Zich onophoudelijk friseert, Dat liever in de boeken kijkt, Dan dat ze uw fronts en boorden strijkt; Al hadt ge in baar ook nog zoo'n zin, Zoo neem baar niet „ge loopt er in". Zij die haar tijd aan 't fietsen wijdt, Zich steeds in snoeperij verblijdt Om negen uur baar bed verlaat, En altijd slentert langs de straat Al hadt ge in haar ook nog zoo'n zin, Zoo neemt haar niet 1„ge loopt er in". Maar zij, die zonder pronk of pra^J, Ter markt gaat, voor bet middagmaal, Met eigen hand de spijs bereidt, Haar kleeren maakt, baar kousen breidt, Al brengt zoo'n meisje weinig meê, Stel u met haar gerust tevreê. Bezin u niet, neem haar tot bruid, 'k Wensch u geluk „ge zijt er uit." Mysterieën. Snelpersdruk van J. Winkel te Sohagen. ren voor elkander, wat men gewoon lijk onafscheidelijke vrienden noemt. Even als ik had bij de loopbaan van machinist- ingenieor gekozen, alleen legde hij zich hoofdzakelijk toe op fabriek-machinerie, wat toenmaals in haar opkomst was en voor iemand, die dat vak in den grond verstond, een rijke toekomst bood. Eu Karei was een degelijk menscb, eer gierig en onverzadigbaar leergierig. Nau welijks had hij zijne technische studie voltooid, of hij maakts een vakreis, hij wilde met alles vertrouwd worden, wat in den tijd bijna sprongs-gewijze op het ge bied der meelfabrikatie opdook, en offerde daaraan zelfs zijn klein vaderlijk erfdeel op. Eerst ging bij naar üuitschland, van daar naar Frankrijk en Engeland en ten slotte was hij twee jaar in Amerika werk zaam, het land, waarheen eigenlijk een ieder moest gaan, die van de machine- bouwknnst wat goeds wil profiteeren. Toen bij terugkwam, een autoriteit in zijn vak, werd bij spoedig een gezocht constructeur en verwierf zich in betrekkelijk korten tijd een vrij aardig vermogen. „Doch dit was voor hem slechts het middel om tot het doel te komen. Als jonggezel had hij een meisje leeren ken nen, Anna Bergheimer, en tusschen hen beiden was eene liefde ontstaan, welke was gebloken echt en proefhoudend te zijn. De oude Bergheimer was een zonderlinge filosoof. Liefde hier, liefde daar, dat was hem geen duit waardhij wilde zijn dochter, wier buitengewone schoonheid hij zeer goed naar waarde wist te schatten, zoomogelijk goed verzorgd zien; daarmede basta Zoo dikwijls daarom een aanzien lijke minnaar bij zijn dochter een blauwjle liep en dat is nog al eenige malen gebeurd kwam het er thuis tot uitbarstingen, die nog wekenlang na werkten. Maar Anna bleef standvastig. Of Karei Rüttling, of niemand 1 Toch schikte de oude stijfkop zich in het on vermijdelijke, toen Rüttling hem zijne boe ken voorgelegd had. Wel mopperde hij nog langen tijd na, wanneer hij dacht aan zoo menig afgewezen minnaar, die eigenaar was van een aanzienlijk vermogen. Hij mocht overigens zich niet lang verheugen in het geluk zijner kinderen, maar weinige maanden na het huwelijk zijner dochter, overleed hij aan een hevige nier ziekte. „Hoe zal ik u de verhouding tusschen de jonge echtelieden schilderen Hef was in één woord idealistisch. Jarenlang had den zij op elkander gewacht, dapper had den zij den strijd doorstsan en nu zij elkander eindelijk bezaten, was het, als bleef er hen niets te wenschen over. Nooit heb ik twee menschen gezien, die zoo ten volle harmonieerden, die zoo ge heel in elkander opgingen. „Genoeg daarvaD, als