PLAATSELIJK NIEUWS.
J. A. G. van der Steur."
Naast dr. Leyds staat op staatkundig
terrein dr. vau Boesschotcn, die ook al
op de nonactiviteits voordracht wordt
geplaatst.
In het rechterlijk collego bespelen de
hccrcu Jorisseu en Amcshott' de eerste
viool; aan hen en den staatsprocureur
dr. Ooster, worden de strenge straffen
der Johannesburger rebellen geweten.
Anders waren deze landverraders er zeer
zeker met eene genadige vermaning af
gekomen en nu zijn zij als gemeen-
kaffers maanden lang in voorloopigc
hechtenis geweest, met nog een onver
diend vonnis op den koop toe.
De heer Middeiberg, administrateur
der Zuid-Afrikaausclie spoorwegmaat
schappij, doet ook al het zijne om Eu-
gelands invloed al te breken of te be
perken.
De spoorweg Kaapstad-Bloemfontein,
werd door Engelsch geld aangelegd, on
der voorwaarde echter, dat de Oranje
Vrijstaat de liju op haar gebied, tegen
een bepaalde som te gelegcnertijd zou
mogen overnemen. Zoover zou, dacht
men in Kaapstad, evenwel nooit komen
daar de Vrijstaat de millioenen ontbra
ken, om zoo'n plan uit te voeren. En
ziet, thans weigert de Volksraad niet
alleen de concessie voor den aanleg van
zijlijnen, maar besluit zelfs de lijn aan
de Engelsche maatschappij te onttrekken.
Men vermoedt, dat de lijn nu door
de Nederlandsche Zuidafrikaansehe spoor
wegmaatschappij in exploitatie zal wor
den overgenomen, waaruit zou volgen,
dat het kapitaal van die zijde aan den
Vrijstaat zou worden verstrekt. De in
voer voor den Vrijstaat zou dan over
Delagoabaai via Pretoria naar Bloem
fontein plaats hebben, wat voor de
Kaapsche lijnen een onberekenbaar na
deel op zal leveren. Ook zal men door
deze verlegging van den in- en uitvoer
handel geene controle op de krijgsbe
hoeften van den Vrijstaat kunnen hou
den.
Dit alles heeft men o ntdekt, is het werk
van den heer Middeiberg in verbond
met de andere genoemde Hollanders.
Met de heeren van Alphen, van Trotsen-
berg en Mansveldt vormen zij de bron,
waaruit de anti-Engelsche stroom ont
springt.
Zie zoo, dat weten wij dus alweer en
lioe spoedig is de sluier van het geheim
zinnig werk der Hollanders opgelicht.
Zijn er soms, die aan de waarheid dezer
onthullingen twijfelen, dan wacht hen
de banvloek van Times en Globe. De
sprong is groot, die wij thans maken,
doch daar wij al schrijvende tijd noch
afstand kennen en gaarne medewerken
om gebeurtenissen en personen in 't wa
re licht te plaatsen, zoo verzoeken wij
onze lezers zich met hunne gedachten
475 jaren terug in FRANKRIJK te ver
plaatsen.
Het iijk van Karei VII scheen den
ondergang nabij. Zijn geldmiddelen wa
ren i itgeput, zijne legermacht tot wei
nige duizenden verslonkeD, zijn heer
schappij tot een klein deel van Zuid-
Frankrijk bepaald. Daar verschijnt Je-
anne Darc, naar haar zeggen door God
zelf geroepen, om het geliefde vaderland
te redden. Gezeten op een wit paard,
met een wit vaandel, waarop het beeld
van den Verlosser is geborduurd, in de
hand, weet zij de Koninklijke troepen
zoodanig te bezielen, dat Orleans ont
zet, de Engelschen en Bourgondiërs te
ruggedreven en de Koning zegevierend
binnen Reims trok, waar hij door den
aartsbisschop werd gekroond.
Eenigen tijd later viel Jeanne, ook wel
de maagd van Orleans geheeten, in handen
der vijanden. Door den Bisschop van
Beauvais wordt zij van toovenary en
ketterij beschuldigd. Een rechtbank, uit
bijna 100 doctoren in de godgeleerdheid
en geestelijken, vinden baar op deze
aanklacht schuldig, die haar tot den
brandstapel veroordeelen.
