TER OVERDENKING. Onbestendigheid. De dood vaneen echt paar. In Rudolfsheim heeft maandag een bejaard man zijne vrouw voor zoo ver tot heden kon worden geconsta teerd, met hare toestemming en daarna zich zeiven dood gescho ten. Lichamelijk lijden heeft het echt paar, hetwelk zich in de gunstigste stoffelijke verhoudiDg bevond, tot dit vreeselijk besluit gebracht. In het huis no. 23 der Schönbrun- nerstrasse woonden op de eerste ver dieping sedert 36 jaren de winkelier Leopold Fuchs en zijne echtgenoote Helene Fuchs, eeu geboren Weener, was in zijne zestigste jaar; zijne vrouw was 64 jaar oud. Geruimen tijd gele- deo werd Helene Fuchs zwaar ziek zij verlamde, werd onbekwaam zich te bewegen en kon zich zelve niet meer oprichten. De kwaal werd ongeneese- lijk en de zieke had behoefte aan de meest zorgvuldige verpleging, welke haar echtgenoot haar ook deed geven. Om zijne vrouw beter te kuunen verzor gen, verkocht hij zijne zaak tegen een flinken prijs en trok zich uit de zaken terug. Dag en nacht week hij niet van het ziekbed zijner vrouw. Door haar lijden werd hij echter zelf verbitterden mistroostig; eiDdelijk begon hij zelf ook te sukkelen. Dat alles had zulk een invloed op hem, dat hij besloot een einde aan zijn leven te maken. Hij moet dit voornemen lang bij zich om gedragen hebben, want hij had de huur van zijne woning reeds opgezegd, zon der naar een nieuwe om te zien. Maandagmiddag tegen 12 uur zond hij, om alleen te zijn, de dienstmaagd, die sedert jaren bij zijne familie in dienst was, naar een nabij gelegen res tauratie, om het eten te halen. Toen de maagd, Franciska Zieglinger, terug kwam, vond zij de huisdeur gesloten. Als op haar kloppen en luiden de deur niet geopend werd, vermoedde zij onheil en riep de hulp in der portier ster. Deze haalde een slote maker, die de deur deed openspringen. In de ka mer vond men de beide oude lieden dood. De vrouw lag met doorschoten linkerslaap in een leuningstoel: de man lag op de canapé. Een revolverschot door den mond in de hersens, had aan zijn leven een einde gemaakt. Door de intusschen ontboden politie werd van alles procesverbaal opgemaakt. Fuchs had den zelfmoord met groote zorgvul digheid voorbereid. Alle rekeningen had hij betaald, al zijne zaken nauwkeurig geregeld. Een brief aan den Commissaris van politie bevatte een visitekaartje, waarop „Leopold Fuchs". Aan de achterzijde stond de aanleiding tot den zelfmoord, door Fuchs zelf geschreven: „Het lichaan verlamd. Moet als een kind verpleegd worden, do geest ver duisterd. Ten slotte in .het krankzin nigengesticht Neen en nimmer 1 Liever het uiterste, dan onder de han den van ruwe bewaaksters een planten leven te leiden Bij zijn vrouw was namelijk reeds een toestand van geestesverdooving ingetre den enFuchs.die zeer veel van zijn vrouw hield, vreesde, wanneer hij vóór haar kwam te sterven, dat zij dan in een krankzinnigengesticht zou terecht ko men. Ook heeft Fuchs een brief aan zijn huisheer achtergelaten, in welken hij dezen om vergiffenis smeekt voor de moeiten en onaangenaamheden, welke hij bem door de daad berokkenen mocht. Aan de portierster betuigde hij zijn dank voor de bewezen oplettend heden. In een brief aan zijn eenige dochter, Helene Döfler, wees hij er op, dat alle rekeningen betaald waren, noemt nog eens de reden tot de daad en gaf zijn verlangen te kennen om trent de begrafenis. Het getuigschrift voor de dienst maagd Zieglinger lag goreed en was op den vorigen dag onderteekend. Een kinder markt. De Engelsche journalist Wiliam Stead heeft het echt Engelsche denkbeeld ge had om een kindermarkt in het leven te roepen. Het doel van deze markt is om menschen, die een kind willen aannemen, omdat zij het hunne hebben verloren of nooit kinderen hebben ge had, fatsoenlijke en aardige jongentjes