Zich onophoudelijk friseert,
Dat liever in de boeken kijkt,
Dan dat ze uw fronts en boorden strijkt;
Al hadt ge in baar ook nog zoo'n zin,
Zoo neem baar niet „ge loopt er in".
Zij die haar tijd aan 't fietsen wijdt,
Zich steeds in snoeperij verblijdt
Om negen uur baar bed verlaat,
En altijd slentert langs de straat
Al hadt ge in haar ook nog zoo'n zin,
Zoo neemt haar niet 1„ge loopt er in".
Maar zij, die zonder pronk of pra^J,
Ter markt gaat, voor bet middagmaal,
Met eigen hand de spijs bereidt,
Haar kleeren maakt, baar kousen breidt,
Al brengt zoo'n meisje weinig meê,
Stel u met haar gerust tevreê.
Bezin u niet, neem haar tot bruid,
'k Wensch u geluk „ge zijt er uit."
Mysterieën.
Snelpersdruk van J. Winkel te Sohagen.
ren voor elkander, wat men gewoon
lijk onafscheidelijke vrienden noemt. Even
als ik had bij de loopbaan van machinist-
ingenieor gekozen, alleen legde hij zich
hoofdzakelijk toe op fabriek-machinerie,
wat toenmaals in haar opkomst was en voor
iemand, die dat vak in den grond verstond,
een rijke toekomst bood.
Eu Karei was een degelijk menscb, eer
gierig en onverzadigbaar leergierig. Nau
welijks had hij zijne technische studie
voltooid, of hij maakts een vakreis, hij
wilde met alles vertrouwd worden, wat in
den tijd bijna sprongs-gewijze op het ge
bied der meelfabrikatie opdook, en offerde
daaraan zelfs zijn klein vaderlijk erfdeel
op. Eerst ging bij naar üuitschland, van
daar naar Frankrijk en Engeland en ten
slotte was hij twee jaar in Amerika werk
zaam, het land, waarheen eigenlijk een
ieder moest gaan, die van de machine-
bouwknnst wat goeds wil profiteeren. Toen
bij terugkwam, een autoriteit in zijn vak,
werd bij spoedig een gezocht constructeur
en verwierf zich in betrekkelijk korten tijd
een vrij aardig vermogen.
„Doch dit was voor hem slechts het
middel om tot het doel te komen. Als
jonggezel had hij een meisje leeren ken
nen, Anna Bergheimer, en tusschen hen
beiden was eene liefde ontstaan, welke
was gebloken echt en proefhoudend te zijn.
De oude Bergheimer was een zonderlinge
filosoof. Liefde hier, liefde daar, dat was
hem geen duit waardhij wilde zijn
dochter, wier buitengewone schoonheid hij
zeer goed naar waarde wist te schatten,
zoomogelijk goed verzorgd zien; daarmede
basta Zoo dikwijls daarom een aanzien
lijke minnaar bij zijn dochter een
blauwjle liep en dat is nog al eenige
malen gebeurd kwam het er thuis
tot uitbarstingen, die nog wekenlang na
werkten. Maar Anna bleef standvastig.
Of Karei Rüttling, of niemand 1 Toch
schikte de oude stijfkop zich in het on
vermijdelijke, toen Rüttling hem zijne boe
ken voorgelegd had. Wel mopperde hij
nog langen tijd na, wanneer hij dacht aan zoo
menig afgewezen minnaar, die eigenaar was
van een aanzienlijk vermogen. Hij mocht
overigens zich niet lang verheugen in het
geluk zijner kinderen, maar weinige
maanden na het huwelijk zijner
dochter, overleed hij aan een hevige nier
ziekte.
„Hoe zal ik u de verhouding tusschen
de jonge echtelieden schilderen Hef was
in één woord idealistisch. Jarenlang had
den zij op elkander gewacht, dapper had
den zij den strijd doorstsan en nu zij
elkander eindelijk bezaten, was het, als
bleef er hen niets te wenschen over.
Nooit heb ik twee menschen gezien, die
zoo ten volle harmonieerden, die zoo ge
heel in elkander opgingen.
