TER OVERDENKING.
Onbestendigheid.
De dood vaneen echt
paar.
In Rudolfsheim heeft maandag een
bejaard man zijne vrouw voor zoo
ver tot heden kon worden geconsta
teerd, met hare toestemming en
daarna zich zeiven dood gescho
ten. Lichamelijk lijden heeft het echt
paar, hetwelk zich in de gunstigste
stoffelijke verhoudiDg bevond, tot dit
vreeselijk besluit gebracht.
In het huis no. 23 der Schönbrun-
nerstrasse woonden op de eerste ver
dieping sedert 36 jaren de winkelier
Leopold Fuchs en zijne echtgenoote
Helene Fuchs, eeu geboren Weener,
was in zijne zestigste jaar; zijne vrouw
was 64 jaar oud. Geruimen tijd gele-
deo werd Helene Fuchs zwaar ziek
zij verlamde, werd onbekwaam zich te
bewegen en kon zich zelve niet meer
oprichten. De kwaal werd ongeneese-
lijk en de zieke had behoefte aan de
meest zorgvuldige verpleging, welke haar
echtgenoot haar ook deed geven. Om
zijne vrouw beter te kuunen verzor
gen, verkocht hij zijne zaak tegen een
flinken prijs en trok zich uit de zaken
terug. Dag en nacht week hij niet van
het ziekbed zijner vrouw. Door haar
lijden werd hij echter zelf verbitterden
mistroostig; eiDdelijk begon hij zelf ook
te sukkelen. Dat alles had zulk een
invloed op hem, dat hij besloot een
einde aan zijn leven te maken. Hij
moet dit voornemen lang bij zich om
gedragen hebben, want hij had de huur
van zijne woning reeds opgezegd, zon
der naar een nieuwe om te zien.
Maandagmiddag tegen 12 uur zond
hij, om alleen te zijn, de dienstmaagd,
die sedert jaren bij zijne familie in
dienst was, naar een nabij gelegen res
tauratie, om het eten te halen. Toen
de maagd, Franciska Zieglinger, terug
kwam, vond zij de huisdeur gesloten.
Als op haar kloppen en luiden de
deur niet geopend werd, vermoedde zij
onheil en riep de hulp in der portier
ster. Deze haalde een slote maker, die
de deur deed openspringen. In de ka
mer vond men de beide oude lieden
dood. De vrouw lag met doorschoten
linkerslaap in een leuningstoel: de man
lag op de canapé. Een revolverschot
door den mond in de hersens, had aan
zijn leven een einde gemaakt. Door de
intusschen ontboden politie werd van
alles procesverbaal opgemaakt. Fuchs
had den zelfmoord met groote zorgvul
digheid voorbereid. Alle rekeningen had
hij betaald, al zijne zaken nauwkeurig
geregeld.
Een brief aan den Commissaris van
politie bevatte een visitekaartje, waarop
„Leopold Fuchs". Aan de achterzijde
stond de aanleiding tot den zelfmoord,
door Fuchs zelf geschreven:
„Het lichaan verlamd. Moet als een
kind verpleegd worden, do geest ver
duisterd. Ten slotte in .het krankzin
nigengesticht Neen en nimmer 1
Liever het uiterste, dan onder de han
den van ruwe bewaaksters een planten
leven te leiden
Bij zijn vrouw was namelijk reeds een
toestand van geestesverdooving ingetre
den enFuchs.die zeer veel van zijn vrouw
hield, vreesde, wanneer hij vóór haar
kwam te sterven, dat zij dan in een
krankzinnigengesticht zou terecht ko
men.
Ook heeft Fuchs een brief aan zijn
huisheer achtergelaten, in welken hij
dezen om vergiffenis smeekt voor de
moeiten en onaangenaamheden, welke
hij bem door de daad berokkenen
mocht. Aan de portierster betuigde hij
zijn dank voor de bewezen oplettend
heden. In een brief aan zijn eenige
dochter, Helene Döfler, wees hij er op,
dat alle rekeningen betaald waren,
noemt nog eens de reden tot de daad
en gaf zijn verlangen te kennen om
trent de begrafenis.
