Klaprozen. Rusland's Heerscher. De adelaar en de uil. Fenblik van overdenken moet er geweest zijn, zoo'n aan z<ch voorbij laten gaan van den dag met al wat door hem is gez gd en gedaan, is gedacht en gevoeld, zoo'n ernstig doorleven van wat is voorbijgegaan. RMld. Niemand had zij op de wereld, de kleine Antje. Zij was ten weeskind en de dorps-autoriteiten moesten voor hare opvoeding zorgen. Opvoeding? Nu, dan toch daarvoor, dat zij de school bezocht. Overigens bekommerde niemand zich om haar. De boer op de „Roode hoeve" gaf haar te eten uit medelijdenkwam zij niet op tijd ook goed, dan hadden de knechts wat meer. Zij was hnn een doorn in 't oog, die kleine bedelaarster, zelfs om dit enkele hapje eten. Ouk op school ging het niet van harte. Zij had het zeer dikwijls geweten, wat de mees ter haar vroegdoch als zij het wilde zeggen, dan lachten de anderen, dan be gon zij te weenen en de anderen lachten nog meer. Ten laatste ging zij er nooit meer heen en niemand was er, die de kleine miste. Nu liep zij zeker den gehee- len dag niets te doen P Toch niet. Reeds vroeg in den morgen zat zij bui ten aan den rand van het papaverveld te breien. Dat had haar moeder haar nog geleerd. Hair arme, gosde moedertje, liet ging nog niet vlug met de lange puntige naalden in de kleiue onbeholpen vinger tjes. Maar het ging toch, en alleen was zij ook niet. Rondom haar aan den slootkant zat haar geheele hofhouding, niets dan kleine poppen, van papaverbloe men gemaakt, groote eu kleine, lichtroo- de en donkere. De schoonste onder deze was de koningin, die op een mooien, veel- kleurigen steen troonde, welke zoo mooi in hel zonlicht schitterde en glinsterde als zuiver goud. En in dien voornamen kting gevoelde zij zich op haar gemak. Antje zat heel deftig in 't midden en vertelde verhaaltjes aan de koningin, O, zij kende er zoo veel. Van sneeuwwitje, van dwergen en reuzen, van geesten en kaboutermannetjes. De koningin luisterde en hare roode hof dames schudden hare hoofden heen en weer. Als zij genoeg verteld had, moes ten alle poppen met elkander dansen, twee aan twee. De koningin bleef zitten cn keek er naar. Dan ging de geheele hofstoet weder zitten. De koningin was echter zeer stfeng. Als een van de hofdames omviel, dan was er geen genade, dan moest zij sterven. Dan nam kleine An tje de veroordeelde en doorboorde haar het schoone roode lichaam geheel met de breinaald. Vandaag breidde kleine Antje vlijtiger dan ooit. Toen zij vau haar weck opkeek, zag zij, dat de hofdames oud waren en dat de koningin zelfs geheel verwelkt was. Zij hadden den ganschen dag ook reeds gezeten en de zon had haar zoo verbrand. Nu rustte de zon als een bloedroode kogel op de blauwe ber gen. Een diepe wazige avondstilte hir.g over het papaverland. De lucht was stii, zoo stil, dat men Antje/s hart had moe ten hooren kloppen, als het niet zulk een heel klein hartje geweest w.is, dat zoo heel zachtjes klopte. Antje wilde uog niet naar huis. Kier was het immers veel mooier dan daar ginds onder het lage dak bij de vreemde zekerde hij. Hooft ge wal, graaf Folix is van plan zich op mij te verlieven," hiaste Valeska zich te verkondigen, „bij heeft zulke heer lijke ideetjesl" Alle tweespalt was vergeten. Hilde moest ook haar dael hebben van de nieuwe, zoo interressante -berichten; vooral moest die trotsche getoond worden, dat het ouk baar niet ontbrak aan galante avonturen, die zoo veel te moeilijker te verkrijgen waren daar er wel een moker-hamer voor noodig geweest was om uit den liefdesrots van Böhlen water te doen cntspringen.ln deze opgewekte stemming zou graaf Böhlen bijna in staat geweest zijn, te bevestigen, dat dit wonder geschied was. Van het oogenblik af, waarop hij die ge schiedenis „te dom" gevonden bad, had bi) haar, die op onbegrijpelijke manier