„Genoeg daarvaD, als ik u ze?, dat de
dagelijksche omgang met hen mij meer
dan alles deed besluiten, vrijgezel te blij
ven. Dat mag als een paradox klinken,
doch het is inderdaad zoo. Een huise
lijkheid als bij het echtpaar Rüttling,
wenkte mij niet en met een minder ge
lukkig echtelijk leven zou ik mij niet
hebben kunnen tevreden stellen. Daarom
zocht ik mij voor dat gemis schadeloos te
stellöD, door eiken arond bij hen door te
brengen.
//Anna was een vroaw, die in haar ge
luk kalm bleef. Zij had alles gevonden,
wat zij gewenscht had, en kon daarom
alles geven, wat zij bezat. Hiermede is
haar wezen ten volle geteekend. Zij bezat
geen spoor van datgene, wat men een in
teressante vrouw noemt; niets geheimzin-
nings en niets t.rtends; eerder was ze te
huiselijk. Maar haar geheele doen en la
ten verried evenwel verstand als een
heldere opvatting der dingen. En dat
moet niet uit bet oog verloren worden.
„B stond er nog iets, geschikt om het
geluk der beiden te verhoogen, dan was
dit de geboorte van een zoon. Toer. ken
de hnnne vreugde geene grenzen. Een
derde had zich bij hen in den bond ge
plaatst, zij waren zalig en bleven het in
het vervojg jaren aaneen.
„Op zekeren avond ik was wat vroe
ger dan gewoonlijk gekomen, want liet was
de vijfde verjaardag van den klei
nen knaap kwam Rüttling van zijn fa
briek huiswaarts en zwaaide een brief
boven zijn hoofd. „Menschen"", riep hij
verheugd nit, „„Fred komt, Fred Barker
Hij heeft in Rasland zaken af te doen en
bljjft op zijn r<üs daarheen, eenige dagen
bij ons. Dan zult gij een menscb kennen
leeren, ik zeg d, een ijzeren man, zooals
slechts op Amerika's vrijen bodem kan op
groeien!"" Den geheelen avond vertelde
hij van zijn vriend om aan te toonen, welk
een buitengewoon mensch Fred Barker
was, wiens vriendschap hij daarginds had
verworven. Nog voegde hij er lachend,
tot zijn vrouwtje aan toe „„Galant is hij
nietEr bestaat op de geheele wereld wel
geen vrouw, die hem ooit eenige belang
stelling heeft ingeboezemd.""
fPecies op het bepaalde uur trad de
Amerikaan binnen. Wanneer ik den eer
sten indruk beschrijven moet, dien hij op
mij heeft gemaakt, dan doe ik dat het beste
met de woorden, welke ik Anna toe
voegde Drommels Wat is die kerel
leelijkVerbeeld u( een mager mensch,
middelmatig van grootte, met armen, die
bijna tot de knieën reikten. Een groot
hoofd, met vooruitspringend, hoekig voor
hoofd een vervaarlijke neus en dunne
vast op-eengedrukte lippen. Daarbij rondom
het gladgeschoren gelaar. een yankeebaard,
welke er ook al niet toe bijdroeg, zijne ge
laatstrekken mooier te maken. Maar de
oogen waren werkelijk betooverend. Staal
blauw, scherp en helder, als geschapen,
om in de versta vertan en in de donker
ste diepten door te dringen.
„Langzamerhand gewende men aan zijne
leelijkheid; zoodra hij iemand goed aan
keek, vergat men zijne leelijkheid. Maar
als hij naast mijn vriend Karl stond, ge
leek hij wel een aap naast een Adonis.
„In den beginne hield hij zich een
weinig teruggetrokken; earst later trad hij
meer op den voorgrond. Wanneer hij be
gon te vertellen, hield hij ons allen in
zijne betoovoring gevangen. llij sprak
nooit van zich zelveD, maar altijd vau de
dingen, welke hij gezien had. Maar daar
uit kreeg men een beeld van zijne man
nelijke kracht, welke iemand de hoogst
bewondering afdwong. Bij deze man was
alles wil, een bijna bovenmenschelijke
wil, welke elke hindernis voor zich uit
den weg wierp. Ten laatste begon ik zelfs
sympathie voor hpm te gevoelen.