ik u ze?, dat de dagelijksche omgang met hen mij meer dan alles deed besluiten, vrijgezel te blij ven. Dat mag als een paradox klinken, doch het is inderdaad zoo. Een huise lijkheid als bij het echtpaar Rüttling, wenkte mij niet en met een minder ge lukkig echtelijk leven zou ik mij niet hebben kunnen tevreden stellen. Daarom zocht ik mij voor dat gemis schadeloos te stellöD, door eiken arond bij hen door te brengen. //Anna was een vroaw, die in haar ge luk kalm bleef. Zij had alles gevonden, wat zij gewenscht had, en kon daarom alles geven, wat zij bezat. Hiermede is haar wezen ten volle geteekend. Zij bezat geen spoor van datgene, wat men een in teressante vrouw noemt; niets geheimzin- nings en niets t.rtends; eerder was ze te huiselijk. Maar haar geheele doen en la ten verried evenwel verstand als een heldere opvatting der dingen. En dat moet niet uit bet oog verloren worden. „B stond er nog iets, geschikt om het geluk der beiden te verhoogen, dan was dit de geboorte van een zoon. Toer. ken de hnnne vreugde geene grenzen. Een derde had zich bij hen in den bond ge plaatst, zij waren zalig en bleven het in het vervojg jaren aaneen. „Op zekeren avond ik was wat vroe ger dan gewoonlijk gekomen, want liet was de vijfde verjaardag van den klei nen knaap kwam Rüttling van zijn fa briek huiswaarts en zwaaide een brief boven zijn hoofd. „Menschen"", riep hij verheugd nit, „„Fred komt, Fred Barker Hij heeft in Rasland zaken af te doen en bljjft op zijn r<üs daarheen, eenige dagen bij ons. Dan zult gij een menscb kennen leeren, ik zeg d, een ijzeren man, zooals slechts op Amerika's vrijen bodem kan op groeien!"" Den geheelen avond vertelde hij van zijn vriend om aan te toonen, welk een buitengewoon mensch Fred Barker was, wiens vriendschap hij daarginds had verworven. Nog voegde hij er lachend, tot zijn vrouwtje aan toe „„Galant is hij nietEr bestaat op de geheele wereld wel geen vrouw, die hem ooit eenige belang stelling heeft ingeboezemd."" fPecies op het bepaalde uur trad de Amerikaan binnen. Wanneer ik den eer sten indruk beschrijven moet, dien hij op mij heeft gemaakt, dan doe ik dat het beste met de woorden, welke ik Anna toe voegde Drommels Wat is die kerel leelijkVerbeeld u( een mager mensch, middelmatig van grootte, met armen, die bijna tot de knieën reikten. Een groot hoofd, met vooruitspringend, hoekig voor hoofd een vervaarlijke neus en dunne vast op-eengedrukte lippen. Daarbij rondom het gladgeschoren gelaar. een yankeebaard, welke er ook al niet toe bijdroeg, zijne ge laatstrekken mooier te maken. Maar de oogen waren werkelijk betooverend. Staal blauw, scherp en helder, als geschapen, om in de versta vertan en in de donker ste diepten door te dringen. „Langzamerhand gewende men aan zijne leelijkheid; zoodra hij iemand goed aan keek, vergat men zijne leelijkheid. Maar als hij naast mijn vriend Karl stond, ge leek hij wel een aap naast een Adonis. „In den beginne hield hij zich een weinig teruggetrokken; earst later trad hij meer op den voorgrond. Wanneer hij be gon te vertellen, hield hij ons allen in zijne betoovoring gevangen. llij sprak nooit van zich zelveD, maar altijd vau de dingen, welke hij gezien had. Maar daar uit kreeg men een beeld van zijne man nelijke kracht, welke iemand de hoogst bewondering afdwong. Bij deze man was