Klaprozen.
Rusland's Heerscher.
De adelaar en de uil.
Fenblik van overdenken moet er geweest
zijn, zoo'n aan z<ch voorbij laten gaan van
den dag met al wat door hem is gez gd
en gedaan, is gedacht en gevoeld, zoo'n
ernstig doorleven van wat is voorbijgegaan.
RMld.
Niemand had zij op de wereld, de
kleine Antje. Zij was ten weeskind en
de dorps-autoriteiten moesten voor hare
opvoeding zorgen. Opvoeding? Nu, dan
toch daarvoor, dat zij de school bezocht.
Overigens bekommerde niemand zich om
haar. De boer op de „Roode hoeve" gaf
haar te eten uit medelijdenkwam
zij niet op tijd ook goed, dan hadden
de knechts wat meer. Zij was hnn een
doorn in 't oog, die kleine bedelaarster,
zelfs om dit enkele hapje eten. Ouk op
school ging het niet van harte. Zij had
het zeer dikwijls geweten, wat de mees
ter haar vroegdoch als zij het wilde
zeggen, dan lachten de anderen, dan be
gon zij te weenen en de anderen lachten
nog meer. Ten laatste ging zij er nooit
meer heen en niemand was er, die de
kleine miste. Nu liep zij zeker den gehee-
len dag niets te doen P Toch niet.
Reeds vroeg in den morgen zat zij bui
ten aan den rand van het papaverveld te
breien. Dat had haar moeder haar nog
geleerd. Hair arme, gosde moedertje, liet
ging nog niet vlug met de lange puntige
naalden in de kleiue onbeholpen vinger
tjes. Maar het ging toch, en alleen was
zij ook niet. Rondom haar aan den
slootkant zat haar geheele hofhouding,
niets dan kleine poppen, van papaverbloe
men gemaakt, groote eu kleine, lichtroo-
de en donkere. De schoonste onder deze
was de koningin, die op een mooien, veel-
kleurigen steen troonde, welke zoo mooi
in hel zonlicht schitterde en glinsterde als
zuiver goud.
En in dien voornamen kting gevoelde
zij zich op haar gemak. Antje zat heel
deftig in 't midden en vertelde verhaaltjes
aan de koningin, O, zij kende er zoo
veel. Van sneeuwwitje, van dwergen en
reuzen, van geesten en kaboutermannetjes.
De koningin luisterde en hare roode hof
dames schudden hare hoofden heen en
weer. Als zij genoeg verteld had, moes
ten alle poppen met elkander dansen, twee
aan twee. De koningin bleef zitten cn keek
er naar. Dan ging de geheele hofstoet
weder zitten. De koningin was echter
zeer stfeng. Als een van de hofdames
omviel, dan was er geen genade, dan
moest zij sterven. Dan nam kleine An
tje de veroordeelde en doorboorde haar
het schoone roode lichaam geheel met de
breinaald. Vandaag breidde kleine Antje
vlijtiger dan ooit. Toen zij vau haar weck
opkeek, zag zij, dat de hofdames oud
waren en dat de koningin zelfs geheel
verwelkt was. Zij hadden den ganschen
dag ook reeds gezeten en de zon had
haar zoo verbrand. Nu rustte de zon als
een bloedroode kogel op de blauwe ber
gen. Een diepe wazige avondstilte hir.g
over het papaverland. De lucht was stii,
zoo stil, dat men Antje/s hart had moe
ten hooren kloppen, als het niet zulk een
heel klein hartje geweest w.is, dat zoo
heel zachtjes klopte.
Antje wilde uog niet naar huis. Kier
was het immers veel mooier dan daar
ginds onder het lage dak bij de vreemde
zekerde hij.