Vier honderd vijf en zeventig jaren
later ontdekken de geestelijken dierzelf-
de Kerk, dat hunne voorgangers in hun
oordeel giuwelijk gedwaald hebben en
dat Jeanne wel degelijk eene goddelijke
roeping had ontvangen.
Het nieuwe licht, waarin de maagd
van Orleans thans verschijnt, heeft tot
hare zaligspreking aanleiding gegeven.
Nu zijn er ratuurlijk weer menschen,
die naar aanleiding van dezen ommekeer
allerlei hatelijkheden tappen. Zoo legden
ze zelfs een krans neer aan de voeten
van het standbeeld voor Jeanne Darc
in Orleans opgericht met het opschrift
Aan de maagd van Orleans, die door de
Roomsche kerk als ketterin en afvallige
vrouw werd verbrand. Dat er mannen,
die zoo sarcastisch hunne meening te
kennen gaven, in Frankrijk gevonden
worden, is wel diep bedroevend.
"Wij verblijden ons slechts in deze om
keering der kerkelijke meenirg. Wat
al goeds voorspelt ze voor de toekomst.
Straks wordt het vonnis van Giordano
Bruno herroepen, die op 16 Februari
1600 in Rome levend verbrand werd,
omdat hij het bestaan van vele werel
den had onderwezen. Galileo, die be
schuldigd werd van hoovaardij, ketterij,
godslastering en godsloochening, omdat
hij geleerd had, dat de aarde om de zon
draait, voor welke stoute beweringen
hij tot levenslange ijzerstienge kerker
straf werd veroordeeld, terwijl een graf
in gewijde aarde hem werd geweigerd,
kan zeker ook spoedig op eene genadiger
kerkelijke beoordeeling rekenen.
"Want evenals met Jeanne Darc waren
teze veroordeelingen kerkelijke vonnis
sen. Zij werden aan de wereldlijke o ver
hei! overgeleverd, om gestraft te worden
„zoo genadig mogeljjk, en zonder bloed
storting", de formule voor levend ver
branden vastgebonden aan een paal.
Wat heeft men al geschreven over
Goesti Djilantiek, na het verraad op
LOMBOK. De een beweerde, dat hij den
vorst van Mataram had opgestookt, weer
anderen dat hij in den omgang met ge
neraal Vetter geheel ter goeder trouw
was geweest. Deze mecning kreeg na
zijn vertrek naar Bali, zonder aan de
verdediging van Tjakra Negara en Ma
taram deel te nemen, vrij wel de over
hand. Of ze gelijk hadden die dat be
weerden De man is zoo eerlijk als
goud en door en door vertrouwbaar. Dat
blijkt uit de jongste berichten van Bali.
Door de rijksregeering irs het bestuur
over Karangasem bevestigd, werd hij
uitgenoodigd om zich te Boeleleng. de
woonplaats van den resident als rijksbe
stierder te laten installeeren.
Toen hij beleefd voor deze eer be
dankte, zond de resident den contro
leur van den Broek en een Balineesch
edelman, die ons land reeds menig be
langrijken dienst had bewezen, naar
Djilantiek, om deze in zijne hoofdplaats
officieel te bevestigen.
Na de plechtigheid werd het gezant
schap aan de vorstelijke tafel genoo-
digd.
Ongelukkig stierf de Balineesche edel
man 5 minuten na afloop van het feest
maal aan een hartkwaal.
De heer van den Broek, die niet mede
gegeten had, haast to zich de treurige
tijding aan de overheid mede te deelen,
waartoe hij 47 uren achtereen te paard
zat. Nu zullen er zeker wel weer
kwaaddenkende personen zijn, die in
dit geval eene ellendige poging tot ver
giftiging en sluipmoord van onzen vriend
Djilantiek zien, doch zij, die voor den
Balinees vroeger een lans braken, zullen
ook thans zijn gedrag voldoende weten
te vecschoonen. Uit ons overzicht van
heden blijkt duidelijk, dat hoe verkeerd
personen en zaken soms ook beoordeeld
worden, de waarheid ten slotte in vol
len luister te voorschijn treedt.