„Alleen Anna, de jonge vrouw, scheen
zich met zijn wezen niet goed te kunnen
bevriend makenhet was als boezem
de hij haar een geheime vrees in. Zij
te vertellen van wat hij doen zon als hij
president was, tot Krnger op een zeker
oogeublik zijn jas uittrok en die den
Duitscher, die beel klein van stuk was,
voorhield, zeggendeTrek dat aan
Het is te groot, zei de Duitscher Juist,
zü Oom Paul. Ik ben Paul Kruger, en
als jij mijn j<s kon vullen zou je mis
schien grooter dingen doen. De Duit
scher af.
Raad aan jonge mannen.
Een meisje dat politiseert,
„Bedaard aan", zeide oom Jacob, „en
niet dadelijk zoo heftig uitvaren. Ik vind
het wel zeer begrijpelijk en natuurlijk,
dat gij, als jong echtgenoot en gelukkig
huisvader, alles veroordeelt, wat ook maar
in de verte gelijkt op echtelijke ontrouw.
Zoo iets beleedigt u in uw innige overtui
ging van de heiligheid van het familie
leven en doet bij u de vorige begeerte
ontstaan, gebeurtenissen, als de zooeven
besprokene, met krasse woorden af te
keuren. Daartoe hebt gij ook volkomen
het recht. Maar altijd blijft het onbillijk,
te generaliseeren. Vergeet niet, dat gij
in zulke zaken te veel partij kiest, om
een rechtvaardig rechter te zijn. Dat geldt
intusschen in een enkel opzicht. Zoodra
gij mijn leeftijd en mijne ervaringen hebt
gekregen, zult gij tegenover deze dingen
een geheel ander standpunt innemen. Veel
kalmer, waarschijnlijk ook welwillender en
toegeeflijker."
„Nimmer!" riep ik uit, bijna verbit
terd „in welken vorm de echtbreuk mij
ook ooit onder de oogen mag komen, nim
mer zal ik er eenige veiscbooning voor
kunnen vinden, maar steeds niets dan be
weegredenen, die het gevolg zijn van etn
moreel defect!"
„Hm", liet oom Jacob hooren, „dat is
goed. Dat is zelfs voortreffelijk. Dan zal
het u gemakkelijk vallen, de juiste ver
klaring en formule te vindeD, voor een
geval, hetwelk mij te zijner tijd zoo na
betrofzoo na, dat er voer mij jaren toe
noodig zijn geweest, voor ik er een ge
dicht van heb kunnen maken. Heb ik u
nooit eens verhaald van Rüttling, van
Karl Rüttling
„Ik weet alleen, dat hij een vriend u-
wer jeugd was, met wien gij dikwijls zeer
dweeptet
„Precies. Wij zijn samen opgegroeid,
hebben dezelfde opvoeding genoten en wa-
men
„Ha, ha! Dat verheugt mij zeer buiten
gewoon, waarde vriendHoe gaat het u
mijnheer de ingenieur Ook hier in de
residentie? Dat tre.t buitengewoon!" be
groette hij op de levendigstd manier Reimar.
Hij schudde hem de hand en vatte hem
heel vertrouwelijk order den arm. „Dan
kannen wij juist een eindje te zamen op-
loopen niet Ach, gij hebt geen
tijd? Waarheen zoo haastig? WaarheeD
tocb
„Ik ben jnist van plan, uwe dames op
te zoeken, heer baron," antwoordde Reimar,
die in ongewone, maar toch vroolijke op
gewondenheid scheen te verkeeren. „En
daar ik slechts kort bier ben en beden
avond weder vertrek
„Zoo, die zullen anders niet wegloopen,"
meende Braodolf, niet erg gewillig, om de
gelegenheid, die zich aanbood om over veel
duisters iu 't reine te komen, te laten voor
bijgaan. „Dus moet ge beden verder
reizen Zeker naar Bernbansen Met
het boawen zal het nu zeker ernst wor
den f*
„Het is mij in alle vormen door zijne
hoogheid opgedragen geworden."
