Yallenfle Sierren.
Zondag 21 Juni 1896.
Vak-opleiding.
40ste Jaargang ETo. 3108.
fe l f 'i
TWEEDE BLAD.
FElilLLETO N.
Geinengd Nieuw
FLOKJL
1
A 1
|i ei
*1 1
ll
f-; j
Rapport Kanaal, zie
pag. 4 van dit Bijblad.
s.
O
n®
O i
HA
Er is eene nuttigo vereeniging ont
staan, eene vereeniging, waarvan op so
ciaal gebied veel goeds te verwachten is
en waarvan ieder lid kan zijn, zonder
onderscheid. Vakopleiding, betere
vakopleiding, de best mogelijke vak
opleiding toch acht ieder noodig. En
zoo er verschil is over de beste wijze,
waarop het doel te bereiken is, dan on
derscheidt deze vereeniging zich daarin
van vele andere, dat zij alle wegen, die
naar Rome voeren, wil, en in verband
met wat zij beoogt, ook kan bewandelen.
Bij vakopleiding denkt men in den
regel allereerst aan ambachtsscholen, of
meer in het algemeen aan vakscholen.
Wij achten dit uitnemende inrichtingen;
door een goeden staf van leeraren, door
doelmatige inrichting van lokalen en be-
noodigdheden, door een ruime en doel
treffende keus van leermiddelen kan men
daar bij ijver en goeden wil der leer
lingen het onderwijs tot een zeer hoog
peil opvoeren.
Sommiger bezwaar, dat de opleiding
niet practisch genoeg zou zijn, wordt door
de ervaring op den duur althans
niet bevestigd.
Het is wel mogelijk, dat men in den
aanvang, ook hier moest men eerst
den goeden weg zoeken, -• niet genoeg
het oog had op de toekomstige bestem
ming der jongelui; maar dat is dan nu een
volkomen overwonnen standpunten de
jongelui, die een cursus van een vak
school afgeloopen hebben, vinden in het
practische leven gemakkelijk eene goede
plaatsing.
Bij al haar voortreffelijkheid hebben
die inrichtingen echter een groot be
zwaar dit n.1., dat men ze niet overal
kan hebben en dat ze niet voor alle
vakken mogelijk zijn.
De Vereeniging neemt daarom ook te
recht ook het leerlingwezen in haar werk
plan op. Wij hebben ons daarover reeds
zoo dikwijls uitgelaten, dat wij de doel
matigheid ervan niet weer behoeven in
het licht te stellen. De Vereeniging
wil echter naast of liever tusschen vak
scholen en opleiding in de werkplaats
nog iets ambachts-avondscholen. Wat
daarmee bedoeld wordt, schijnt ons toe,
veel overeenkomst te hebben met voor
treffelijke instellingen, die vroeger in ve
Roman van Bobert Byr.
EERSTE BOEK. 3.
Er was daar juist sprake van het gewich
tigste," nam ditmaal weder dr. Schmitz met
zijn bijtend sarcasme het woord. Jij, een
ingenieur, en je wilt me daar hot gebouw
van je toekomst oprichten op ten terrein
dat je vooruit niet onderzocht hebt"l Hij
lachte, dat het glas hetwelk hij naar zijn mond
brengen wilde, hem bijna uit de handen viel.
Jij hebt critiek uitgeoefend ik kan mij dat
zoo voorstellen ons hertogelijk hoftheater
georitiseerd, dat is onvergeeflijk 1 Onze eer
ste heldin en salondame, onze ster 1 Mensch!
Weet jij dan niet wie zij is
„Wanneer gij de alom bekende betrekkin
gen bedoelt
„Ook mede. Gij critiseerdet de gravin Or-
sina, hetgeen reeds onvergeeflijk is, en
reeds daarvoor, dat gij de dame, welke on
ze kunstminnende vorst onder zijne persoon
lijke hoede neemt, niet de bewondering geeft
die haar toekomt, hebt gij de ongenade
van uw chef verdiend; maar dat gij het
waagt, baar, zijn zuster, te beleedigen, dat
is het onvergeeflijkst."
