarlijke verwon dingen toe. De misdadiger werd gearre steerd. In een dorp op de kust van Norfolk leefde sedert jaren eene vrouw in eene hut, met vier patrijshonden als haar gezelschap. Mea zei, dat zij van goeden stand was. Zij was daar aan het strand gaan wonen, omdat haar man verdronken was en zij geloofde, dat de zee nog eens het lijk zou aanspoelen. Dezer dagen vond men de vrouw dood in haar hut. Zij was blijk baar van ontbering gestorven, en de hon den hadden het lijk gedeeltelijk verslon den. Te Yelika-Solina, bij Agram, viel dinsdag een meteoor in een huis, terwijl de bewoners op het veld waren. Het huis brandde geheel af. Te Molenbeek (Brussel) heeft een werkman van eene verre bloed verwante 14 m i 11 i o e n frs. geërfd. Te Londen heeft eene dienstbode haren heer, een gepensionneerd zeeofficier, gereohtelijk vervolgd omdat zijn hond haar, terwijl zij de kamer stofte, i n den wang gebeten had. De jury kende haar f 300 schadeloosstelling toe. In de trrestanten kamer te Saarburg is een daar opgesloten muzi kant van honger gestorven. De mau was aeht dagen geleden wegens dronkenschap in arrest genomen, miar de bewaarder had hem vergeten. Eergisteren vond men hem hij was doodgehongerd. De bewaker is nu gearresteerd. Drie meisjes gedood. Op de rails van den spoorweg Kieuw- Woronesch, liepen drie meisjes in een 'le vendig gesprek. Zij zagen niet, dat er een goederentrein aankwam. De machinist gaf echter zooveel signalen, dat zij hem ten slotte bemerkten en op ean andere liju oversprongen. Maar daar kwam een snel trein aanbruischen, die niet gauw genoeg geremd kon worden. Toen de trein einde lijk stilhield, zag men slechts drie ver minkte lijken. Keizerstraat, jnist tegenover u. Hij wees mij n gisteren in den schoawborg aan". „Dat is zeker zeer eenvoudig," zeide nu Sealsfield. „Dan zijn wij elkander al reeds zeer nabij geweest, zonder elkander le ken nen. Dat gaat menigmaal zoo in het leven. Verborgen draden loopen van den eeuen naar den anderen kant, en somwjjlen is men van een geheel net omspannen, zonder dat men het merkt." Hij sidderde, als werd hij plotseling kond en zich tot zijne dochter wendende, greep hij weder haar arm. ,Kom Eva, wij gaan naar huis, kind. Een schilderij als deze vinden wij in de geheole tentoonstelling niet meer, on wij willen den gunstigon indruk niet be derven. Gij echter, mijnheer Boysen, zult gij niet naar hois melden, dat gij nwe Des- demona, verkooht hebt Wellicht zal nwe moeder zich daarover verhengen?" „Duizendmaal dank, mr. Sealsfield, voor nwe goedheid. Gij hebt mij heden onbe schrijfelijk gelukkig gemaakt. Dat gij ech ter mijne moeder gedenkt, daar dank ik u nog eens in 't bijzonder voor. Mijn leven is zoo eng met het hare sa&mgegrooid, dat een vreugde voor mij slechts half is, wan neer mijne moeder die niet met mij deelt. Nog in dit uur ontvangt zij de vroolijke boodschap." „Gij schjjnt een goede zoon te zijn, even als Eva een goede dochter is- Ja, zij is goed, zeer goed." Hij knikte haar toe, en wendde zich om, om heen te heen te gaan. „Leef wel en wij znllen «eggen, tot weder- zieng, als goede buren." Zij gingen heeneen stomme, vriendelij ke afscheidsgroet vloog van Eva naar Boy sen over. Langzaam volgde hij hen beiden, «ag de beide gestalten zoo verschillend in verschijning en toch zoo nanw aan elkander verbonden, door de verwantschap van liefde na, en zond hen een stom men, maar oprecht gameenden dank na. Dank voor hen beiden, de vader even goed als de dochter I Toen zi) echter het gebouw ver laten hadden, ging ook hij naar buiten om de vreugdeboodschap aan zijne moeder to sei nen. „Hoera, mijn schilderij aan een rijken Amerikaan verkocht. Victoria I Richard." Hij had naar hnia willen gaan, maar keerde nog eenmaal naar de tentoonstelling terng. Het wa* hem, als moest bij ook zijn beeld danken, dat gewrocht van zijn geest en zijne banden, dat de liefde zooreer be loonde, welke hij hem geschonken