Yallenfle Sierren. Zondag 21 Juni 1896. Vak-opleiding. 40ste Jaargang ETo. 3108. fe l f 'i TWEEDE BLAD. FElilLLETO N. Geinengd Nieuw FLOKJL 1 A 1 |i ei *1 1 ll f-; j Rapport Kanaal, zie pag. 4 van dit Bijblad. s. O n® O i HA Er is eene nuttigo vereeniging ont staan, eene vereeniging, waarvan op so ciaal gebied veel goeds te verwachten is en waarvan ieder lid kan zijn, zonder onderscheid. Vakopleiding, betere vakopleiding, de best mogelijke vak opleiding toch acht ieder noodig. En zoo er verschil is over de beste wijze, waarop het doel te bereiken is, dan on derscheidt deze vereeniging zich daarin van vele andere, dat zij alle wegen, die naar Rome voeren, wil, en in verband met wat zij beoogt, ook kan bewandelen. Bij vakopleiding denkt men in den regel allereerst aan ambachtsscholen, of meer in het algemeen aan vakscholen. Wij achten dit uitnemende inrichtingen; door een goeden staf van leeraren, door doelmatige inrichting van lokalen en be- noodigdheden, door een ruime en doel treffende keus van leermiddelen kan men daar bij ijver en goeden wil der leer lingen het onderwijs tot een zeer hoog peil opvoeren. Sommiger bezwaar, dat de opleiding niet practisch genoeg zou zijn, wordt door de ervaring op den duur althans niet bevestigd. Het is wel mogelijk, dat men in den aanvang, ook hier moest men eerst den goeden weg zoeken, -• niet genoeg het oog had op de toekomstige bestem ming der jongelui; maar dat is dan nu een volkomen overwonnen standpunten de jongelui, die een cursus van een vak school afgeloopen hebben, vinden in het practische leven gemakkelijk eene goede plaatsing. Bij al haar voortreffelijkheid hebben die inrichtingen echter een groot be zwaar dit n.1., dat men ze niet overal kan hebben en dat ze niet voor alle vakken mogelijk zijn. De Vereeniging neemt daarom ook te recht ook het leerlingwezen in haar werk plan op. Wij hebben ons daarover reeds zoo dikwijls uitgelaten, dat wij de doel matigheid ervan niet weer behoeven in het licht te stellen. De Vereeniging wil echter naast of liever tusschen vak scholen en opleiding in de werkplaats nog iets ambachts-avondscholen. Wat daarmee bedoeld wordt, schijnt ons toe, veel overeenkomst te hebben met voor treffelijke instellingen, die vroeger in ve Roman van Bobert Byr. EERSTE BOEK. 3. Er was daar juist sprake van het gewich tigste," nam ditmaal weder dr. Schmitz met zijn bijtend sarcasme het woord. Jij, een ingenieur, en je wilt me daar hot gebouw van je toekomst oprichten op ten terrein dat je vooruit niet onderzocht hebt"l Hij lachte, dat het glas hetwelk hij naar zijn mond brengen wilde, hem bijna uit de handen viel. Jij hebt critiek uitgeoefend ik kan mij dat zoo voorstellen ons hertogelijk hoftheater georitiseerd, dat is onvergeeflijk 1 Onze eer ste heldin en salondame, onze ster 1 Mensch! Weet jij dan niet wie zij is „Wanneer gij de alom bekende betrekkin gen bedoelt „Ook mede. Gij critiseerdet de gravin Or- sina, hetgeen reeds onvergeeflijk is, en reeds daarvoor, dat gij de dame, welke on ze kunstminnende vorst onder zijne persoon lijke hoede neemt, niet de bewondering geeft die haar toekomt, hebt gij de ongenade van uw chef verdiend; maar dat gij het waagt, baar, zijn zuster, te beleedigen, dat is het onvergeeflijkst." „Hoe? is dat zijn zusier? Holman's zus ter vroeg Reinar verstomd. „Zijn stiefzuster uit de tweede eehtveree- niging zijner moeder met den tooneelspeler Jeniscb. Zich op deze verwantschap te be roemen, heeft hij tot dusverre onnoodig ge vonden; maar nu dat lieve zustertje tot een goudvlindertje zich ontpopt heeft, nu is dat wat anders. Maar zeg, hoe kondet gij dat niet weten?" „Hoe zon ik het hebben moeten weten Se dert jaren ben ik nitlandig en in bet geheel niet meer dan een paar dagen hier geweest. Zijn dan van nit alle oorden der wereld de oogen op dit nest gericht Wat bekommert men