Het getuigschrift voor de dienst
maagd Zieglinger lag goreed en was op
den vorigen dag onderteekend.
Een kinder markt.
De Engelsche journalist Wiliam Stead
heeft het echt Engelsche denkbeeld ge
had om een kindermarkt in het leven
te roepen. Het doel van deze markt
is om menschen, die een kind willen
aannemen, omdat zij het hunne hebben
verloren of nooit kinderen hebben ge
had, fatsoenlijke en aardige jongentjes
en meisjes te verschaffen. Dit gaat
heel eenvoudig in zijn werk. Ouders,
die een of meer kinderen niet willen
of kunnen onderhouden, berichten hier
den heer Stead van. Deze gaat nu
onder de ingekomen mededeelingen aan
het ziften en maakt vervolgens in een
door hem uitgegeven weekblad bekend.
Zij, die nu een jongen of een meisje
als kind willen aannemen, kijken in de
lijst, of er iets van hun gading bij is.
Is dit het geval, dan vervoegen ze
zich bij den heer Stead, die nu om
trent de zedelijke en physieke eigen
schappen van het aan te nemen kind
een nauwkeurig onderzoek instelt. Leidt
dit tot een bevredigend resultaat, dan
brengt hij de ouders met de pleegou
ders in kennis waarna de zaak is
beklonken. In een der laatste lijsten
kwamen de volgende aanwijzingen
voor
*Kind, een maand oud, blond, van
een deftige dame." „Een arme we
duwe, niet langer in staat haar beide
dochtertjes van zeven en elf jaar te
onderhouden, zag gaarne dat iemand
ze van haar overnam." „Kind, een
jaar oud, van goede familie, door zijn
vader verlaten.' „Meisje, 5 jaar oud,
van goede familie."
Deze kindermarkt, die al eenige maan
den bestaat, blijkt zeer deugdelijk te
zijn.
tan de toeslaande deur Tan de lijn ge
laakt "was. Het knssen had toen vuur
gevat en was zeker beginnen te glimmen
en had die hoeveelheid rook geformeerd.
Eene nadere verklaring als deze was niet
te vinden. Het gerechtshof erenwel hield
het ten laste gelegde feit voor bewezen
en vorderde een week gevangenisstraf.
Een zelfmoord uit honger.
Nabij de Stefaniebrogte Weenen sprong eer
gisteren middag de vierentwintigjarige Lina
Lesch in het Donaukanaal. De zich in
de nabijheid bevindende besteller snelde
te water en het gelukte hem na esnige
moeite de levensmoede nit het water te
halen.
Met behulp der politie werd de dren
kelinge bijgebracht en naar het hospitaal
vervoerd. Lina Lesch was langen tijd zon
de betrekking geweest en deelde mede,
dat zjj gedurende vier dagen honger geleden
had.
Baron Hirsch.
Een man van groote weldadigheid is eergis
teren in den vroegen morgen op zijn goed
bij Kotnorn overleden baron Hirsch. Zijn
ontzaglijke rijkdom en zijn goede renpaar
den zonden hem geen aanspraak geven op
de dankbare nagedachtenis van de wereld,
maar wel geett hem dis de uitnemende
manier waarop hij zijn schatten wist te
besteden in het belang van zijn medemen-
schen.
Het licht nog versch in 't geheugen hoe
de onmenschelijke bevelen van den vorigen
Tsaar vele joden met hnn verblijfplaats
beroofden van alle middelen om hun be
staan te rekkeD, en hos baron Hirsch,
toen te Londen wonende, de belangstelling
van de wereld in bet lot van die rampza
ligen trachtte gaande te maken niet alleen,
maar ook zelf millioenen ponden schonk
om duizenden van zijn geloofsgenooten in
staat te stellen het barbaarsche rijk te
verlaten en zich te vestigen in Canada en
de Argentijnsche republiek. Oader leiding
van den groeten bankier werd den verhui-
zenden joden op alle mogelijke manieren de
tocht gemakkelijk gemaakt. Men zegt niet
te veel, als men beweert dat honderden
aan Hirsch hun leven hebben te dan
ken.