en meisjes te verschaffen. Dit gaat heel eenvoudig in zijn werk. Ouders, die een of meer kinderen niet willen of kunnen onderhouden, berichten hier den heer Stead van. Deze gaat nu onder de ingekomen mededeelingen aan het ziften en maakt vervolgens in een door hem uitgegeven weekblad bekend. Zij, die nu een jongen of een meisje als kind willen aannemen, kijken in de lijst, of er iets van hun gading bij is. Is dit het geval, dan vervoegen ze zich bij den heer Stead, die nu om trent de zedelijke en physieke eigen schappen van het aan te nemen kind een nauwkeurig onderzoek instelt. Leidt dit tot een bevredigend resultaat, dan brengt hij de ouders met de pleegou ders in kennis waarna de zaak is beklonken. In een der laatste lijsten kwamen de volgende aanwijzingen voor *Kind, een maand oud, blond, van een deftige dame." „Een arme we duwe, niet langer in staat haar beide dochtertjes van zeven en elf jaar te onderhouden, zag gaarne dat iemand ze van haar overnam." „Kind, een jaar oud, van goede familie, door zijn vader verlaten.' „Meisje, 5 jaar oud, van goede familie." Deze kindermarkt, die al eenige maan den bestaat, blijkt zeer deugdelijk te zijn. tan de toeslaande deur Tan de lijn ge laakt "was. Het knssen had toen vuur gevat en was zeker beginnen te glimmen en had die hoeveelheid rook geformeerd. Eene nadere verklaring als deze was niet te vinden. Het gerechtshof erenwel hield het ten laste gelegde feit voor bewezen en vorderde een week gevangenisstraf. Een zelfmoord uit honger. Nabij de Stefaniebrogte Weenen sprong eer gisteren middag de vierentwintigjarige Lina Lesch in het Donaukanaal. De zich in de nabijheid bevindende besteller snelde te water en het gelukte hem na esnige moeite de levensmoede nit het water te halen. Met behulp der politie werd de dren kelinge bijgebracht en naar het hospitaal vervoerd. Lina Lesch was langen tijd zon de betrekking geweest en deelde mede, dat zjj gedurende vier dagen honger geleden had. Baron Hirsch. Een man van groote weldadigheid is eergis teren in den vroegen morgen op zijn goed bij Kotnorn overleden baron Hirsch. Zijn ontzaglijke rijkdom en zijn goede renpaar den zonden hem geen aanspraak geven op de dankbare nagedachtenis van de wereld, maar wel geett hem dis de uitnemende manier waarop hij zijn schatten wist te besteden in het belang van zijn medemen- schen. Het licht nog versch in 't geheugen hoe de onmenschelijke bevelen van den vorigen Tsaar vele joden met hnn verblijfplaats beroofden van alle middelen om hun be staan te rekkeD, en hos baron Hirsch, toen te Londen wonende, de belangstelling van de wereld in bet lot van die rampza ligen trachtte gaande te maken niet alleen, maar ook zelf millioenen ponden schonk om duizenden van zijn geloofsgenooten in staat te stellen het barbaarsche rijk te verlaten en zich te vestigen in Canada en de Argentijnsche republiek. Oader leiding van den groeten bankier werd den verhui- zenden joden op alle mogelijke manieren de tocht gemakkelijk gemaakt. Men zegt niet te veel, als men beweert dat honderden aan Hirsch hun leven hebben te dan ken. Om een denkbeeld te geven van de verbazende sommen die hij weggaf, kan dienen dat hij alleen in 1891 ongeveer drie millioe» poDd sterling, dus 36 milli- oen gulden, voor weldadige doeleinden be steedde. Al wat zijn renpaarden in Enge land wonnen werd ouveranderlijk aan de Londensche ziekenhuizen geschonken. Hirsch woonde veel in Londen, in Pa rijs, en anders op zijn groote goederen bij Komorn. In Engeland had hij, als vriend van den prins van Wales, die zijn gast wel is geweest in Hongarije, en als eige naar van renpaarden, toegang in de hooge kringen; maar in Parijs werd hij in de Jockey Club gedeballoteerd, en de adel in Oostenrijk keek hem met den nek aan, al was deze jood die