zich daarbuiten om een Hollmann, om een Jeniscb, ja zelfs om een prins Eduard Ah, ha,nu is het mij alles duidelijk 1 Ik begrijp het l« „Drink, vriend 1 Dat doet je dan samen hang der diogen herinneren 1" Met eene beweging van tegenzin weiger, de Reimar bescheid te doen. Hij liet het hoofd op de borst zakken. „Waarachtig, ik heb veel lost om naar Japan te trekken," le plaatsen van ons land bestonden en wellicht nog bestaan, ten deele echter door den allles-gelijkmakenden geest, die ons onderwijs vele jaren boheerschte, verdwenen, ten deelo ook in bur geravondscholen zijn opgelost. Zij zijn veelal door departementen der Maatschap pij tot Nut van 't Algemeen opgericht en heetten teekenscholen. Maar behal ve teekenen (bouwkundig- en handtee- kenen) werd er gewoonlijk ook schilde ren, boetseeren, beeldhouwen geleerd. En bovendien was aan zoo'n teekenschool veelal een rekenles verbonden. Het re- nenen, dat daar onderwezen werd, sloot zich bij het op school genoten onderwijs aan en was bepaald op de practische toe passing in verschillende vakkon gericht. Tegenwoordig zou men aan zulke in richtingen ook eenig practiscli onderwijs in de beginselen der natuurkunde geven, voor sommigen wellicht er wat waren kennis, of laat ons liever zeggen, mate riaal-kennis bijvoegen. Maar hoe dit zijn moge, inrichtingen in dien geest zullen, waar burgeravondscholen niet mogelijk zijn, zeer groote diensten kunnen be wijzen, zij zjn de theoretische aanvulling van het practisch onderwjs, dat de leer ling in de werkplaats ontvangtzj zjn ook nuttig en noodig voor lien, die op de tegenwoordig gebruikelijke manier op „een winkel" gaan om „een ambacht te leeren". Wij kennen de vruchten van zulke teekenscholen van zeer nabj en zullen ons verheugen, als zj naast een goed leerlingstelsel algemeen worden in ons vaderland, niet ter vervanging van vakscholen of burgerdagscholen maar ter aanvulling eener ernstige leemte, over al waar die inrichtingen niet bestaan. 4c Bljkt uit het hiervoor gezegde, dat voor de "Vereeniging een ruim veld ter bearbeiding openstaat, er is aan de zaak eene andere zjde, die niet zoo dadeljk in het oog valt en die de samenwerking met deze vereeniging buitengewoon aau- trekkeljk maakt. De taak die zj zich stelt, is verheven, het arbeidsveld is uitgestrekt, maar hier is verdeeling van arbeid tot in het oneindige mogelijk; en ieder onderdeel van den arbeid helpt niet alleen het groote doel te bereiken, maar schenkt ook op zichzelf voldoening, omdat het op zichzelf nut doet. Als men een steentje mee mag aan dragen voor een groot gebouw, dan ja heeft men de voldoening ook mede arbeider te zjn aan den bouw. Maar het is toch niet mogeljk zijn eigen steentje weerom te vinden en als men het al kan, dan is het nog maar een deel van het geheelmaar hier kan elke arbeid,hoewel een deel van het geheel, ook zelf een zichtbare en een vruchtbare daad zjjn.Waar een school noodig is, richte er, plaatseljk, eene op, en terwijl men zoo hetgeen de Vereeniging wil, bevor dert, sticht men tevens eene nuttige in stelling in eigen midden. Maar dit gaat nog veel verdermet eiken leerling, wien men eene goede opleiding bezorgt, doet men eene goede daadgoed voor den leerling zelf, maar nuttig ook voor de groote zaak. Eén zoo'n leerling Die ééne leerling is voor zich dan toch eon goed werkman gewordenEn daarover denke men niet gering Doch daarbj hljft hel niet. leder al dus heter gevormd werkman heeft in vloed tot verheffing van het peil van het vak, dat hj uitoefent- Langs allerlei wegen. Do klant, die vandaag een goed stuk werk ontvangt, zal morgen licht met een minder goed niet tevreden zjn. De baas, die van Jan goed werk krjgt, zal van Piet eischen dat h j het ook zoo doe. De eischen worden onwillekeurig hooger. Van den anderen kant werkt het voorbeeld van den goedgevormden werkman op zjne