Hooft ge wal, graaf Folix is van plan
zich op mij te verlieven," hiaste Valeska
zich te verkondigen, „bij heeft zulke heer
lijke ideetjesl"
Alle tweespalt was vergeten. Hilde moest
ook haar dael hebben van de nieuwe, zoo
interressante -berichten; vooral moest die
trotsche getoond worden, dat het ouk baar
niet ontbrak aan galante avonturen, die zoo
veel te moeilijker te verkrijgen waren daar
er wel een moker-hamer voor noodig geweest
was om uit den liefdesrots van Böhlen water te
doen cntspringen.ln deze opgewekte stemming
zou graaf Böhlen bijna in staat geweest zijn,
te bevestigen, dat dit wonder geschied was.
Van het oogenblik af, waarop hij die ge
schiedenis „te dom" gevonden bad, had bi)
haar, die op onbegrijpelijke manier zijn hart
versmaadde, met de moeste hardnekkigheid
links laten liggen en was haar niet eens
genaderd om haar een prettige reis toe te
wenschen zoodoende was het hem zeer aan
genaam geweest, eenige oogenblikken met
de „vosmerrie" te kannen praten, zonder
dat tij daarin gemengd werd. Zij zou te
weten komen, hoe onaangenaam het was,
wanneer men haar ongezien liet staan en
zich zonder haar ook uitstekend wist te
vermaken. Het vertrouwelijke gesprek, waar
van zij zeker een paar woorden gehoord
had, moest haar nijd en afgunst opwekken.
Dat zon goed zijn t Zij moest gestraft wor
den, en wanneer daarbij haar jaloezie werd
opgewekt, dan was de triomf volkomen.
Zooals zij zich na aanstelde, als bemerkte
zij den intiemen omgang harer baren niet, zoo
wist hij beel goed, hoe hij die onverschil
ligheid van zulke ccquette vrouwen had op
te vatten.
Hij verhengde zich over den indruk, die
deze verhouding op haar maken zou en hij zon
zekerlijk niemand hebben geloofd, die hem
zon gezegd hebben, dat Hilde niets van
dat alles had opgemerkt. Eu toch had zij
geen woord, geen enkele beweging van het
geen naast haar verhandeld werd, verno
men, en was zij overgegeven geweest aan hare
eigene gedachten.
Die verwjjdering oit de onmiddellijke na
bijheid der hooge heerschappen bad haar als
een plotselinge slag getroffen. Het scheen
haar toe als hsd een elk het haar gegeven
bevel begrepen, evenals zij zelve, hoe on
schuldig het cok klinken mocht Zon tij
dan altijc die beschamende, vernederende
terechtwijzingen moeten dolden Waarom
was dan hsre betrekking hier een hoogero,
een voordeeliger, dan die welke zij vroeger
gehad had, bij de vorstin Was dat alleen
boerin, waar zij altijd slaag kreeg. En zij
was zoo bang voor slaag. Moeder had haar
nooit geslagen, nooit.
De tranen kwamen der kleine in de
oogen. Zij gevoelde zich opeens zoo ver
laten in de groote, wijde wereld. Heet
brandden de tranen op hare bleeke, tee-
dere wanden. Zij had niets dan hare pop
pen Ja, zij wilde nienwe gaan halen
mooie frissche. Zij zou die weder rondom
zich heen plaatseD en verhaaltjes vertel
len. Zij weende niet. meer. Toen zij de
doode hofdames bijeenzasnelde, vloog er
zelfs een blij glimlachje over haar ge
laat.
Zij nam haar breikous mede io de lin
kerhand en in haar rechter hield zij de
verwelkte papaverbloemen. Zoo liep zij
door het re!d naar de plek, waar de
schoonste en grootste bloeiden. Dat wordt
een koningin,* juichte zij en bakte om
een der prachtige bloemen te plakken. Daar
hoorde zij achter zich ruwe scheldwoorden.