van onderen op was geklommen en niet kon bogen op het twij felachtig voorrecht van een ouden titel, in veel opzichten achtenswaardiger dan zij. Onder Je weldoeners van het mensche- lijk geslacht bekleedt hij een eereplaats. ven. Dus beb ik dnitsoh bloed in de ade ren en daar ben ik blij om. Ik verheugde er mij bijna kinderlijk over, toen papa tot vertrekken besloot. Ook de afreis volvoerde hij met de zeldzame haast, die bem had aan gegrepen en eerst op reis werd hij wat kalmer. Maar ook dat was voor korten tijd. Vervolgens kwam de onrust opnieuw terug; bet schip liep hem niet vlug gencg, bij schold op den kapitein, de matrozen en den machinist. Toen wij in Hamburg aankwa men, zeide hij, dat hij zioh gelukkig ge voelde. Hij begroette het land, als was het werkeljjk zijn vaderland, vond alles veel mooier dan wij het ginder hadden, en was Toor acht dagen lang zoo goed, prettig en vroolijk, als ik hem nog nooit had gekend. Maar t09n „Toen?" Boysen vroeg het zacht, daar zij met een diepe zucht het gesprek had afgebroken. „Toen kwam hot weder en werd het erger en erger. Na weet ik het; hij heeft zichzelf bedrogen, met te zeggen dat het heimweh was. Deze onrust zelve is zijne ziekte, een kwaal, die in zijn ziel, maar ook ia zijne zenuwen woont. Toenmaals in Hamburg, brak zjj na een week opnieuw uit. Hij kon het in die stad niet langer uithouden, die hij eerst zoo had geprezenhij nam hot voorwendsel te baat, dat hij mij DnitBch- land wilde laten zien, wjj reisden, reisden, tot ik moe en ziek was van al dat zien. Door Daitschland, de Alpen, Italië en Frankrijk heeft hij mij gevoerd, altijd weder voorwaarts gedreven, van da eene plaats naar de andere. Het scheen wel een vlncht te zijn Zij haalde diep adem. „Ja, dat is hot rechte woord, oen vlncbf. Ja, dat is het gevoel, dat telkens sterker in mij geworden is en mij telkens meor angst heeft aangejaagd. Het is, als gelo >f- de bij zich vervolgd. Hij, die ieder vrij in het gelaat zien kan, die zeker nooit berouw behooft te gevoelen. Maar w inneer op str ip.t mensohen achter ons aankomen, dan blijft hij staan, om hen voorbij to laten gaan, en wanneer iemand hom aanziet, dan kan bij zonder grond uitvaren, gjj hebt bet zelf in het tentoonstellingsgebouw kunnen on dervinden. Hij heeft mij van land tot land, van stad tot stad rosteloos voortgedreven, tot mijne krachten ten einde waren, en tot dat hij erkende, dat bij mij door zulk een leven ten gronde zou richten, en ziet ge, dat zal ik Dooit vergeten, en daarom zal ik hem ook nooit verlaten, ook al was bij mijn vador niet, daardoor heeft hij mij getoond, dat zijne liefde voor mij groot en sterk ge noeg is, om over deze kwaal, die hem be- heerscht, te zegevieren, Toen hij bemerkte, dat ik de onrast en zorgen niet laDger kon verdragen, toen heeft hij er een einde aan gemaakt. In één slag. Wij zijn hierheen Een groot man. De hoofdstad van Oostenrijk heeft dezer dagen Keizer Wilhelm van Daitschland, een groot man, binnen haar muren gezien, maar er is daar ook een groote man. Dit is de Amerikaan Wittkins, die op het oo- genblik logeert in het bescheiden hotel Het gouden Lam te Weenen. Men heeft voor hem het vertrek met- het hoogste plafond moeten uitzoeken, want onze Ame rikaan is niet minder dan 2 meter en 45 centimeter lang. Da campioen der groote mannen, de Chineesche rens, is nog 10 centimeter kleiner, of liever 10 centimeter minder lang dan Wittkins. Deze laatste is nog maar 22 jaar, hij kan dus nog best een paar duim groeien. Hij heeft een zacht, goedaardig gelaat, maar kolossale han den, evenals die, welke men wel eens ziet ophangen boven de deur van een hand schoenwinkel. Zijn hooge hoed gelijkt meer op een glimmende kachel dan ope6n hoofddeksel, en vrat zijn schoeisel aangaat dat bestaat uit zware stukken