Om een denkbeeld te geven van de
verbazende sommen die hij weggaf, kan
dienen dat hij alleen in 1891 ongeveer
drie millioe» poDd sterling, dus 36 milli-
oen gulden, voor weldadige doeleinden be
steedde. Al wat zijn renpaarden in Enge
land wonnen werd ouveranderlijk aan de
Londensche ziekenhuizen geschonken.
Hirsch woonde veel in Londen, in Pa
rijs, en anders op zijn groote goederen bij
Komorn. In Engeland had hij, als vriend
van den prins van Wales, die zijn gast
wel is geweest in Hongarije, en als eige
naar van renpaarden, toegang in de hooge
kringen; maar in Parijs werd hij in de
Jockey Club gedeballoteerd, en de adel
in Oostenrijk keek hem met den nek aan,
al was deze jood die van onderen op was
geklommen en niet kon bogen op het twij
felachtig voorrecht van een ouden titel,
in veel opzichten achtenswaardiger dan zij.
Onder Je weldoeners van het mensche-
lijk geslacht bekleedt hij een eereplaats.
ven. Dus beb ik dnitsoh bloed in de ade
ren en daar ben ik blij om. Ik verheugde
er mij bijna kinderlijk over, toen papa tot
vertrekken besloot. Ook de afreis volvoerde
hij met de zeldzame haast, die bem had aan
gegrepen en eerst op reis werd hij wat
kalmer. Maar ook dat was voor korten
tijd. Vervolgens kwam de onrust opnieuw
terug; bet schip liep hem niet vlug gencg,
bij schold op den kapitein, de matrozen en
den machinist. Toen wij in Hamburg aankwa
men, zeide hij, dat hij zioh gelukkig ge
voelde. Hij begroette het land, als was het
werkeljjk zijn vaderland, vond alles veel
mooier dan wij het ginder hadden, en was
Toor acht dagen lang zoo goed, prettig en
vroolijk, als ik hem nog nooit had gekend.
Maar t09n
„Toen?" Boysen vroeg het zacht, daar
zij met een diepe zucht het gesprek had
afgebroken.
„Toen kwam hot weder en werd het erger en
erger. Na weet ik het; hij heeft zichzelf
bedrogen, met te zeggen dat het heimweh
was. Deze onrust zelve is zijne ziekte, een
kwaal, die in zijn ziel, maar ook ia zijne
zenuwen woont. Toenmaals in Hamburg,
brak zjj na een week opnieuw uit. Hij
kon het in die stad niet langer uithouden,
die hij eerst zoo had geprezenhij nam hot
voorwendsel te baat, dat hij mij DnitBch-
land wilde laten zien, wjj reisden, reisden,
tot ik moe en ziek was van al dat zien.
Door Daitschland, de Alpen, Italië en
Frankrijk heeft hij mij gevoerd, altijd weder
voorwaarts gedreven, van da eene plaats
naar de andere. Het scheen wel een vlncht
te zijn
Zij haalde diep adem.
„Ja, dat is hot rechte woord, oen vlncbf.
Ja, dat is het gevoel, dat telkens sterker
in mij geworden is en mij telkens meor
angst heeft aangejaagd. Het is, als gelo >f-
de bij zich vervolgd. Hij, die ieder vrij in
het gelaat zien kan, die zeker nooit berouw
behooft te gevoelen. Maar w inneer op str ip.t
mensohen achter ons aankomen, dan blijft
hij staan, om hen voorbij to laten gaan, en
wanneer iemand hom aanziet, dan kan bij
zonder grond uitvaren, gjj hebt bet zelf
in het tentoonstellingsgebouw kunnen on
dervinden. Hij heeft mij van land tot land,
van stad tot stad rosteloos voortgedreven,
tot mijne krachten ten einde waren, en tot
dat hij erkende, dat bij mij door zulk een
leven ten gronde zou richten, en ziet ge,
dat zal ik Dooit vergeten, en daarom zal ik
hem ook nooit verlaten, ook al was bij mijn
vador niet, daardoor heeft hij mij getoond,
dat zijne liefde voor mij groot en sterk ge
noeg is, om over deze kwaal, die hem be-
heerscht, te zegevieren, Toen hij bemerkte,
dat ik de onrast en zorgen niet laDger kon
verdragen, toen heeft hij er een einde aan
gemaakt. In één slag. Wij zijn hierheen
Een groot man.