alles wil, een bijna bovenmenschelijke wil, welke elke hindernis voor zich uit den weg wierp. Ten laatste begon ik zelfs sympathie voor hpm te gevoelen. „Alleen Anna, de jonge vrouw, scheen zich met zijn wezen niet goed te kunnen bevriend makenhet was als boezem de hij haar een geheime vrees in. Zij te vertellen van wat hij doen zon als hij president was, tot Krnger op een zeker oogeublik zijn jas uittrok en die den Duitscher, die beel klein van stuk was, voorhield, zeggendeTrek dat aan Het is te groot, zei de Duitscher Juist, zü Oom Paul. Ik ben Paul Kruger, en als jij mijn j<s kon vullen zou je mis schien grooter dingen doen. De Duit scher af. Raad aan jonge mannen. Een meisje dat politiseert, „Bedaard aan", zeide oom Jacob, „en niet dadelijk zoo heftig uitvaren. Ik vind het wel zeer begrijpelijk en natuurlijk, dat gij, als jong echtgenoot en gelukkig huisvader, alles veroordeelt, wat ook maar in de verte gelijkt op echtelijke ontrouw. Zoo iets beleedigt u in uw innige overtui ging van de heiligheid van het familie leven en doet bij u de vorige begeerte ontstaan, gebeurtenissen, als de zooeven besprokene, met krasse woorden af te keuren. Daartoe hebt gij ook volkomen het recht. Maar altijd blijft het onbillijk, te generaliseeren. Vergeet niet, dat gij in zulke zaken te veel partij kiest, om een rechtvaardig rechter te zijn. Dat geldt intusschen in een enkel opzicht. Zoodra gij mijn leeftijd en mijne ervaringen hebt gekregen, zult gij tegenover deze dingen een geheel ander standpunt innemen. Veel kalmer, waarschijnlijk ook welwillender en toegeeflijker." „Nimmer!" riep ik uit, bijna verbit terd „in welken vorm de echtbreuk mij ook ooit onder de oogen mag komen, nim mer zal ik er eenige veiscbooning voor kunnen vinden, maar steeds niets dan be weegredenen, die het gevolg zijn van etn moreel defect!" „Hm", liet oom Jacob hooren, „dat is goed. Dat is zelfs voortreffelijk. Dan zal het u gemakkelijk vallen, de juiste ver klaring en formule te vindeD, voor een geval, hetwelk mij te zijner tijd zoo na betrofzoo na, dat er voer mij jaren toe noodig zijn geweest, voor ik er een ge dicht van heb kunnen maken. Heb ik u nooit eens verhaald van Rüttling, van Karl Rüttling „Ik weet alleen, dat hij een vriend u- wer jeugd was, met wien gij dikwijls zeer dweeptet „Precies. Wij zijn samen opgegroeid, hebben dezelfde opvoeding genoten en wa- men „Ha, ha! Dat verheugt mij zeer buiten gewoon, waarde vriendHoe gaat het u mijnheer de ingenieur Ook hier in de residentie? Dat tre.t buitengewoon!" be groette hij op de levendigstd manier Reimar. Hij schudde hem de hand en vatte hem heel vertrouwelijk order den arm. „Dan kannen wij juist een eindje te zamen op- loopen niet Ach, gij hebt geen tijd? Waarheen zoo haastig? WaarheeD tocb „Ik ben jnist van plan, uwe dames op te zoeken, heer baron," antwoordde Reimar, die in ongewone, maar toch vroolijke op gewondenheid scheen te verkeeren. „En daar ik slechts kort bier ben en beden avond weder vertrek „Zoo, die zullen anders niet wegloopen," meende Braodolf, niet erg gewillig, om de gelegenheid, die zich aanbood om over veel duisters iu 't reine te komen, te laten voor bijgaan. „Dus moet ge beden verder reizen Zeker naar Bernbansen Met het boawen zal het nu zeker ernst wor den f* „Het is mij in alle vormen door zijne hoogheid