„Charmant Wanneer gij het vervaardigt
naar de schets, die ge volgens mijn idee
hebt uitgedacht, zal het zeer schoon wor-
don. Ja, altijd heb ik daarvan gedroomd,
altijd heb ik gedacht, bah Alles wordt niet
vervuld, wat men hoopt. Ik heb met de
grootste bereidwilligheid mijn oud Bern-
hausen en mijn uitgedacht plan voor zijn
hoogheid den prins feil gehad, gij weet
goed en bloed voor de dynastie 1 Dat is
riddertaal maar als jnist dat eene maar
niet waar is, dat zon mii grieven. Wanneer bet
offer gebracht was, ter wille van de voor
malige voorlezeres, voor die tooneeiprinses.
Is het waar, dat het slot als een
geschenk voor die Jenisch bestemd is
Gij als bouwmeester moet dat toch we
ten 1"
„Ik weet daar in 't geheel ni6ts van.
Mij is alleen opdracht gegeven om te bou
wen; om het verdere heb ik mij niet be
kommerd."
Mijnheer von Brandolf geloofde deze
verzekeringen niet recht. Hij zag Rei
mar een weinig scheef en loerend ean,
knikte hem vervolgens in bewondering
toe en klopte hem op den schoader,
waartoe hij de hand hoog opsteken moest,
zoodat bet er begon uit te zien, alsof bij
zich aan den veel groo!eren man wilde
vasthouden.
„Bravo, volkomen correct! Zwijgen is
een mooie regel, ofschoon onder zekere om
standigheden overigens wil ik u nergens
toe dwingen. Het verdriet mij slechte, dat
de eerwaardige beritting der familie Bran
dolf in zulke pl ebejische ja wie had zoo
iets in het voorjaar kunnen prakiseeren?
Toen ik u weder zag komen, om opmetin
gen te doen, onderzoekingen in te stellen,
toen schoot mij dadelijk in de gedachte
ja verontschuldig mij mijn beste, daar zie
ik jnist iemand, dien ik spreken moet —wil
u ook niet ophouden, ga dus naar ons
wij zijn nog niet geinstalleerd, hebben onze
tenten voorloopig in een hotel opgeslagen
tot wij een aardig huis, of een ons passen
de villa vindeD; gij zult ook mijne dochter
Hilde thuis vinden, dan kuut ge haar met
een voor bare voorspraak dank zeggen.
Alzoo, leef geinkkig en tot wederziens
Hij wenkte Reimar nog eenmaal lachend
toe en stak dan rechtstreeks de straat over,
om zich vriendschappelijk bij een dragonder-
offxier aan te slniten, die langs do andere
huizenrij op betzellde doel afging als
hijzelf, aan diens zjjde trippelde hij ver
der, lachend met den stok zwaaiend, met de
hand groetend, in de meest denkbare ge
lukkige stemming en als een man, die
weder tot de wereld behoor!; niet slechts
to' do aarde met al hare genietingen, maar
ook zon, maan en sterren daarbij.
Aan Reimar was nu ook geen honden
meer. Bij had zich met geweld losgescheurd,
als hij anders niet vrij bad kunnen worden.
Hij liep meer op een drafje dan in gewo
nen pas, om het hotel maar zoo spoedig
mogelijk to bereiken. Op de vreemde
lingen-lijst had hjj reeds hedenmorgen den
naam Brandolf onder de nieuw asngekome-
nen gelezen, en het had weinig gescheeld,
of hij had de familie nog dirrct opgezocht
en haar wellicht nog te bed gevonden. Met
moeite bad hij zjjn oDgeduld beteugeld; ook
waren er gewichtige zaken, die hem naar
de residentie geroepen hadden, en deze
moesten nu het eerste afgehandeld worden.