De hoofdstad van Oostenrijk heeft dezer
dagen Keizer Wilhelm van Daitschland,
een groot man, binnen haar muren gezien,
maar er is daar ook een groote man. Dit
is de Amerikaan Wittkins, die op het oo-
genblik logeert in het bescheiden hotel
Het gouden Lam te Weenen. Men heeft
voor hem het vertrek met- het hoogste
plafond moeten uitzoeken, want onze Ame
rikaan is niet minder dan 2 meter en 45
centimeter lang. Da campioen der groote
mannen, de Chineesche rens, is nog 10
centimeter kleiner, of liever 10 centimeter
minder lang dan Wittkins. Deze laatste
is nog maar 22 jaar, hij kan dus nog
best een paar duim groeien. Hij heeft een
zacht, goedaardig gelaat, maar kolossale han
den, evenals die, welke men wel eens ziet
ophangen boven de deur van een hand
schoenwinkel. Zijn hooge hoed gelijkt
meer op een glimmende kachel dan ope6n
hoofddeksel, en vrat zijn schoeisel aangaat
dat bestaat uit zware stukken lederwerk,
iedere schoen lijkt wel een klein-kinder-
wieg.
Maar de Amerikaansche reus is niet in
alles verblijd over zijn grootte. Hij
vertelt zelf zijn ongelukken op de volgen
de wijze„Ik kan niet overal binnen
treden, ik durf niet op eiken sloel te gaan
zitten, ik kan niet naar den schouwburg
gaan, niet in een rijtuig een toertje ma
ken ik voer altijd een ijzeren bed van
3 meter lang met mij meezonder dat
zon ik nergens kuunen slapen. Eu de toe
komst is ook niet zoo heel rooskleurig voor
mij, ik vrees, dat ik nooit een hart zal
vinden, dat voor mij klopt nie\ dat ik
heelemaal geen galante avonturen heb ge
had voegt de rens er bij met een glim
lach van voldoening er is zelfs een rijke
Amerikaansche weduwe, die mij haar hand
heeft aangeboden, ze weegt 115 Kg.,
dat wil zeggen niet de hand, maar de we
duwe. Ik heb echter geweigerd, omdat ik
niet van bejaarde vrouwen houd'.
Een miljoen voor een r ij-
tuig. Voor het rijtuig, waarin Carnot
is doodgestoken, en d»t nog steeds in het
stadshuis van Lyon wordt bewaard, is door
een Engelschman 40,000 pond of 1 mil-
lioen trancs geboden. De stad Lyon heelt
geweigerd de koets af te staan. De belas
tingschuldigen beweren, dat de vaderlands
liefde van de stadsbeheerders te ver gaat.
Daar is niets blijvends, niets duur
zaams, niets bestendigs hier op aarde. Al
les is wisselvallig en ongestadig, alles is
aan verandering en wisseling, ja zelfs aan
vernietiging onderworpen. Al wat gebo
ren wordt of ontstaat, draagt tevens het
kenmerk van vergankelijkheid geschreven
in zich. Zoodra de mensch het levenslicht
aanschouwt, reeds bij zijn eersten levens
adem, begint hij ook reeds weder af te
sterven en gelijk hij zelf eindig en ver
gankelijk is, zoo is ook alle stof en dier,
wat hem omringt en wat rond hem leeft,
alle voorwerpen en schepselen, waarever
hij tot heer en meester gesteld is, alle ver
getrokken, bij heeft zich dit huis laten bou
wen, wij hebben io een hotel gewoond tot
het klaar was, vervolgens zijn wij dit
eigen huis binnengetrokken, dat hij vol lief
de voor mij heelt ingericht*.
