PLAATSELIJK NIEUWS. J. A. G. van der Steur." Naast dr. Leyds staat op staatkundig terrein dr. vau Boesschotcn, die ook al op de nonactiviteits voordracht wordt geplaatst. In het rechterlijk collego bespelen de hccrcu Jorisseu en Amcshott' de eerste viool; aan hen en den staatsprocureur dr. Ooster, worden de strenge straffen der Johannesburger rebellen geweten. Anders waren deze landverraders er zeer zeker met eene genadige vermaning af gekomen en nu zijn zij als gemeen- kaffers maanden lang in voorloopigc hechtenis geweest, met nog een onver diend vonnis op den koop toe. De heer Middeiberg, administrateur der Zuid-Afrikaausclie spoorwegmaat schappij, doet ook al het zijne om Eu- gelands invloed al te breken of te be perken. De spoorweg Kaapstad-Bloemfontein, werd door Engelsch geld aangelegd, on der voorwaarde echter, dat de Oranje Vrijstaat de liju op haar gebied, tegen een bepaalde som te gelegcnertijd zou mogen overnemen. Zoover zou, dacht men in Kaapstad, evenwel nooit komen daar de Vrijstaat de millioenen ontbra ken, om zoo'n plan uit te voeren. En ziet, thans weigert de Volksraad niet alleen de concessie voor den aanleg van zijlijnen, maar besluit zelfs de lijn aan de Engelsche maatschappij te onttrekken. Men vermoedt, dat de lijn nu door de Nederlandsche Zuidafrikaansehe spoor wegmaatschappij in exploitatie zal wor den overgenomen, waaruit zou volgen, dat het kapitaal van die zijde aan den Vrijstaat zou worden verstrekt. De in voer voor den Vrijstaat zou dan over Delagoabaai via Pretoria naar Bloem fontein plaats hebben, wat voor de Kaapsche lijnen een onberekenbaar na deel op zal leveren. Ook zal men door deze verlegging van den in- en uitvoer handel geene controle op de krijgsbe hoeften van den Vrijstaat kunnen hou den. Dit alles heeft men o ntdekt, is het werk van den heer Middeiberg in verbond met de andere genoemde Hollanders. Met de heeren van Alphen, van Trotsen- berg en Mansveldt vormen zij de bron, waaruit de anti-Engelsche stroom ont springt. Zie zoo, dat weten wij dus alweer en lioe spoedig is de sluier van het geheim zinnig werk der Hollanders opgelicht. Zijn er soms, die aan de waarheid dezer onthullingen twijfelen, dan wacht hen de banvloek van Times en Globe. De sprong is groot, die wij thans maken, doch daar wij al schrijvende tijd noch afstand kennen en gaarne medewerken om gebeurtenissen en personen in 't wa re licht te plaatsen, zoo verzoeken wij onze lezers zich met hunne gedachten 475 jaren terug in FRANKRIJK te ver plaatsen. Het iijk van Karei VII scheen den ondergang nabij. Zijn geldmiddelen wa ren i itgeput, zijne legermacht tot wei nige duizenden verslonkeD, zijn heer schappij tot een klein deel van Zuid- Frankrijk bepaald. Daar verschijnt Je- anne Darc, naar haar zeggen door God zelf geroepen, om het geliefde vaderland te redden. Gezeten op een wit paard, met een wit vaandel, waarop het beeld van den Verlosser is geborduurd, in de hand, weet zij de Koninklijke troepen zoodanig te bezielen, dat Orleans ont zet, de Engelschen en Bourgondiërs te ruggedreven en de Koning zegevierend binnen Reims trok, waar hij door den aartsbisschop werd gekroond. Eenigen tijd later viel Jeanne, ook wel de maagd van Orleans geheeten, in handen der vijanden. Door den Bisschop van Beauvais wordt zij van toovenary en ketterij beschuldigd. Een rechtbank, uit bijna 100 doctoren in de godgeleerdheid en geestelijken, vinden baar op deze aanklacht schuldig, die haar tot den