Schagen, 6 Juni 1896.
Verslag der vergadering
van den Raad der gemeente Schagen,
gehouden op Vrijdag 5 Juni 1896, des
avond ten 6% ure.
Aanwezig alle leden.
Daar de notulen der vorige vergad.
nog niet waren opgemaakt, werd na
opening der vergadering, mededeeling
gedaan van het rapport der Commissie,
voor het onderzoek naar het klankge
halte van torenklokken in verhouding
tot derzei ver gewicht. Wegens onge-
steldhoid van den heer C. Asjes, hadden
de heeren 8. Berman en Jb. Denijs met
hun beiden het onderzoek ingesteld. Door
hen was bezoek gebracht aan de volgen
de klokken
a. R. C. Kerk, felsen, weg. 1600 kilo.
b. 2kl.R C.Kerk,Abcoude, 1448en465k.
c. gemeentekl.,Midwoud, 512 kilo.
d. Grootebroek1602
e. R C. Kerk 500
f. R. C. Kerk Spanbroek, 335
De groote klok te Grootebroek was
geleverd door do firma Gebr. van Bergen
te Midwoldedo andere klokken door
de firma 1'etit 8f Fritze te Aarle-Rix-
tel.
De commissie raadde aan, voor onze
gemeente de zwaarte der klokken te be
palen op 1600 kilo voor de luidklok
tevens heelslagklok en 400 kilo voor
de halfslagklok.
Conform dit advies stelden B. en W.
voor, geheel in aansluiting op het in de
vorige vergad. door B. en W. gedane
voorstel, de klokken te doen leveren
deer c'e fiima Gebis. van Bergen te Mid
wolde, en het gewicht der kloliken te
bepalen op 1CC0 en 4C0 kilo. Met al-
gemeene stemmen wordt hiertoe beslo
ten.
Thans kwam weder aan de orde: de
leed- en leibekleeding van den
toren.
Voorz, de heer S. Berman, deelt mede
dat hij de Schager Courant, waarin het
verslag der laatste raadszitting voorkomt,
had opgezonden naar den heer J. A. G.
v. d. Sleur, architect bij den toren- en
kerkbouw.
Naar aanleiding van het in dat verslag
voorkomende over de lood- en leibeklee
ding, had de heer J. A. G. v. d. Steur
aan den raad d.d. 3 Juni 1.1. een brief ge
zonden van den volgenden inhoud
„Naar aanleiding van het bij mij in
gekomen schrijven, d.d. 29 Mei '96, No.
157, heb ik de eer U het volgende me
de te deelen en zulks in verband met
het verslag van de zitting van den
Raad der gemeente Schagen van Dins
dag 26 Mei 1896, voorkomende in de
Schager Courant van 28 Mei 1896.
„Ik kan niet ontveinzen, dat de hou
ding die uwen Raad tegenover mij heeft
aangenomen in zake de bekleeding van
den toren, mij ten sterkste heeft ver
baasd en ten hoogste ontstemd. Ik ben
niet gewend dergelijke aanmerkingen te
hooren bezigen, waar ik mij volkomen heb
gel ouden aan de opdracht, mij door HII.
Burgemeester en Wethouders in deze zaak
gedaan, en het geeft geen pas, iemand
in een officie ele Raadszitting te verkla
ren voor leugenaar, zooals dooi een u-
wer leden werd gedaan.
„Waar ik officieel aan den Gemeente
raad van Schagen mededeel, dat do prij
zen van het lood gedurende het laatste
jaar steeds stjjgende zijn geweest en
waarschijnlijk nog zullen stijgen, daar
zeg ik dat niet zonder daarvan zeker te zijn
en al legt een uwer leden facturen over
waaruit hij het tegendeel tracht te be
wijzen, dan wil dat voor mij alleen zeg
gen, dat hij dan in het vorig jaar te
veel heeft betaald.
„De gebozigde uitdrukking komt in den
mond van een Raadslid niet te pas,
vooral niet dan als hij in de zitting als
deskundige poseert en zich niet heeft
op de hoogte gesteld. Dat dit laat
ste het geval is, zal ik aan uwe verga
dering met oflicieele bescheiden bewij
zen.