„En het leven hier, heeft dat een goeden
invloed op hem uitgeoefend
„In den aanvang heb ik het geloofd,
maar bet was een dwaasheid. Het beste
was het, zoo lang de bouw en de inrich
ting van het huis duurde, toen had zijn
onrust een doel. Doch toen wjj er ons in
trek in hadden genomen, toen hij de diepe,
ernstige stilte meer en meer gevoelde, toen
is de angst, die hem pijnigt, hem weder eigen
geworden. Toenmaals kwam ik het niet te
weten, want hij beheerschte zich ter liefde
van mij met g'oote wilskracht, tot op een
nacht
Opwellende tranen belette haar, voort te
gaan. Boysen trad op haar toe, greep
hare band, die zij hem niet onttrok, en
zeide
„Vertrouw mij, vertel mij alles, wellicht
verlicht gij daardoor nw hart.*
Weder sag hij die snelle verandering, den
verrassenden overgang van smart, tot mati
ge vroolijkheid, die hem reeds een paar
maal was opgevallen. Terwijl nog tranen
in bare oogen schemerden, lachte zij hem
toe en zeide
,Gg hebt gelijk. Dat is nog het beste
van het verdriet, dat het ons wat nader
aan een medelijdend mensch brengt. Ik wil
het n vertellen, wat er in die naeht ge
beurde. Mijn slaapkamer is slechts door
een kamer van deze gescheiden, die toen
maals nog niet verlicht was. Slechts de
maan scheen, en zijn licht viel juist op het
portret, hier, van mijne moeder, zooals ik
later ontdekte. Ik had geslapen, goed en
vastwant in de rust dor huiselijkheid,
was ook mijne zwakte ras verdwenen. Het
was wellicht één nur, toen ik gewekt werd,
door een geluid, dat ik nooit zal vergeten.
Het was geen eigenlijke sohreanw, meor een
onderdrukt hulpgeroep, maar zoo vol angst
00 Pij0! éat hel mij deed opspringen in mijn
slaap Het herhaalde zich niet, ik luister
de te vergeefs. En toch kon ik mij zelf
niet voorpraten, dat ik slechts gedroomd
had. Ook over de richting, vanwaar nit
de kreet gekomen was, kon geen twijfel be
staan. Ik stond op, trok eenige kleeren
aan en ging mot licht naar deze kamor.
Mijn oor on mijn gevoel hadden mij niet
bedrogen, ik kwam ter rechter tijd hier
op den grond uitgestrekt, lag papa bewus
teloos in een zenuwkramp. Hot duurde
lang eer ik hem weer had bijgebracht, tot
hij zieh naar zijn kamer brengen liet.
Toen hij weer spreken kon, was het eerste,
dat hij mij nazien liet, of niemand van du
bedienden wakker geworden was, en toen ik
bem daarover gerust stelde, moest ik alle
sohijuselen die zijn oog kan waarnemen
of die zijn oor treffen kannen, alles wat
ligt biunen het bereik van hand en geest
onbestendig is dat al.
Ja we ziuden zeggen dat slechts één
ding bestendig is n. 1. onbestendigheid.
Zeer zeker is dit een gevolg van de
natuur der dingeD, want alles wat een
begin heeft, moet ook een einde hebben.
Vandaar veranderlijkheid in het wezen al
ler dingen. De rnenBch zelf is ook on
bestendig, niet alleen, dat ook voor hem
du ijzeren wet der natuur geldt, dat hij
eens sterven moet, dal hij wie hem lief
of dierbaar zijn ziet wegrapen door den
dood, de mensch staat bloot aan verande
ringen van zijn lichaam en van zijn ka
rakter. De m<D van 50 jaar is niet de
zelfde als die van vijf-en-twintig. In vele
dingen is hij veranderd ten goede, hij
heeft levenservaring opgedaan en is zijn
ambacht of betrekking volkomen meester;
maar ook ten kwade: hij is verouderd,
ziju haren zijn vergrijsd, hij heeft zijn
veerkracht verloren en zijn hand is niet
zoo vast meer. Helavs, het gebeurt ook,
dat wie op jeugdigen leeftijd veel beloof
de en in veler oogen iemand was van be
ginselvastheid, op lateren leeftijd werd
tot misdadiger; verandering ten kwade.