zijn hart versmaadde, met de moeste hardnekkigheid links laten liggen en was haar niet eens genaderd om haar een prettige reis toe te wenschen zoodoende was het hem zeer aan genaam geweest, eenige oogenblikken met de „vosmerrie" te kannen praten, zonder dat tij daarin gemengd werd. Zij zou te weten komen, hoe onaangenaam het was, wanneer men haar ongezien liet staan en zich zonder haar ook uitstekend wist te vermaken. Het vertrouwelijke gesprek, waar van zij zeker een paar woorden gehoord had, moest haar nijd en afgunst opwekken. Dat zon goed zijn t Zij moest gestraft wor den, en wanneer daarbij haar jaloezie werd opgewekt, dan was de triomf volkomen. Zooals zij zich na aanstelde, als bemerkte zij den intiemen omgang harer baren niet, zoo wist hij beel goed, hoe hij die onverschil ligheid van zulke ccquette vrouwen had op te vatten. Hij verhengde zich over den indruk, die deze verhouding op haar maken zou en hij zon zekerlijk niemand hebben geloofd, die hem zon gezegd hebben, dat Hilde niets van dat alles had opgemerkt. Eu toch had zij geen woord, geen enkele beweging van het geen naast haar verhandeld werd, verno men, en was zij overgegeven geweest aan hare eigene gedachten. Die verwjjdering oit de onmiddellijke na bijheid der hooge heerschappen bad haar als een plotselinge slag getroffen. Het scheen haar toe als hsd een elk het haar gegeven bevel begrepen, evenals zij zelve, hoe on schuldig het cok klinken mocht Zon tij dan altijc die beschamende, vernederende terechtwijzingen moeten dolden Waarom was dan hsre betrekking hier een hoogero, een voordeeliger, dan die welke zij vroeger gehad had, bij de vorstin Was dat alleen boerin, waar zij altijd slaag kreeg. En zij was zoo bang voor slaag. Moeder had haar nooit geslagen, nooit. De tranen kwamen der kleine in de oogen. Zij gevoelde zich opeens zoo ver laten in de groote, wijde wereld. Heet brandden de tranen op hare bleeke, tee- dere wanden. Zij had niets dan hare pop pen Ja, zij wilde nienwe gaan halen mooie frissche. Zij zou die weder rondom zich heen plaatseD en verhaaltjes vertel len. Zij weende niet. meer. Toen zij de doode hofdames bijeenzasnelde, vloog er zelfs een blij glimlachje over haar ge laat. Zij nam haar breikous mede io de lin kerhand en in haar rechter hield zij de verwelkte papaverbloemen. Zoo liep zij door het re!d naar de plek, waar de schoonste en grootste bloeiden. Dat wordt een koningin,* juichte zij en bakte om een der prachtige bloemen te plakken. Daar hoorde zij achter zich ruwe scheldwoorden. De jongen, die het veld bewaakte, kwam op haar toeloopen en zwaaide met een ge dachten knuppel. Antje sprong met een angstkreet op en liep wat zij loopen kon, naar het midden van het veld. Achter zich hoorde zij de stappen van den boe renknaap hoe langer hoe duidelijker. Zij liep eu liep. Hare wangen waren nu zeer rood en zij knehto van inspanning en vrees. In haar linkerhand drukte zij nog altijd krampachtig haar breikous, in de rechter droeg zij de papaverbloemen. Nu was de knaap zeer dicht bij haar. Zij spande alie krachten in, zij drukte de ar men tegen haar borstDaar struikelde zij over een aardkluit. Zij viel. Een kreet, daarna bleef zij stil liggen. Met een vloek boog de wachter zich over het kindruw greep hij de kleine bij den den arm en hief zijn stok op. Maar plotseling liet hij hem zinken. Daar over de bloemen en over de hand van het kind druppelde iets roodshij keerde het kleine lichaam om. Het meisje verroerde zich niet. Onder het verschoten arracedig jurkje vloeide het bloed over hare borst. De broiuaald was in haar haitje gedrongen. De blauwe kin- deroogen waren open en om de lippen zweefde nog een trek van vrees en Bchrik. Kleine Autje was dood. De bonte klap rozen bogen zich over hare arme vriendin en fluisterde zachtjes