De Vreemde. Donderdag 4 Juni 1896. P 40ste Jaargang Ho. 3103. Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Z a t e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. UitgeverJ. WINKEL Burean: SCHAGKS1, Laan, D 4. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Atzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. GemeenteSchagen. Bekendmakingen. Binnenlandsch Nieuws, FEUILLETON. 1111 URA1UT. MTerteatiE- k LaillmlM Burgemeester en "Wethouders van Scha- gen, brengen naar aanleiding van art. 228, al2 der wet van den 29 Juni 1851 (Staatsblad no. 85) aan belanghebbenden in herinnering, dat alle vorderingen ten laste der gemeente zullen moeten wor den ingediend zijn binnen zes maanden, volgende op het jaar, waarover dezelven loopen, en dat bij gebreke daarvan de vor deringen zullen verjaard en vernietigd zijn. Wordende dus allen, die nog eenige vorderingen ten laste dezer gemeente mochten hebben over den jare 1895 uit- genoodigd, die vóór 30 Juni a. s. in te leveren teneinde zich daardoor voor de nietigheid en verjaring er van te vrijwaren. Schagen, 29 Mei 1896. Burgemeester en Wethouders voornoemd: S. BERMAN. de Secretaris, DENIJS. Vergadering van den raad der gemeente ZIJPE, gehouden op Dins dag 2 Juni 1896, des morgens teu 10 nre. Aanwezig alle leden. Na opening der vergadering werden de notulen gelezen en onmiddellijk daarna goedgekeurd. Voorzitter doet vervolgens mededeeling omtrent de inlichtingen die B. en W. inge wonnen hebben omtrent de hooistekers. Van den burgemeester van Schagen had de heer Rulst een kort schrijven ontvangen met de mededeeling dat iedere hooisteker f 25.— bezoldiging kreeg; daarbij was een reglement, of eigenlijk een instructie ge voegd. Ónze gemeente, zegt voorzitter, zou minstens moeten bestsan uit 10 wij ken, voor iedere wijk 2 hooistekers, dus dat werd per wijk een onkosten van t 50. en in 't geheel f 500.daarmede oor- Roman van Robert Kohlrausch. 23. Na een panze ging Mr. Sealsfiold voort: „Valeska begon met ongeteekendo smaad- brieten aan uwe moeder te schrijven, waar in zij haar van mijn vroeger woest leven vertelde; zij spreidde ook dergelijke ge ruchten over mij in de kleine stad rond en ik gevoelde, hoe de Iuidjeg sich van mij terngtrokkeo. En ook zij, ook zij dat was het ellendigste, ik gevoelde, hoe het werkte, ik zag het, hoe zij mij aanzag met angstig vragend oog. Ook dat ik niet meer aandrong op de publiekmaking van ons engagement, moest baar verdaoht voorko men; maar ik dnrfde het niet te wagen, zoo lang Valeska in de stad was. O, ik heb geleden wat een mensch slechts lijden kan 1 Zie daar voor mij, visk voor mijeen doel, een vorig begeerd, na lang strijden bijna verkregen iets, een rustplaats waar ik ge luk eu vrede zon kunnen genieten en dan elke beweging in die richting verhinderd te gevoelen door het rammelen van een ket ting neen, geen ketting, want dat konde ijzer laat zich verbreken, een levende band, een slang, die zieh om mijn leden wond en wrong, en die mij de vrije adem haling misgnnde en de gifttanden sloeg in het wezen dat ik zoo vurig en oprecht lief had Een vreeselijke opgewondenheid had zich van hem meester gemaakt, hij stond daar voor Boyseu, met hoogopgebeven armen en gebalde vuisten. Vervolgens liet hij ze sakken en sprak dof verder, als klonk er nog een dof dondergerommel uit zijne woor den: »ïk heb haar gedood en ik heb er nog geen berouw van. Ik zou bet voor de tweede maal doen, als ik haar nu voor mij had. Ztj beeft nwe moeder geschreven over onze verhouding, haar naam, ons kind, hetgeen er zooal was voorgevallen