De jongen, die het veld bewaakte, kwam
op haar toeloopen en zwaaide met een ge
dachten knuppel. Antje sprong met een
angstkreet op en liep wat zij loopen kon,
naar het midden van het veld. Achter
zich hoorde zij de stappen van den boe
renknaap hoe langer hoe duidelijker. Zij
liep eu liep. Hare wangen waren nu zeer
rood en zij knehto van inspanning en
vrees. In haar linkerhand drukte zij nog
altijd krampachtig haar breikous, in de
rechter droeg zij de papaverbloemen. Nu
was de knaap zeer dicht bij haar. Zij
spande alie krachten in, zij drukte de ar
men tegen haar borstDaar struikelde
zij over een aardkluit. Zij viel. Een kreet,
daarna bleef zij stil liggen.
Met een vloek boog de wachter zich
over het kindruw greep hij de kleine
bij den den arm en hief zijn stok op.
Maar plotseling liet hij hem zinken. Daar
over de bloemen en over de hand van het
kind druppelde iets roodshij keerde
het kleine lichaam om.
Het meisje verroerde zich niet. Onder
het verschoten arracedig jurkje vloeide het
bloed over hare borst. De broiuaald was
in haar haitje gedrongen. De blauwe kin-
deroogen waren open en om de lippen
zweefde nog een trek van vrees en Bchrik.
Kleine Autje was dood. De bonte klap
rozen bogen zich over hare arme vriendin
en fluisterde zachtjes in het avondkoel
tjeLetterk. Bijv.
Een correspondent der Neue Freie Pres-
se beeft een schets gegeven van het Rus
sische Hof en den Russischsn Tsaar, die
ons veel nieuws vertelt, veel merkwaar
digs vooral over den jongen Tsaar, die
thans met recht heerscher der Russen is
geworden.
De jonge Tsaar pas onttrokken aan
de opvoeding, die met haar hardheid en
gestrengheid, met haar verouderde en vaak
onnoozele opvattingen, in stiijd is met
onze moderne begrippen de jonge
Tsaar is persoonlijk een zeer beminnelijk
man en volstrekt niet tot de eerzaamheid
en afzondering geneigd. Hij houdt ook
van het militaire leven, houdt van revues
eu parades, van manoeuvres en spiegel
gevechten. In zijn werkzaamheden als re-
geeringspersoon is hij uiterst nauwgezet,
leest alle stukken die hij moet teekenen,
maar verzet zich tegen de besluiten van
wat den titel betrol Of zonde prinses het
beter meenen, dan vroeger bij de vorstin
het geval was Toch was haar de forsoha
toon der laatste, die alle dingen gewoon
weg bij haar naam noemde, veel aangena
mer geweest dan deze welwillende, deugd
zame zedepreken, die zij wederom met
vriendelijk gelaat zou moeten aanhooren.
Wat had de prinses in den laatsten tjjd
een massa op haar aan to merken gehad
Nog juist tevoren op de reis van het paleis
naar het station, toen haar bevolen gewor
den was, bij de prinses in het rijtuig te
stappen, was er een regen van fijne en pun
tige vermaningen over haar arm boofd heen
gegaan, waartegen zij zich zoo weinig wist
te beschutten, dat de plaats van den koet
sier haar benijdenswaard voorkwam. Haar
optreden, haar manier van zich te kloeden,
haar blikken, haar lachen, alles moest zich
eenige verwijtiogon en aanmerkingen laten
aanleunen en voornamelijk do aantrek
kingskracht die zij op prins Eduard uit
oefende was het, weke haai kwalijk werd ge
nomen.
Het was reeds een publiek geheim ge
worden, dat die slechts alleen oogen voor
haat had; meü moest Bleckts zien, boe hij
baar in den sehoowburg of op elke publie
ke plaats, waar hij baar aantrof, hot bof
maakte. De volstrekt niet Behuwe manier,
waarop bij baar trachtte te d aderen, die
telkens herhaalde nitingeu van zjjne belang
stelling, en haar onbeholpen takt om hem
Terre van zich te honden, werden haar allen
verweten. Zij alleen droeg de schuld van
alles, alsof zjj in staat geweest was een
liefdesdrank voor htm to bereiden, om hem
onder hare verderfelijke betoovering te
krijgen. Toen had men hasr nog geluk ge-
weuscht, dat doio badreis tenminste een
tijdelijke verwijdering met zich bracht, die
wellicht de beste gevolgen zon hebbeD; ter
wijl zij beiden volkomen gelegenheid zouden
hebben, om over het „eigenaardige" na te
denken en op het pad om te keoren,
waarop zij bliodelings ten verderve snel
den.