brandstapel veroordeelen. Vier honderd vijf en zeventig jaren later ontdekken de geestelijken dierzelf- de Kerk, dat hunne voorgangers in hun oordeel giuwelijk gedwaald hebben en dat Jeanne wel degelijk eene goddelijke roeping had ontvangen. Het nieuwe licht, waarin de maagd van Orleans thans verschijnt, heeft tot hare zaligspreking aanleiding gegeven. Nu zijn er ratuurlijk weer menschen, die naar aanleiding van dezen ommekeer allerlei hatelijkheden tappen. Zoo legden ze zelfs een krans neer aan de voeten van het standbeeld voor Jeanne Darc in Orleans opgericht met het opschrift Aan de maagd van Orleans, die door de Roomsche kerk als ketterin en afvallige vrouw werd verbrand. Dat er mannen, die zoo sarcastisch hunne meening te kennen gaven, in Frankrijk gevonden worden, is wel diep bedroevend. "Wij verblijden ons slechts in deze om keering der kerkelijke meenirg. Wat al goeds voorspelt ze voor de toekomst. Straks wordt het vonnis van Giordano Bruno herroepen, die op 16 Februari 1600 in Rome levend verbrand werd, omdat hij het bestaan van vele werel den had onderwezen. Galileo, die be schuldigd werd van hoovaardij, ketterij, godslastering en godsloochening, omdat hij geleerd had, dat de aarde om de zon draait, voor welke stoute beweringen hij tot levenslange ijzerstienge kerker straf werd veroordeeld, terwijl een graf in gewijde aarde hem werd geweigerd, kan zeker ook spoedig op eene genadiger kerkelijke beoordeeling rekenen. "Want evenals met Jeanne Darc waren teze veroordeelingen kerkelijke vonnis sen. Zij werden aan de wereldlijke o ver hei! overgeleverd, om gestraft te worden „zoo genadig mogeljjk, en zonder bloed storting", de formule voor levend ver branden vastgebonden aan een paal. Wat heeft men al geschreven over Goesti Djilantiek, na het verraad op LOMBOK. De een beweerde, dat hij den vorst van Mataram had opgestookt, weer anderen dat hij in den omgang met ge neraal Vetter geheel ter goeder trouw was geweest. Deze mecning kreeg na zijn vertrek naar Bali, zonder aan de verdediging van Tjakra Negara en Ma taram deel te nemen, vrij wel de over hand. Of ze gelijk hadden die dat be weerden De man is zoo eerlijk als goud en door en door vertrouwbaar. Dat blijkt uit de jongste berichten van Bali. Door de rijksregeering irs het bestuur over Karangasem bevestigd, werd hij uitgenoodigd om zich te Boeleleng. de woonplaats van den resident als rijksbe stierder te laten installeeren. Toen hij beleefd voor deze eer be dankte, zond de resident den contro leur van den Broek en een Balineesch edelman, die ons land reeds menig be langrijken dienst had bewezen, naar Djilantiek, om deze in zijne hoofdplaats officieel te bevestigen. Na de plechtigheid werd het gezant schap aan de vorstelijke tafel genoo- digd. Ongelukkig stierf de Balineesche edel man 5 minuten na afloop van het feest maal aan een hartkwaal. De heer van den Broek, die niet mede gegeten had, haast to zich de treurige tijding aan de overheid mede te deelen, waartoe hij 47 uren achtereen te paard zat. Nu zullen er zeker wel weer kwaaddenkende personen zijn, die in dit geval eene ellendige poging tot ver giftiging en sluipmoord van onzen vriend Djilantiek zien, doch zij, die voor den Balinees vroeger een lans braken, zullen ook thans zijn gedrag voldoende weten te vecschoonen. Uit ons overzicht van heden blijkt duidelijk, dat hoe verkeerd personen en zaken soms ook beoordeeld worden, de waarheid ten slotte in vol len luister