„De verdachtmaking en het wantrou
wen, dat voor mij en iedereen, die on
bevooroordeeld leest, ligt in de vraag
wat mij bewoog de clausule, betreffende
de loodverrekening niet in het bestek
in te lasschen, heeft mij misschien
nog meer getroffen, dan het echel
den voor leugenaar. Het is zeer
gemakkelijk, iemands goeden en eerlij
ken naam te besmetten,maar ik ontzeg den
Raad van Schagen het recht, mij op
een dergelijke unfaire wijze te behan
delen.
„Ik heb mijne redenen voor deze be
paling gehad en die met h.h. B. W.
besproken.
„Ik acht het controleeren van het ge
wicht eener dergelijke hoeveelheid lood
niet mogelijk en bij het verzendon, voor
een groot gedeelte, der spits naar de
fabriek waar dat hout bekleed wordt,
kan niemand wegen hoeveel lood aan
deze stukkeu is verwerkt.
„Worden ze voor do bekleeding in het
water geworpen en daarna bekleed, dan
ontvangt de Gemeente Schagen water
tegen loodprijzen zonder dat dit is te
coatroleeren, terwijl de hoedanigheid
van het hout er sterk onder lijdt.
„Men had dit kunnen bedenken alvo
rens tot een vraag over te gaan, die
den indruk geeft, alsof hier iets wordt
bepaald, wat nooit in het vak is voor
gekomen, of die vraag zoodanig in te
kleeden, dat nevens verdachtmaking van
de door mij steeds betrachte eerlijkheid
en goede trouw, ook gemis aan het bij
ons vak zoo noodige wederzijds vertrou
wen doorstraalt.
„Dat gemis aan vertrouwen ontdek
ik ook in het besluit door u genomen,
omtrent de aanbesteding van de lood-
bekleeding van den toren.
„Dezelfde motieven, die vroeger golden
voor het besluit om de loodbekleeding on
derhands aan te besteden, gelden ook
thans. Waar toen de Raad gemeend heeft
tot onderhandsche aanbesteding te moe
ten besluiten, begrijp ik niets van het
besluit, in uwe laatste vergadering geno
men.
„Dit gebrek aan vertrouwen, doet U
telkens overhellen naar de opinie van
dien deskundige, dien U het laatste hebt
gehoord en het doet mij leed, dat mijne
adviezen bij U zoo weinig gewicht in de
schaal schijnen te leggen.
„Ik verklaar U echter, dat ik mij niet
verantwoordelijk stel voor de uitvoering
der torenbekleeding, wanneer de Raad
blijft staan op diens besluit om bij open
bare inschrijving de loodbekleeding van
den toren aan te besteden.
„Het is een weilc van te veel gewicht
en men vergeet dan dat een guarantie
van 25 jaar, bij geen openbare aanbe
steding te verkrijgen, meer waard is, dan
het directe voordeel van misschien eeni-
ge honderden guldens, die U waarschijn
lijk later blijken zouden, een even groot,
zoo niet grooter nadeel te zijn.
„Ik wil echter niet langer op dit punt
doorgaan en heb vroeger mijne meening
daaromtrent voldoende toegelicht.
„Op grond van het bovenstaande heb
ik de eer u voor te stellen, terug te
komen op het in uwe laatste vergade
ring genomen besluit en alsnog de uit
voering der torenbekleeding aan de Fir
ma F. W. Braat te gunnen, zoo zij zich
bereid verklaart, dit werk alsnog voor
het ingeschreven cijfer te willen uitvoe
ren, wat zij, naar ik vertrouw, zal doen,
wanneer niet de loodmarkt in deze da
gen rijzing heeft ondergaan.
De Voorz., de heer S. Bermandeelt
mede dat voor de torenbekleeding niet
kan gebruikt worden het gewone han-
delslood, maar dat het zoogenaamde blau
we- of bloklood hiervoor het gewenschte
is.
De heer Vlaming, het woord nemende,
verklaart, dat bij de uitdrukking, in de
Schager Courant voorkomende, niet heeft
gebezigd. Het woord leugenaar heeft hij
niet gebezigd. (Dat hebben wij ook
niet geschreven. Zie ons Naschrift.