opgedragen geworden." „Charmant Wanneer gij het vervaardigt naar de schets, die ge volgens mijn idee hebt uitgedacht, zal het zeer schoon wor- don. Ja, altijd heb ik daarvan gedroomd, altijd heb ik gedacht, bah Alles wordt niet vervuld, wat men hoopt. Ik heb met de grootste bereidwilligheid mijn oud Bern- hausen en mijn uitgedacht plan voor zijn hoogheid den prins feil gehad, gij weet goed en bloed voor de dynastie 1 Dat is riddertaal maar als jnist dat eene maar niet waar is, dat zon mii grieven. Wanneer bet offer gebracht was, ter wille van de voor malige voorlezeres, voor die tooneeiprinses. Is het waar, dat het slot als een geschenk voor die Jenisch bestemd is Gij als bouwmeester moet dat toch we ten 1" „Ik weet daar in 't geheel ni6ts van. Mij is alleen opdracht gegeven om te bou wen; om het verdere heb ik mij niet be kommerd." Mijnheer von Brandolf geloofde deze verzekeringen niet recht. Hij zag Rei mar een weinig scheef en loerend ean, knikte hem vervolgens in bewondering toe en klopte hem op den schoader, waartoe hij de hand hoog opsteken moest, zoodat bet er begon uit te zien, alsof bij zich aan den veel groo!eren man wilde vasthouden. „Bravo, volkomen correct! Zwijgen is een mooie regel, ofschoon onder zekere om standigheden overigens wil ik u nergens toe dwingen. Het verdriet mij slechte, dat de eerwaardige beritting der familie Bran dolf in zulke pl ebejische ja wie had zoo iets in het voorjaar kunnen prakiseeren? Toen ik u weder zag komen, om opmetin gen te doen, onderzoekingen in te stellen, toen schoot mij dadelijk in de gedachte ja verontschuldig mij mijn beste, daar zie ik jnist iemand, dien ik spreken moet —wil u ook niet ophouden, ga dus naar ons wij zijn nog niet geinstalleerd, hebben onze tenten voorloopig in een hotel opgeslagen tot wij een aardig huis, of een ons passen de villa vindeD; gij zult ook mijne dochter Hilde thuis vinden, dan kuut ge haar met een voor bare voorspraak dank zeggen. Alzoo, leef geinkkig en tot wederziens Hij wenkte Reimar nog eenmaal lachend toe en stak dan rechtstreeks de straat over, om zich vriendschappelijk bij een dragonder- offxier aan te slniten, die langs do andere huizenrij op betzellde doel afging als hijzelf, aan diens zjjde trippelde hij ver der, lachend met den stok zwaaiend, met de hand groetend, in de meest denkbare ge lukkige stemming en als een man, die weder tot de wereld behoor!; niet slechts to' do aarde met al hare genietingen, maar ook zon, maan en sterren daarbij. Aan Reimar was nu ook geen honden meer. Bij had zich met geweld losgescheurd, als hij anders niet vrij bad kunnen worden. Hij liep meer op een drafje dan in gewo nen pas, om het hotel maar zoo spoedig mogelijk to bereiken. Op de vreemde lingen-lijst had hjj reeds hedenmorgen den naam Brandolf onder de nieuw asngekome- nen gelezen, en het had weinig gescheeld, of hij had de familie nog dirrct opgezocht en haar wellicht nog te bed gevonden. Met moeite bad hij zjjn oDgeduld beteugeld; ook waren er gewichtige zaken, die hem naar de residentie geroepen hadden, en deze moesten nu het eerste afgehandeld worden. Nu echter was dat alles algelcopen en met luidkloppend hart snelde hij daarheen, waar hij diegene vinden zoo, die hij eerst na een maandenlange afwezigheid eens weerzien mocht. En hoe geheel anders, dan hij