Nu echter was dat alles algelcopen en met
luidkloppend hart snelde hij daarheen, waar
hij diegene vinden zoo, die hij eerst na een
maandenlange afwezigheid eens weerzien
mocht.
En hoe geheel anders, dan hij gemeend had,
geschiedde het in de werkelijkheid, toen hij
den kellner, die zijn kaartje moest overhan
digen, bijna op den voet volgde. Hoe koel,
boe voornaam beantwoordde zij zijne bui
ging en de door hem in de eerste opge
wondenheid gestamelde woorden, waarmede
hij zijne vreugde te kennen gaf en verte'de
dat zijn bezoek aan baar bijna wederom
t
mislukt was; de begroeting van moeder «u
zuster daarentegen was warm en hartelijk.
Er was wel een hooger rood naar Hilde's
wangen gestegen, maar zij was niet opge
sprongen om hem tegemoet te snellen, noch
had zij hem de hand gereikt, evenals de
barones, eer deze bem zijn plaats op de
rood-p&luche kanopë aanwees. Niets meer
en niets minder viel bem ten doel, dan
een gewone bekende, die na lange af
wezigheid weder een bezoek aflegt, on die
men wel vriendelijk ontvangt, terwijl
men er ook geen berouw over getoond zou
hebben, als hij weggebleven was. Werkte
de omgeving, waarin zij verkeerde, dan zco
op haar Bestond er dan werkelijk zoo'n
belangrijk verschil tusschen stad en land,
tusschen beden en voorheen Vergeefs
zag Reimar strak in Bilde's oogenglom
en glinsterde daarin dan geen enkel vonkj8
van herinnering, flikkerde dan geen enkele
straal van overmoed en scherts daarin op,
die hem zoo onvergetelijk gebleven waren;
schemerde er dan onder die groote neerge
slagen wimpers dan geen enkel oogenblik,
dat droomerige smachten, waarmede zij de
laatste bloeddroppels bem nit het harte had
kunnen halen
Hilde's oogen bleven angstig en wjjd ge
opend; deze groote oogen onder die scherp
geteekende wenkbrauwen,keken onverschillig,
dan hierheen, dan daarheen, wel ook eens
naar hem, doch alsof zo nooit nader met
hem had omgegaan, rooit met hem gepraat
en gegekscheerd bad, nooit hem eer en blik
in baar binnenste gegund bed, alsof alles
baar uit do gedachten was weggowischt
bet bankje onder den vlierboom, de keree-
blcesem, bet schetsboek en bet phillippientje
en ja, in dat alles stelde zij geen be
lang meer. En hij kon toch zijn blik
niet vau baar afwenden. Iloe schoon was
zij, sehconer dan ooit to voren. Schooner
zelfs dan in het oogenblik, toen haar lief
gezichtje achter het flikkerend kaarslicht
zoo wonderbaar verlicht scheen, eer de kaars
uitgirg.
Hoe traag en vervelend sleepte, terwijl
hij zoo zat te peinzen, het gesprek zich
voort. Hoe bet hem gegaan was, oi bij ge
zond was, boe lang bij zich reeds in de
stad ophield en waar bij den baron ontmoet
had, dat het mooi herfstweder was, al die
vragen en uitdrukkingen moest hij beant
woorden oi beamen en dat alles hoorde zij
eveneens onverschillig aan en gaf er eenige
kleur aan met dien lach aan eene dame van de
wereld eigen, die orer alles met vriendelij
ke opmerkzaamheid maar zonder de gering
ste werkelijke belangstelling, kan praten.
ontweek zijn blik, en zoo dikwijls hij het
woord tot haar richtte, scheen zij te
schrikken, en wel zoo, dat het menigmaal
pijnlijk lang dnnrde, voor zij antwoord
gaf. Anderszijds bemerkte ik, dat bij het
spraakzaamst werd, wanneer zij tegenwoor
dig was, en dat zijne trekken daD eene
merkwaardige levendigheid verkregen. Ik
schreef daaraan evenwel geene beteekenis
toe.