lederwerk, iedere schoen lijkt wel een klein-kinder- wieg. Maar de Amerikaansche reus is niet in alles verblijd over zijn grootte. Hij vertelt zelf zijn ongelukken op de volgen de wijze„Ik kan niet overal binnen treden, ik durf niet op eiken sloel te gaan zitten, ik kan niet naar den schouwburg gaan, niet in een rijtuig een toertje ma ken ik voer altijd een ijzeren bed van 3 meter lang met mij meezonder dat zon ik nergens kuunen slapen. Eu de toe komst is ook niet zoo heel rooskleurig voor mij, ik vrees, dat ik nooit een hart zal vinden, dat voor mij klopt nie\ dat ik heelemaal geen galante avonturen heb ge had voegt de rens er bij met een glim lach van voldoening er is zelfs een rijke Amerikaansche weduwe, die mij haar hand heeft aangeboden, ze weegt 115 Kg., dat wil zeggen niet de hand, maar de we duwe. Ik heb echter geweigerd, omdat ik niet van bejaarde vrouwen houd'. Een miljoen voor een r ij- tuig. Voor het rijtuig, waarin Carnot is doodgestoken, en d»t nog steeds in het stadshuis van Lyon wordt bewaard, is door een Engelschman 40,000 pond of 1 mil- lioen trancs geboden. De stad Lyon heelt geweigerd de koets af te staan. De belas tingschuldigen beweren, dat de vaderlands liefde van de stadsbeheerders te ver gaat. Daar is niets blijvends, niets duur zaams, niets bestendigs hier op aarde. Al les is wisselvallig en ongestadig, alles is aan verandering en wisseling, ja zelfs aan vernietiging onderworpen. Al wat gebo ren wordt of ontstaat, draagt tevens het kenmerk van vergankelijkheid geschreven in zich. Zoodra de mensch het levenslicht aanschouwt, reeds bij zijn eersten levens adem, begint hij ook reeds weder af te sterven en gelijk hij zelf eindig en ver gankelijk is, zoo is ook alle stof en dier, wat hem omringt en wat rond hem leeft, alle voorwerpen en schepselen, waarever hij tot heer en meester gesteld is, alle ver getrokken, bij heeft zich dit huis laten bou wen, wij hebben io een hotel gewoond tot het klaar was, vervolgens zijn wij dit eigen huis binnengetrokken, dat hij vol lief de voor mij heelt ingericht*. „En het leven hier, heeft dat een goeden invloed op hem uitgeoefend „In den aanvang heb ik het geloofd, maar bet was een dwaasheid. Het beste was het, zoo lang de bouw en de inrich ting van het huis duurde, toen had zijn onrust een doel. Doch toen wjj er ons in trek in hadden genomen, toen hij de diepe, ernstige stilte meer en meer gevoelde, toen is de angst, die hem pijnigt, hem weder eigen geworden. Toenmaals kwam ik het niet te weten, want hij beheerschte zich ter liefde van mij met g'oote wilskracht, tot op een nacht Opwellende tranen belette haar, voort te gaan. Boysen trad op haar toe, greep hare band, die zij hem niet onttrok, en zeide „Vertrouw mij, vertel mij alles, wellicht verlicht gij daardoor nw hart.* Weder sag hij die snelle verandering, den verrassenden overgang van smart, tot mati ge vroolijkheid, die hem reeds een paar maal was opgevallen. Terwijl nog tranen in bare oogen schemerden, lachte zij hem toe en zeide ,Gg hebt gelijk. Dat is nog het beste van het verdriet, dat het ons wat nader aan een medelijdend mensch brengt. Ik wil het n vertellen, wat er in die naeht ge beurde. Mijn slaapkamer is slechts door een kamer van deze gescheiden, die toen maals nog niet verlicht was. Slechts de maan scheen, en zijn licht viel juist op het portret, hier, van mijne moeder, zooals ik later ontdekte. Ik had geslapen, goed en vastwant in de rust dor huiselijkheid, was ook mijne zwakte ras verdwenen. Het was wellicht één nur, toen ik gewekt werd, door een geluid, dat ik nooit zal vergeten. Het was geen eigenlijke sohreanw, meor een onderdrukt hulpgeroep, maar zoo vol angst 00 Pij0! éat hel mij deed opspringen in mijn slaap Het herhaalde zich niet, ik luister de te vergeefs. En toch kon ik