had. Toen hij de zaal binnentrad zag hij voor zijne Dssdemona slechts een enkele gestalte, een dame, niet al te groot, in een brnin toilet, eenvoudig maar uiterst smaakvol gekleed. Hij trad langzaam nader, en eerst, toen hij d;cht bij haar was, vernam zij zijn stap. Zij wendde zich fluks tot hem om en bij zag hoe een helder rood plotseling hare wangen klonrde, sn met een levendige beweging stak zij hem beide handen toe. „God, zegene n, mijnheer Boysen „Juffrouw Saffi waarachtig! Tot nog toe had ik n niet herkend. De kleine Voor het gerecht te K o- blenz heeft dezer dagen een zeer mterres- sant proces plaats gehad. Voor 1 .J% Ja" disputeerden vier heeren nit Coehen ij een kermis ia Bullag (Mosel) met iemaiu over het gewicht van een wagen met in begrip van het paard en maakten zich zoo druk, dat zij aannamen, den boer het paard en den wagen voor 50 pfenning per pond af te koopen. De voerman willigde in, de wagen en het paard werden gewogen en brachten het sommetj'e van 1500 Mark op. Nu verklaarde de vier heeren den koop voor scherts gedaaa te hebben, in meer dan nnchteren toestand; de voerman liet het daar evenwel niet bij, gaf den wagen en het paard aan een «pediteur en klaag de de vier heeren aan. Hij won het ge rechtsgeding in alle instantien en kreeg de zer dagen na een defenitief oordeel zijn geld. De kosten van dit proces bedroe gen eveneens 1500 mark, zoodat het boel tje, dat onder vakmannen 800 tot 400 mark waard is, de vier pretmakers aardig duur te staan komt. Intusschen heeft de Rossinant het eeuwige met het tegenwoor dige verwisseld. -Uit liefde voor haar zuster. De dertigjarige kashouderesse Sofie Aa- gel, te WeeneD, werd den 12 April 1.1 op bevel van den politiecommissaris wegens het plegen van diefstal gevangen genomen. Sofie Angel was sedert acht jaren bij den tapijthandelaar Schein in betrekking op een maandelijks loon van zes-en—zestig gulden. Tot in het einde van 1894 ver vulde het meisje haar taak met ijver en nauwgezetheid. Treurige familie—omstan digheden werden de oorzaak, dat Sofie Angel eene misdadigster werd. De echt genoot van haar zuster, een tooneelspeler, was buiten betrekking en daardoor broo deloos geraakt. Sofie Angel zorgde nu voor zuster en zwager, en voor hun klein kindje, doordat zij ran haar maandgeld zestig gulden aan de familie voor levens onderhoud gaf. Daar de familie echter met dezen onderstand niet kon rondko men, ontvreemdde het meisje sedert on geveer achttien maanden uit de haar toe vertrouwde winkelkas grootere en kleine re bijdragen, welke zij insgelijks aan haar familie gaf. Verleden Zaterdag werden de diefstallen ontdekt en volgde de inhech tenisneming van Sofie Angel. Zij bekende, haar patroon Schein vierhonderd—en tachtig gulden ontvreemd te hebben. T e N e w-Y ork is in weten schappelijke kringen groote opschudding gewekt door eene „ontdekking" van de professoren Pratt, Wrightman en Bennett van het „Medical College' te Chicago, die beweren gevonden te hebben, dat de Röat- gensche stralen in staat zijn om de bacte riën van cholera, diphterie, pneunomie, in fluenza, typhus, tuberculose, anthrax en droes te dooden. In Breslow werdMaandag de in de Matthiasstraat wonende arbeiders vrouw VVendorf met hare drie kinderen Engel ziet or vandaag zoo geheel anders uit." „Dat behoeft n niet te verwonderen. Maar dat gij er zoo uitziet, wil mij maar niet in het bood." Hij moest lachen. „Hoezoo?" vroeg hij. „Gjj hebt dat toch immers geschilderd? „Dat heb ik zeker." „Ik begrijp het niet, maar toen ik daar voor stond, is het mjj warm om het harte geworden. Ik heb een groot respect voor n gekregen en tegelijk is het mij geworden, alsof ik weenen moest. Ea daarom verwon derde ik er mij over, dat gij er uitziet als een gewoon mensehenkind." Haar hoading was anders, dan den gepas- seerden avond; over hare vroolijkheid lag een zweem van melancholie, het gevoel wellioht der erkentenis, een schepsel te zijn, dat in