Red.) „Hij zou zich voor zulk een
woord geschaamd hebben",beweert
de heer Vlaming, zeggende dat hij, het
verslag gelezen hebbende, er eerst nog
over gedacht had van den uitgever rec
tificatie te vragen, doch het achterwege
liet.
B. en. W. stellen nu den raad voor,
conform het voorstel door hen reeds in
vorige vergad. gedaan en overeenkomstig
het schrijven van den heer J. A G. van
der Steur, te besluitende lood- en
leibekleeding op (e dragen aan de firma
Braat, zijnde de laagste der inschrijvers,
zoo deze firma nml. nog hare inschrij
ving kan gestand doen.
De heer Vlaming deelt mede, dat hij
nog een paar fii ma's om prijsopgaaf heeft
gevraagd tot de levering van 18 -.0000
kilo prima qual. lood. De firma van Eut-
hoveu wil het leveren ii f 15.50 per 1UU
kilo, de firma Bonnike tegen f 16.—
per 100 kilo.
De heer J. v d. Maaien betuigt zijn
leedwezen, dat er van de vorige vergad.
geen notulen aanwezig waren en dat hij
wel zou willen weten, welke motieven
B. en W. er toe geleid hebben, af te
gaan van het oorspronkelijk besluit en
nu de inschrijving voor de lei- en
loodbekleeding aan een paar firma's op
te dragen.
Voorz. verwijst naar de notulen der
betreffende geheime vergadering en laat
het gedeelte, betrekking hebbende op de
inschrijving, voorlezen. Daaruit blijkt
dat door den heer v. d. Steur was aan
geraden de lood- en leibekleeding buiten
de openbare aanbesteding te houden en
het werk te gunnen zonder concurrentie
en daarvoor bekwaam bekendstaande
personen uit te noodigen hieraaar in te
schrijven, om daarna het werk te gun
nen.
B. en W. meenden dus volkomen in
overeenstemming met dat besluit gehan
deld te hebben, door den heer v. d. Steur
uit te noodigen, vertrouwde en hem als
soliede bekend zijnde firma's te doen in
schrijven. Daarna hebben B. en W. de
beslissing der gunning in de vorige ver
gad. aan den raad voorgelegd.
De heer v. d. Maaien bestrijdt B. en
W. en beweert, dat het in die geheime
zitting niet de bedoeling der raadsleden
is geweest, het uitnoodigen der inschrij
vers aan B. en W. en aan den heer v
d. Steur over te laten. De raadsleden
hadden zeiven die firma's willen aanwijzen.
Voorz. merkt op, dat wat de heer v.
d. Maaten zegt, niet is besloten.
De heer üoogschagen beweert ook dat
B. en W. gehandeld hebben in strijd
met de bedoeling van den raad.
Voorz. herinnert er aan. hoe in die
geheime zitting de heer Vlaming er te
gen was, doch nadat de heer v. d. Sleur
verklaard had er niet op tegen te zijn
eenige firma's uit te noodigen, toen zei
Vlaming„Ook zich er dan mede te
vereenigen". En nu gaat het toch niet
aan te zeggen dat het anders is bedoeld.
De heer IV. Roggeveen beschuldigt het
college van B. W. van verzuim in
deze. Besloten werd, de lood- en leibe
kleeding buiten do aanbesteding te hou
den en als afzonderlijk werk te behan
delen. Wij weten ook dat daarna de raad
bevoegd en verplicht is, B. en W. te
machtigen do aanbesteding te houden,
maar dan moet de raad toch ook eerst
met plan en bestek in kennis worden
gesteld en daarna eerst kan de aanbe
steding aan B. en W. worden opgedra
gen. Maar dat is niet gebeurd. In de
bedoelde geheime vergad. had de raad
slechts in beginsel den te volgen weg
aangegevendoch een machtiging aan
B. W. werd niet verleend. Elk lid
verkeerde in de meening dat alles voor
af in den raad moest worden behandeld.
De Voorz. herinnert er aan, dat de
heeren Roggeveen en Vlaming toch voor
af plan en bestek ter inzage hebben ge
had. De tijd was te kort, die bij alle le
den rond te doen gaan. Doch de beslis
sing werd toch in de vorige vergadering
aan den raad voorgelegd.