kameraden, die met, en vooral op de jongeren, die onder hem werken, en natuurljk in sterke mate op hen, die van hem leeren moeten. Daarombehoeft hier ook niemand op een ander te wachten. Wj bevelen met al de kracht die in ons is, de toe treding tot deze vereeniging aan, omdat aaneensluiting de kracht verhoogt, omdat waar men op regeeringsmaatregelen heeft aan te dringen, eene groote vereeniging meer vermag dan een enkel persoon, en eindeljk, omdat stelselmatige bear beiding van het geheele veld, ook in de ze meer vrucht belooft, dan op zichzelf staande pogingen van verschillende per sonen zonder vast plan of bepaald om schreven doel. Maar dit neemt niet weg, dat ieder, die gevestigd is op eene plaats waar de Vereeniging niet werken kan, of althans niet werkt, zelf de hand aan den ploeg kan slaan, en dat ieder die ook maar een werkman in staat stelt, goed gewa pend den str jd om het bestaan te str j- den, dien werkman een uitnemenden dienst bewjst, het doel der Vereeniging voor Vakopleiding naar vermogen helpt bevorderen, en, lioe bescheiden dan ook, een stapje doet op een der vele wegen, die tot oplossing der sociale quaestie nog te betreden zjn. „Zool Waarom juist naar Japan? Moet je juist zoo ver weg „Hoe verder hoe beter! Wuar men niets meer hoort en ziet van daze dingen, die zich dan van mijn part ia het beerljke Euro- ropa mogeu ontwikkelsn zooals zj willen." „Het schjnt dat ja allen lust daartoe he den ontnomen is," spotte doctor Schmitz," „anders zou je met Amerika tevreden zijn, waar men ook nog voor de onzen optreden kan. „Wanneer men ten minste volgens het recept van Most optreden wil, of minstens het anker neerleggen veil bij de ridders vair den arbeid. Dank je Wat moet ik in Amerika doon Daar zjn ingenieurs genoeg. Daar gaan wj hoogtens heen om wat te leeren. Ook heeft niemand er mj geroepen. Om naar Japan te gaan, daarvoor heb ik een reden een mijner vrienden is daarhj wil een machinefabriek oprichten. Dat land maakt een ongeloofeljken opgang, schrijft hj mj; daar is voor een werktuigkundige nog iets te verdienen. Ik weet niet, hoe alles bier afloopt; ik doe misschien het beste om het aan te nemen." De advokaat bad het eindje sigaar wegge worpen en peuterde nu in zjn zwarte tan den. Het kwam er bijna als een zucht uit: „Je hebt misschien geljk. Dus naar Japan? Advocaten heeft men daar niet noodigZjn handige joDgens, die hun zaakjes zelf kunnen opknappen." „Wilt gj meegaan Ik dacht, dat gj reeds eene vaste aanstelliug hadt, als op hitser?" „Die moeten er zjn als men het zaakje brandon wil zien," viel dc ander fluks in. „Maar ik zie het reeds, gij gaat ook ouder de vrijwillige burgorljke brandweer en waarom Omdat uw baron Brandolt een klein lesje ontvangen heeft. Ook iets er- gors had hem niet geschaad, dien onden Don Juan en Roskam. Sedert een v jfbonderdtal jaren eischen die luid jes, als hun reehten, privilegiën noemen zij dat, de beste inkom sten van het volk en wanneer zj heden ten dage wat is er?" Da reden, waartoe hj zich gereed maakte te houden, was afgebroken geworden. Men bad do verbiudigsdeur opengeworpen en de kellcrin kwam haastig binnen. „Of de doctor dadeljk komt, opdat men weot, wat men doen moet. Met den trein zjn gendarmen aangekomen.* „Gendarmen Mr. Schmitz sprong zoo snel op, als men geenzius van zjn on gelukkig figuur zou gedsoht hobben. „Ik kom dadeljk dadelijk 1" Schmitz luisterde door het geopende ven Deczaar op de tram. Militaire neigingen zijn bij den keizer aller Russe", ezaar Nikolaas II, nog niet voor den dag gekomen en in het star. Ia het gesprek hadden ssij beiden het fluiten van den trein gehoord. Nu liefzich hot regelmatig getrappel van een kleine aldee- ling hooren, die in het vallend avonddonker den straatweg vanaf het station afkwamen en nu juist de herberg passeerde. „Waarachtig, daar zjn ze. Ditmaal is men drommels