„Hoe? is dat zijn zusier? Holman's zus
ter vroeg Reinar verstomd.
„Zijn stiefzuster uit de tweede eehtveree-
niging zijner moeder met den tooneelspeler
Jeniscb. Zich op deze verwantschap te be
roemen, heeft hij tot dusverre onnoodig ge
vonden; maar nu dat lieve zustertje tot een
goudvlindertje zich ontpopt heeft, nu is dat
wat anders. Maar zeg, hoe kondet gij dat
niet weten?"
„Hoe zon ik het hebben moeten weten Se
dert jaren ben ik nitlandig en in bet geheel niet
meer dan een paar dagen hier geweest. Zijn
dan van nit alle oorden der wereld de oogen op
dit nest gericht Wat bekommert men zich
daarbuiten om een Hollmann, om een Jeniscb,
ja zelfs om een prins Eduard Ah, ha,nu is
het mij alles duidelijk 1 Ik begrijp het l«
„Drink, vriend 1 Dat doet je dan samen
hang der diogen herinneren 1"
Met eene beweging van tegenzin weiger,
de Reimar bescheid te doen. Hij liet het hoofd
op de borst zakken.
„Waarachtig, ik heb veel lost om
naar Japan te trekken,"
le plaatsen van ons land bestonden en
wellicht nog bestaan, ten deele echter
door den allles-gelijkmakenden geest,
die ons onderwijs vele jaren boheerschte,
verdwenen, ten deelo ook in bur
geravondscholen zijn opgelost. Zij zijn
veelal door departementen der Maatschap
pij tot Nut van 't Algemeen opgericht
en heetten teekenscholen. Maar behal
ve teekenen (bouwkundig- en handtee-
kenen) werd er gewoonlijk ook schilde
ren, boetseeren, beeldhouwen geleerd.
En bovendien was aan zoo'n teekenschool
veelal een rekenles verbonden. Het re-
nenen, dat daar onderwezen werd, sloot
zich bij het op school genoten onderwijs
aan en was bepaald op de practische toe
passing in verschillende vakkon gericht.
Tegenwoordig zou men aan zulke in
richtingen ook eenig practiscli onderwijs
in de beginselen der natuurkunde geven,
voor sommigen wellicht er wat waren
kennis, of laat ons liever zeggen, mate
riaal-kennis bijvoegen. Maar hoe dit zijn
moge, inrichtingen in dien geest zullen,
waar burgeravondscholen niet mogelijk
zijn, zeer groote diensten kunnen be
wijzen, zij zjn de theoretische aanvulling
van het practisch onderwjs, dat de leer
ling in de werkplaats ontvangtzj zjn
ook nuttig en noodig voor lien, die op
de tegenwoordig gebruikelijke manier op
„een winkel" gaan om „een ambacht
te leeren". Wij kennen de vruchten van
zulke teekenscholen van zeer nabj en
zullen ons verheugen, als zj naast een
goed leerlingstelsel algemeen worden in
ons vaderland, niet ter vervanging van
vakscholen of burgerdagscholen maar ter
aanvulling eener ernstige leemte, over
al waar die inrichtingen niet bestaan.
4c
Bljkt uit het hiervoor gezegde, dat
voor de "Vereeniging een ruim veld ter
bearbeiding openstaat, er is aan de zaak
eene andere zjde, die niet zoo dadeljk
in het oog valt en die de samenwerking
met deze vereeniging buitengewoon aau-
trekkeljk maakt. De taak die zj zich
stelt, is verheven, het arbeidsveld is
uitgestrekt, maar hier is verdeeling
van arbeid tot in het oneindige mogelijk;
en ieder onderdeel van den arbeid helpt
niet alleen het groote doel te bereiken,
maar schenkt ook op zichzelf voldoening,
omdat het op zichzelf nut doet.