Zij beiden, had bet uitdrukkelyk gehee-
ten. En dat alles to moeten aanhooren,
zonder ziob te kunnen verweron, zonder ook
maar een onkel woord te kunnen niten, d&i
niet als 6en verstokto lengen of huichelarij
zou gebrandmerkt worden neen, dat was
te veel op eenmaal! Daar kon zelfs de
wensch niet ondenkbaar blijven de
wensch, om naar Bernhausen terug to
keeren*.
Het was zonderlirg, maar terwijl zij op dit
oogenblik aan haar tehuis dacht, trof die ca.,m
ministers, nis dezen zeggen „Zoo was het
onder deu Keizer zaliger De invloed
van zijn moeder is daarom ook zeer groot,
maar reeds bemerken scherpziende oogen
twee partijen aan het Russische Hof.
Het hof van gister staat niet meer
naast dat van heden, het staat er tegen
over. Om beiden heen verdiingen zich
eerzuchtigen, ministers, diplomaten, men-
schen die een baantje zoeken. Maar de
jongere partij toont toch nog de meest
frisscnen glanszij is in de voorjaarssteui-
miog, zij heeft de hoop van het jonge
leven, de blijheid der jeugdhet oude
Hof is ernstig, dor, het heeft de grijze
en vale tinten van den herlst. Aan het
jonge hof ontbreekt voorloopig nog de
knagende, maar voorname verveling der
groote wereld. De Keizer Leiriut zijn
vrouw. Te midden van de schittering
eeuer wereld, die bestemd schijnt om alle
ware en vorige gevoelens te verstikken,
heeft hij iu zij q hart de volle, groote ge
negenheid bewaard voor zijn werkelijk
schoone, jonge gemalin. Die innige liefde
doet inderdaad haar invloed gelden op da
omgeving vau het paarer heerscht daar
een gemoedelijkheid, die heendringt door
de vormelijkheid van het Hof.
Men vermeent er voorloopig nog niets
van, dat de jonge keizerin een politieken
invloed uitoefent. Zij is een Duilsche en
hei-ft daardoor vele veroordeelen1-te over
winnen. Maar de keizer en de keizerin
zijn zeer veel samen, of liever bijna altijd
samen. Men ziet de keizerin zelfs in de
werkkamer van haar gemaal; zij borduurt
daar stil, zondi-r gedruisch te maken, om
hem niet te storen, en blijft stil in zijn
nabijheid. Dikwijls komen daarbij minis
ters. Dan wil de keizerin gaan opstaan.
„Blijf toch, Sascha, j» stoort ons niet,"
zegt de vorst. De keizerin werkt bedaard
door, terwijl de minister het woord voert.
Totnogtoe heeft Tsaar Nicolaas II zijo
taak als heerscher zoo zacht mogelijk op
gevat. Indien zijn korle regeering al een
harde daad heeft aan te wijzen, dan; moet
de schuld daarvan niet san hem geweten
worden, maar aan zijn omgeving, waarbo
ven hij zich nog niet heeft verbeven. Ni
colaas II heeft geen karakter, dat er van
houdt de zweep te gebruiken en dreigen
de woorden te uiten. Hij heeft het ook al
len, die hem iets te vragen hebben, ge
makkelijker gemaakt den troon te naderen.
De gelukweiiBchen, die hij ontving bij zijn
troonsbestijging, beantwoordde hij alle per
soonlijk eenige daarvan bevatten voorstel
len, regecringsprogramma's, die zich keer
den tegen de totnogtoe gevolgde richting
van de Russische politiek.
„Welk een vermetelheidzeide men
in de omgeving van den Tsaar.
,/Laal de menschen hun gang gaan,"
heruatn hij, „ik wil niet, dat men hen
tot zwijgen veroordeele."