De heer Iloogschagen is er niet mede
tevreden, dat er maar een gedeelte der
notulen van de geheime zitting wordt
gelezen; hij wil de geheele notulen ge
lezen hebben.
„Dat kan," zegt Voorz., „maar in co
mité."
De heer W. Roggeveen zegt, dat Vla
ming en Spr. toevallig inzage kregen van
bedoeld bestek. Doch de andere leden
niet. Maar dat wettigt niet de daad van
B. en W. die reeds geschied was.
Voorz. herinnert er aan, dat door de
inschrijvers op spoedige beslissing werd
aangedrongen, daarom had hij plan en
bestek aan de heeren Vlaming en Rogge
veen, als de meest bevoegden, ter inzage
gegeven, en de beslissing in de toen
volgende openbare vergad. voorgelegd.
De heer Roggeveen houdt vol, dat B.
en W. aan den raad hadden moeten vra
gen aan welke firma's de inschrijving
moest worden opgedragen.
Voorz. vraagt: Wie of beter zou we
ten, welke firma's om inschrijving moesten
worden gevraagd, de raad of v. d. Steur?
De heer v. d. Maaien geeft den heer
v. d. Steur gelijk, dat hij den brief aan
den raad heeft geschreven. Spr. had in
zijn geval nog krasser geschreven. De
schuld ligt niet aan v. d. Steur maar
aan B. en W.; doch Spr. wil niet dat
v. d. Steur ter onrechte beschuldigd wordt
van iets wat hem in zijn carrière later zou
kunnen schaden, wat hem in discrediet
brengt.
Voorz. verwijt den heer v. d. Maaten
dat hij maar steeds afgeeft op B. en W.
en vraagt van hem bewijs, dat B. en W.
buiten hunne bevoegdheid zouden zijn
gegaan. Voorz. beroept zich op de no
tulen.
De heer v. d. Maaten beweert, dat voorz
alleen dat gedeelte voorleest wat in zijn
voordeel is. In die geheime zitting is
hoogstens besloten de inschrijving te vra
gen van eenige personen. Doch in eene
geheime zitting mag niet over de dub
beltjes beslist worden.
Voorz. zegt dat ook niet te beweren.
Alleen is machtiging verleend tot het
uitnoodigen van eenige firma's tot in
schrijving. Dat is nog geen gunning.
De heer Vlaming beweert dat, daar
waar de heer v. d. Maaien zegt, dat hij
den lieer v. d. Steur niet wenscht beschul
digd te zion, dit ook zijn wensch is.
De Voorz., do heer 5. Bermanten
zeerste verbaasd over de houding van
het raadslid Vlaming, herinnert hem er
aan, hoe hij, Vlamingin de vorige ver
gad. met facturen was komen aandragen
om te bewijzen dat er geen stijging was
van den loodprijs, daardoor bewijs ge
vende dat hij de verklaringen van de
inschrijvers en van den heer v. d. Steur
niet vertrouwde,' en toen Voorz. hem
vroeg of de heer v. d. Steur dan
een leugenaar was, toen heeft U, Vlaming
niet gezegd neen, maar u heeft u op
uw factuur beroepen en daardoor v.
d. Steur tot leugenaar ge
maakt.
Nu blijkt uit uw factuur dat u vroe
ger voor uw lood te veel betaald heeft
en dat u zich eerst beter op de hoogte
had moeten stellen.
Het debat wordt nu ongeregeld en
rumoerig. Verschillende raadsleden
zijn te gelijk met den heer Vlaming aan
het woord, de hamer des voorzitters
beukt geweldig de tafel... eindelijk wint
de voorz. het en wordt besloten over te
gaan in comité.
Na heropening der vergadering stelt
de heer Üoogschagen voor, de inschrijvin
gen voor kennisgeving aan te nemen
en bij publieke inschrijving de aanbe
steding te houden.