Als men een steentje mee mag aan
dragen voor een groot gebouw, dan
ja heeft men de voldoening ook mede
arbeider te zjn aan den bouw. Maar
het is toch niet mogeljk zijn eigen
steentje weerom te vinden en als men
het al kan, dan is het nog maar een
deel van het geheelmaar hier kan
elke arbeid,hoewel een deel van het geheel,
ook zelf een zichtbare en een vruchtbare
daad zjjn.Waar een school noodig is, richte
er, plaatseljk, eene op, en terwijl men
zoo hetgeen de Vereeniging wil, bevor
dert, sticht men tevens eene nuttige in
stelling in eigen midden. Maar dit gaat
nog veel verdermet eiken leerling,
wien men eene goede opleiding bezorgt,
doet men eene goede daadgoed voor
den leerling zelf, maar nuttig ook voor
de groote zaak. Eén zoo'n leerling
Die ééne leerling is voor zich dan
toch eon goed werkman gewordenEn
daarover denke men niet gering
Doch daarbj hljft hel niet. leder al
dus heter gevormd werkman heeft in
vloed tot verheffing van het peil van het
vak, dat hj uitoefent- Langs allerlei
wegen. Do klant, die vandaag een goed
stuk werk ontvangt, zal morgen licht
met een minder goed niet tevreden zjn.
De baas, die van Jan goed werk krjgt,
zal van Piet eischen dat h j het ook zoo
doe. De eischen worden onwillekeurig
hooger. Van den anderen kant werkt
het voorbeeld van den goedgevormden
werkman op zjne kameraden, die met,
en vooral op de jongeren, die onder hem
werken, en natuurljk in sterke mate op
hen, die van hem leeren moeten.
Daarombehoeft hier ook niemand
op een ander te wachten. Wj bevelen
met al de kracht die in ons is, de toe
treding tot deze vereeniging aan, omdat
aaneensluiting de kracht verhoogt, omdat
waar men op regeeringsmaatregelen heeft
aan te dringen, eene groote vereeniging
meer vermag dan een enkel persoon,
en eindeljk, omdat stelselmatige bear
beiding van het geheele veld, ook in de
ze meer vrucht belooft, dan op zichzelf
staande pogingen van verschillende per
sonen zonder vast plan of bepaald om
schreven doel.
Maar dit neemt niet weg, dat ieder,
die gevestigd is op eene plaats waar de
Vereeniging niet werken kan, of althans
niet werkt, zelf de hand aan den ploeg
kan slaan, en dat ieder die ook maar
een werkman in staat stelt, goed gewa
pend den str jd om het bestaan te str j-
den, dien werkman een uitnemenden
dienst bewjst, het doel der Vereeniging
voor Vakopleiding naar vermogen helpt
bevorderen, en, lioe bescheiden dan ook,
een stapje doet op een der vele wegen,
die tot oplossing der sociale quaestie nog
te betreden zjn.
„Zool Waarom juist naar Japan? Moet
je juist zoo ver weg
„Hoe verder hoe beter! Wuar men niets
meer hoort en ziet van daze dingen, die zich
dan van mijn part ia het beerljke Euro-
ropa mogeu ontwikkelsn zooals zj willen."
„Het schjnt dat ja allen lust daartoe he
den ontnomen is," spotte doctor Schmitz,"
„anders zou je met Amerika tevreden zijn,
waar men ook nog voor de onzen optreden
kan.
„Wanneer men ten minste volgens het
recept van Most optreden wil, of minstens
het anker neerleggen veil bij de ridders vair
den arbeid. Dank je Wat moet ik in
Amerika doon Daar zjn ingenieurs genoeg.
Daar gaan wj hoogtens heen om wat te
leeren. Ook heeft niemand er mj geroepen.
Om naar Japan te gaan, daarvoor heb ik een
reden een mijner vrienden is daarhj
wil een machinefabriek oprichten. Dat land
maakt een ongeloofeljken opgang, schrijft hj
mj; daar is voor een werktuigkundige nog
iets te verdienen. Ik weet niet, hoe alles
bier afloopt; ik doe misschien het beste om
het aan te nemen."