in het avondkoel tjeLetterk. Bijv. Een correspondent der Neue Freie Pres- se beeft een schets gegeven van het Rus sische Hof en den Russischsn Tsaar, die ons veel nieuws vertelt, veel merkwaar digs vooral over den jongen Tsaar, die thans met recht heerscher der Russen is geworden. De jonge Tsaar pas onttrokken aan de opvoeding, die met haar hardheid en gestrengheid, met haar verouderde en vaak onnoozele opvattingen, in stiijd is met onze moderne begrippen de jonge Tsaar is persoonlijk een zeer beminnelijk man en volstrekt niet tot de eerzaamheid en afzondering geneigd. Hij houdt ook van het militaire leven, houdt van revues eu parades, van manoeuvres en spiegel gevechten. In zijn werkzaamheden als re- geeringspersoon is hij uiterst nauwgezet, leest alle stukken die hij moet teekenen, maar verzet zich tegen de besluiten van wat den titel betrol Of zonde prinses het beter meenen, dan vroeger bij de vorstin het geval was Toch was haar de forsoha toon der laatste, die alle dingen gewoon weg bij haar naam noemde, veel aangena mer geweest dan deze welwillende, deugd zame zedepreken, die zij wederom met vriendelijk gelaat zou moeten aanhooren. Wat had de prinses in den laatsten tjjd een massa op haar aan to merken gehad Nog juist tevoren op de reis van het paleis naar het station, toen haar bevolen gewor den was, bij de prinses in het rijtuig te stappen, was er een regen van fijne en pun tige vermaningen over haar arm boofd heen gegaan, waartegen zij zich zoo weinig wist te beschutten, dat de plaats van den koet sier haar benijdenswaard voorkwam. Haar optreden, haar manier van zich te kloeden, haar blikken, haar lachen, alles moest zich eenige verwijtiogon en aanmerkingen laten aanleunen en voornamelijk do aantrek kingskracht die zij op prins Eduard uit oefende was het, weke haai kwalijk werd ge nomen. Het was reeds een publiek geheim ge worden, dat die slechts alleen oogen voor haat had; meü moest Bleckts zien, boe hij baar in den sehoowburg of op elke publie ke plaats, waar hij baar aantrof, hot bof maakte. De volstrekt niet Behuwe manier, waarop bij baar trachtte te d aderen, die telkens herhaalde nitingeu van zjjne belang stelling, en haar onbeholpen takt om hem Terre van zich te honden, werden haar allen verweten. Zij alleen droeg de schuld van alles, alsof zjj in staat geweest was een liefdesdrank voor htm to bereiden, om hem onder hare verderfelijke betoovering te krijgen. Toen had men hasr nog geluk ge- weuscht, dat doio badreis tenminste een tijdelijke verwijdering met zich bracht, die wellicht de beste gevolgen zon hebbeD; ter wijl zij beiden volkomen gelegenheid zouden hebben, om over het „eigenaardige" na te denken en op het pad om te keoren, waarop zij bliodelings ten verderve snel den. Zij beiden, had bet uitdrukkelyk gehee- ten. En dat alles to moeten aanhooren, zonder ziob te kunnen verweron, zonder ook maar een onkel woord te kunnen niten, d&i niet als 6en verstokto lengen of huichelarij zou gebrandmerkt worden neen, dat was te veel op eenmaal! Daar kon zelfs de wensch niet ondenkbaar blijven de wensch, om naar Bernhausen terug to keeren*. Het was zonderlirg, maar terwijl zij op dit oogenblik aan haar tehuis dacht, trof die ca.,m ministers, nis dezen zeggen „Zoo was het onder deu Keizer zaliger De invloed van zijn moeder is daarom ook zeer groot, maar reeds bemerken scherpziende oogen twee partijen aan het Russische Hof. Het hof van gister staat niet meer naast dat van heden, het staat er tegen over. Om beiden heen verdiingen zich eerzuchtigen, ministers, diplomaten, men- schen die een baantje zoeken. Maar de jongere partij toont toch nog de meest frisscnen glanszij is in de voorjaarssteui- miog, zij heeft de hoop van het jonge leven, de blijheid der jeugdhet oude Hof is ernstig, dor, het