gemeend had, geschiedde het in de werkelijkheid, toen hij den kellner, die zijn kaartje moest overhan digen, bijna op den voet volgde. Hoe koel, boe voornaam beantwoordde zij zijne bui ging en de door hem in de eerste opge wondenheid gestamelde woorden, waarmede hij zijne vreugde te kennen gaf en verte'de dat zijn bezoek aan baar bijna wederom t mislukt was; de begroeting van moeder «u zuster daarentegen was warm en hartelijk. Er was wel een hooger rood naar Hilde's wangen gestegen, maar zij was niet opge sprongen om hem tegemoet te snellen, noch had zij hem de hand gereikt, evenals de barones, eer deze bem zijn plaats op de rood-p&luche kanopë aanwees. Niets meer en niets minder viel bem ten doel, dan een gewone bekende, die na lange af wezigheid weder een bezoek aflegt, on die men wel vriendelijk ontvangt, terwijl men er ook geen berouw over getoond zou hebben, als hij weggebleven was. Werkte de omgeving, waarin zij verkeerde, dan zco op haar Bestond er dan werkelijk zoo'n belangrijk verschil tusschen stad en land, tusschen beden en voorheen Vergeefs zag Reimar strak in Bilde's oogenglom en glinsterde daarin dan geen enkel vonkj8 van herinnering, flikkerde dan geen enkele straal van overmoed en scherts daarin op, die hem zoo onvergetelijk gebleven waren; schemerde er dan onder die groote neerge slagen wimpers dan geen enkel oogenblik, dat droomerige smachten, waarmede zij de laatste bloeddroppels bem nit het harte had kunnen halen Hilde's oogen bleven angstig en wjjd ge opend; deze groote oogen onder die scherp geteekende wenkbrauwen,keken onverschillig, dan hierheen, dan daarheen, wel ook eens naar hem, doch alsof zo nooit nader met hem had omgegaan, rooit met hem gepraat en gegekscheerd bad, nooit hem eer en blik in baar binnenste gegund bed, alsof alles baar uit do gedachten was weggowischt bet bankje onder den vlierboom, de keree- blcesem, bet schetsboek en bet phillippientje en ja, in dat alles stelde zij geen be lang meer. En hij kon toch zijn blik niet vau baar afwenden. Iloe schoon was zij, sehconer dan ooit to voren. Schooner zelfs dan in het oogenblik, toen haar lief gezichtje achter het flikkerend kaarslicht zoo wonderbaar verlicht scheen, eer de kaars uitgirg. Hoe traag en vervelend sleepte, terwijl hij zoo zat te peinzen, het gesprek zich voort. Hoe bet hem gegaan was, oi bij ge zond was, boe lang bij zich reeds in de stad ophield en waar bij den baron ontmoet had, dat het mooi herfstweder was, al die vragen en uitdrukkingen moest hij beant woorden oi beamen en dat alles hoorde zij eveneens onverschillig aan en gaf er eenige kleur aan met dien lach aan eene dame van de wereld eigen, die orer alles met vriendelij ke opmerkzaamheid maar zonder de gering ste werkelijke belangstelling, kan praten. ontweek zijn blik, en zoo dikwijls hij het woord tot haar richtte, scheen zij te schrikken, en wel zoo, dat het menigmaal pijnlijk lang dnnrde, voor zij antwoord gaf. Anderszijds bemerkte ik, dat bij het spraakzaamst werd, wanneer zij tegenwoor dig was, en dat zijne trekken daD eene merkwaardige levendigheid verkregen. Ik schreef daaraan evenwel geene beteekenis toe. „Drie weken had Fred JBarker bepaald, bij mijn vriend te blijven. Op den een— en-twint'gsten dag was hij verdwenen, eensklaps, zonder afscheid en Anna met hem. Op haar