De advokaat bad het eindje sigaar wegge
worpen en peuterde nu in zjn zwarte tan
den. Het kwam er bijna als een zucht uit:
„Je hebt misschien geljk. Dus naar
Japan? Advocaten heeft men daar niet
noodigZjn handige joDgens, die hun
zaakjes zelf kunnen opknappen."
„Wilt gj meegaan Ik dacht, dat gj
reeds eene vaste aanstelliug hadt, als op
hitser?"
„Die moeten er zjn als men het zaakje
brandon wil zien," viel dc ander fluks in.
„Maar ik zie het reeds, gij gaat ook ouder
de vrijwillige burgorljke brandweer en
waarom Omdat uw baron Brandolt een
klein lesje ontvangen heeft. Ook iets er-
gors had hem niet geschaad, dien onden Don
Juan en Roskam. Sedert een v jfbonderdtal
jaren eischen die luid jes, als hun reehten,
privilegiën noemen zij dat, de beste inkom
sten van het volk en wanneer zj heden ten
dage wat is er?"
Da reden, waartoe hj zich gereed maakte
te houden, was afgebroken geworden. Men
bad do verbiudigsdeur opengeworpen en de
kellcrin kwam haastig binnen.
„Of de doctor dadeljk komt, opdat men
weot, wat men doen moet. Met den trein
zjn gendarmen aangekomen.*
„Gendarmen Mr. Schmitz sprong
zoo snel op, als men geenzius van zjn on
gelukkig figuur zou gedsoht hobben. „Ik
kom dadeljk dadelijk 1"
Schmitz luisterde door het geopende ven
Deczaar op de tram.
Militaire neigingen zijn bij den keizer
aller Russe", ezaar Nikolaas II, nog
niet voor den dag gekomen en in het
star. Ia het gesprek hadden ssij beiden het
fluiten van den trein gehoord. Nu liefzich
hot regelmatig getrappel van een kleine aldee-
ling hooren, die in het vallend avonddonker
den straatweg vanaf het station afkwamen en
nu juist de herberg passeerde.
„Waarachtig, daar zjn ze. Ditmaal is
men drommels vlug bj de hand geweest,"
riep m?. Schmitz uit, onwillekeurig zjn slem
dempende. Een trek van hoon lag er nu
om zjn mond.
„Nu dat kan hier drommels aardig wor
den. Dat brengt beweging in de geschie
denis. De lui hier waren nog to vreed
zaam, een klein opstootje brengt de reohte
warmte. We zullen 't eens met ze probee-
ren. Vandaag is er toch niets aan de hand,
de heele boel is uit elkander geloopeD; ik
zal verzamelen moeten blazen. Gj komt
natuurljk niet mede uit wijze voorzich
tigheid wellicht."
„Neen," antwoordde Reimar beslist, „nit
overtuiging. Ik zou u slechts moeten tegen
spreken".
„En gj verbeeldt u dan nog een der
onzen te zjn. Een afvallige beu je, een
aristocraat; ik zeg het je. Goaden nacht
verder en ik raad je aan, ga naar Japan.1
HOOFDSTUK 3.
Op een kleinen afstand van de stad, daar
waar het fabriekskanaal in het beekje uit
stroomt, en waar dit stroompje over pun
tige steenen bj regenachtigo buien een
watervalletje vormt, strekt zich ook een
smal dal uit. Ia het midden van dit dal
ongeveer, door een forscho rotspunt gedra
gen, verheft zich een statig gebouw. Ont
staan in een t jd, toen de vrijheeren nog hun
heerschappj uitstrekten over ganeoh Ber-
nau eu ook de baas speelden over hot dorp,
dat nu tot esn kleiu stadje was aangegroeid,
droeg het geheol en al de sporen van dien
roo'tjd. Een slecht onderhouden wog, die
vlak onder den burcht langs buigt, voert re
gelrecht van de stad.
