Aliciesi lïiens- AMtit-1 Laitluillafl 11 Donderdag 18 Juni 189S Buitengewone 40ste Jaargang No. 3107. te Zijp BIJVOEGSEL. Verslag der gehouden op Maandag 15 Juni jl. des morgens half 10 ure. CHACER COURANT. Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Z a t e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Uitgever: J. WINKEL Bureau: SCIÏASffiiï, JLaau, 19 4. Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. A DVERTENTIEN van I tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Afwezig de heeren de Wit en Vrijburg de eerste met kennisgeving. De voorzitter opent de vergadering en verzoekt de secretaris de notulen te lezen, welke na lezing worden goedge keurd. \oorzitter doet daarna mededeeling, dat het makea van het scheidingshek aan de school bij 't Zand voor f 75.is aan genomen, hetgeen f 10 beneden de be grooting is. Vervolgens neemt de voorzitter het woord en zegt, dal de heeren wel verwon derd zullen zijn, dat B. en W. vandaag eeBe vergadering hebben uitgeschreven, maar er was een schrijven van de regen ten van het Weeshuis, gericht aan den raad der gemeente, bij B, en W. ingeko men en hoewel B. en W. meenden, dat dezen brief bij den raad niet aan het rech te kantoor was, heeft voorzitter om den schijn niet op zich te Jaden, alsof hij de zaken van_ het "Weeshuis tegen hield, deze ver gadering belegd en verzoekt de Secreta ris dit schrijven voor te lezen: waaruit ons in hoofdzaak bleek, dat door heersn regenten was aangevraagd geworden bij Ged. Staten om een leuning te mogen aan gaan van f 5000.hetgeen door dat col- legie was goedgevonden, nu was het H.H. regenten gebleken dat die som te weinig was en nu vragen zij deu raad bare goed- kenring er aan te hechten dat een kapitaal op het grootboek staande, groot f 6200. door hen mocht worden afgeschreven. Voorzitter deelt hierna mede dat B. en W. na ontvangst dtzes, een brief aan heeren regenten hadden geschreven, waarin zij mededeelden, dat deze brief niet bij den raad, maar bij Ged. Staten thuis behoorde. Daarop was door B. en W. een tweede schrijven van heeren regenten ontvangen, waarin zij mededeelden, dat het hen ook was gebleken, dat dit adres bij Ged. Staten thuis behoorde, maar dat zij om aan art. 19 van de armenwet te voldoen, hierbij den raad een suppletoire begrooting aanboden. Luidende Ontvangsten Assurantiegelden f 9978.72. "Verkoop ruïue f 401. Afschrijving kapitaal grootb. f 6200. totaal f 16579.72. Uitgaven Bouw boerderij f 6625. Nieuw Weeshuis f 8524. "Verplaatsing Boet f 450. Bestek en toezicht f 650. Egaliseeren, beplanting terrein f 300. Buitengewone uitgaven f 30.72. totaal f 16579.72 Hierbij was door heeren regenten een memorie van toelichting gevoegd. Hierna vraagt de heer Feisser het woord en zegt het volgende Mijnheer de "Voorzitter! Eenigen tijd ge leden, toen ook de Weeshuisqusestie door ons werd besproken, werd als uitgemaakt geacht, dat H. H. Regenten ongeveer alles en de leden van den ftaad ODgeveer niets in zake den bouw van het Weeshuis te zeggen hebben. Op gezag van meer be voegden legde ik mij evenwel min of meer wrevelig bij die beslissing neer. Door toevallige omstandigheden heb ik echter in den hafsten tijd eenige studie van de weeshuiszaken moeten maken. De heer Bossendie vroeger H. H. Re genten met raad en daad bijstond, meen de, om redenen, die hier niet behoeven te worden genoemd, het weeshuis-werk te moeten staken, waardoor de Regenten vooral in de tegenwoordige belangrijke omstandigheden natuurlijk in eenige ongelegenheid worden gebracht. Zij besloten toen het advies van een rechts kundige te vragen en verder de hulp in te roepen van den heer Vrijburg en mij. Aangezien het advies van dien rechts kundige, dat reeds was ingewonnen toen ODZ6 raad en hulp werd gevraagd, ons wat duister voorkwam, besloot ik zelf ook een bezoek aan dien rechtsgeleerde te bren gen en de weeshuiszaak eens ampel met hem te bespreken. Als mijne overtuiging nam ik toen mede, dat het wenschelijk is, dat de geheele ge schiedenis van het Weeshuis eens uit de notulen van vroegere jaren worde nage gaan, opdat de leden van den