werktafeltje lag eon met potlood geschreven brief. De inhoud daarvan staat in mijn brein als ingebrand hij luidde Ik ga heen met Fred Barker, ik moet met hem en ik kom niet meer te- rng. Toen ik hem voor de eeisle maal Z3g en hoorde, was het mij alsot er in mijn gemoed iets verscheurd werd. Wij heb ben met elkander geen twee woorden ge wisseld, eerst heden als hij tot mij kwam en zeide, dat ik mij moest gereed maken, dat hij mij over een uur zou afhalen, weet ik, dat wij bij elkander hooren. Karl, ik bezweer u, neen, ik mag niet zweren. Ik moet weg. En mijn kind, ge rechte hemel, mijn lieve jongen 1 Karl, om God's barmhartigheid, wees genadig en leer hein niet zijne moeder vloeken!"" „Met dezen brief kwam Rüttling bij mij en legde mij dien zwijgend voor. Ik [as, begreep eerst niet goed, las nog eens en nog eens, tot ik eindelijk begreep, zoo dat het mij zwart voor de oogen werd. Ik keek mijn vriend aan, hij was zeer bleek maar ook merkwaardig kalm, als ie mand, dia het zwaarste reeds achter zich heeft. Ik kon niet begrijpen, waarom hij niet zijn vuisten balde, waarom hij niet raasde en tierde,waarom hij de trou- welooze niet vloekte. „Karl I" schreeuw de ik hem toe, „beweeg u toch! Of neen, Iaat mij gaan, ik zal hen vervolgen, en al moest het ook zijn aan het andere ein de der wereld, ik dood den kerel en breng haar u terug, ik „„Neen, gij weerde hij af. „„Laat den dingen, welke niet meer te veranderen zijn, hun loop. Kwam zij zelve terug, uit ei gen beweging, ik zou haar opnemen en verplegen als eene, die zwaar ziek is, wat zij toch eigenlijk ook is. Maar zij kan niet, die ongelukkige!" „Wat?" riep ik verontrust uit, „be schouwt gij de zaak van die zijde „„Ja. Alleen van deze zijde. Als een groot ongeluk, aan hetwelk misschien nie mand schuld heeft. Zoo iets, als wanneer iemand een dakpan op het hoofd valt. De een krijgt daarbij slechts een bui], den ander wordt tegelijk de schedel verplet terd. En daarom ben ik hier. „„Mijn kind is er ook nog. Wanneer mij iets mocht overkomen, hier is het pak ket". „Karl, om 's hemels wil, gij wilt toch niet I „O neen, Jacob Daaromtrent kunt gij gerust zijn. Het kind heeft mij noodig, en ik blijf op mijn post. Maar ik weet Diet, of ik het op den duur kan volhou den. En dan, voor alle gevallen, gij be grijpt mij toch!"" „Wij drukten elkaar zwijgend de hand. „Een half jaar later stierf de knaap aan diphteritisde vader volgde hem spoedig. Eenmaal scheen het echter toch, alsof de slaier, waarachter zij haar ziel verborgen hield, eon weinig werd opgeheven. Het was toen Reimar de mededeeling deed, dat hem officieel door Prins Edaard de restau ratie van Bernhausen was opgedragen, hij had bij deze opdracht eveneens den titel van Bouwraad gekregen. Daarop volgden natuurlijk gelukwenschen en nu was ook Hi'de opgestaan en was le vendig op hem toegestapt om hem hare vreugde te betuigen. Haar oog schitterde, een hartelijk lachje speelde om hare lippen, en onwillekeurig stak zij hem ook de hand toe. Hij hield derelve vest, en zag ha/r, voor haar staande, diep in de oogen' Zijn hart sloeg zoo heftig, dat zij het in zijn vingers voelen moest. „Ja, het is een buitengewone gunst," zei de hij in gelukkige opgewondenheid, „'t is in een geheel ander vak, dan ik tot dus verre geatbeid heb en zulk eon mooie aan stelling overtreft