Aan een bocht daarvan, bj eon oud hek,
hield Reimar den volgenden dag halt, om
eens van het vrjs uitzicht te genieten. Van
deze zjde had hij de bestaande ruïne
nog niet gezien. De slanke toroD, die zoo
sierlijk bovon het hoofdgebouw uitstak, daar
nevens het uitgestrekte bosck aan zjn vost
klaterde do waterval in het groene dal, en dat
alles beschenen door de avondzon, gaf een
hearljk beold weer, dat door de heerljke
lrissehe lucht nog verhoogd en veraange
naamd werd.
Zjn oogen genoen bj het aanschouwen
van al die lentepracht der natuur, bj al die
Russische officierskorps wekt dit kwalijk
verholen ontevredenheid. Dat weet czaar
Nikolaas zeer goed, en waar hij aan Je
eene zijde den korpsgeest onder zijn of
ficieren tracht te bevorderen, hetgeen blij
ken kan uit het op ziju bevel op groot-
schen voet opgerichte Petersburger offi
cierscasino, daar tracht hij avn de andere
zjde den hoogmoed der heeren gardeuof-
ficieren op dikwijls gevoelige wijze te fnui
ken. Zoo had zich kort na het overlij
den van keizer Alexander een officier
van ecu voornaam cavalerieregiment aan
de vreeselijke misdaad schuldig gemaakt
van de tram gebrtiik te maken, een
feit, dat tegen de tradities van het regi
ment indruischte.
De officier moest niet alleen de scherp
ste plagerijen zijner collega's verduren,
doch ten slotte vond men ook, dat hij den
officiersstand niet meer waardig was, en
op de meest ondubbelzinnige wijze ried
men hem aan, naar een burgerkleermaker
uit te zien. Dit kwam den keizer, die des
tijds nog in het Petirsburgsche Aaitsch-
kow-paleis resideerde, ter oore, eu op ze
keren avond stapte hij met zijn adjudant
beide heeren wareD in burgercostuum
op de tram nabij dd Anitschkow-brug.
Den volgenden dag zoud hij de volgen
ds „vraag" aan het betrokken regiment
aHiermede deel ik het regiment mede,
dat ik gisteravond yan de p ardentram ge
bruik heb gemaakt en vraag nu, of ik nog
waardig ben, de uniform van het regi
ment langer te dragen. Nicoiaas."
De geplaagde officier werd nooit weer
lastig gevallen.
Gevolgen van een mono
loog. Een man, met een paard bij zich,
komt aan een boom, die rijk met heer
lijke kersen versierd is. Hij kijkt rond,
ziet niemand, gaat op zijn paard staan en
doet zich aan de kersen te goed. Terwijl
hij bezig is, zegt hij„'t Zou toch gemeen
ziju als er iemand kwam die „vooruit* riep."
Het paard hoort dit, gaat opeens aan deu
loop, eu de mail valt ziju ribben stuk.
Een burgemeester!
E n merkwaardige leemte ii het Duit-
sche strafwetboek is dezer ebgen aan het
licht gekomen en levens een
voorbeeld van lichtvaardige benoeming tot
een belangrijk ambt. Het betreft den
burgemeester van Neustadt in het hertog
dom Coburg, Seidal genaamd. Hij is de
zoon van een slotemaker en werd zelf in
dat vak opgeleid. Na drie jaar gediend
te hebben, werd hij bij de politie geplaatst,
klom op tot brigadier en later tot burge
meester in eenige kleine gemeenten, en
werd ten slotte te Neustadt benoemd. Hier
beviel het hem na eenigen tijd niet en
daarom dong hij naar het burgemeesterschap
jonge en nieuwe heeiljjkheidmaar zijne
gedachten hadden geen deel aan dat geuot,
zij dwaalden af en hieldeu zich met andere
dingen bezig.
Hardnekkig keerden zij terug naar den
vorigen avond, naar het voorval met de
familie van den baron en hoofdzakelijk tot
dat deel van het gosprok, dat
zoo geheel met zijne indrukken strooktle
en waarin de beide arbeiders hom onwille
keurig veel hadden meegedeeld. Andere
beoordeeliugen had hij reeds vau d9 overige
bewoners van het stadja gehoord, sooals
Reimar zich nu maar al te goed herinnerde.