vlug bj de hand geweest," riep m?. Schmitz uit, onwillekeurig zjn slem dempende. Een trek van hoon lag er nu om zjn mond. „Nu dat kan hier drommels aardig wor den. Dat brengt beweging in de geschie denis. De lui hier waren nog to vreed zaam, een klein opstootje brengt de reohte warmte. We zullen 't eens met ze probee- ren. Vandaag is er toch niets aan de hand, de heele boel is uit elkander geloopeD; ik zal verzamelen moeten blazen. Gj komt natuurljk niet mede uit wijze voorzich tigheid wellicht." „Neen," antwoordde Reimar beslist, „nit overtuiging. Ik zou u slechts moeten tegen spreken". „En gj verbeeldt u dan nog een der onzen te zjn. Een afvallige beu je, een aristocraat; ik zeg het je. Goaden nacht verder en ik raad je aan, ga naar Japan.1 HOOFDSTUK 3. Op een kleinen afstand van de stad, daar waar het fabriekskanaal in het beekje uit stroomt, en waar dit stroompje over pun tige steenen bj regenachtigo buien een watervalletje vormt, strekt zich ook een smal dal uit. Ia het midden van dit dal ongeveer, door een forscho rotspunt gedra gen, verheft zich een statig gebouw. Ont staan in een t jd, toen de vrijheeren nog hun heerschappj uitstrekten over ganeoh Ber- nau eu ook de baas speelden over hot dorp, dat nu tot esn kleiu stadje was aangegroeid, droeg het geheol en al de sporen van dien roo'tjd. Een slecht onderhouden wog, die vlak onder den burcht langs buigt, voert re gelrecht van de stad. Aan een bocht daarvan, bj eon oud hek, hield Reimar den volgenden dag halt, om eens van het vrjs uitzicht te genieten. Van deze zjde had hij de bestaande ruïne nog niet gezien. De slanke toroD, die zoo sierlijk bovon het hoofdgebouw uitstak, daar nevens het uitgestrekte bosck aan zjn vost klaterde do waterval in het groene dal, en dat alles beschenen door de avondzon, gaf een hearljk beold weer, dat door de heerljke lrissehe lucht nog verhoogd en veraange naamd werd. Zjn oogen genoen bj het aanschouwen van al die lentepracht der natuur, bj al die Russische officierskorps wekt dit kwalijk verholen ontevredenheid. Dat weet czaar Nikolaas zeer goed, en waar hij aan Je eene zijde den korpsgeest onder zijn of ficieren tracht te bevorderen, hetgeen blij ken kan uit het op ziju bevel op groot- schen voet opgerichte Petersburger offi cierscasino, daar tracht hij avn de andere zjde den hoogmoed der heeren gardeuof- ficieren op dikwijls gevoelige wijze te fnui ken. Zoo had zich kort na het overlij den van keizer Alexander een officier van ecu voornaam cavalerieregiment aan de vreeselijke misdaad schuldig gemaakt van de tram gebrtiik te maken, een feit, dat tegen de tradities van het regi ment indruischte. De officier moest niet alleen de scherp ste plagerijen zijner collega's verduren, doch ten slotte vond men ook, dat hij den officiersstand niet meer waardig was, en op de meest ondubbelzinnige wijze ried men hem aan, naar een burgerkleermaker uit te zien. Dit kwam den keizer, die des tijds nog in het Petirsburgsche Aaitsch- kow-paleis resideerde, ter oore, eu op ze keren avond stapte hij met zijn adjudant beide heeren wareD in burgercostuum op de tram nabij dd Anitschkow-brug. Den volgenden dag zoud hij de volgen ds „vraag" aan het betrokken regiment aHiermede deel ik het regiment mede, dat ik gisteravond yan de p ardentram ge bruik heb gemaakt en vraag nu, of ik nog waardig ben, de uniform van het regi ment langer te dragen. Nicoiaas." De geplaagde officier werd nooit weer lastig gevallen. Gevolgen van een mono loog. Een man, met een paard bij zich, komt aan een boom, die rijk met heer lijke kersen versierd is. Hij kijkt rond, ziet niemand, gaat op zijn paard staan en doet zich aan de kersen te goed. Terwijl hij bezig is, zegt hij„'t Zou toch gemeen ziju als er iemand kwam die „vooruit* riep." Het paard hoort dit, gaat opeens aan deu loop, eu de mail valt ziju ribben stuk. Een