te voorschijn treedt. Schagen, 6 Juni 1896. Verslag der vergadering van den Raad der gemeente Schagen, gehouden op Vrijdag 5 Juni 1896, des avond ten 6% ure. Aanwezig alle leden. Daar de notulen der vorige vergad. nog niet waren opgemaakt, werd na opening der vergadering, mededeeling gedaan van het rapport der Commissie, voor het onderzoek naar het klankge halte van torenklokken in verhouding tot derzei ver gewicht. Wegens onge- steldhoid van den heer C. Asjes, hadden de heeren 8. Berman en Jb. Denijs met hun beiden het onderzoek ingesteld. Door hen was bezoek gebracht aan de volgen de klokken a. R. C. Kerk, felsen, weg. 1600 kilo. b. 2kl.R C.Kerk,Abcoude, 1448en465k. c. gemeentekl.,Midwoud, 512 kilo. d. Grootebroek1602 e. R C. Kerk 500 f. R. C. Kerk Spanbroek, 335 De groote klok te Grootebroek was geleverd door do firma Gebr. van Bergen te Midwoldedo andere klokken door de firma 1'etit 8f Fritze te Aarle-Rix- tel. De commissie raadde aan, voor onze gemeente de zwaarte der klokken te be palen op 1600 kilo voor de luidklok tevens heelslagklok en 400 kilo voor de halfslagklok. Conform dit advies stelden B. en W. voor, geheel in aansluiting op het in de vorige vergad. door B. en W. gedane voorstel, de klokken te doen leveren deer c'e fiima Gebis. van Bergen te Mid wolde, en het gewicht der kloliken te bepalen op 1CC0 en 4C0 kilo. Met al- gemeene stemmen wordt hiertoe beslo ten. Thans kwam weder aan de orde: de leed- en leibekleeding van den toren. Voorz, de heer S. Berman, deelt mede dat hij de Schager Courant, waarin het verslag der laatste raadszitting voorkomt, had opgezonden naar den heer J. A. G. v. d. Sleur, architect bij den toren- en kerkbouw. Naar aanleiding van het in dat verslag voorkomende over de lood- en leibeklee ding, had de heer J. A. G. v. d. Steur aan den raad d.d. 3 Juni 1.1. een brief ge zonden van den volgenden inhoud „Naar aanleiding van het bij mij in gekomen schrijven, d.d. 29 Mei '96, No. 157, heb ik de eer U het volgende me de te deelen en zulks in verband met het verslag van de zitting van den Raad der gemeente Schagen van Dins dag 26 Mei 1896, voorkomende in de Schager Courant van 28 Mei 1896. „Ik kan niet ontveinzen, dat de hou ding die uwen Raad tegenover mij heeft aangenomen in zake de bekleeding van den toren, mij ten sterkste heeft ver baasd en ten hoogste ontstemd. Ik ben niet gewend dergelijke aanmerkingen te hooren bezigen, waar ik mij volkomen heb gel ouden aan de opdracht, mij door HII. Burgemeester en Wethouders in deze zaak gedaan, en het geeft geen pas, iemand in een officie ele Raadszitting te verkla ren voor leugenaar, zooals dooi een u- wer leden werd gedaan. „Waar ik officieel aan den Gemeente raad van Schagen mededeel, dat do prij zen van het lood gedurende het laatste jaar steeds stjjgende zijn geweest en waarschijnlijk nog zullen stijgen, daar zeg ik dat niet zonder daarvan zeker te zijn en al legt een uwer leden facturen over waaruit hij het tegendeel tracht te be wijzen, dan wil dat voor mij alleen zeg gen, dat hij dan in het vorig jaar te veel heeft betaald. „De gebozigde uitdrukking komt in den mond van een Raadslid niet te pas, vooral niet dan als hij in de zitting als deskundige poseert en zich niet heeft op de hoogte gesteld. Dat dit laat ste het geval is, zal ik aan uwe verga dering met oflicieele bescheiden bewij zen. „De verdachtmaking en het wantrou wen, dat voor mij en iedereen, die on bevooroordeeld leest, ligt in de