mij zelf niet voorpraten, dat ik slechts gedroomd had. Ook over de richting, vanwaar nit de kreet gekomen was, kon geen twijfel be staan. Ik stond op, trok eenige kleeren aan en ging mot licht naar deze kamor. Mijn oor on mijn gevoel hadden mij niet bedrogen, ik kwam ter rechter tijd hier op den grond uitgestrekt, lag papa bewus teloos in een zenuwkramp. Hot duurde lang eer ik hem weer had bijgebracht, tot hij zieh naar zijn kamer brengen liet. Toen hij weer spreken kon, was het eerste, dat hij mij nazien liet, of niemand van du bedienden wakker geworden was, en toen ik bem daarover gerust stelde, moest ik alle sohijuselen die zijn oog kan waarnemen of die zijn oor treffen kannen, alles wat ligt biunen het bereik van hand en geest onbestendig is dat al. Ja we ziuden zeggen dat slechts één ding bestendig is n. 1. onbestendigheid. Zeer zeker is dit een gevolg van de natuur der dingeD, want alles wat een begin heeft, moet ook een einde hebben. Vandaar veranderlijkheid in het wezen al ler dingen. De rnenBch zelf is ook on bestendig, niet alleen, dat ook voor hem du ijzeren wet der natuur geldt, dat hij eens sterven moet, dal hij wie hem lief of dierbaar zijn ziet wegrapen door den dood, de mensch staat bloot aan verande ringen van zijn lichaam en van zijn ka rakter. De m<D van 50 jaar is niet de zelfde als die van vijf-en-twintig. In vele dingen is hij veranderd ten goede, hij heeft levenservaring opgedaan en is zijn ambacht of betrekking volkomen meester; maar ook ten kwade: hij is verouderd, ziju haren zijn vergrijsd, hij heeft zijn veerkracht verloren en zijn hand is niet zoo vast meer. Helavs, het gebeurt ook, dat wie op jeugdigen leeftijd veel beloof de en in veler oogen iemand was van be ginselvastheid, op lateren leeftijd werd tot misdadiger; verandering ten kwade. Gelukkig het omgekeerde gebeurt ook dikwijls, b.v. Michiel De Ruiter: ia zijn jeugd een groote deugniet, bij zijn dood ia gansch Europa door vriend en vijand gekend en geëard. Maar waarop wij willen wijzen, dat is de onbestendigheid van velen in hun doen en laten. Is het prettig weer, ze zijn in hun humeur, maar laat het regeuen ot koud zijn, ze zija gevreesd dour vrouw en kin deren. Het eene oogenblik leven man en vronw, zoodat men hen ziende, zegthet is een modelhuishouden; het andere snauwt de vrouw den man af en scheldt hij haar uit. Nu eens toont zich de jon ge man een voorbeeld van hard werken, dan weer moet zijn patroon hem zijn laks heid en laiheid verwijten. Soms is men atkeerig van de zonde, dan weer zondigt men gruwelijk. Dat is gebrek aan vastheid van wil, aan volharding en zelfbeheersching. Daarom is het noodig, dat men zich oefent om die vastheid te verkrijgen, maar in hoofdzrak men moet doordrongen zijn van den ernst des levens, van de hooge roeping des menscheD, begrij pende dat hij, die zich zelf overwint sterker is dan hij die een stad inneemt; strijden om zichzelf gelijk te blijven, onr te overwinnen en iemand te worden, op wien men kan bouwen als op een steenrots. Maar toch het moeilijkste van alles is: 'net behouden van een goed humeur. Hierin zijn de meeste menschen het on bestendigst. Om 't minste worden zij boos en maken zij zich driftig, dan be ginnen zij vaak te vloeken en winden zich op. O, als ze maar eventjes meenen ver ongelijkt te zijn, van wat een slechten kant laten ze zich dan zelf zien. Soms zijn ze tevreden, ook al is niet alles zooals zij het wrnschen en even daarna kunnen ze de ontevredenheid zelve zijn, knorrig, omdat deuren sluiten en naast zijn bed gaan zitten. „Hij wilde mij de belofte afdwingen, geen mensch, ook geen arts, over het ongeval te spreken; doch daarin beb ik hem zijn zin niet gegeven Afgedwongen heb ik bem, door uren lang bidden, bet verlof, geheel alleeD in den nacht nit te gaan, en