zijne wereld niet past. Met de ver anderde kleerendracht scheen een rustiger aard over haar gekomen; sleehfs het gloeiende vnur der oogen verried, dat het vuur inwen dig nog niet was gebluscht. „Hoe komt gij hier?' vroeg Boysen, ter wijl hare onverholen bewondering hem goed deed en toch tegelijk verlegen maakte. „Zooals de andere luidjes. Op mijn voe ten I" zeide zij lachend met een oude vlaag harer vroolijkheid en in het Beiersch dia lect, dat haar zeer lief scheen te zijn. Maar dadelijk werd zij zeer ernstig. „Toen gij gisteren heen gegaan zijt, zonder afscheid, ofschoon ik voor n geheel alleen gezongen heb, ben ik zeer boos op n geweest. In mijn toorn heb ik de anderen over nw schil derij booren spreken. En heden heb ik ge zien, dat gij gelijk hebt gebad door heeu te gaan. Ik ken niets, waarmede ik u zou kunnen behagen, dat weet ik nu, nu ik haar gezien heb." Zij wees met de oogen naar het beeld en ook hij wendde zijn blik daarheen, daar hij niet dadelijk een antwoord op dit gezegde wist te geven. Terwijl hij zoo half van haar afgewend stond, voelde hij plotseling zijne rechter hand door haar gegrepen, en eer hij het verhinderen kon, had zij de hand aan ha re lippen gebracht en er een kus op ge drukt. „Die hand heeft het geschilderd," riep zij vroolijk, „die heb ik mjj direet voorgesteld, toen ik hot sohilderij gezien heb'. „Gij zijt „Ik ben n goed gezind, dat is alles." Zij lachte met dezelfde melodische stem en ha re oogen fonkelden. ,.En gij hoodt toch niet van mij, dat weet ik wel. Maar daarom kunt gij wel een enkele maal aardig tegen m^ rijn. Wilt ge?" „Wat bedoelt ge daarmede?" „Dat gij een weinig met mij de zalen rondwandelt, ve-der niets; ik hoor nwstem zoo gaarne." „Wanneer het n genoegen doet „Zeker doet het mij almachtig veel genoe gen. Kom on wees goed voor mij Hij wilde hare vreugde niet bederven, ook was het haar bijna gelukt, den on9an- genamon indruk van den vorigen avond ait een 14-jarige dochter, een 6 jarige en een 12- jarige zoon dood gevonden. Men had de personen al sinds geen twaalf dagen gezisn, derhalve werd Maan dag de gesloten deur in tegenwoordigheid van de politie opengebroken. Ean sterke doodslncht kwam den binnentredenden te ge- moet, die zich dadelijk tegenover de lijken der vermiste personen bevonden. De moe der lag met haar dochter ontkleed op bed, de beide broeders in het andere. Verschei dene nog half gevulde drinkglazen bevon den zich op een groen uitgebeten plek op de tafel, zoodat vergiftiging met Sehwein- furter groen te veronderstellen is. Het meisje nu was met Paschen lid van de kerk geworden. Bij deze gelegenheid moet de moeder om onderstand verzocht heb ben, dat afgewezen is. Sedert vier jaren leefde de vrouw van haar man, die niet voor zijn huisgezin wilde zargan, geschei den, en de oudste dochter, leefde sinds ge- ruimen tijd ook op zichzelve. Er bevonden zich Dog ongeveer f 0,85 in huis, benevens een kleine voorraad brood, meel en andere kleine hoeveelheden eetwaren, zoodat on middellijke nood de drijfveer tot dezen dood wellicht niet zal zijn geweest; de vrouw had ook geen moeite met de huur, daar de oudste kinderen altijd kleine ver diensten hadden. Da rest van de koffie en meelsoep werden in potten verzegeld, daar het vergift waarschijnlijk ook in dat voed sel was opgelost geworden. Na verloop van eenige uren verscheea de vader, die het ongeluk zeer kalmpjes opnam. SPRANKELS. Wie altijd praat, verdient niet aange hoord te worden. Bon ton is de kunst, anders te sprekeD, dan men denkt. Elk, die tot de „Clique" behoort, heeft talent. Wie zich voordoet, gelijk hij is, wordt heden ten dage een zonderling geheateD. Hoe zon menig mensch zich veranderen, wanneer hij zijn eigen carricatuur kon zien. Natuurlijke meuscheu ziju zelden ge schikt voor het salouleven. Hoeveel schijnt gezocht, wat men zooi gemakkelijk gevonden heeft. De berisping moet men zich van een ieder laten welgevallen, maar niet