Nu en dan pleegt hij ook invloed uit
te oefenen op zijn ministens. „Orer dit
geval moet men mij ook in de toekomst
voorlichten, ik wil het in 't oog houden.
Deel mij mee, als daarin een nieuwe beslis
sing moet worden genomen," of„0-
ver deze zaak wil ik alles lezen Zulk
een bevel is natuurlijk voldoende om de
ambtenaren aan te sporen tot ijver, ener
gie en eerlijkheid in de bedoelde zaak.
De keizer zoekt zooveel mogelijk met al
les op da hoogte te kooien. Dit is na
tuurlijk over 't geheel onmogelijk, vooral
ook haar oor.
„Hebt gij reeds lang geen bericht van
Bernhausen gehad?'
Dio vraag weid haar door den prins ge
daan. Hij was, nadat hij een kort gesprek
met den hofmaarschalk had gevoerd, op Hilde
toegetreden, die zoo in zichzelve gekoerd naar
de bloomen had gestaard, dat zij hem eerst
gewaar werd, toen hij reeds naast haar
stoud.
Nu moest zij wel fatsoenshalve eeno wen
ding maken, en de prins had het zoo poli
tiek ingericht, dat daardoor tnsschen hom,
en de dichtstbijzijnde groep een grootere
ruimte moost ontstaan, zoodat het onmoge
lijk werd, iets van hun gesprek op to van
gen, dat de prins luid en algemeen ver
staanbaar begon, maar dadelijk zachter voort
zette, zoodat de woorden slechts liilde's oor
bereikten.
„Eu zweeft u", vroeg hij, nadat zij be
leefd haar dank had uitgesproken, „bij de
herinnering aan uw tehuis nog aliijd het
lustslot voor oogen
„Al mijne herinneringen vordwijnen, hoog
heid antwoordde zij bitter, waarvan haar
lachje dun toon niet milder kon doen klin
ken.
„Niet allen. Men moet alleen maar goed
kunuen wensohen. Dat doe ik bijvoorbeeld,
warm en innig. Daarom hoop ik ook,
dat inijn verlangen zal vervuld worden."
Zij kon hem onmogelijk misverstaan. De
bedoeling lag duidelijk in zijn blik te be
grijpen; nogthans trachtte zij hem te ont
komen.
„Ik denk dikwijls en dacht zooeven ook
juist weder aan het oude huis," zeide zij
gedwongen, ofschoon het vroolijk klinken
moest.
„Denk ook een weinig aan mij, terwijl
gij weg zijt", drong bjj bij haar aan, „en breng
mij de vervulling mijner wenschen, evenals
ik bezig beu, de awe te vorwozenlijken eu
u bij u<v terugkeer een aangename verras
sing zai bereidon. Ik zwaai een kleinen
tooveretaf en wanneer het mij gelakt is,
het oude Bernhausen in een nieuw to ver
anderen, mag ik u zeker wel verzoeken, daar
als meesteres uwen intocht te houden waar
gij mij somwijlen als gast vriendelijk en
hartelijk ontvangen zult."
„Hoogheid t" stiet zij vorstoord uit.
Hier, voor het aangezioht dor prinses, wier
oogen zekerlijk wel met verachting op haar
gericht wa;en, dit aanbod te moeten aan
hooren Alles wat haar zooeven nog door
bet boofd g- gaan was, was weder opgewekt
oo baur gekrer.kle tiots joeg haar het bloed
naar do vargen. Zij had hem kunnen slaaD,
in Rnsland. Maar hij leest alle Pelers-
barger bladen en zoo leert hij vele dingen
kennen, waarvan zijn vader niets vernam,
ondanks de Russchische censuur, die zoo
veel zaken van groot belang aan de bla
den onttrekt.
Zoo was het - in den beginne althans
na het ongeluk op het Chodynska-veld.