Gelukkig het omgekeerde gebeurt ook
dikwijls, b.v. Michiel De Ruiter: ia zijn
jeugd een groote deugniet, bij zijn dood
ia gansch Europa door vriend en vijand
gekend en geëard.
Maar waarop wij willen wijzen, dat is
de onbestendigheid van velen in hun doen
en laten.
Is het prettig weer, ze zijn in hun
humeur, maar laat het regeuen ot koud
zijn, ze zija gevreesd dour vrouw en kin
deren. Het eene oogenblik leven man en
vronw, zoodat men hen ziende, zegthet
is een modelhuishouden; het andere
snauwt de vrouw den man af en scheldt
hij haar uit. Nu eens toont zich de jon
ge man een voorbeeld van hard werken,
dan weer moet zijn patroon hem zijn laks
heid en laiheid verwijten. Soms is men
atkeerig van de zonde, dan weer zondigt
men gruwelijk.
Dat is gebrek aan vastheid van wil,
aan volharding en zelfbeheersching.
Daarom is het noodig, dat men zich
oefent om die vastheid te verkrijgen, maar
in hoofdzrak men moet doordrongen zijn
van den ernst des levens, van de
hooge roeping des menscheD, begrij
pende dat hij, die zich zelf overwint
sterker is dan hij die een stad inneemt;
strijden om zichzelf gelijk te blijven, onr
te overwinnen en iemand te worden, op
wien men kan bouwen als op een steenrots.
Maar toch het moeilijkste van alles is:
'net behouden van een goed humeur.
Hierin zijn de meeste menschen het on
bestendigst. Om 't minste worden zij
boos en maken zij zich driftig, dan be
ginnen zij vaak te vloeken en winden zich
op. O, als ze maar eventjes meenen ver
ongelijkt te zijn, van wat een slechten kant
laten ze zich dan zelf zien. Soms zijn ze
tevreden, ook al is niet alles zooals zij het
wrnschen en even daarna kunnen ze de
ontevredenheid zelve zijn, knorrig, omdat
deuren sluiten en naast zijn bed gaan zitten.
„Hij wilde mij de belofte afdwingen, geen
mensch, ook geen arts, over het ongeval
te spreken; doch daarin beb ik hem zijn zin
niet gegeven Afgedwongen heb ik bem,
door uren lang bidden, bet verlof, geheel
alleeD in den nacht nit te gaan, en een
onden dokter te halen, die ik in mijne eige
ne ziekte had leeren kennen en vertrouwen.
Zoo heb ik op dien nacht voor de eerste
maal den weg afgelegd, waarop gjj mij la
ter eens hebt aangetroffen."
„En hebt gij niet ervaren, wat hom zoo
heeft doen outstelten, en hoe hij bier
kwam, te midden van den nacht?"
„Neen. Telkenmaal, wanneer ik daarover
begon te spreken, zag ik, dat die angst zich
opnieuw van hem meester maakte toen beb
ik er niet meer naar gevraagd. In de ka-
mor hier was niets te ontdekken, het was
er zooals anders. Sedert dat uar branden
hier de lampen eiken nsoht."
„Zonderling zonderling en treurig.
Wat moet gij geleden hebben in deze een
zaamheid naast den zieken vader. Maar nu
hebt gij een vriend gevonden, wiens eenige
wonsch het is dat moet gij gevoelen
o bij te staan, n te dienen."
Zij zag hem lang en rnstig in de oogen;
vervolgens zeide zij
„Ik gevoel het. Zou ik u andors dat
alles hebben verteld Maar laat ons na we
der naar papa gaan bij zal cr zich reeds
over verwonderd hebben, wat gij zoo lang
aan het portet hebt te zien gehad."