tusschen baar en mij, kortom al datgene, dat ik je moeder zou hebben medegedeeld, voorzich tig en langzaam; zij slingerde het haar in het gelaat als een brutale smasd. Uwe moeder stuurde mg den brief en vroeg mij of het waar was, wat daar stond geschre ven. Ik wist dat ik haar niets zon kan- deelt de heer G- C. Rulstkunnen heel wat branden worden gebluscht. Daaren boven zou de gemeente nog ver plicht zijn hooiijzers aan te koopen. Voor zitter herinnert verder, hoe met gevallen van hooibroei moet worden gehandeld, wat reeds in de politieverordening staat vastgesteld; hoe B. en W. altijd het recht hebben tot onderzoek. Niet alle branden gelooft spr. Ie kunnen voorkomen met hooistekers b.v. bij den heer Kroon was de politie er zelve bij om het hooi te verwijderen en toch vloog de boel nog in den brand. Da heer Zeeman gelooft, dat zulks met hooistekers 't geval wellicht niet zou zijn geweest. Voorz. oordeelt daarentegen van wel en haalt een voorbeeld aan van den heer v. Beusekom, waar meermalen was ge- ijzerd en die nu met voeren toch een heel gedeelte tot asch verbroeid gevonden had. De heer Feisser informeert ol de ge meente geen hooiijzer heeft. Voorzitter zegtéén. De heer Feisser zegt, dat Verleden jaar veel gespioken werd, daar of daar broeit het hooi erg; zou het dan niet weuschelijk zi,n, dat de politie daar heen ging om daar te ijzerenP Voorzitter merkt op dat zulks reeds in de politieverordening wordt voorgeschreven. „Of dat dan wel goed wordt toege past vraagt de heer Eeisser; t want,* ver volgt Sprtoen de boel bij Kroon in den brand stond werd er reeds beweerd, dat het perceel van der MolenhetWceshuis, nu aan de beurt lag; had dat nu niet kunnen voorkomen worden, de veldwachter giat er toch tweemaal per dag voorbij p* De heer Schuijt was van den beginne af voor hooistekers, maar na de inlichtingen van Schagen, waardoor de kosten zeer hoog bleken te zijn, was Spr. ervoor terug ge deinsd. Zon het niet mogelijk zijn, dat de assurantie-maatschappijea zouden worden aangeschreveu?* vraagt Spr. „Zoo dit niet mogelijk is, zou hij toch zeer gaarne het po litietoezicht op deze zaak zeer verscherpt willen zien; het hoofd van de politie zou in dien tijd meer de agenten kunnen laten rondgaan. Spr. vindt den toestand zooals die nu is, zeer bedenkelijk. De nen voorliegen en geloofde dus, dat mijn geluk voor eeuwig verstoord was. Toen ben ik heengegaan, om die vrouw te ver moorden. Het was geen doodslag, ik wil mij niet verontschuldigen; bet was een moord, een volslagen moord, gepleegd en van te voren uiterst zorgvuldig gewikt en gewogen, alle kans van slagen welberekend en overdacht. Ik stak een revolver bij mij, die ik nog bezit, in bare woning bij de Jaritzen zou het geschieden en in mijne vermomming, die ik altijd placht aan te hebben, als ik naar baar toeging, sloop ik mijn gewonen weg, achter den wal langs. Ik zag nog eens naar de verlichte vensters van het huis nwer moeder en dat versterk te mij in mijn voornemen. In de scheme ring van den avond, op den wal kwam die ellendige mij tegen. Zij wilde om het huis uwer moeder sluipen en spionneeren of zij mij daar ook aantrof; dat bracht mij tot het uiterste» Ik schooi haar neer, zonder een woord te spreken. Toen zij op den grond lag verruimde mijn borst zich eerst door een nooit gekend gevoel van vrijheid en troostmaar in hetzelfde oogenblik hoorde ik een stem naast mij; ik bad een ge tuige gehad bi] mijne daad. Toenmaals voor het oerst maakte die ontzettende doodsangst zieh van mij meester, die mij in later jaren bijna waanzinnig heeft doen worden. Die