vraag wat mij bewoog de clausule, betreffende de loodverrekening niet in het bestek in te lasschen, heeft mij misschien nog meer getroffen, dan het echel den voor leugenaar. Het is zeer gemakkelijk, iemands goeden en eerlij ken naam te besmetten,maar ik ontzeg den Raad van Schagen het recht, mij op een dergelijke unfaire wijze te behan delen. „Ik heb mijne redenen voor deze be paling gehad en die met h.h. B. W. besproken. „Ik acht het controleeren van het ge wicht eener dergelijke hoeveelheid lood niet mogelijk en bij het verzendon, voor een groot gedeelte, der spits naar de fabriek waar dat hout bekleed wordt, kan niemand wegen hoeveel lood aan deze stukkeu is verwerkt. „Worden ze voor do bekleeding in het water geworpen en daarna bekleed, dan ontvangt de Gemeente Schagen water tegen loodprijzen zonder dat dit is te coatroleeren, terwijl de hoedanigheid van het hout er sterk onder lijdt. „Men had dit kunnen bedenken alvo rens tot een vraag over te gaan, die den indruk geeft, alsof hier iets wordt bepaald, wat nooit in het vak is voor gekomen, of die vraag zoodanig in te kleeden, dat nevens verdachtmaking van de door mij steeds betrachte eerlijkheid en goede trouw, ook gemis aan het bij ons vak zoo noodige wederzijds vertrou wen doorstraalt. „Dat gemis aan vertrouwen ontdek ik ook in het besluit door u genomen, omtrent de aanbesteding van de lood- bekleeding van den toren. „Dezelfde motieven, die vroeger golden voor het besluit om de loodbekleeding on derhands aan te besteden, gelden ook thans. Waar toen de Raad gemeend heeft tot onderhandsche aanbesteding te moe ten besluiten, begrijp ik niets van het besluit, in uwe laatste vergadering geno men. „Dit gebrek aan vertrouwen, doet U telkens overhellen naar de opinie van dien deskundige, dien U het laatste hebt gehoord en het doet mij leed, dat mijne adviezen bij U zoo weinig gewicht in de schaal schijnen te leggen. „Ik verklaar U echter, dat ik mij niet verantwoordelijk stel voor de uitvoering der torenbekleeding, wanneer de Raad blijft staan op diens besluit om bij open bare inschrijving de loodbekleeding van den toren aan te besteden. „Het is een weilc van te veel gewicht en men vergeet dan dat een guarantie van 25 jaar, bij geen openbare aanbe steding te verkrijgen, meer waard is, dan het directe voordeel van misschien eeni- ge honderden guldens, die U waarschijn lijk later blijken zouden, een even groot, zoo niet grooter nadeel te zijn. „Ik wil echter niet langer op dit punt doorgaan en heb vroeger mijne meening daaromtrent voldoende toegelicht. „Op grond van het bovenstaande heb ik de eer u voor te stellen, terug te komen op het in uwe laatste vergade ring genomen besluit en alsnog de uit voering der torenbekleeding aan de Fir ma F. W. Braat te gunnen, zoo zij zich bereid verklaart, dit werk alsnog voor het ingeschreven cijfer te willen uitvoe ren, wat zij, naar ik vertrouw, zal doen, wanneer niet de loodmarkt in deze da gen rijzing heeft ondergaan. De Voorz., de heer S. Bermandeelt mede dat voor de torenbekleeding niet kan gebruikt worden het gewone han- delslood, maar dat het zoogenaamde blau we- of bloklood hiervoor het gewenschte is. De heer Vlaming, het woord nemende, verklaart, dat bij de uitdrukking, in de Schager Courant voorkomende, niet heeft gebezigd. Het woord leugenaar heeft hij niet gebezigd. (Dat hebben wij ook niet geschreven. Zie ons Naschrift. Red.) „Hij zou zich voor zulk een woord geschaamd hebben",beweert