De heer C. Asjes is het hier niet me
de eens. Met genoegen ondersteunt Spr.
het voorstel van B. en W. en acht zich
verplicht, zijn ingenomenheid met den
heer v. d. Steur te getuigen. Spr. ver
klaart ronduit, berouw er over te
gevoelen, in de laatste vergad. zijn stem
gegeven te hebben aan het voorstel der
heeren Vlaming en Roggeveen. Maar
de zaak was toen ook zoo onvoorbereid
en Spr. had ook niet den tijd gehad, er
over na te denken. Spr. getuigt, dat
wat er met den heer Vlaming in de vo
rige vergad. is gebeurd, voor den heer
v. d. Steur een slag in het aangezicht is
geweest. Spr. verklaart, zich beslist aan
te sluiten bij het voorstel van B. en W.
De heer v. d. Maaten zal nu beslist
tegen do openbare aanbesteding stemmen,
want na het schrijven van den heer v.
d. Steur acht spr. het nu voor de ge
meente zelfs gevaarlijk. De gemeente is
nu wel gedwongen, dit werk te gunnen
aan den man, dien door den heer v. d.
Steur wordt aangewezen.
Do heer üoogschagen meent dat de in
schrijvingen allen vervallen zijn. De 29
Mei is verstreken. Spr. wil verschillende
firma's uitnoodigen.
Voorz. merkt op dat als de laagste
der inschrijvers nog zijn aanbieding ge
stand wil doen, zulks voor de gemeente
hetzelfde is.
De heer W. Roggeveen blijft voor open
bare aanbesteding. Spr. betreurt het,
dat de heer v. d Steur schreef, het niet
te kunnen controleerendoch Spr. ge
looft dat er nog wel meer vertrouwbare
personen zijn, die bij publieke inschrij
ving wel zijn te vertrouwen.
De heer Bijpost gaat met den heer
v. d. Maaten mede. Spr. meent, dat als
men er geen verstand van heeft, men er
dan ook niet over mag oordeelen. Spr. stelt
met B. en W. volkomen vertrouwen in
den heer v. d. Steur en legt er den na
druk op, dat er geen enkel bewijs is,
zelts geen schijn van bewijs, dat hij ons
vertrouwen niet verdient.
De heer üoogschagen verlangt, dat eerst
gestemd zal worden of er openbare aan
besteding zal zijn of niet. Met 4 tegen
7 stemmen wordt het vooistel van den
heer üoogschagen, om de aanbesteding
openbaar te houden, verworpen. Voor
stemden de heeren Stammes, üoogscha
gen, Roggeveen en Vlaming. De anderen
tegen.
Hierna wordt het voorstel van B. en
W., om het werk der lood- en leibeklee
ding, conform schrijven van den heer
v. d. Steur, te gunnen aan de firma
Braat, aangenomen met 8 tegen 3
stemmen. Tegen stemden de heeren
üoogschagen, Roggeveen en Vlaming.
Bij de nu volgende rondvraag, vraagt
de heer v. d. Maaten, hoe het staat met
het verband van aannemer tot gemeen
te. Spr. vraagt dit met het oog op de
verzakking van den grond achter de
Kerk.
Voorz. deelt mede dat door de "Wed.
Brugeman bij exploit van den heer
v. d. Maaten, de gemeente verantwoorde
lijk wordt gesteld voor de gevolgen der
verzakking en van het heien. Die wedu
we beweert, dat tengevolge van den kerk
bouw scheuren zijn veroorzaakt in de
muren van haar gebouw.
Voorz. meent dat dit exploit niet bij
de gemeente behoort, maar bij den aan
nemer. Volgens inlichtingen van den
gemeente-opzichter kan Voorz. nog me-
dedeelen, dat die scheuren in het huis
der Wed. Brugeman niet ontstaan zijn
tengevolge van den kerkbouw. Wel
zijn ze wat wijder gewordendoch ver-
dere schado is niet denkbaar.
De heer Vlaming gelooft niet. dat het
huis zal instorten; doch voorziet bij re
genachtig weer, verdere grondverschui
ving en neerstorting, waarbij bijv. dan
bij de Wed. Brugeman de glazen zou
den kunnen worden ingeworpen.
De heer v. d Maaten vraagt of nu
nog niet het geschikte tijdstip is aan
gebroken om door een contract met den
aannemer, onder verantwoordelijkheid
van diens borgen, de gemeente te vrij
waren voor eventueele schade. En