Zij gingen weder langzaam de reeks kamors
door. De zon wierp haar licht op de neerge-
laton schermen. Mr. Sealsfield zat in zichzel-
ven gekeerd, droomerig voor zich uit te staren
hij scbeea hun lang wegblijven niet bemerkt
te hebbenook liet Eva hem den tijd niet,
een vraag te doen.
„Siel u eens voor, papa," zeide zij vlug,
„mijnheer Boysen vindt, dat dit portret veel
op dat van zijn eigen moeder gelijkt, toen
zij nog jong was."
„Zoo, vindt gij dat ook
„Ook Boysen nitte dit woord haastig en
het scheen, als wekte dat woord den vreem
de oit zijn droomerijen.
„Och, hoe kan een mensch nu zoo ver
strooid zijn en zulke dwaze vragen doen
Mr. Sealsfield trachtte te lachen, maar het
was meer een trek van smart, die daarbjj
om zijne lippen speelde.
„Ik was zoo diep in gedachten", voegde
hij or aan toe, „dat ik nauwelijks gehoord
heb, wat Eva zeide."
.Mijnheer Boysen vond, dat zijne moeder
in hare jeugd sprekend geleek op het por
tret van mijne mama."
„Gelijken Zijne moeder P Zoo, zoo Ik
geloof, wat is dat nu weder
Eer. fijne, heldere toon had weorklonken,
hot geluid van een der electrische icbellon in
de melk is overgekookt, of om dergelijke
nietighedea uit ons leven. Ziet, dat maakt
onze maatschappij zoo vaak tot een hel en
daarom vragen we ernstig aan u, lezor
Wil trachten, dat uw hnmeur minder on
bestendig is. Dat zal zijn ten uwe voor-
deele en tot heil van uw gezin en uwe
omgeving. X. N.
de benedenvertrekken. Maar Mr. Sealsfield
werd door dit geluid onaangenaam getroffeD,
als klonk die schel vlak aan zijn oorver-
vervolgens snelde hij naar de deur, welke on
middellijk naar den corridor voerde, en zag
over de leuning der trap naar beneden. In
het stilzwijgen dat er door dit interval ont
stond, hoorde men beneden een paar gedemp
te stemmen, welke men evenwel niet ver
staan kon. Vervolgens viel een deur in
't slot, en 't werd stil.
„Wat was dat nu riep Mr. Sealsfield
luid en heftig. Een antwoord kwam er, ook
niot verstaanbaar voor de twee in de kamer.
Daarna riep de amerikaan weder:
„Ik ben voor niemand te spreken, voor
niemand, vergeet dat niet."
Hij trad de kamer weder binnen, de droo-
merigheid was veranderd in zenuwachtige
opgewondenheid. Rusteloos liep bij op en
neder, rukte aan de stoelen, nam een boek op,
om bet weder neder te leggen en begon
dat spel opnieuw, tot een zwart boek van
groot formaat hem in handen kwam, dat hij
ophief en Boysen toonde.
„Mijn lievelingslectuur," zeide hjj. „Ik
vertelde er u reeds van."
„Wat is het?"
„Lombroso, de misdadiger. Een interres-
sant boek, dat gjj lezen moet. Een, waarin
de revolutie woont, de stille revolutie onzer
eeuw. die door de wetenschap gemaakt werd,
Er gaat veel oude rommel naar den duivel
eerwaardige rommel die ons heilig was, om
dat bet van grootvader en grootmoeder is
geweest. Ja, die ingewortelde begrippen,
waarmede wjj zijn opgegroeid en opgovoed.
Ook aan hen zal nu het snoeimes des tijda zijn
kracht doen gevoelen. En zij zullen vallen,
zij vallen. Alles is instelling, door de nood
wendigheid overtuigd,door dezen harden strijd
om hot bestaan. Ook het misdadig zijn is
slechts een begrip nit zelfbehoud voortge
sproten. De natuurvolken kennen dat niet;
bij hen is diefstal een tijdverdrijf, moord
een eervollo, tenminste licht te vorzoenen
daad."