heeft de grijze en vale tinten van den herlst. Aan het jonge hof ontbreekt voorloopig nog de knagende, maar voorname verveling der groote wereld. De Keizer Leiriut zijn vrouw. Te midden van de schittering eeuer wereld, die bestemd schijnt om alle ware en vorige gevoelens te verstikken, heeft hij iu zij q hart de volle, groote ge negenheid bewaard voor zijn werkelijk schoone, jonge gemalin. Die innige liefde doet inderdaad haar invloed gelden op da omgeving vau het paarer heerscht daar een gemoedelijkheid, die heendringt door de vormelijkheid van het Hof. Men vermeent er voorloopig nog niets van, dat de jonge keizerin een politieken invloed uitoefent. Zij is een Duilsche en hei-ft daardoor vele veroordeelen1-te over winnen. Maar de keizer en de keizerin zijn zeer veel samen, of liever bijna altijd samen. Men ziet de keizerin zelfs in de werkkamer van haar gemaal; zij borduurt daar stil, zondi-r gedruisch te maken, om hem niet te storen, en blijft stil in zijn nabijheid. Dikwijls komen daarbij minis ters. Dan wil de keizerin gaan opstaan. „Blijf toch, Sascha, j» stoort ons niet," zegt de vorst. De keizerin werkt bedaard door, terwijl de minister het woord voert. Totnogtoe heeft Tsaar Nicolaas II zijo taak als heerscher zoo zacht mogelijk op gevat. Indien zijn korle regeering al een harde daad heeft aan te wijzen, dan; moet de schuld daarvan niet san hem geweten worden, maar aan zijn omgeving, waarbo ven hij zich nog niet heeft verbeven. Ni colaas II heeft geen karakter, dat er van houdt de zweep te gebruiken en dreigen de woorden te uiten. Hij heeft het ook al len, die hem iets te vragen hebben, ge makkelijker gemaakt den troon te naderen. De gelukweiiBchen, die hij ontving bij zijn troonsbestijging, beantwoordde hij alle per soonlijk eenige daarvan bevatten voorstel len, regecringsprogramma's, die zich keer den tegen de totnogtoe gevolgde richting van de Russische politiek. „Welk een vermetelheidzeide men in de omgeving van den Tsaar. ,/Laal de menschen hun gang gaan," heruatn hij, „ik wil niet, dat men hen tot zwijgen veroordeele." Nu en dan pleegt hij ook invloed uit te oefenen op zijn ministens. „Orer dit geval moet men mij ook in de toekomst voorlichten, ik wil het in 't oog houden. Deel mij mee, als daarin een nieuwe beslis sing moet worden genomen," of„0- ver deze zaak wil ik alles lezen Zulk een bevel is natuurlijk voldoende om de ambtenaren aan te sporen tot ijver, ener gie en eerlijkheid in de bedoelde zaak. De keizer zoekt zooveel mogelijk met al les op da hoogte te kooien. Dit is na tuurlijk over 't geheel onmogelijk, vooral ook haar oor. „Hebt gij reeds lang geen bericht van Bernhausen gehad?' Dio vraag weid haar door den prins ge daan. Hij was, nadat hij een kort gesprek met den hofmaarschalk had gevoerd, op Hilde toegetreden, die zoo in zichzelve gekoerd naar de bloomen had gestaard, dat zij hem eerst gewaar werd, toen hij reeds naast haar stoud. Nu moest zij wel fatsoenshalve eeno wen ding maken, en de prins had het zoo poli tiek ingericht, dat daardoor tnsschen hom, en de dichtstbijzijnde groep een grootere ruimte moost ontstaan, zoodat het onmoge lijk werd, iets van hun gesprek op to van gen, dat de prins luid en algemeen ver staanbaar begon, maar dadelijk zachter voort zette, zoodat de woorden slechts liilde's oor bereikten. „Eu zweeft u", vroeg hij, nadat zij be leefd haar dank had uitgesproken, „bij de herinnering aan uw tehuis nog aliijd het lustslot voor oogen „Al mijne herinneringen vordwijnen, hoog heid antwoordde zij bitter, waarvan haar lachje dun toon niet milder kon doen klin ken. „Niet allen. Men moet alleen maar goed kunuen wensohen. Dat doe ik bijvoorbeeld, warm en innig. Daarom hoop ik ook, dat inijn verlangen zal vervuld worden." Zij kon hem onmogelijk misverstaan. De