Den ganschen dag bad bij zich reeds daar
mede bezig gehouden en aan da uitnoodiging
om hem te bezoeken, gedacht. Eerst was hij
niet van plan geweest er gehoor aan te ge
ven, en trots dat had hij dien dag tcch
vroeger vrij genomen dan gewoonljjk. Het
was toch niet meer dau gewoon, als bjj nu
bij de dames naar hun welzijn ging infor-
mecrenwelke reden had hij er voor om
onbeleefd tegenover haar te zijn En daar
hij nu eenmaal tcch reeds zoo vriendelijk
was uitgenoodigd ge norden wat ging hem
ook eigenlijk dat kleinzielig geklets aan
Zoo had hij dan zijn werkpak uirgetrokken
en met een zonderling luid kloppond hart
den weg naar Bernhansen ingeslagen, eerst
mot haastige schreden, vervolgens waren
zij toch langzamer geworden en eindelijk
stond bij stil. Niet omdat hij moe gowor-
don was, of het hem aan adom ontbrak,
maar omdat hij weder was beginnen to wei
felen. Hij begon te wankelen in zijn besluit
on was er bijna aan toe, don terugweg in
te slaan.
Daar hoorde bij eensklaps als 't ware een
windzucht door het geboomte spelen en een
massa witte bloemen cn kelken daalden als
vele vlinders op hem nader. Hij wendde
zich omwas bij van plaats veranderd,
of had een tooferfee hot landschap met haar
tooverstaf aangeraakt Alles was als 't
ware met nieuwe heerlijkheid overgoten en
had oen nog schooner en bekoorlijker aan
zien gekregen en daarenboven, stond op den
oaden metklimop begroeiden maar oen schoo-
rse, door het gouden zonlicht beschenen
meisjesgestalte, dat hem een verschijning
uit oen sprookje toescheen.
„Ik wilde slechts weten, of gij daar in
slaap gevallen waart,® kionk hot spottend
van boven af.
„Hot moot zoo zijn, want ik heb een won-
derschoonen droom," antwoordde hij op vroo-
lijkon toon, die hem sedert het gespri k mot
mr. Schmiiz vreemd geworden was. Zoodra
hij nu dadelj;k weer wist te schertsen,
in andere steden, o. a, te Dusseldorf
Kiel en Danzig. Leelijke zaken kwamen
eehter aan 't lickt en twee maanden ge
leden werd hij wegens 48 gevallen van
poging tot omkooping van ambtenaren, 61
gevallen van valschheden iu de registers
van den burgerlijken stand en wegens he
ling tot^Yï jiar tuchthuisstraf veroordeeld.
Van dit vonnis is hij io hooger beroep ge
komen en de zaak is nog hangende.
Tevens echter moest, hij terechtstaan
wegens een ander misdrijf. Het is nl. aan
den dag gekomeD, dat hij bij elk van zijn
sollicitaties eeu getuigschrift had gevoegd
vol overdreven lof, maar dan ook afkom
stig van hem zelf eu vslschelijk ouder-
teekend met den naam van een der wet
houders in Neustadt. Tevens bleek dat
Seidel volkomen ODgoschikt was voor zijn
betrekking. Hij kon nauwelijks tweewoor
den zonder taalfouten schrijven en gedu
rende ziju driejarig burgemeesterschap in
Neustadt liet hij dan ook al het werk
door zijn klerken verrichten. Ook kwam
aan den dag, dat hij reeds wegens dief
stal gevangenisstraf had ondergaan.
Hoe 'i mogelijk is, dat zulk een man
tot burgemeester kon worden benoemd, is
een onopgelost raadsel, 't Merkwaardigste
is echter, dat het openbaar ministerie vrij
spraak moest vragen. En wel omdat art.