„Drie weken had Fred JBarker bepaald,
bij mijn vriend te blijven. Op den een—
en-twint'gsten dag was hij verdwenen,
eensklaps, zonder afscheid en Anna
met hem. Op haar werktafeltje lag eon
met potlood geschreven brief. De inhoud
daarvan staat in mijn brein als ingebrand
hij luidde
Ik ga heen met Fred Barker, ik
moet met hem en ik kom niet meer te-
rng. Toen ik hem voor de eeisle maal Z3g
en hoorde, was het mij alsot er in mijn
gemoed iets verscheurd werd. Wij heb
ben met elkander geen twee woorden ge
wisseld, eerst heden als hij tot mij kwam
en zeide, dat ik mij moest gereed maken,
dat hij mij over een uur zou afhalen,
weet ik, dat wij bij elkander hooren.
Karl, ik bezweer u, neen, ik mag niet
zweren. Ik moet weg. En mijn kind, ge
rechte hemel, mijn lieve jongen 1 Karl,
om God's barmhartigheid, wees genadig
en leer hein niet zijne moeder vloeken!""
„Met dezen brief kwam Rüttling bij
mij en legde mij dien zwijgend voor. Ik
[as, begreep eerst niet goed, las nog eens
en nog eens, tot ik eindelijk begreep, zoo
dat het mij zwart voor de oogen werd.
Ik keek mijn vriend aan, hij was zeer
bleek maar ook merkwaardig kalm, als ie
mand, dia het zwaarste reeds achter zich
heeft. Ik kon niet begrijpen, waarom hij
niet zijn vuisten balde, waarom hij niet
raasde en tierde,waarom hij de trou-
welooze niet vloekte. „Karl I" schreeuw
de ik hem toe, „beweeg u toch! Of neen,
Iaat mij gaan, ik zal hen vervolgen, en
al moest het ook zijn aan het andere ein
de der wereld, ik dood den kerel en breng
haar u terug, ik
„„Neen, gij weerde hij af. „„Laat den
dingen, welke niet meer te veranderen zijn,
hun loop. Kwam zij zelve terug, uit ei
gen beweging, ik zou haar opnemen en
verplegen als eene, die zwaar ziek is, wat zij
toch eigenlijk ook is. Maar zij kan niet,
die ongelukkige!"
„Wat?" riep ik verontrust uit, „be
schouwt gij de zaak van die zijde
„„Ja. Alleen van deze zijde. Als een
groot ongeluk, aan hetwelk misschien nie
mand schuld heeft. Zoo iets, als wanneer
iemand een dakpan op het hoofd valt. De
een krijgt daarbij slechts een bui], den
ander wordt tegelijk de schedel verplet
terd. En daarom ben ik hier.
„„Mijn kind is er ook nog. Wanneer mij
iets mocht overkomen, hier is het pak
ket".
„Karl, om 's hemels wil, gij wilt toch
niet I
„O neen, Jacob Daaromtrent kunt gij
gerust zijn. Het kind heeft mij noodig,
en ik blijf op mijn post. Maar ik weet
Diet, of ik het op den duur kan volhou
den. En dan, voor alle gevallen, gij be
grijpt mij toch!""
„Wij drukten elkaar zwijgend de hand.
„Een half jaar later stierf de knaap aan
diphteritisde vader volgde hem spoedig.
Eenmaal scheen het echter toch, alsof de
slaier, waarachter zij haar ziel verborgen
hield, eon weinig werd opgeheven. Het
was toen Reimar de mededeeling deed, dat
hem officieel door Prins Edaard de restau
ratie van Bernhausen was opgedragen,
hij had bij deze opdracht eveneens den titel
van Bouwraad gekregen.
Daarop volgden natuurlijk gelukwenschen
en nu was ook Hi'de opgestaan en was le
vendig op hem toegestapt om hem hare
vreugde te betuigen. Haar oog schitterde,
een hartelijk lachje speelde om hare lippen,
en onwillekeurig stak zij hem ook de hand
toe. Hij hield derelve vest, en zag ha/r,
voor haar staande, diep in de oogen' Zijn
hart sloeg zoo heftig, dat zij het in zijn
vingers voelen moest.