Raad tegen den tijd, dat het contract tusschen de ge meente en den Polder moet worden ver nieuwd, een helderder inzicht in deze zaak Hunnen hebben en dat er dan een bcsloit kan worden genomen door het Collegie van Hoofdingelanden en den Ge meenteraad gezamenlijk, waarbij de rechten en plichten yan de Gemeente, van den Polder en van H. H. Regenten duidelijk worden uiteengezet. Gelukkig hebben we voor dit werk geen rechtsgeleerden noo- dig, omdat we in ons midden twee per sonen hebben, die daarvoor als aangewe zen zijn. Ik heb het oog natuurlijk op den Secretaris onzer gemeente en den Secretaris yan den Polder Zijpe, die beiden bij ons allen bekend zijn als bekwame door tastende urannen en onder wier berusting juist datgene is, wat men voor een onder zoek als dit zoozeer behoeft bet archief van de Gemeente en van den Polder. TVanneer genoemde Heeren af en toe eens in dat archief gaan snuffelen en daarvan asnteekeningen maken, tdan zal het hun Diet moeilijk vallen om over een paar jaren daarvan een beredeneerd verslag aan den Raad uit te brengen, waarmede zij, naar mijne meerling, ons een zeer grooten dienst zouden bewijzen in 't belang van de gemeente Zijpe, waarin wij allen dienst baar zijn. Zooals ik hierboven reeds aanvoerde heb ik in den laatsten tijd wat meer studie van de weeshuiszaken gemaakt. Door die studie kwam ik ook in kennis met art 19 der armenwet, hetwelk luidt„Onvermin derd de bepaling van art. 148 der wet „van 29 Juni 185 (Stbl. 85) zijn de be- groolingea en rekeningen van ont vangsten en uitgaven der gemeenteinstel lingen onder litt. a. er. der instellin- „a onder litt. d. van art. 2 vermeld, „onderworpen aan de goedkeuring van den „gemeenteraad. Indien de gemeenteraad „de gevraagde goedkeuring weigert, kan „hel bestHur der betrokken instelling de „beslissing van Ged. Staten vragen.' We weten allen zeer goed, dat de ge meente geene uitgaven mag doen voor zaketi, waarvoor geene gelden op de be- grooting zijn uitgetrokken. Komt het Ge meentebestuur ia die noodzakelijkheid, Spr. steeds gemeend had, dat de tijd om de begrooting in te dienen nog niet was gekomen, dat er eerst aanbesteding moest zijn, dan goedkeuring van Ged. Staten en dan bet indienen van de begrooting bij den raad volgde. Voorzitter noemt het indienen dezer be grooting zeer ontijdig; de raad mag de be slissing van Ged. Staten niet vooruitloopen; als er op deze Legrooting gestaan had de po9t van f 5000.die door Ged. Sta ten was goedgekeurd, dan had het in orde geweest, maar over deze begrooting waarop eene nieuwe post van f 6000 voorkomt mag men volstrekt niet beslissen, maar eerst afwachten wat Ged. Staten daarom trent zullen beslissen. De heer Feisser schijnt dit met voor zitter niet eens te zijn en haalt een voor beeld aan van een te bouwen nieuw raad huis of iets derlijks, dan keurt de ge meenteraad toch ook eerst de begrooting goed. Voorzitter noemt dat is een zaak die dit een ander geval, de gemeente geheel v »S alleen aangaat. Men gaat eerst een geld leeniug aanvragen en nu weer de afschrij ving van een kapitaal op grootboek. Spr. betoogt nogmaals in het breede, dat de beslissing van Ged. Staten zal moeten worden afgewacht. Spr. zegt dat een be grooting met de bewuste f 5000.er op, goedgekeurd zou kunnen worden. De heer Feisser beweert, dat de inkomsten en uitgaven dan niet zouden sluiten. Voorzitter zegt er zoo eigenhandig die f 1400 maar niet te kunnen bij zetten. De heer Feisser zegt dat men kou mede- deelen dat het de rsad goed is. De Voorzitter is van meening dat zulks niet geeft. De heer Nobel vraagt vervolgens het woord en zegtdat het met eenige schroom is dat spr. het woord vraagt. Spr. zou zoo graag de zaak van het weeshuis bespoedigd willen zien, maar hij moet, hoewel het hem leed doet, zich aan de zijde van den voor zitter scharen. Ged. Staten zullen eerst die nen te beslisseD, of die post op deze begroo ting zal mogen voorkomen of niet Maar vervolgt spr. zou het niet mogelijk zijn, dat heeren regenten naar Haarlem gingen met de verzekering, dat de raad het goed vindt, en dat als Ged. Staten het goed keuren men