stem, die ik hoorde, was van den u goed be kenden Jaritz; hij was op verzoek van Vales ka met haar gegaan, omdat zij, alleen zijnde, bang was in het donkerzij had hem bevo len aebter te blijven toen zij mij komen zag. Na stond hij voor mij en bedreigde mij bij hoog oh laag met de politie. Ik kende hem reeds goed genoeg om te waien wat ik daarvan denken moest. Ik wist te goed dat hij zich met geld voor alles liet gebruiken en bij liet zich ook ditmaal daarmede den mond stoppen. Het kostte mij een deel van mijn vermogen, maar daar voor beloofde hij mjj te zullen zwijgen. Vervolgens ging bij heen, opdat wij niet te zamen zouden gezien worden wanneer er mensohen door het geluid van hot schot naderbij gelokt zouden worden laat in den a- vond zou ik nog eenmaal bij hem in zijne woning komen, om al het nadere te be spreken, ook omtrent do opvoeding van bet kind, waarvoor hij sorgen zou. Toen hij heengegaan was, kwam plotsoliog de dolle, dwaze hoop bij mij op, dat ik nwe moeder alles vertellen zou en dat ik haar zou kun nen overhalen om met mij te vluchten. Ik stormde naar haar toe, geen mensob zag mij in huis gaan. ook de meid van je moe der was toevallig niet thuis. Sltchts gij en j koster voor de aanstelling van hooistekers zijn veel te hoog, daar feiteljjk de ge- aueeute aan 10 wijken nog te kort heeft, vroeger hadden deze 2 ct. per wagen, maar om het daarheen terug te voeren, vindt Spr. zelf, dat zal wel moeilijk gaan. De hear Nobel kan zich geheel met het advies van den heer Schuijt vereenigen wat het verscherpen van politie-toezicht betreft, maar het aanschrijven der maatschappijen vindt Spr. ondoenlijk; ten eerste kan men bij raming zelfs niet zeg gen hoeveel assurantie-maatschappijen er in de Zijpe vertegenwoordigd zijn en ten tweede oordeelt Spr. 't het werk van de maatschappij zelf, die maatregelen te ne men, die het gevaar van brand verminde ren. Voorzitter wijst op de bepaling van een maatschappij die half geld terugbetaalt bij hooibroeiïog. De heer Feisser oordeelt dit een zeer goede bepaling. De heer Schuijt evenwel is niet zoo in genomen met die bepaling, want als de verbranding van het perceel geschiedt door hooibroeiïug buiten eigeu schuld, wat zeer goed mogelijk is, dan is die bepaling zeer drukkend. De heer Feisser informeert naar de boete, gesteld op de overtreding van de politieverordening, waar het hooibroei betreft. De secretaris licht toe dat hel maximum van de straf f 25.of 6 dagen hechte nis kan zijn. Voorzitter geeft in overweging als de tijd van broeiing nadert dat gedeelte uit de politieverordening te doen drukken en aan te plakken en het toezicht op hooi broei te verscherpen. Met algemeens stemmen goedgevonden. Voorz. doet vervolgens mededeeling, dat eenige sollicitanten zich aangemeld hebben voor de vacature van onderwijzeres te 't Zand. De heer de Fries, hoofd der school aldaar, zou de dames Elfrink van Alkmaar en Briefjes van Winkel zullen doen overkomen en nog eens naar een derde informeeren en dan zou de heer de Vries het Dagelijksch Bestuur meedeelen, wie naar zijn oordeel het beste was en als uwe moeder kunt mij gezien hebbengij waart toenmaals een kind en laagt slapend in uw bad, en zi) zat daarnaast en hield als een trouwe moeder bij u de wacht.* „Ik heb n gezieD, dat was dus mijn droom, de schrik mijner kinderjaren, die mij ook op later leeftijd, ja tot nu toe, nog zoo trouw is bijgebleven.