„Papa 1"
„Wat wilt ge? Het schaadt n niet, wan
neer ook gij eenmaal van deze dingen hoort,
die een verstandig man ons bericht. Weet
gij het, wat het bij de Afghanen kost, een
moord te verzoenen Neen, ge weet het
niet Twaalf vrouwen kost een moord, zes
moet ge er evenwel betalen, als ge een oor
ring steelt. Een mensehenleven weegt alzoo
dubbel zoo zwaar als een oorring." Na
lachtte hij werkelijk, een korte, harde lach,
die Eva's gelaat deed verbleeken. Hij ech
te had geen blik daarvoor en giDg loven-
dig voort:
„Maar er zijn ook volken waar de mis
daad een verdienste is. Voor de Fidschi-
eilanders is het 't begeerenswaardigste lot,
een bekend menschenmoorder te zijn, en op
Borneo vindt geen jonge man een vrouw,
wanneer bij niet minstens een moord be
gaan heeft. Wat zegt gij daarvan, mijnheer
Boysen Gij zijt in den ouderdom dat men
aan trouwen denkt i" Hij had in opgewon
denheid gesproken; zijne oogen fonkelden
als staal, zijn mond was vertrokken.
Boysen gevoelde een tegenzin in hem, dien
hij niet verdrjjven kon; hij stond op en
zeide zoo rnstig en kalm als hij maar eenigs-
zins vermocht:
„Een weinig ken ik deze boeken ook, van
deze moderne apostelen. Ze vernietigen wat
ons heilig is en zij zien in misdaad nog
slechts eeD opgevatte meening of eon ziekte.
Ik echter geloof, dat het hsn eenmaal be
taald gezet zal worden, dat zij zelf zullen
gaan bebooren tot de zieken, zelfs tot de
zieksten van onzen tijd- Voor den natuurlijk-
voelenden mensch behoeft men al deze ze-
deknndige lessen niet, hij draagt het een-
voedige wetboek in zijn eigen binnenste:
niets te doen wat een ander schaadt of wat
men zelf ook niet aangenaam zon vinden."
De amerikaan gaf geen antwoord, maar
een toornige rimpel verscheen op zijn voor
hoofd, terwijl hij zwjjgend tegenover Boysen
stond. Deze greep naar zijn hoed, om af
scheid te nemen; doch deze beweging scheen
den oude tot bezinning te breDgen, De span
ning week nit zijne trekken, vriendelijke
deelname sprak opnieuw daaruit eu ook zijn
stem klonk veranderd, toen hij zeide
„Neen, neen, ik Iaat u zoo niet heengaan.
Wij hebben nog niet eens over het gewich
tigste gesproken, over het sehilderij, dat
eigenlijk reeds half mij en half n behoort.
Ik zou het zoo gaarne het mjjne noemen,
laat ons daarover praten."
Hij sprak zoo vriendelijk en dringend en
Eva's oogen voegden aan deze woorden een
warme bede toe, zoodat Boyson, veranderd
van zin, wederom ging zitten. En nu toon
de Mr. Sealsfield zulk eene belangstelling,
willigde zoo spoedig den gevraagdeD, hoogen
prijs in, dat iadere wanverhouding ver
dween. Een contract werd gemaakt, en
Eva zelf had er pleizier in, haarvaders dic
taat op to sohrijventoen vervolgens de
namen dor beide mannen daaronder ston
den, toon schitterden de oogen van het
meisje bijna even bigde als die van Ri-
chard Boysen.
Nu ging deze werkelijk, met een dubbel ge
luk in het hart. Zijn schilderij was ver-
koebt, voor hem was hot nu langen tijd
mogelijk zonder aardscho zorgen te kunnen
stndeeren. Daarnevens verwarmde en ver
hief hem het zekere gevoel, dat Eva zijne
liefde beantwoordde, ofsehoon haar bezit voor
hem nog tot de verste toekomst was teiug-
gesohoven.
WORDT "VERVOLGD.