den lof. Den kleinen van geest schijnt alles be» geerenswaard, waarnaar anderen streven. te wisschen. Zoo gingen zij naast elkander tnsschen de bonte rijen van schilderijen wat iets te beteekenen had, bezagen zij en Boysen verklaarde bet haar, met het ge schoolde oordeel ran den kunstenaar. Saffi praatte er vroolijk tusschendoor, dikwijls een verstandig, ook dikwijls een dwaas woord, zooals het haar in den mond kwam. Een klein, lief ingericht vertrekje was het eind van alle zalenhendfeekeniugen waren hier geschreven door bijna alle bezoekers en zelden vergat een bezoeker daar heen te gaan. In den hoek van dat vertrek stond op een sierlijk voetstuk een bronzen sphinx onder palmen en kransen, een divan was daar voor geplaatst; een behaaglijk plaatsje. „Kijk eens, daar moeten wij uitrusten," riep Saffi en reeds had zij zich op de sofa neergezet, zoodat de palm vederen haar be groetten. Langzaam gaf Boysen aan baar wensch gevolg, ean weinig aarzelend. Zich nederzettend, viel zijn oog wederom op den ring aan Safti's hand en tegelijk doken bij hem de beelden uit het verleden op. „Weet ge nog?" vroeg hij, zjjn blik niet van haar hand afwendende, „dat ik u giste ren om iets gevraagd heb? Omtrent dien ring daar. Gij wildot er mij meer van vertellen, maar toen kwam uw vader tns schen beide." „Mijn vaderZij lachte, een zacht lachen, half in zichzolf, vervolgens luider en scheller. „Onzin is het," riep zij. „Hg is mijn vader niet." „Niet uw vader „Wel neen. Zeker, ik geloof dat hij mij worgde, wanneer bij wist, dat ik n het tegendeel vertelde. Ook beeft nog niemand builen n, het ervaren; maar n wil ik niet voorliegen, mijnheer Boysen, n niet-* „Niet nw vader herhaalde bij nadenkend, zonder op den hartstochtelijken toon harer laatste woorden te letten. Zij echter legde baar haud op zijn arm en zich tot hem overbuigende zeide zij „Yast en heilig heb ik het hem moeten beloven, geen mensch ervan te znllen spre ken, maar u zeg ik het toch. Wat ik n zeg is waar, alles, ieder woord, zoo wair als ik het zelf weet. Wanneer het anders mocht zijn, ben ik er de schnld niet van; maar dat hij mijn vader niet is, is zoo vast als dat ik uw schilderij in geen eeuwigheid na maken zal." „Maar wanneer hij nw vader niet is, wat is bij dan „Pleegvader, noemt men zo wel eens, die er geld voor krijgt, dat hij mij bij zich houdt en een weinig leeren laat, en ziek voor mijn vader nitgeoft, zoo'n gehaarde vader als de groote toonoelspeelsters sehouwburgmoeders huren. Ja, er zijn verscheidene soorten van vadors en moedersDeze heb ik echter niet gehuurd, ik ben al reeds zoo lang bij hem als mij maar eenigszins heugt." „Altijd, nw gansche leven En gij meent toch „Ik meen niets, ik weet, dat ait de beste bron, van hem zelf. Ik kan het n wel vertellen, als het u interresseert, dan behoef ik ten minste niet te vreezen, dat gij direct weder zult wegloopen." Zij dacht een oogenbiik na, vervolgens voor zij voort: „Ja, zoolang ik reeds denken kan, ben ik reeds bij hem geweest, bij hem en zjjne vrouw." „Bij zijne vrouw Die dus niet nwe moe der is?" "Neen, God zij dank! Ik noem haar he den nog zoo, omdat hij het wil en uit oude gewoonte. Zij is namelijk krank, daar boven." Zij wees met de hand op het voor hoofd en knikte bevestigend op Boysens vragenden blik. „Suf, krankzinnig, zooals gij het noemen wilt, jawel, dat is zij. Zoodoon- de ben ik ook te weten gekomen, dat ik niet haar kind ben. Ik heb niet dikwijls met haar mogen praten; maar eens heb ik toch allerlei dingen van haar gehoord, zoo dat ik bemerkte, dat ik haar kind niet was." Een zucht deed Saffi's boezem zwellen, een lang begraven en toch nog onbevre digd verlangen naar de zorgende moeder liefde. Onwillekeurig legde Boysen zijn hand op de hare„Arm kind", zeide hij zacht en vriendelijk. „Laat mij nwe hand nog wat houden", verzocht zij, „ik zal ze niet weder kussen. Het was n zooeven onaangenaam, dat heb ik wel gemerkt; nu zal