een onden dokter te halen, die ik in mijne eige ne ziekte had leeren kennen en vertrouwen. Zoo heb ik op dien nacht voor de eerste maal den weg afgelegd, waarop gjj mij la ter eens hebt aangetroffen." „En hebt gij niet ervaren, wat hom zoo heeft doen outstelten, en hoe hij bier kwam, te midden van den nacht?" „Neen. Telkenmaal, wanneer ik daarover begon te spreken, zag ik, dat die angst zich opnieuw van hem meester maakte toen beb ik er niet meer naar gevraagd. In de ka- mor hier was niets te ontdekken, het was er zooals anders. Sedert dat uar branden hier de lampen eiken nsoht." „Zonderling zonderling en treurig. Wat moet gij geleden hebben in deze een zaamheid naast den zieken vader. Maar nu hebt gij een vriend gevonden, wiens eenige wonsch het is dat moet gij gevoelen o bij te staan, n te dienen." Zij zag hem lang en rnstig in de oogen; vervolgens zeide zij „Ik gevoel het. Zou ik u andors dat alles hebben verteld Maar laat ons na we der naar papa gaan bij zal cr zich reeds over verwonderd hebben, wat gij zoo lang aan het portet hebt te zien gehad." Zij gingen weder langzaam de reeks kamors door. De zon wierp haar licht op de neerge- laton schermen. Mr. Sealsfield zat in zichzel- ven gekeerd, droomerig voor zich uit te staren hij scbeea hun lang wegblijven niet bemerkt te hebbenook liet Eva hem den tijd niet, een vraag te doen. „Siel u eens voor, papa," zeide zij vlug, „mijnheer Boysen vindt, dat dit portret veel op dat van zijn eigen moeder gelijkt, toen zij nog jong was." „Zoo, vindt gij dat ook „Ook Boysen nitte dit woord haastig en het scheen, als wekte dat woord den vreem de oit zijn droomerijen. „Och, hoe kan een mensch nu zoo ver strooid zijn en zulke dwaze vragen doen Mr. Sealsfield trachtte te lachen, maar het was meer een trek van smart, die daarbjj om zijne lippen speelde. „Ik was zoo diep in gedachten", voegde hij or aan toe, „dat ik nauwelijks gehoord heb, wat Eva zeide." .Mijnheer Boysen vond, dat zijne moeder in hare jeugd sprekend geleek op het por tret van mijne mama." „Gelijken Zijne moeder P Zoo, zoo Ik geloof, wat is dat nu weder Eer. fijne, heldere toon had weorklonken, hot geluid van een der electrische icbellon in de melk is overgekookt, of om dergelijke nietighedea uit ons leven. Ziet, dat maakt onze maatschappij zoo vaak tot een hel en daarom vragen we ernstig aan u, lezor Wil trachten, dat uw hnmeur minder on bestendig is. Dat zal zijn ten uwe voor- deele en tot heil van uw gezin en uwe omgeving. X. N. de benedenvertrekken. Maar Mr. Sealsfield werd door dit geluid onaangenaam getroffeD, als klonk die schel vlak aan zijn oorver- vervolgens snelde hij naar de deur, welke on middellijk naar den corridor voerde, en zag over de leuning der trap naar beneden. In het stilzwijgen dat er door dit interval ont stond, hoorde men beneden een paar gedemp te stemmen, welke men evenwel niet ver staan kon. Vervolgens viel een deur in 't slot, en 't werd stil. „Wat was dat nu riep Mr. Sealsfield luid en heftig. Een antwoord kwam er, ook niot verstaanbaar voor de twee in de kamer. Daarna riep de amerikaan weder: „Ik ben voor niemand te spreken, voor niemand, vergeet dat niet." Hij trad de kamer weder binnen, de droo- merigheid was veranderd in zenuwachtige opgewondenheid. Rusteloos liep bij op en neder, rukte aan de stoelen, nam een boek op, om bet weder neder te leggen en begon dat spel opnieuw, tot een zwart boek van groot formaat hem in handen kwam, dat hij ophief en Boysen toonde. „Mijn lievelingslectuur," zeide hjj. „Ik vertelde er u reeds van." „Wat is het?" „Lombroso, de misdadiger. Een interres- sant boek, dat gjj lezen moet. Een, waarin de revolutie woont, de stille revolutie onzer eeuw. die door de wetenschap gemaakt werd, Er gaat veel oude rommel naar den duivel eerwaardige