bedoeling lag duidelijk in zijn blik te be grijpen; nogthans trachtte zij hem te ont komen. „Ik denk dikwijls en dacht zooeven ook juist weder aan het oude huis," zeide zij gedwongen, ofschoon het vroolijk klinken moest. „Denk ook een weinig aan mij, terwijl gij weg zijt", drong bjj bij haar aan, „en breng mij de vervulling mijner wenschen, evenals ik bezig beu, de awe te vorwozenlijken eu u bij u<v terugkeer een aangename verras sing zai bereidon. Ik zwaai een kleinen tooveretaf en wanneer het mij gelakt is, het oude Bernhausen in een nieuw to ver anderen, mag ik u zeker wel verzoeken, daar als meesteres uwen intocht te houden waar gij mij somwijlen als gast vriendelijk en hartelijk ontvangen zult." „Hoogheid t" stiet zij vorstoord uit. Hier, voor het aangezioht dor prinses, wier oogen zekerlijk wel met verachting op haar gericht wa;en, dit aanbod te moeten aan hooren Alles wat haar zooeven nog door bet boofd g- gaan was, was weder opgewekt oo baur gekrer.kle tiots joeg haar het bloed naar do vargen. Zij had hem kunnen slaaD, in Rnsland. Maar hij leest alle Pelers- barger bladen en zoo leert hij vele dingen kennen, waarvan zijn vader niets vernam, ondanks de Russchische censuur, die zoo veel zaken van groot belang aan de bla den onttrekt. Zoo was het - in den beginne althans na het ongeluk op het Chodynska-veld. De keizer toonde zich toen toegefelijk tegen zijn eigen verlangen in stond hij toe, dat de feestelijkheden voortduurden, maai den slotte gaf hij toch uitdrukking aan zijne persoonlijke stemming: hij wei gerden orden te verleenen naar aanleiding der kroningsplechtigheid, en eveneens wei gerde hij alle bevorderingen. Dat lot trof uiet alleen den indirecten veroorzaker der ramp, den commissaris van politie Wlas- sowski, maar ook den burgemeester van Moskou en talrijke hoog-vraardigheidsbe- kleeders dezer stad. Zelfs de brief van dankbetuiging aan grootvorst Sergius, den gouverneur der provincie, waarvan de offi- cieele bladen reeds een afschrift hadden ODlvangen, werd, zooals ingewijden weten te verhalen; niet verzonden; maar in het laatste oogenblik nog teruggehouden. Het eindoordeel isTsaar Nicolaas II heeft een goed en edel karakterals hij kon, zou hij gaarne overal het goede doen, overal het kwade onderdrukken. A.Ct. Te Dornbach b ij Weenen werd eenige dagen geleden een huiseige naar, dia vroeger zeekapitein geweest was, ondsr zeldzame omstandigheden dood ge vonden. Men vond den 78-jarigen man, die Heinrich Dierksen heet, geheel gekleed als lijk in zijn leuningstoel zittend. Een onmiddellijk ontboden geneeskundige con stateerde, afgaande op den graad van ont binding van het lijk, dat Dierksen reeds voor ongeveer twee weken overleden moet zijn. Het lijk vertoonde geen sporen van uitwendig gewild en een nader onderzoek bracht aan het licht, dat Dierksen aan een beroerte moest zijn overleden. De man die algemeen bekend stond als een zon derling, had jaren geleden op een reis naar Amerika schipbreuk geleden en door die rainp zijn vrouw en zijn beide kinderen verloren. Van de geheele bemanning en alle passagiers was hij met twee matrozen de eenige, die gered werd. Na dit vree- aelijk ongeluk begaf hij zich naar Weenen. Daar kocht hij twintig jaar geleden onge veer de kleine villa, waar hij sedert het leven van een zonderling leidde. Zijn ver standelijke vermogens schenen door de on dervonden ontroeiing ernstig gekrenkt te zijn. Hij was echter een ongevaarlijke krankzinnige, die niemand ooit tot last werd. Van de menschen wilde hij niets we ten en steeds ging hij hun met opvallen de schuwheid uit den weg. Sedert zestien jaar had hij, behalve met zijn wasch- vrouw, met geen mensch ook maar één woord gesproken. Kwam er iemand aan zijn deur, dan werd hem onder geen voorwaarde opengedaan, en als ieinaud