ik het niet weder doen* Hij lachte en liet haar zijne hand, die zij rustig in de hare hield, terwijl zij verder sprak„Eerstens, toen ik nog heel klein was, was zij goed en gezond, slechts altijd stil en trenrig, dat heb ik toenmaals reeds bemerkt. Meent ge niet, dat kinde ren veel meer opmerken, dan men eigen lijk wel denkt „Yan mij kan ik dat niet getuigen," zei de Boysen, aan zijn eigen kindsheid den kend. „Ik heb weinig gadegeslagen, altijd slechts vertrouwd en liefgehad." „Ja, gijzeide Saffi met weeke stem. „Gij zijt ook beter dan alle andere mensehen. Ik had de oogen reeds vroeg open en heb gezien, dat moeder ik zal haar maar zoo blijven noemen bang is voor vader. Me nigmaal was hij het ook voor haar, als zij moed genoeg had hem te dreigen, iets te zullen verradenwat zij daarmede ge meend heeft, kan ik u niet zeggen; dat weet ik heden nog niet. Vervolgens is zij zwaarmoediger en stiller gewor den en immer vreemder en schuwer tegenover mij, zoodat ik iederen dag dui delijker gevoeld heb, dat ik er niet bij be hoorde- En tenslotte, toen ik verstandig genoeg geworden was, ben ik naar den ou de gegaan, spoedig na mijn aanneming was hot en heb ik bet hem gevraagd, wat er met moeder was. Hij heelt het mij toen gezegd en beden weet ik het nog waarom bij het g- daan heeft. Zonder re den doet hij niets. AIzoo, hij is mijn va der zoo min als zij mijn moeder; slechts voor mijne opvoeding hadden zij te zorgen en daarvoor worden zij betaald. Vervolgens heeft hij mij ook verteld," on nu werd haar stem dof en dreigend en in hare oogen flik kerde de onverzoende toorn „dat mijne eigen mosder is gedood, vermoord, ellendig, laaghartig vermoord. Kunt gij u voorstellen, wat men daarbij gevoelt?" „Vreeselijk moet het zijn- Ik mag aan zoo iets niet denken, dat het met mijne moe der zou kannen gebeuren-" „Ik heb er aan moeten denken en heb dien pijn moeten lijden; honderdmaal heb ik het mij 's nachts voorgesteld, tot ik sidderde van vrees en woede. Somwijlen Zij zweeg en keek stil voor zich- „Wat wildot ge zeggen vroeg Boysen. „Hij liegt zooveel. Het is zijn grootste genot, wanneer hij liegen kan. Toen heb ik somwijlen gedacht, dat mijne moeder in 't geheel niet vermoord is, en dat zij wel licht nog leeft." „Leveu f Maar de ring is toch van haar „Hij zegt het tenminste, maar daarom behoeft het nog niet zoo te zijn. De ring heeft hij mij gegeven, toen ik hem ter ver- antwoordiging riep. Ziet ge, vele malen heb ik mijzelf reeds afgevraagd, vanwaar dat vele geld nu eigenlijk komt, het is een heel huis, ieder jaar dat de oude krijgt voor mijne zoogenaamde opvoeding-" Zij sprak de woorden met een bittere treu rig klinkenden laohde smart om een ver loren leven, klonk daarin. Deelnemend zag Boysen naar het jonge schepseltje aan zjjne zijde, dat heden zoozeer zijn medelijden gaan de maakte. „Zorgt hij niet goed voor n vroeg hij. „O ja, ik krijg genoeg te eten. Ook al lerlei heb ik geleerd, meer dan menig an der. Maar het overige in hnis, deze omge ving maken mij niet tot een gelukkige. Maar daar stelt ge ook geen belang in Van mijn moeder heb ik n willen sprekon en van het geld". „Vanwaar komt het geld, weet ge dat niet „Met de post, alle vierdeels jaars. Het zijn engelsche post «egels op den brief, met het poststempel Londen. Hij zegt, het komt van bloedverwanten mijner moeder." „En gelooft ge dat Kan het niet van uw eigen vader komen „Van dien is nooit sprake geweest. De oude beweert, dat hij zelf nooit te weten is gekomen, van wien het komt." „Maar die bloedverwanten nwer moeder Kent gij hunne namen niet Saffi lachite vroolijk. „Ach, lieve hemel I Zoo stom is die oude niet hij weet heel goed, als hij mij dat zeide, dat ik er den volgenden nacht van door was. Tot hen zon ik gaan, waarbij ik behoor en ik zou niet ophouden voor ik wist, hoe de vork aan den steel zat." Belden verzonken vervolgens iü diep nadenken. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 6