rommel die ons heilig was, om dat bet van grootvader en grootmoeder is geweest. Ja, die ingewortelde begrippen, waarmede wjj zijn opgegroeid en opgovoed. Ook aan hen zal nu het snoeimes des tijda zijn kracht doen gevoelen. En zij zullen vallen, zij vallen. Alles is instelling, door de nood wendigheid overtuigd,door dezen harden strijd om hot bestaan. Ook het misdadig zijn is slechts een begrip nit zelfbehoud voortge sproten. De natuurvolken kennen dat niet; bij hen is diefstal een tijdverdrijf, moord een eervollo, tenminste licht te vorzoenen daad." „Papa 1" „Wat wilt ge? Het schaadt n niet, wan neer ook gij eenmaal van deze dingen hoort, die een verstandig man ons bericht. Weet gij het, wat het bij de Afghanen kost, een moord te verzoenen Neen, ge weet het niet Twaalf vrouwen kost een moord, zes moet ge er evenwel betalen, als ge een oor ring steelt. Een mensehenleven weegt alzoo dubbel zoo zwaar als een oorring." Na lachtte hij werkelijk, een korte, harde lach, die Eva's gelaat deed verbleeken. Hij ech te had geen blik daarvoor en giDg loven- dig voort: „Maar er zijn ook volken waar de mis daad een verdienste is. Voor de Fidschi- eilanders is het 't begeerenswaardigste lot, een bekend menschenmoorder te zijn, en op Borneo vindt geen jonge man een vrouw, wanneer bij niet minstens een moord be gaan heeft. Wat zegt gij daarvan, mijnheer Boysen Gij zijt in den ouderdom dat men aan trouwen denkt i" Hij had in opgewon denheid gesproken; zijne oogen fonkelden als staal, zijn mond was vertrokken. Boysen gevoelde een tegenzin in hem, dien hij niet verdrjjven kon; hij stond op en zeide zoo rnstig en kalm als hij maar eenigs- zins vermocht: „Een weinig ken ik deze boeken ook, van deze moderne apostelen. Ze vernietigen wat ons heilig is en zij zien in misdaad nog slechts eeD opgevatte meening of eon ziekte. Ik echter geloof, dat het hsn eenmaal be taald gezet zal worden, dat zij zelf zullen gaan bebooren tot de zieken, zelfs tot de zieksten van onzen tijd- Voor den natuurlijk- voelenden mensch behoeft men al deze ze- deknndige lessen niet, hij draagt het een- voedige wetboek in zijn eigen binnenste: niets te doen wat een ander schaadt of wat men zelf ook niet aangenaam zon vinden." De amerikaan gaf geen antwoord, maar een toornige rimpel verscheen op zijn voor hoofd, terwijl hij zwjjgend tegenover Boysen stond. Deze greep naar zijn hoed, om af scheid te nemen; doch deze beweging scheen den oude tot bezinning te breDgen, De span ning week nit zijne trekken, vriendelijke deelname sprak opnieuw daaruit eu ook zijn stem klonk veranderd, toen hij zeide „Neen, neen, ik Iaat u zoo niet heengaan. Wij hebben nog niet eens over het gewich tigste gesproken, over het sehilderij, dat eigenlijk reeds half mij en half n behoort. Ik zou het zoo gaarne het mjjne noemen, laat ons daarover praten." Hij sprak zoo vriendelijk en dringend en Eva's oogen voegden aan deze woorden een warme bede toe, zoodat Boyson, veranderd van zin, wederom ging zitten. En nu toon de Mr. Sealsfield zulk eene belangstelling, willigde zoo spoedig den gevraagdeD, hoogen prijs in, dat iadere wanverhouding ver dween. Een contract werd gemaakt, en Eva zelf had er pleizier in, haarvaders dic taat op to sohrijventoen vervolgens de namen dor beide mannen daaronder ston den, toon schitterden de oogen van het meisje bijna even bigde als die van Ri- chard Boysen. Nu ging deze werkelijk, met een dubbel ge luk in het hart. Zijn schilderij was ver- koebt, voor hem was hot nu langen tijd mogelijk zonder aardscho zorgen te kunnen stndeeren. Daarnevens verwarmde en ver hief hem het zekere gevoel, dat Eva zijne liefde beantwoordde, ofsehoon haar bezit voor hem nog tot de verste toekomst was teiug- gesohoven. WORDT "VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 6