de heer Vlaming, zeggende dat hij, het verslag gelezen hebbende, er eerst nog over gedacht had van den uitgever rec tificatie te vragen, doch het achterwege liet. B. en. W. stellen nu den raad voor, conform het voorstel door hen reeds in vorige vergad. gedaan en overeenkomstig het schrijven van den heer J. A G. van der Steur, te besluitende lood- en leibekleeding op (e dragen aan de firma Braat, zijnde de laagste der inschrijvers, zoo deze firma nml. nog hare inschrij ving kan gestand doen. De heer Vlaming deelt mede, dat hij nog een paar fii ma's om prijsopgaaf heeft gevraagd tot de levering van 18 -.0000 kilo prima qual. lood. De firma van Eut- hoveu wil het leveren ii f 15.50 per 1UU kilo, de firma Bonnike tegen f 16.— per 100 kilo. De heer J. v d. Maaien betuigt zijn leedwezen, dat er van de vorige vergad. geen notulen aanwezig waren en dat hij wel zou willen weten, welke motieven B. en W. er toe geleid hebben, af te gaan van het oorspronkelijk besluit en nu de inschrijving voor de lei- en loodbekleeding aan een paar firma's op te dragen. Voorz. verwijst naar de notulen der betreffende geheime vergadering en laat het gedeelte, betrekking hebbende op de inschrijving, voorlezen. Daaruit blijkt dat door den heer v. d. Steur was aan geraden de lood- en leibekleeding buiten de openbare aanbesteding te houden en het werk te gunnen zonder concurrentie en daarvoor bekwaam bekendstaande personen uit te noodigen hieraaar in te schrijven, om daarna het werk te gun nen. B. en W. meenden dus volkomen in overeenstemming met dat besluit gehan deld te hebben, door den heer v. d. Steur uit te noodigen, vertrouwde en hem als soliede bekend zijnde firma's te doen in schrijven. Daarna hebben B. en W. de beslissing der gunning in de vorige ver gad. aan den raad voorgelegd. De heer v. d. Maaien bestrijdt B. en W. en beweert, dat het in die geheime zitting niet de bedoeling der raadsleden is geweest, het uitnoodigen der inschrij vers aan B. en W. en aan den heer v d. Steur over te laten. De raadsleden hadden zeiven die firma's willen aanwijzen. Voorz. merkt op, dat wat de heer v. d. Maaten zegt, niet is besloten. De heer üoogschagen beweert ook dat B. en W. gehandeld hebben in strijd met de bedoeling van den raad. Voorz. herinnert er aan. hoe in die geheime zitting de heer Vlaming er te gen was, doch nadat de heer v. d. Sleur verklaard had er niet op tegen te zijn eenige firma's uit te noodigen, toen zei Vlaming„Ook zich er dan mede te vereenigen". En nu gaat het toch niet aan te zeggen dat het anders is bedoeld. De heer IV. Roggeveen beschuldigt het college van B. W. van verzuim in deze. Besloten werd, de lood- en leibe kleeding buiten do aanbesteding te hou den en als afzonderlijk werk te behan delen. Wij weten ook dat daarna de raad bevoegd en verplicht is, B. en W. te machtigen do aanbesteding te houden, maar dan moet de raad toch ook eerst met plan en bestek in kennis worden gesteld en daarna eerst kan de aanbe steding aan B. en W. worden opgedra gen. Maar dat is niet gebeurd. In de bedoelde geheime vergad. had de raad slechts in beginsel den te volgen weg aangegevendoch een machtiging aan B. W. werd niet verleend. Elk lid verkeerde in de meening dat alles voor af in den raad moest worden behandeld. De Voorz. herinnert er aan, dat de heeren Roggeveen en Vlaming toch voor af plan en bestek ter inzage hebben ge had. De tijd was te kort, die bij alle le den rond te doen gaan. Doch de beslis