burgemeester! E n merkwaardige leemte ii het Duit- sche strafwetboek is dezer ebgen aan het licht gekomen en levens een voorbeeld van lichtvaardige benoeming tot een belangrijk ambt. Het betreft den burgemeester van Neustadt in het hertog dom Coburg, Seidal genaamd. Hij is de zoon van een slotemaker en werd zelf in dat vak opgeleid. Na drie jaar gediend te hebben, werd hij bij de politie geplaatst, klom op tot brigadier en later tot burge meester in eenige kleine gemeenten, en werd ten slotte te Neustadt benoemd. Hier beviel het hem na eenigen tijd niet en daarom dong hij naar het burgemeesterschap jonge en nieuwe heeiljjkheidmaar zijne gedachten hadden geen deel aan dat geuot, zij dwaalden af en hieldeu zich met andere dingen bezig. Hardnekkig keerden zij terug naar den vorigen avond, naar het voorval met de familie van den baron en hoofdzakelijk tot dat deel van het gosprok, dat zoo geheel met zijne indrukken strooktle en waarin de beide arbeiders hom onwille keurig veel hadden meegedeeld. Andere beoordeeliugen had hij reeds vau d9 overige bewoners van het stadja gehoord, sooals Reimar zich nu maar al te goed herinnerde. Den ganschen dag bad bij zich reeds daar mede bezig gehouden en aan da uitnoodiging om hem te bezoeken, gedacht. Eerst was hij niet van plan geweest er gehoor aan te ge ven, en trots dat had hij dien dag tcch vroeger vrij genomen dan gewoonljjk. Het was toch niet meer dau gewoon, als bjj nu bij de dames naar hun welzijn ging infor- mecrenwelke reden had hij er voor om onbeleefd tegenover haar te zijn En daar hij nu eenmaal tcch reeds zoo vriendelijk was uitgenoodigd ge norden wat ging hem ook eigenlijk dat kleinzielig geklets aan Zoo had hij dan zijn werkpak uirgetrokken en met een zonderling luid kloppond hart den weg naar Bernhansen ingeslagen, eerst mot haastige schreden, vervolgens waren zij toch langzamer geworden en eindelijk stond bij stil. Niet omdat hij moe gowor- don was, of het hem aan adom ontbrak, maar omdat hij weder was beginnen to wei felen. Hij begon te wankelen in zijn besluit on was er bijna aan toe, don terugweg in te slaan. Daar hoorde bij eensklaps als 't ware een windzucht door het geboomte spelen en een massa witte bloemen cn kelken daalden als vele vlinders op hem nader. Hij wendde zich omwas bij van plaats veranderd, of had een tooferfee hot landschap met haar tooverstaf aangeraakt Alles was als 't ware met nieuwe heerlijkheid overgoten en had oen nog schooner en bekoorlijker aan zien gekregen en daarenboven, stond op den oaden metklimop begroeiden maar oen schoo- rse, door het gouden zonlicht beschenen meisjesgestalte, dat hem een verschijning uit oen sprookje toescheen. „Ik wilde slechts weten, of gij daar in slaap gevallen waart,® kionk hot spottend van boven af. „Hot moot zoo zijn, want ik heb een won- derschoonen droom," antwoordde hij op vroo- lijkon toon, die hem sedert het gespri k mot mr. Schmiiz vreemd geworden was. Zoodra hij nu dadelj;k weer wist te schertsen, in andere steden, o. a, te Dusseldorf Kiel en Danzig. Leelijke zaken kwamen eehter aan 't lickt en twee maanden ge leden werd hij wegens 48 gevallen van poging tot omkooping van ambtenaren, 61 gevallen van valschheden iu de registers van den burgerlijken stand en wegens he ling tot^Yï jiar tuchthuisstraf veroordeeld. Van dit vonnis is hij io hooger beroep ge komen en de zaak is nog hangende. Tevens echter moest, hij terechtstaan wegens een ander misdrijf. Het is nl. aan den dag gekomeD, dat hij bij elk van zijn sollicitaties eeu getuigschrift had gevoegd vol overdreven lof, maar dan ook afkom stig van hem zelf eu vslschelijk ouder- teekend met den naam van een der wet houders in Neustadt. Tevens bleek dat Seidel volkomen ODgoschikt was voor zijn betrekking. Hij kon nauwelijks tweewoor den zonder taalfouten schrijven en gedu rende ziju driejarig