„Ja, het is een buitengewone gunst," zei
de hij in gelukkige opgewondenheid, „'t is
in een geheel ander vak, dan ik tot dus
verre geatbeid heb en zulk eon mooie aan
stelling overtreft mijn stou'ste wenschenen
zij wordt mij door velen misgund; mijne
verdiensten en bekwaamheden zullen in twij
fel getrokken worden, en ik zelf kan dat
geluk ook niet alleen aan mijne bekwaam
heden toeschrijven, ofschoon ik wil het
oitspteken ofschoon God mij met het
ambt, zoo ui Diet het verstand dan toch het be
scheiden zelfbewustzijn gegeven heeft, om
mijn plaats te kunnen vervullen. Hoe het
dan ook zij, zooveel is zeksr, door mijself
was ik nooit zoover gekomen 1 Barones Hil
de, laat mij er u voor dauken t"
Hij was zoo warm geworden, dat ziju
voor eon oogenblik bedwongene ge
moedsstemming, niet spoedig weer haar
gezag kon doen golden. Hilde gevoelde
zich daartegenover verlegen. Zij onttrok
Reimar baar hand, die hij in 't geheel niet
meer schem te willen loslaten, met een vrij
forsche beweging on trachtte hem spottend
te antwoorden
„Gij zweelt geheel in de wolken, mijnheer
de bouwraad!'
„Doe ik dat," antwoordde hij met be
zieling, „zoo weet ik ook, wie mij
de gelegenheid tot vliegen verschatt
heeft."
„Ik niet, het toeval," wees zij d'tmaal
scherper zijn dank af, als zij te voren die
van haar vader had afgewezen. „Ik verheug
mij er over, maar er toe bijgedragen heb ik
niets."
„Toen de schets gezien, mijn naam ge
noemd en daarmede de stoot gegeven was,
wes mij ook den weg geëffend. Waarom wilt
ge dat niet toegeven?"
„Is dat werkeljjk waar?" vroeg do moe-
'Van de beide anderen heb ik niets meer
gehoord. Eenmaal las ik in de courant van
een dubbelen zelfmoord in Kig», welk be
richt mij tot zekere vermoedens aanleiding
gaf. Maar ik heb het maar nooit nader
onderzocht.
Waartoe ook
„En nn, mijn waarde neef", eindigde
oom Jacob barsch, gelijk hij altijd deed,
als hij zijn gevoel wilde overmeesteren, „nu
neemt gij het wooid en laat uw wijsheid
uitkomen. Gij hebt gesproken van moreel—
defecten en van motieven, wat weet ik
al meer spin dat nu eens uitHet is
immers zoo gemakkelijk Gebrek aan
plichtgevoel, voorbeschiktheid en zoo
voortnietwaar
Ik zeide niets. En het zou mij toch
een ware verlossing geweest zijn, wanneer
ik het rechte woord had kunnen vinden.
De feiteD, welke ik zooeven vernomen
had, werkten op mij als de schrille open
baring eener angstverwekkende, ongekende
natuurkracht. Wel gevoelde ik, dat er
iets ongehoords, iets onwederstaanbaars, iets
onvermijdelijks had plaats gehad.
Maar ik kon het begrijpen noch over
zien. Ik was toen nog zeer jong.
In 1382 werd, dank zij de
waakzaamheid van een jongen boer, Rotk
genaamd, Sololhurn voor eene overrompe
ling door eenen graaf Rudolf van Kij'
burg behoed. Sedert ontvangt het oudste
lid der familie Roth van de stad een
mantel in hare kleuren (rood en wit),
benevens een klein jaargeld. Dezer dagen
is nu Joseph Rotk, een ijzerkoopman, o-
verleden, die van een en ander de gelukkige
bezitter was, Een oomzegger van hem,
landbouwer van beroep, is zijn opvolger
en erfgenaam.