op de goedkeuring van den rsad kan rekenen. Voorzitter wijst er op, dat B. en W. door Ged. Staten om advies worden ge vraagd en dat Ged. Staten naar dat ad vies en niet naar dat van den raad oor- deelen- De heer Feisser ziet niet gaarne, dat de rechten van den raad worden verkort, in vete kleine dingen zegt Spr. heeft de raad wat te zeggen en in zaken van belaDg niet. Spr. pleit er sterk voor, dat de rechten van den raad Diet verkort worden. Voorzitter wijst nogmaals er op, dal deze begrooting door den raad niet mag worden goedgekeurd, voor aleer Ged. uiccutcucBiuur lil uie nOOUZ^KCllJKllclClj uj dan maakt het eene suppletoire begroo- Staten hunne goedkeuring hebben gehecht fvrvr» kn.lni» 4„t. ~fLl_:: aan de afsrhrlivincr «an dat ksmitaa] van i r ting of een besluit tot af— en overschrij ving bij den raad aanhangig. Die zelfde plichten rusten ook op de Regenten van het weeshuis. Dat de indiening van die suppletoire begrooting niet eerder is ingediend, is mijns inziens te bejammeren, doch ik meen, dat we H.H. Regenten hierover niet hard kunnen vallen, omdat zij zich steeds ten volle toevertrouwden aan den heer Bossen, die dan ook wel zorgde, dat de Regenten niet in ongelegenheid raakten. Evenwel leert mij dit arlikel 19 thans duidelijk, dat wij, leden van den Raad,wel degelijk wat over den bouw van het Weeshuis te zeggen heb ben en het verheugt me, dat ik de Regenten bereid vond, alsnog eene suppletoire be grooting bij den Raad in te dienen, waar over we in deze vergadering onze mee ning kunnen zeggen. 't Spreekt wel van zelf, dat nu die begrooting in overleg met den heer Vrij burg en mij is opgemaakt de verdedi ging der posten ook van onze zijde moet komen en oqj de rollen te keeren de oppositie misschien van de zijde des ge- meentebestuurs. Over de hoofdzaak zullen we het echter allen wel eens zijn, name lijk dat het onze plicht is, al datgene te doen, wat bevorderlijk is aan een spoedig begin van den bouw van het weeshuis. „Ik heb gezegd.' De heer Bossen zegt, na hiertoe van den aan de afschrijving aan dat kapitaal van het grootboek. De heer Feisser zou de begrooting met voorbehoud van dat punt willen goed keuren. De heer Nobel vindt dat gevaarlijk. Stel eens voor, dat Ged. Staten die afschrijving niet goedkeuren en dat heeren Regenten moeten leenen en de raad dat niet goed keurt. Dan, zegt Voorzitter, gaan heeren Re genten naar de Ged. Staten en die zullen dan hun eigen werk wel goedkeuren. Of, zegt de heer NobelGed. Staten zullen zich met het advies van den raad vereenigen. De Voorzitter beweert vervolgens, dat het heeren Regenten haar eigen schuld is, dat de bouw van het weeshuis zoo ver traagd, het is reeds 3 weken geleden, dat de aanbesteding heeft plaats gebad, als men toen den volgenden dag naar Ged. Staten een brief gezonden had, om de aan besteding te doen goedkeuren, dan hadden zij nu al aan het bouwen geweest. Spr. vindt, dat zij met de geldkwestie maar tot later hadden moeten wachtenzij weten niet eens, of zij met de f 5000.niet toe kunnen wanneer met het batig saldo van het vorig jaar, hier en daar nog iets bezuinigd, had men wellicht met die f 5000.toe gekend. Men heeft evenwel eene geldleening aangevraagd en toen de toestemming daarvoor is gekomen, heeft men dadelijk weer wat anders gevraagd, «VQ», UW I vactm.iij IV iuvi "ai itt)UCI3 gCVTH voorzitter verlof gekregen hebbende, dat dat wellicht door Ged. Staten niet zal worden goedgekeurd. De heer Feisser meent, dat men daar over heer-n regenten niet te hard soag vallen. Daar is een incident geweest. B. en W. zijn niet op de aanbesteding geweest, maar zoo dit wel was geschied, dan was door den burgemeester of den heerBossen een dergelijk'/ raad gegeven en had men de hulp van een rechtsgeleerde niet ingeroepen, waardoor zooals men weet, ds zaak gewoonlijk op de lange baan komt. De heer Vrijburg en Spr. hebben deze zaak zooveel mogelijk bespoedigd. De Voorzitter zegt, dat hij altijd nog voor een ieder is te spreken geweest, ous dat, als men zijn raad noodig had gehad, men weet waar hij te vinden is, maar er is niemand bij Spr. geweest ot die