hein op straat wilde naderen, dan week d« oude man reeds van verre uit. Dikwijls hoorde insn hein in zijn woning kloppen eu hameren, hetgeen de nieuwsgierigheid van hen, die den ouden man gadesloegen, ten zeerste gaande maakte. Na zijn dood eerst werd dit voortdurend geklop ver klaard. Men vond namelijk verscheidene kisten, die hij voortdurend dichtspijkerde, dien man. En nu boog hij zich over haar heen, en brandde haar do oogen uit met zijo blik, zoodat al het bloed baar uit de wangen week en zij lijkbleek werd. „Mag ik hopen klonk het aan haar oor. Een hevig verwijt stond er in hare oogen te lez^n, eer zij dezelven onder da groote wimpers borg; kond en hard klonk haar antwoord „Ik beo een (e arm meisje, hoogheid, om iulk een kostbaar g schenk te mogen aan nemen." Hij wierp het hoofd in den nek en sloeg da oogen toch neder, en welke zijne gevoe lens zijn mochten, zij uitten zich ernstig en mild. De toon van zijn stem klonk eerbe- dig, toen hij na een kleine psnze in beleef den vorm, nog eenmaal het woord tot haar richtte. „Gij hebt mij een lesje gegeven. Ik dank n, en zon u daarvoor de hand kussen, als wij zonder g tuigen waren. Vergeef het mij." Onmiddellijk daarop verliet bij de diep- bu:g«ndo jonge dame eu keerde weder naar zijne tante terug, juist op bet rechte oogen blik, want de vleugeldeuren werdeD geopend en de hofmaarschalk meldde op een teeken vau den spoorwegbeambte, dat alles gereed was. Aan den arm van haar neef schreed de prinses, door haar gansche gevolg begeleid, langs hot perron, naar den intusschen tot vertrek gereed staauden trein. Hier had nog een klein afscheid plaats, namelijk van de kleine hoogheid, die voor haar zonder on geval gedane handkus, mot eene omhelzing beloond werd. Toen ook Hilde achter do prinses en gra vin Böblen in het kofrijtuig steeg, waren oit de massa bloemen die zij droeg, oen paar rozen op den grond gevallen- Die rozen schenen na eenmaal bestemd te zijn, om die reis niet mede te maken. Ditmaal was het de prins zelf, di» zich fluks bukte, om de desserteurs op te rapen. Scherisend reikte hij ze haar ïd den waggon over, maar één bisef er per abuis in zijn handen achter. En toen de trein zich langzaam in bewe ging zotte en alle heeren nog eens do hoe den a< haalden en alle dames met hunne kanten aakdoekjes zwaaiden, toen bracht hij do roos spelend aan zijne lippen, alsof hj daarvan den geur inademde en wenkte daar mede vervolgons zijn afscheidsgroet. BOEK III. HOOFDSTUK I. De herfst was daar. Het oude paleis was uit rijn korte zomcrsluimcring ontwaakt en en die zooals hij aan zijn waschvronw had verteld, zijn bagage moesten bevatten als Lij op zee ging om zijn. vrouw en kin deren te zoeken Eabel. Naar La Eontaine. De adelaar en de uil slaakten alle vijandschap tusschen hen beiden eD slo ten vriendschap. Hierbij zwoeren zij bij adel are-trouw en uilen-eer, eikaars jon gen niet meer op te vreten. „Kent gij mijne jongen P" vroeg de vogol van Minerva. De uil was name lijk bij de oude Grieken het symbool der Godin der wijsheid, Minerva. „Ik heb niet de eer," antwoordde de adelaar. „Des te beter voor hen,* zeide de lichtschuwe vogel. „Ik ten toch wel een weinig bang voor hnn leven en stel nu juist niet al te veel vertrouwen in den Koning der Lucht. Het zal zeker wel een toeval zijn, als zij trots uwe be lofte behouden blijven.* „Vertel mij, hoe zij er oit zien*, ant woordde de adelaar, „en bij mijn leven, ik zal ze niet aanraken.* „Nu, luister dan antwoordde de uil en loog„Mijne jongen onderscheiden zich door groote slimhi id. Zij hebben een prachtig gevederte, een bekoorlijke gestal te eu e9n wonderschoone stem. Het ge zang der pochende nachtegaal is niets iu vergelijk bij het zoet gefluit mijner jon gen.