Alweer iets voorde ten-
toonstelling ïd 1900. Men heeft weer
eene nieuwe clou. Nu komt de bekende
Elieée Ruclus er in te pasMen wil n.1.
volgens zij raadgevingen, een groote globe
bouwen, die ver boven de omringende ge
bouwen zal uitsteken en het 400.000ste
deel van de werkelijke aardgrootte zal zijn.
Daarop zal alles aangegeven zijn wat men
op onze aarde vindt, bergen, rivieren,
enz. ia de jdsle verhoudingsgrootte. Maar
een berg van tweeduizend meter zal daar
op natuurlijk slechts een halven centime
ter hoog zijn. Binnen in de globe zullen
allerlei vermakelijkheden te zien zijn.
Als een paard zich de
knie gewond heelt, leidt men het be
daard naar den stal en wascht men de
wond voorzichtig zuiver uit. Daarna legt
men er pluksel van boomwol op, beves
tigt dat met een breeden flanellen band
en sluit alles met een vast aangetrokken
knieleer af. Nadat het paard nu 4 da
gen rust genoten heeft, neemt men het
verbind er met zorg af, zonder het nieuw
gevormde korstje op de huid af, te stoo-
ten. Vervolgens legt men nog eens het
zelfde verband aan en na 12 h 13 da
gen is de wond geheel hersteld, valt de
korst af en vertoont zich de met haar
bedekte nieuwe huid.
Een slak, die men den
kop afgesneden heeft, zal, wanneer men
haar op een vochtige plaats houdt, bin
nen korten tijd een nieuwen kop krijgen,
die haar evenzoo goede diensten bewijst
als de eerste.
der. „Gij zelve hebt Bernhausen
Gilde haalde de schouders op.
„Er zal mij daaruit toch wel geen ver
wijt gemaakt worden. Gij toch ook niet,
Erna wendde zij zich met vroolijk klin
kende scherts tot haar zuster. Vervolgens
vertrok zij hoogmoedig den mond. Men
kan het nu juist niet allen naar den zin
maken, 't Is hier een Jantje die lacht en
oen Jantje die huilt. Overigens heb ik reeds
gezegd, dat mijn actief deel in deze zaak
zeer gering is. Ik tooi mij niet gaarne met
do vederen van een ander. Bij n beiden
mag dat ter mijner verontschuldiging die
nen, bij o mijnheer de bouwraad zal het
't gevolg hebben, dat ik van het voetstuk
tuimel, op hetwelk mij uw dankbaar
heid heeft geplaatst en waarvan ik de zware
last nu van uwe schouders neemmaar het
is nu mijn tijd, mija half uurtje van ver
lof is reeds ruimschoots verstreken-"
Deze soort vroolijkheid kon Reimar niet
anders dan onaangenaam aandoen.
„Mag ik mij veroorloven, u te vergezelion,"
vroeg hij nochtans.
„Mijn rijtuig wacht beneden," gaf zij hem,
in gemakkelijk te begrijpen weigering ten
antwoord.
„Zoo, dan tot daar aan toe," volhardde hg
en die beleefdheid was niet af te wijzen.
„Opdat ik onderweg niet verloren ga,
zeer vriendelijk van n."
Reimar hoorde den verdrietigen toon van
teleurstelling in haar laatste antwoord niet;
hem was er te veel aangelegen, om, voor
bij weder afscheid van Hilde nam, een be
slissend woord uit haar te krijgen, dat hun
ne verhouding voor de toekomst zou rege
len. 't Was niet gemakkelijk haar te na
deren; hij had reeds ondervonden, met hoe
veel moeite bet gepaard ging, dan drempel
van het oade paleis te overschrijden en tot
deszelfs bewoners te naderenwie weet, wan
neer dezo gunstige gelegenheid zich weder
zou voordoen, om met het geliefde meisje
alleen te zijn,* men moest die gelegenhoid
aangrijpen, wanneer zij zich aanbood, hoe
klein wellicht hetoogeubiik van ongestoord sa
menzijn wellicht ook zijn mocht. Wat tijd
was er ook voor noodig, om het tusschen twee
harten, die elkander lief hadden, in 't reine
to brengen
WORDT VERVOLGD.