burgemeesterschap in Neustadt liet hij dan ook al het werk door zijn klerken verrichten. Ook kwam aan den dag, dat hij reeds wegens dief stal gevangenisstraf had ondergaan. Hoe 'i mogelijk is, dat zulk een man tot burgemeester kon worden benoemd, is een onopgelost raadsel, 't Merkwaardigste is echter, dat het openbaar ministerie vrij spraak moest vragen. En wel omdat art. 348 van het Duilsche strafwetboek straf bedreigt tegen den ambtenaar die ^binnen zijn bevoegdheid" met opzet een valsche verklaring afgeeft. Nu is een ambtenaar niet bevoegd tegenover zich zelf; hij kan omtrent zichzelf geen rechts-geldige ver klaring afgeven. De vervolging, op grond van dat artikel alleen ingesteld, kon dus niet worden volgehouden. En zoo ge schiedde het ookde beschuldigde werd vrijgesproken, ofschoon hij, als de valsche verklaring een ander had gegolden, zeker veroordeeld ware geworden I" Een Duelgeschiedenis. Wie in het Grunewald bij Berlijn van Huudekeble naar Sehildhorn gaat, kan halfweg links eeneu grenssteen zien, die veel heeft van eene reusachtige schildpad. Aan dezen strea is de volgende geschie denis min of meer verbonden. Het was op een voorjaarsmorgen. In hare slaapkamer lag eene joDge, bleeke vrouw, zooeven uit den slaap ontwaakt. „Zoo, beu je daar al weer, Klokje zeide zij vermoeid. „Hop En met een sprong was de kleine hond op het ledikant, om zich door zijne mees teres te laten streelen. „Waar is de baas?" vroeg zij. En nu sprong Blokje weer van het ledikant af, lonk ook het compliment, dat er iu zijne woorden lag, niet als een afgezaagde vleierij. „Een droom Dien moot gij mij eens ver tellen. Wellicht kan ik hem u uitleggen. Dat is zoo een bezigheid voor ouda juf frouwen. Maar niot zoo vanaf een balkon, of, gij moest Eomtijds een guitaar onder uw jas vers'opt hebben, om mi) een serenade te brengen. Kom in de hoogteGjj wil dot immers Daar ons toe, niet waar Ja Vooruit dan. Neen, neen, niet langs dien omweg. Gij most de vesting direct bestor men. Licks om den hosk, daar hebben wij voor verdoolde ridders een gemakkelijke bres gemaakt. Do uitgehongerde bezetting kan niet tegen een langdurige belegering. Voorwaarts marscb, dusi" Hij behoe'de deze aanvuring reeds niet meer. Reimar had op eeDS alle bedenkin gen vergoten en volgde fluks de vriendelij ke aanwijzing. Weinige schreden braebtonhem aaneen bj do straat golegen plaats in den muur, waar de afgebrokkelde steenen een trap vormden, waarvoor geen buitengewone moeite voor noodig was om te beklimmen. Een paar oogenbiikken stond hij voor Hilde, die zich van haar gevaarlijke plaats op een bankje teruggetrokken had, dat geheel on der het groen verscholen was, en dat zon der dat het gezien kon worden, een vrij ge richt over den weg gaf. „Ziet ge, dat is mijn fort," zeide zij tot hem, eer hj nog een woord tot groet had kunnen bezigen. „Daar zit ik als gevan gen burchtjonkvrouw en zie de straat af, ol niet wellicht een avondtuurlijke ridder komt, die mij verlossen kan van den draak der verveling." De toon, waarop zij sprak, deed Reimar eigenaardig aan. Hoe dartel luidden die woorden voor zoo'n korte kennismaking; zij kregen een eigenaardige bedoeling door de manier waarop zij werden nitgebracht. Een manier die hem bj zulk een jong meisje verrastte. Maar was zj dan ook zoo jong, als zj hem gisteravond in de avondschemering en zooeven uit de verte was toegesche nen Doze matte gelaatskleur, die slechts wei nig gekleurde lippen, die door lange wim pers half bedekte oogen, dat rijke noncha lant bj elkander gebonden donker blonde haar, dat in coquette lokjes om voorhoofd eu om de ooren hing, alles ja zelfs hare houding duidde een moede dame van de w»rold aan, die na eon met uitgaan door- gebrachten nacht aan hoofdpjn lijdt en in hare ontstemming niet eens huar toilet ep m

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 5