* „Ik zal het onthouden,* beloofde de adelaar en vloog de zon tegemoet. De uil zocht haar geheimen schuilhoek weder op. Op zekeren dag, toen de adelaar op een hooge rotssfruik de wereld overzag, hoor de hij beneden zich een vervaarlijk ge kras. Op buit belust, ging hij op onder zoek uil en ontdekte in eene rotsspleet, plompe, walgelijke vogels met groote oo gen, terwijl zij loom in hunne bewegingen waren. „Dat kunnen onmogelijk de jongen van mijne vriendin zijn,* zeide de adelaar tot zichzelven. „Deze zijn verre van mooi, en hun stem zou mij kunnen verjagen, wan neer ik juist niet zoo'n honger had. Ik zal ze dus maar oppeuzelen Zoo gezegd, zoo gedaan Van de kleine uiltjes bleef geen beentje over. Toen de arme uil spoedig daarna haar nest opzocht en hare jongen daar niet meer vond, wat zij troo steloos en zwoer zij den verrader bittere wraak. „Klaag u zelve aan,* verweet haar de wijze raaf. „Men moet nooit pochen en niets overdrijven. Hadt gij van uwe jon gen een ware beschrijving gegeven, dan had de adelaar zich niet kunnen vergis sen en zouden uwe jongen nog beden le ven.* De millionairs in Ameri- ka en er zijn er velen offeren van hun schatten groote sommen aan de lief dadigheid. Zoo hebben de Vanderbilts zeker reeds 20000000 dollaes weggegeven; Leiand Stanfort gaf 225000000 dollars, of met het legaat zijner vrouw snede, 32500000 dollars ten behoeve van de Universiteit, die door hem gesticht is. De hooge school te Chicago ontving van den heer Rockefeller een bidrag van 7000000 dollars. alles had een frisch aanzien gekregen, om de hooge gebiedster naar waarde te kannen ontvangen. Daar zat zij weder in haar klein werk- cabinet en liet zich door hare secretaresse berichten geven omtrent allo mogelijke lief dadigheidsinstellingen waarin zij belang srelde, alsof er eigenlijk geen tusscheDruim- to geweest was, en toch had zij maanden lang zich met deze zaken niet bemoeid. Dat oponthoud aan het bad met al zijn ver velende bronwandelingen en wandeltochten, dan het kleine uitstapje naar Oeniersee, waar de prinses eenige weken in het voor jaar had doorgebracht met haar zoon, ter wijl hij verlof had alles was als een droom voorbij en geschied. Het was hier weder de werkelijkheid, da nuchtere dag, hetgeen Hilde weder in het gelijkmatige, vervelende aangezicht kon zien. En waunoer zij hare togen niet had wil- lon golooven, het; waren desel de eentonige leefregels, diezelfde indringerige vermaningen, di<-, hoezeer man er ook aan gewoon geraakte, doodvermoeiend waren en onophoudelijk hare ooren hadden doon toeteren van den dag van haar vertrek, lot den dag van haar aan komst, zonder ophouden. Gedurende haar verblijf in Montreox, ter wijl prins Othmar bij zijne moeder logeer de, was er niets geen bijzonders voorgeval len; hetgeen volgens de prinses alleen te wijieu was aan de degelijkheid van het karakter van haar zoon; dus niemand an ders behoefde zich daarvan eenige verdien ste toe te rekenen. Daartegen darfde natuurlijk niemand de stem verheffen. Hoe had Hilde de veralinde moeder de oogen durveD openen over haar lief zoontje, aan wiens aauvallen zij zoo dikwijls weerstand bieden moest? Hoe Kort zij ook nog maar op baar post was, zoo was zij door hare bab belachtige vriendinnen reeds genoegzaam van alles op de hoogte gebracht om alle personen uit de omgeving van het hof zoo'n beetje te kennen en tegon die personen op baar hoede te zijn, te meer, daar haar voor gangster door een onvoorzichtig woord dat zij in deze geuit had, als de lichtvaardige was aangezien geworden, die een net om dat onscnuldig ventje had willen spannen en zich door hare verdediging natuurlij k onmogelijk gemaakt had. 't Was natuurlijk het verstandigste om te zwijgen en dat deed Hilde dan ook maar. WORDT VERVOLGD. Snelpersdruk van J. Wikkel, te Schagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 6