De keizer toonde zich toen toegefelijk
tegen zijn eigen verlangen in stond hij
toe, dat de feestelijkheden voortduurden,
maai den slotte gaf hij toch uitdrukking
aan zijne persoonlijke stemming: hij wei
gerden orden te verleenen naar aanleiding
der kroningsplechtigheid, en eveneens wei
gerde hij alle bevorderingen. Dat lot trof
uiet alleen den indirecten veroorzaker der
ramp, den commissaris van politie Wlas-
sowski, maar ook den burgemeester van
Moskou en talrijke hoog-vraardigheidsbe-
kleeders dezer stad. Zelfs de brief van
dankbetuiging aan grootvorst Sergius, den
gouverneur der provincie, waarvan de offi-
cieele bladen reeds een afschrift hadden
ODlvangen, werd, zooals ingewijden weten
te verhalen; niet verzonden; maar in het
laatste oogenblik nog teruggehouden.
Het eindoordeel isTsaar Nicolaas II
heeft een goed en edel karakterals hij
kon, zou hij gaarne overal het goede doen,
overal het kwade onderdrukken. A.Ct.
Te Dornbach b ij Weenen
werd eenige dagen geleden een huiseige
naar, dia vroeger zeekapitein geweest was,
ondsr zeldzame omstandigheden dood ge
vonden. Men vond den 78-jarigen man,
die Heinrich Dierksen heet, geheel gekleed
als lijk in zijn leuningstoel zittend. Een
onmiddellijk ontboden geneeskundige con
stateerde, afgaande op den graad van ont
binding van het lijk, dat Dierksen reeds
voor ongeveer twee weken overleden moet
zijn. Het lijk vertoonde geen sporen van
uitwendig gewild en een nader onderzoek
bracht aan het licht, dat Dierksen aan
een beroerte moest zijn overleden. De man
die algemeen bekend stond als een zon
derling, had jaren geleden op een reis naar
Amerika schipbreuk geleden en door die
rainp zijn vrouw en zijn beide kinderen
verloren. Van de geheele bemanning en
alle passagiers was hij met twee matrozen
de eenige, die gered werd. Na dit vree-
aelijk ongeluk begaf hij zich naar Weenen.
Daar kocht hij twintig jaar geleden onge
veer de kleine villa, waar hij sedert het
leven van een zonderling leidde. Zijn ver
standelijke vermogens schenen door de on
dervonden ontroeiing ernstig gekrenkt te
zijn. Hij was echter een ongevaarlijke
krankzinnige, die niemand ooit tot last
werd.
Van de menschen wilde hij niets we
ten en steeds ging hij hun met opvallen
de schuwheid uit den weg. Sedert zestien
jaar had hij, behalve met zijn wasch-
vrouw, met geen mensch ook maar één
woord gesproken. Kwam er iemand aan
zijn deur, dan werd hem onder geen
voorwaarde opengedaan, en als ieinaud hein
op straat wilde naderen, dan week d«
oude man reeds van verre uit. Dikwijls
hoorde insn hein in zijn woning kloppen
eu hameren, hetgeen de nieuwsgierigheid
van hen, die den ouden man gadesloegen,
ten zeerste gaande maakte. Na zijn dood
eerst werd dit voortdurend geklop ver
klaard. Men vond namelijk verscheidene
kisten, die hij voortdurend dichtspijkerde,
dien man.
En nu boog hij zich over haar heen,
en brandde haar do oogen uit met zijo blik,
zoodat al het bloed baar uit de wangen
week en zij lijkbleek werd.
„Mag ik hopen klonk het aan haar
oor. Een hevig verwijt stond er in hare
oogen te lez^n, eer zij dezelven onder da
groote wimpers borg; kond en hard klonk
haar antwoord
„Ik beo een (e arm meisje, hoogheid, om
iulk een kostbaar g schenk te mogen aan
nemen."
Hij wierp het hoofd in den nek en sloeg
da oogen toch neder, en welke zijne gevoe
lens zijn mochten, zij uitten zich ernstig en
mild. De toon van zijn stem klonk eerbe-
dig, toen hij na een kleine psnze in beleef
den vorm, nog eenmaal het woord tot haar
richtte.