sing werd toch in de vorige vergadering aan den raad voorgelegd. De heer Iloogschagen is er niet mede tevreden, dat er maar een gedeelte der notulen van de geheime zitting wordt gelezen; hij wil de geheele notulen ge lezen hebben. „Dat kan," zegt Voorz., „maar in co mité." De heer W. Roggeveen zegt, dat Vla ming en Spr. toevallig inzage kregen van bedoeld bestek. Doch de andere leden niet. Maar dat wettigt niet de daad van B. en W. die reeds geschied was. Voorz. herinnert er aan, dat door de inschrijvers op spoedige beslissing werd aangedrongen, daarom had hij plan en bestek aan de heeren Vlaming en Rogge veen, als de meest bevoegden, ter inzage gegeven, en de beslissing in de toen volgende openbare vergad. voorgelegd. De heer Roggeveen houdt vol, dat B. en W. aan den raad hadden moeten vra gen aan welke firma's de inschrijving moest worden opgedragen. Voorz. vraagt: Wie of beter zou we ten, welke firma's om inschrijving moesten worden gevraagd, de raad of v. d. Steur? De heer v. d. Maaien geeft den heer v. d. Steur gelijk, dat hij den brief aan den raad heeft geschreven. Spr. had in zijn geval nog krasser geschreven. De schuld ligt niet aan v. d. Steur maar aan B. en W.; doch Spr. wil niet dat v. d. Steur ter onrechte beschuldigd wordt van iets wat hem in zijn carrière later zou kunnen schaden, wat hem in discrediet brengt. Voorz. verwijt den heer v. d. Maaten dat hij maar steeds afgeeft op B. en W. en vraagt van hem bewijs, dat B. en W. buiten hunne bevoegdheid zouden zijn gegaan. Voorz. beroept zich op de no tulen. De heer v. d. Maaten beweert, dat voorz alleen dat gedeelte voorleest wat in zijn voordeel is. In die geheime zitting is hoogstens besloten de inschrijving te vra gen van eenige personen. Doch in eene geheime zitting mag niet over de dub beltjes beslist worden. Voorz. zegt dat ook niet te beweren. Alleen is machtiging verleend tot het uitnoodigen van eenige firma's tot in schrijving. Dat is nog geen gunning. De heer Vlaming beweert dat, daar waar de heer v. d. Maaien zegt, dat hij den lieer v. d. Steur niet wenscht beschul digd te zion, dit ook zijn wensch is. De Voorz., do heer 5. Bermanten zeerste verbaasd over de houding van het raadslid Vlaming, herinnert hem er aan, hoe hij, Vlamingin de vorige ver gad. met facturen was komen aandragen om te bewijzen dat er geen stijging was van den loodprijs, daardoor bewijs ge vende dat hij de verklaringen van de inschrijvers en van den heer v. d. Steur niet vertrouwde,' en toen Voorz. hem vroeg of de heer v. d. Steur dan een leugenaar was, toen heeft U, Vlaming niet gezegd neen, maar u heeft u op uw factuur beroepen en daardoor v. d. Steur tot leugenaar ge maakt. Nu blijkt uit uw factuur dat u vroe ger voor uw lood te veel betaald heeft en dat u zich eerst beter op de hoogte had moeten stellen. Het debat wordt nu ongeregeld en rumoerig. Verschillende raadsleden zijn te gelijk met den heer Vlaming aan het woord, de hamer des voorzitters beukt geweldig de tafel... eindelijk wint de voorz. het en wordt besloten over te gaan in comité. Na heropening der vergadering stelt de heer Üoogschagen voor, de inschrijvin gen voor kennisgeving aan te nemen en bij publieke inschrijving de aanbe steding te houden. De heer C. Asjes is het hier niet me de eens. Met genoegen ondersteunt Spr. het voorstel van B. en W. en acht zich verplicht, zijn ingenomenheid met den heer v. d. Steur te getuigen. Spr. ver klaart ronduit, berouw er over te