* „Geen droom was het, een verschrikke lijke werkelijkheid. Toen ik zoo verkleed en vermomd binnenstormde, sprong zij ver schrikt op en ODtstelde hevig, een vreemd manspersoon in de kamer te zien en alleen tegenover bem te staan, om haar kind en zichzelve te verdedigen, want ook zij had mij niet dadelijk herkend. Dadelijk evenwel trok ik mijn valschen baard af en trachtte haar gernst te stellen ik, in mijn vreese- lijk opgewonden gemoedstoestand en toen zeide ik haai alles. Alles wat ik verplicht was haar te zeggen, ook het laatste, den moord. En zij, daarvoor zal ik haar altijd zegeuen en dankbaar zijn, zij heeft mij niet vervloekt- Zij heeft mij gezegd, dat zij mij altijd nog even vurig liethad, ja, dat zij mij zon volgen zooals ik daar was met schuld beladen, een overtreder van de wet, voor God en de wereld, ten prooi aan wroeging ea ver driet, «onder rust, voor mijn toekomstig le ven, met het Kaïas-stempel op het voor hoofd, als zij alleen en geen kind had, als zij geen moeder was geweest. Haar kind moebt zij geen moordenaar tot vader gaven. Daarom moesten wij op dat oogenblik schei den, voor altijdmijn beeld zon zijn in haar hart bewaren, mijn ring, het pand onzer liefde wilde zij blijven dragen, maar in dit leven mochten wij elkander niet meer weer zien. En wij zijn gescheiden, gescheiden voor altijd. Wij spraken verder af, dat ik nog dien zelfden nacht zon vluchtennog eenmaal rustte zij in mijne armen, dan was bet voor bij. Van haar ging ik naar Jaritz, om alles daar in orde te brengeD; ik gaf hem geld voor de opvoeding van mijn kind, en wij stelden met elkandor vast, waar ik latere sommen daarvoor zou opsturen; ook den ring trok ik daar van mijn vinger, omdat ik er bevreesd voor was, dat die uwe moeder zon kannen schaden, wanneer ik hem mocht blij ven dragen. In dienzelfden nacht, toen ik gereed stond te vlochten, kwam de gedach te in mij op, dat het zeer onverstandig van mij zon zijn te vluchten en zoo de aandacht op mij te doen vestigen. Ik bleef en leed. En de gansohe stad zocht dien nacht te ver geefs naar den dader, ook ik zelf deed, als- ofik jjverig naspeurde, ik zelf vertelde, dat ik de vermoorde vroeger gekend had, alleen om de raad nu B. en W. machtiging, ver leende, om de benoeming te doen, zou de nieuwe functionarisse met 1 Juli kunnen in dienst treden, daar mej. Freen tegen dien datum gaarne ontslag zou wil len hebben. Wederom met algemeene stemmen goed gevonden en verleend. Voorz. deelt ten slotte nog mede, dat het nieuwe scheidingshek aan 't Zand, ge maakt is voor f 85,50, waaraan de heer Meijer de helft zal bijdragen. Volgde nu de rondvraag, die niets op leverde, zoodat de vergadering gesloten werd. Uitreiking der Bekroo- niDgen, toegekend op de Pinkster-Ten toonstelling te Kolhorn. Het Departement Kolhorn der Maatsch. tot Nut v. 't Alg. hield zondag 31 Mei eene buitengewone zomervergadering. Be halve de Leden met hunne Dames en gasten, hadden alle inzenders van Voor werpen voor den Pinkster-Tentoonstelling eene uitnoodiging daartoe ontvangen. Eenige Leden der Vereeniging D. O. G. te Barsingerhorn waren welwillend genoeg geweest, hunne medewerking te verzekeren om het gezellige van dien avond te helpen verhoogen. Te acht nur was er eene kleine schare bijeen en Dr. Bee- ker, voorzitter van het Departement, open de de Vergadering. Na te hebben doen uitkomen, dat het hoofddoel, waartoe deze belegd waB, bestond in het uitreiken der prijzen aan de verleden week bekroonden, sprak hij een woord van welkom tot de aanwezigen, vooral tot hen die zich eene vrij groote wandeling hadden moeten ge troosten om het Vergader-locaal te berei ken, en tot die leden van D. O. G. welke, hun woord gestand, ter Vergadering aan wezig waren. Daarna werd de aandacht