„Gij hebt mij een lesje gegeven. Ik dank
n, en zon u daarvoor de hand kussen, als
wij zonder g tuigen waren. Vergeef het
mij."
Onmiddellijk daarop verliet bij de diep-
bu:g«ndo jonge dame eu keerde weder naar
zijne tante terug, juist op bet rechte oogen
blik, want de vleugeldeuren werdeD geopend
en de hofmaarschalk meldde op een teeken
vau den spoorwegbeambte, dat alles gereed
was.
Aan den arm van haar neef schreed de
prinses, door haar gansche gevolg begeleid,
langs hot perron, naar den intusschen tot
vertrek gereed staauden trein. Hier had nog
een klein afscheid plaats, namelijk van de
kleine hoogheid, die voor haar zonder on
geval gedane handkus, mot eene omhelzing
beloond werd.
Toen ook Hilde achter do prinses en gra
vin Böblen in het kofrijtuig steeg, waren oit
de massa bloemen die zij droeg, oen paar
rozen op den grond gevallen- Die rozen
schenen na eenmaal bestemd te zijn, om die
reis niet mede te maken. Ditmaal was het
de prins zelf, di» zich fluks bukte, om de
desserteurs op te rapen. Scherisend reikte
hij ze haar ïd den waggon over, maar één
bisef er per abuis in zijn handen achter.
En toen de trein zich langzaam in bewe
ging zotte en alle heeren nog eens do hoe
den a< haalden en alle dames met hunne
kanten aakdoekjes zwaaiden, toen bracht hij
do roos spelend aan zijne lippen, alsof hj
daarvan den geur inademde en wenkte daar
mede vervolgons zijn afscheidsgroet.
BOEK III.
HOOFDSTUK I.
De herfst was daar. Het oude paleis was
uit rijn korte zomcrsluimcring ontwaakt en
en die zooals hij aan zijn waschvronw
had verteld, zijn bagage moesten bevatten
als Lij op zee ging om zijn. vrouw en kin
deren te zoeken
Eabel. Naar La Eontaine.
De adelaar en de uil slaakten alle
vijandschap tusschen hen beiden eD slo
ten vriendschap. Hierbij zwoeren zij bij
adel are-trouw en uilen-eer, eikaars jon
gen niet meer op te vreten.
„Kent gij mijne jongen P" vroeg de
vogol van Minerva. De uil was name
lijk bij de oude Grieken het symbool der
Godin der wijsheid, Minerva.
„Ik heb niet de eer," antwoordde de
adelaar.
„Des te beter voor hen,* zeide de
lichtschuwe vogel. „Ik ten toch wel een
weinig bang voor hnn leven en stel
nu juist niet al te veel vertrouwen in
den Koning der Lucht. Het zal zeker
wel een toeval zijn, als zij trots uwe be
lofte behouden blijven.*
„Vertel mij, hoe zij er oit zien*, ant
woordde de adelaar, „en bij mijn leven,
ik zal ze niet aanraken.*
„Nu, luister dan antwoordde de uil
en loog„Mijne jongen onderscheiden
zich door groote slimhi id. Zij hebben een
prachtig gevederte, een bekoorlijke gestal
te eu e9n wonderschoone stem. Het ge
zang der pochende nachtegaal is niets iu
vergelijk bij het zoet gefluit mijner jon
gen.*
„Ik zal het onthouden,* beloofde de
adelaar en vloog de zon tegemoet. De uil
zocht haar geheimen schuilhoek weder op.
Op zekeren dag, toen de adelaar op een
hooge rotssfruik de wereld overzag, hoor
de hij beneden zich een vervaarlijk ge
kras. Op buit belust, ging hij op onder
zoek uil en ontdekte in eene rotsspleet,
plompe, walgelijke vogels met groote oo
gen, terwijl zij loom in hunne bewegingen
waren.