gevoelen, in de laatste vergad. zijn stem gegeven te hebben aan het voorstel der heeren Vlaming en Roggeveen. Maar de zaak was toen ook zoo onvoorbereid en Spr. had ook niet den tijd gehad, er over na te denken. Spr. getuigt, dat wat er met den heer Vlaming in de vo rige vergad. is gebeurd, voor den heer v. d. Steur een slag in het aangezicht is geweest. Spr. verklaart, zich beslist aan te sluiten bij het voorstel van B. en W. De heer v. d. Maaten zal nu beslist tegen do openbare aanbesteding stemmen, want na het schrijven van den heer v. d. Steur acht spr. het nu voor de ge meente zelfs gevaarlijk. De gemeente is nu wel gedwongen, dit werk te gunnen aan den man, dien door den heer v. d. Steur wordt aangewezen. Do heer üoogschagen meent dat de in schrijvingen allen vervallen zijn. De 29 Mei is verstreken. Spr. wil verschillende firma's uitnoodigen. Voorz. merkt op dat als de laagste der inschrijvers nog zijn aanbieding ge stand wil doen, zulks voor de gemeente hetzelfde is. De heer W. Roggeveen blijft voor open bare aanbesteding. Spr. betreurt het, dat de heer v. d Steur schreef, het niet te kunnen controleerendoch Spr. ge looft dat er nog wel meer vertrouwbare personen zijn, die bij publieke inschrij ving wel zijn te vertrouwen. De heer Bijpost gaat met den heer v. d. Maaten mede. Spr. meent, dat als men er geen verstand van heeft, men er dan ook niet over mag oordeelen. Spr. stelt met B. en W. volkomen vertrouwen in den heer v. d. Steur en legt er den na druk op, dat er geen enkel bewijs is, zelts geen schijn van bewijs, dat hij ons vertrouwen niet verdient. De heer üoogschagen verlangt, dat eerst gestemd zal worden of er openbare aan besteding zal zijn of niet. Met 4 tegen 7 stemmen wordt het vooistel van den heer üoogschagen, om de aanbesteding openbaar te houden, verworpen. Voor stemden de heeren Stammes, üoogscha gen, Roggeveen en Vlaming. De anderen tegen. Hierna wordt het voorstel van B. en W., om het werk der lood- en leibeklee ding, conform schrijven van den heer v. d. Steur, te gunnen aan de firma Braat, aangenomen met 8 tegen 3 stemmen. Tegen stemden de heeren üoogschagen, Roggeveen en Vlaming. Bij de nu volgende rondvraag, vraagt de heer v. d. Maaten, hoe het staat met het verband van aannemer tot gemeen te. Spr. vraagt dit met het oog op de verzakking van den grond achter de Kerk. Voorz. deelt mede dat door de "Wed. Brugeman bij exploit van den heer v. d. Maaten, de gemeente verantwoorde lijk wordt gesteld voor de gevolgen der verzakking en van het heien. Die wedu we beweert, dat tengevolge van den kerk bouw scheuren zijn veroorzaakt in de muren van haar gebouw. Voorz. meent dat dit exploit niet bij de gemeente behoort, maar bij den aan nemer. Volgens inlichtingen van den gemeente-opzichter kan Voorz. nog me- dedeelen, dat die scheuren in het huis der Wed. Brugeman niet ontstaan zijn tengevolge van den kerkbouw. Wel zijn ze wat wijder gewordendoch ver- dere schado is niet denkbaar. De heer Vlaming gelooft niet. dat het huis zal instorten; doch voorziet bij re genachtig weer, verdere grondverschui ving en neerstorting, waarbij bijv. dan bij de Wed. Brugeman de glazen zou den kunnen worden ingeworpen. De heer v. d Maaten vraagt of nu nog niet het geschikte tijdstip is aan gebroken om door een contract met den aannemer, onder verantwoordelijkheid van diens borgen, de gemeente te vrij waren voor eventueele schade. En

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 2