ge vraagd voor eeDe bijdrage van den heer Ds. Koojman van Barsingerhorn die een verhaal las, getiteld „De vlncht van den Apotheker." Op komische wijze kwam in dit verhaal aan het licht, welke fabelachtige afmetingen een eenvoudig praatje aan kon nemen, vooral wanneer het de minder goede zijde de justitie vooruit te loopen en bij latere ontdekking van die bekendheid geen ver denking op mij te laden. Ik werd in vorboor genomen; maar geen enkel spoor van schuld werd natuurlijk bij mij bevonden; een man met een zwarte baard had men bij den ver moorde in en uit zien gaan; bem alleen was toegang verleend geworden, dus hij alleen kon de euveldaad hebben bedreven, dus ook hij alleen werd gezocht, maar niet gevonden. Ai de moeite was te vergeefs/ die man was van de aardbol weggevaagd. Zoo bleef ik nog een paar weken in de nabijheid van nwe moeder, in dezelfde stad, zonder dat ik eeu enkele maal haar zag of sprak." Boysen bewoog zijne lippen, maar de woorden die hij .mompelde, bleven onver staanbaar; zijne zenuwen beletten hem bij na te spreken. „Wat zegt ge?" vroeg mr. Sealsfhld. „Ik dacht aan een blad uit bet dagboek mijner moeder, dat ik eenigen tijd geleden gevonden heb." Mr. SaaRfield vroeg niet verder, hij ging weder voort met vertellon. „Ik kon dat dub bel spel van bedrog en lengen niet langer meer volhouden; ik nam mijn kind, mijn Eva met mij, en ging over zee naar Azië, Afrika en Amerika. Ik heb gewerkt, meer dan een menscbenkracht kan verdragen; ik ben een rijk man geworden, en de eerste jaren dat ik vreemden grond onder de voeten bad, ben ik gezond geweest naar ziel en lichaam. Daarna kwam echter het minder worden van mijn denkvermogen, en het ver slappen mijner zennweD, waarvan ik natuur lijk te veel gevergd had. Het was niet het zoogenaamd geweten, dat mij kwam pij nigen. Geloof dat maar niet. Ik heb geen berouw over de daad zelf met die vrouw is niets anders gebeurd dan wat zij verdien de en wanneer ik als gezworene over oog zalven recht bad moeten spreken, ik zon nit volle overtuiging mijzelven hebben vrijgespro ken.* „Er zal wel geen misdadiger bestaan, die dat niet zal doen," merkte Boysen op. „Ik echter wil ook mijn daad verantwoor- don en verdedigen voor een rechtbank, waar voor we allen eens zallen moeten terecht staan. Neen, neen, mijn geweten is rein. Maar," zijn stem werd weder mat, en een toon van opnieuw ontwakende angst klonk er nit, „zulke daden moeten alleen zij doen, die geen zenuwen en geen lantaisie hebben. Ik beb beiden en zij hebben mij geroïneerd. „Eerst kwam de zachte vraagZon het mogelijk zijn, dat het nog eens uitkwam dan de vrees dat het werkelijk geschie den kon, dan de gedachte, dat men verden van onzen naaste betreft. Na eene korte pauze gaf de heer C. Spaans uit Bar singerhorn een stuk op de piano te booren dat op eene correcte, fijne en ge voelvolle wijze voorgedragen werd en duidelijk bewees, dat deze speler lang geen vreemdeling is op zijn instrument maar wat vingervlugheid 't overwin nen va n technische bezwaren, en 't weergeven der inteniiën van den Componist betreft, eene aanmerkelijke hoogte heeft be reikt. Een daverend applsus viel zijn „Waterval" ten deel en 't was jammer dat wij hem dien avond niet meer moch ten hooren- De heer L. W. v. d. Meer v. Kolhorn gaf daarna eene Voordracht op de wijze van Willem v. Zuijlen en had daartoe ge kozen „Ik ben op de IJsbaan geweest" dat op luchtige en grappige wijze werd weergegeven, waarna er een Duet volgde gezongen door Mej. M. Mars en den heer J. Spaans. Eene welluidende Sopraanstem klonk door de zaal toen de drie