„Dat kunnen onmogelijk de jongen van
mijne vriendin zijn,* zeide de adelaar tot
zichzelven. „Deze zijn verre van mooi, en
hun stem zou mij kunnen verjagen, wan
neer ik juist niet zoo'n honger had. Ik
zal ze dus maar oppeuzelen Zoo gezegd,
zoo gedaan Van de kleine uiltjes bleef
geen beentje over. Toen de arme uil
spoedig daarna haar nest opzocht en hare
jongen daar niet meer vond, wat zij troo
steloos en zwoer zij den verrader bittere
wraak.
„Klaag u zelve aan,* verweet haar de
wijze raaf. „Men moet nooit pochen en
niets overdrijven. Hadt gij van uwe jon
gen een ware beschrijving gegeven, dan
had de adelaar zich niet kunnen vergis
sen en zouden uwe jongen nog beden le
ven.*
De millionairs in Ameri-
ka en er zijn er velen offeren van
hun schatten groote sommen aan de lief
dadigheid. Zoo hebben de Vanderbilts
zeker reeds 20000000 dollaes weggegeven;
Leiand Stanfort gaf 225000000 dollars, of
met het legaat zijner vrouw snede,
32500000 dollars ten behoeve van de
Universiteit, die door hem gesticht is. De
hooge school te Chicago ontving van den
heer Rockefeller een bidrag van 7000000
dollars.
alles had een frisch aanzien gekregen, om
de hooge gebiedster naar waarde te kannen
ontvangen.
Daar zat zij weder in haar klein werk-
cabinet en liet zich door hare secretaresse
berichten geven omtrent allo mogelijke lief
dadigheidsinstellingen waarin zij belang
srelde, alsof er eigenlijk geen tusscheDruim-
to geweest was, en toch had zij maanden
lang zich met deze zaken niet bemoeid.
Dat oponthoud aan het bad met al zijn ver
velende bronwandelingen en wandeltochten,
dan het kleine uitstapje naar Oeniersee,
waar de prinses eenige weken in het voor
jaar had doorgebracht met haar zoon, ter
wijl hij verlof had alles was als een
droom voorbij en geschied. Het was hier
weder de werkelijkheid, da nuchtere dag,
hetgeen Hilde weder in het gelijkmatige,
vervelende aangezicht kon zien.
En waunoer zij hare togen niet had wil-
lon golooven, het; waren desel de eentonige
leefregels, diezelfde indringerige vermaningen,
di<-, hoezeer man er ook aan gewoon geraakte,
doodvermoeiend waren en onophoudelijk hare
ooren hadden doon toeteren van den dag
van haar vertrek, lot den dag van haar aan
komst, zonder ophouden.
Gedurende haar verblijf in Montreox, ter
wijl prins Othmar bij zijne moeder logeer
de, was er niets geen bijzonders voorgeval
len; hetgeen volgens de prinses alleen te
wijieu was aan de degelijkheid van het
karakter van haar zoon; dus niemand an
ders behoefde zich daarvan eenige verdien
ste toe te rekenen. Daartegen darfde
natuurlijk niemand de stem verheffen. Hoe
had Hilde de veralinde moeder de oogen
durveD openen over haar lief zoontje, aan
wiens aauvallen zij zoo dikwijls weerstand
bieden moest? Hoe Kort zij ook nog maar
op baar post was, zoo was zij door hare bab
belachtige vriendinnen reeds genoegzaam
van alles op de hoogte gebracht om alle
personen uit de omgeving van het hof zoo'n
beetje te kennen en tegon die personen op
baar hoede te zijn, te meer, daar haar voor
gangster door een onvoorzichtig woord dat
zij in deze geuit had, als de lichtvaardige
was aangezien geworden, die een net om
dat onscnuldig ventje had willen spannen
en zich door hare verdediging natuurlij k
onmogelijk gemaakt had. 't Was natuurlijk
het verstandigste om te zwijgen en dat deed
Hilde dan ook maar.
WORDT VERVOLGD.
Snelpersdruk van J. Wikkel, te Schagen.