348 van het Duilsche strafwetboek straf
bedreigt tegen den ambtenaar die ^binnen
zijn bevoegdheid" met opzet een valsche
verklaring afgeeft. Nu is een ambtenaar
niet bevoegd tegenover zich zelf; hij kan
omtrent zichzelf geen rechts-geldige ver
klaring afgeven. De vervolging, op grond
van dat artikel alleen ingesteld, kon dus
niet worden volgehouden. En zoo ge
schiedde het ookde beschuldigde werd
vrijgesproken, ofschoon hij, als de valsche
verklaring een ander had gegolden, zeker
veroordeeld ware geworden I"
Een Duelgeschiedenis.
Wie in het Grunewald bij Berlijn van
Huudekeble naar Sehildhorn gaat, kan
halfweg links eeneu grenssteen zien, die
veel heeft van eene reusachtige schildpad.
Aan dezen strea is de volgende geschie
denis min of meer verbonden.
Het was op een voorjaarsmorgen. In
hare slaapkamer lag eene joDge, bleeke
vrouw, zooeven uit den slaap ontwaakt.
„Zoo, beu je daar al weer, Klokje
zeide zij vermoeid. „Hop
En met een sprong was de kleine hond
op het ledikant, om zich door zijne mees
teres te laten streelen.
„Waar is de baas?" vroeg zij. En nu
sprong Blokje weer van het ledikant af,
lonk ook het compliment, dat er iu zijne
woorden lag, niet als een afgezaagde
vleierij.
„Een droom Dien moot gij mij eens ver
tellen. Wellicht kan ik hem u uitleggen.
Dat is zoo een bezigheid voor ouda juf
frouwen. Maar niot zoo vanaf een balkon,
of, gij moest Eomtijds een guitaar onder uw
jas vers'opt hebben, om mi) een serenade
te brengen. Kom in de hoogteGjj wil
dot immers Daar ons toe, niet waar Ja
Vooruit dan. Neen, neen, niet langs dien
omweg. Gij most de vesting direct bestor
men. Licks om den hosk, daar hebben wij
voor verdoolde ridders een gemakkelijke
bres gemaakt. Do uitgehongerde bezetting
kan niet tegen een langdurige belegering.
Voorwaarts marscb, dusi"
Hij behoe'de deze aanvuring reeds niet
meer. Reimar had op eeDS alle bedenkin
gen vergoten en volgde fluks de vriendelij
ke aanwijzing. Weinige schreden braebtonhem
aaneen bj do straat golegen plaats in den
muur, waar de afgebrokkelde steenen een trap
vormden, waarvoor geen buitengewone moeite
voor noodig was om te beklimmen. Een
paar oogenbiikken stond hij voor Hilde, die
zich van haar gevaarlijke plaats op een
bankje teruggetrokken had, dat geheel on
der het groen verscholen was, en dat zon
der dat het gezien kon worden, een vrij ge
richt over den weg gaf.
„Ziet ge, dat is mijn fort," zeide zij tot
hem, eer hj nog een woord tot groet had
kunnen bezigen. „Daar zit ik als gevan
gen burchtjonkvrouw en zie de straat af, ol
niet wellicht een avondtuurlijke ridder komt,
die mij verlossen kan van den draak der
verveling."
De toon, waarop zij sprak, deed Reimar
eigenaardig aan. Hoe dartel luidden die
woorden voor zoo'n korte kennismaking; zij
kregen een eigenaardige bedoeling door de
manier waarop zij werden nitgebracht. Een
manier die hem bj zulk een jong meisje
verrastte.
Maar was zj dan ook zoo jong, als zj
hem gisteravond in de avondschemering
en zooeven uit de verte was toegesche
nen
Doze matte gelaatskleur, die slechts wei
nig gekleurde lippen, die door lange wim
pers half bedekte oogen, dat rijke noncha
lant bj elkander gebonden donker blonde
haar, dat in coquette lokjes om voorhoofd
eu om de ooren hing, alles ja zelfs hare
houding duidde een moede dame van de
w»rold aan, die na eon met uitgaan door-
gebrachten nacht aan hoofdpjn lijdt en in
hare ontstemming niet eens huar toilet ep
m