Coupletten van Men- delsohDs „zondagmorgen* vertolkt werden. „Japite Veldhuis, op reis naar Amster dam" werd nn als humoristische voor dracht ten beste gegeven door den heer G. Rolle van Haringhuizon en on der algemeene hilariteit werden daar in de wederwaardigheden geschetst van een Over- ijsselsc'n plattelandsch raadslid, op die reis ondervonden. Thans kwam de hoofdschotel. Da voorzitter nam het woord om dan tot de uitreiking der prijzen over te gaan. Hij schetste het nut en het doel van tentoonstellingen, maakte een vergelijking tusschen deze en die van het vorige jaar, waarbij aangetoond werd, dat men, voor al wat dames-werk betrof, niet achter uitgegaan wasSpr. ontvouwde de redenen waarom naar zijn oordeel de inzendingen der mannen minder geweest waren dan toengaf eene toelichting omtrent de wijze op welke de Jury hare plichten ver staat en over de manier waarop prijzen toegekend worden, sprak daarna den wensch uit dat over twee jaar eene der gelijke tentoonstelling terzelfder plaatse weer zoo goed of nog beter moge slagen king op mij koesterde en vervolgens die ontzettende angst voor vervolging. Die angst heeft mij gedreven van plaats tot plaats, van stad tot stad, van land tot landl Noemt gij het maar vervolgingswaanzin, heel wol mogeljjk; gij kunt het mijnerzijds noemen zooals ga wilt; ik alleen weet, hoe naamloos en ontzettend ik daardoor heb geleden. Honderd dooden ben ik gestorven in plaats van dien eenen dien de menschen mij slechts konden aandoen. Wanneor er een moordenaar veroordeeld moest worden, was ik hot altijd, die hem in mijn geest moest verdedigen en telkens klonk mij daarbij in de ooren: ook gij aijt verdoemd. Moest er een terechtstelling plaats hebben, dan was ik bet altijd, voor wien de bijl geslepen werdik dwaalde door de strateD, drukte mijn gloeiend hoofd tegen den gevan genismuur, ik telde evenals dengene die werkelijk sterven moest, de minuten die nog verstrijken, moesten eer de beul een einde aan het leven van dien ongelukkige maakte. Ik hoopte, dat hot bier in Duitschland beter sou worden, oog in oog met het gevaar, man beweert immers dat de moordenaar ten laatste wordt teruggedreven naar de plaats waar de euveldaad geschied is. Maar het is erger en erger geworden. Gij hebt de lichten gezien, die in die eone kamer brand den, den eenen nacht voor, den andere na. Daar heb ik eene ontmoeting gehad, ont zettend. De gestalte mijner vrouw is op een avond in den maneschijn nit haar lijst gatreden en is in de gedaante nwer moeder op mij toegetreden en heeft met mij gespro ken, wat, kan ik u niet zeggen, alleen dat het vreeselijk was. O, hoe ik sedert gele den heb. Hoe ik vervolgd ben geworden, schrede voor schrode, door gestalten die mij nagingen op straat; hoe zij aan mjjn bed kwamen en den slaap van mijn leger stede dreven. Hoe werd ik nagegaan door spionnen en „Toch slechts maar in nwe verbeelding." „Neen, ook in werkelijkheid. Gij hebt mijn gangen nagegaan, dan die Jaritz bier, die do stad rondsloop om mij te bewakon. In bet huis van uw vriend was er een van hom, als dionaar verkleed, hebt gij dat al les dan niet gehoord f Da oude was voor eergisteren bij mij en heeft mij toen alles verteld. Was dat dan ook verbeelding f Hg kwam bij mij, om geld te halen, de som, die ik bij mijn dood aan Saffi vermaakt badhij is daarmede over de zee, wanneer het hem te voren niet ontstolen is gewor- don, wat bij feitelijk verdiend had. Van hem hoorde ik ook, dat gij alles reeds wist en dat vond ik het ellendigste en tegelijk het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 1