naar Spr. heeft omgekeken. Da heer Feisser geeft Voorzitter ten volle gelijk, Spr. weet dat de burgemees ter een ieder ter wille is. Voorzitter beweert verder, dat heeren regenten nu ook zelf maar de wraDge vruchten moeten plukken van hunne han delwijze, zij vragen telkens wat andeis, dan het een, dan het ander. De heer Feisser zegt, dat het adres, dat nu naar Ged. Staten gaat een drieledig doel heeft. Ie. Om de aanneming van het Weeshuis goed te keuren2e. in plaats van de leening, dé afschrijving van het grootboek3e. de verplaatsing van de boet. Als men, zooals verzocht zal worden, over punt 1 Woensdag a.s. da delijk beslist,morgen zal het adres worden verzonden, dan zal men toch spoedig zullen kunnen beginnen te bouwen. De heer Nobel heeft dat door den heer Feisser ter sprake gebrachte incident ten zeerste betreurd en hoe humaan en wel willend de heer Hulst ook zijn mag, heeft Spr. het niet goed kunnen keuren, dat de burgemeester niet op de aanbesteding tegenwoordig was, daardoor had volgens Spr. veel kunnen worden voorkomen. Voorzitter zegt hierop dat de burge meester van de Zijpe Diet van plan is de lui achterna te loopen. Voorzitter heeft medegedeeld aan heeren regenten dat bij de aanbesteding gaarne op het Raadhnis zou hebben, maar men gaf de voorkeur aan de eene of andere herberg en op dien dag had Spr. zijn dag hoog noodig, om werk zaamheden hem door den commissaris der koningin opgedragen te verrichten en Spr. oordeelde het beter dat te doen dan naar een vergadering te gaan, waar hij niets te zeggen had en zoo, vervolgt Spr. „of u, mijnheer Nobel 't nu nog leelijk vindt of niet, dat moet u weten." De heer Nobel beweert, dat men dat heeren regenten niet zoo ten kwade kon duiden, daar er reeds besloten was de aan besteding ergens anders te houden. Dan, zoo zegt voorzitter, hadden zij mij daarvan beleefd kunnen kennisgeven. De heer Feisser gelooft dat men hier geheel te doen heeft met persoonlijke kwesties. Voorzitter acht het beter tot de zaak zelve terug te keeren en advisseert de be grooting niet goed te keuren. De heer Nobel vraagt nogmaals, of er geen middel is om de zaak te bespoedi gen. Voorzitter zegt, dat dit middel reeds door hem is aangegeven. De heer Feisser wil den post van uit gaaf goedkeuren. De heer Nobel meent, dat het hem juist in de inkomsten zit. Voorzitter wijst er nogmaals op, dat B. en W. Ged. Staten van advies dienen. De heer Feisser vraagt, als B. en W. nu reeds hun advies afzonden dan zou dat een geruimen tijd uitwinnen. B. en W. kunnen nu aan de Ged. St. schrijven hoe zij over de gunning van het werk denken. Voorzitter wil dat ook heel gaarne, maar niet meer dan over de gunning. De heer Nobel gevoelt zich gedroDgen den voorzitter dank te betuigen voor het spoedig beleggen van deze vergadering en betuigt ook den heer Feisser zijn dank voor het uitvoerig uitgebracht advies. Vervolgens wordt op voorstel van B. W. de ingekomen stukken van hee ren regenten voor kennisgeving aangeno men. Is nu aan de orde de benoeming van een onderwijzeres aan 't Zand, hetwelk voor zitter, hoewel B. W. daartoe machti ging hadden, gaarne is deze zitting nog zag geschieden. Voordracht bestond uit de dames 1. Grietje van Dijk Sneek. 2. Irjntje Briefjes Winkel. 3. Gornelia Elfrink Alkmaar. Met algemeene stemmen werd mejuf frouw Grietje van Dijk tot onderwijzeres aan 't Zand benoemd. Volgt de algemeene rondvraag. De heer Feisser wil hoewel de heer Nobel zulks reeds heeft gedaan, zijn dank betuigen aan den voorzitter. Spr. hoopt niet, dat het hem kwalijk genomen is ge worden, dat hij in zijn rapport van het wees huis, het incident heeft ter sprake gebracht. Men hoort het publiek erover spreken en nu heeft dat publiek ook het recht om van beide zijden daaromtrent de meenin- geu te hooren, te meer daar dit in onze raad geschied op den goeden toon. Ver volgens verzocht Spr. dat zoo de beslis sing gevallen is, de stukken aan de regen ten worden teruggezonden om die te wij zigen. Hierna wordt de vergadeiing gesloten. Snelpersdruk van J. Winkel te Schagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 5