mijn stou'ste wenschenen zij wordt mij door velen misgund; mijne verdiensten en bekwaamheden zullen in twij fel getrokken worden, en ik zelf kan dat geluk ook niet alleen aan mijne bekwaam heden toeschrijven, ofschoon ik wil het oitspteken ofschoon God mij met het ambt, zoo ui Diet het verstand dan toch het be scheiden zelfbewustzijn gegeven heeft, om mijn plaats te kunnen vervullen. Hoe het dan ook zij, zooveel is zeksr, door mijself was ik nooit zoover gekomen 1 Barones Hil de, laat mij er u voor dauken t" Hij was zoo warm geworden, dat ziju voor eon oogenblik bedwongene ge moedsstemming, niet spoedig weer haar gezag kon doen golden. Hilde gevoelde zich daartegenover verlegen. Zij onttrok Reimar baar hand, die hij in 't geheel niet meer schem te willen loslaten, met een vrij forsche beweging on trachtte hem spottend te antwoorden „Gij zweelt geheel in de wolken, mijnheer de bouwraad!' „Doe ik dat," antwoordde hij met be zieling, „zoo weet ik ook, wie mij de gelegenheid tot vliegen verschatt heeft." „Ik niet, het toeval," wees zij d'tmaal scherper zijn dank af, als zij te voren die van haar vader had afgewezen. „Ik verheug mij er over, maar er toe bijgedragen heb ik niets." „Toen de schets gezien, mijn naam ge noemd en daarmede de stoot gegeven was, wes mij ook den weg geëffend. Waarom wilt ge dat niet toegeven?" „Is dat werkeljjk waar?" vroeg do moe- 'Van de beide anderen heb ik niets meer gehoord. Eenmaal las ik in de courant van een dubbelen zelfmoord in Kig», welk be richt mij tot zekere vermoedens aanleiding gaf. Maar ik heb het maar nooit nader onderzocht. Waartoe ook „En nn, mijn waarde neef", eindigde oom Jacob barsch, gelijk hij altijd deed, als hij zijn gevoel wilde overmeesteren, „nu neemt gij het wooid en laat uw wijsheid uitkomen. Gij hebt gesproken van moreel— defecten en van motieven, wat weet ik al meer spin dat nu eens uitHet is immers zoo gemakkelijk Gebrek aan plichtgevoel, voorbeschiktheid en zoo voortnietwaar Ik zeide niets. En het zou mij toch een ware verlossing geweest zijn, wanneer ik het rechte woord had kunnen vinden. De feiteD, welke ik zooeven vernomen had, werkten op mij als de schrille open baring eener angstverwekkende, ongekende natuurkracht. Wel gevoelde ik, dat er iets ongehoords, iets onwederstaanbaars, iets onvermijdelijks had plaats gehad. Maar ik kon het begrijpen noch over zien. Ik was toen nog zeer jong. In 1382 werd, dank zij de waakzaamheid van een jongen boer, Rotk genaamd, Sololhurn voor eene overrompe ling door eenen graaf Rudolf van Kij' burg behoed. Sedert ontvangt het oudste lid der familie Roth van de stad een mantel in hare kleuren (rood en wit), benevens een klein jaargeld. Dezer dagen is nu Joseph Rotk, een ijzerkoopman, o- verleden, die van een en ander de gelukkige bezitter was, Een oomzegger van hem, landbouwer van beroep, is zijn opvolger en erfgenaam. Alweer iets voorde ten- toonstelling ïd 1900. Men heeft weer eene nieuwe clou. Nu komt de bekende Elieée Ruclus er in te pasMen wil n.1. volgens zij raadgevingen, een groote globe bouwen, die ver boven de omringende ge bouwen zal uitsteken en het 400.000ste deel van de werkelijke aardgrootte zal zijn. Daarop zal alles aangegeven zijn wat men op onze aarde vindt, bergen, rivieren, enz. ia de jdsle verhoudingsgrootte. Maar een berg van tweeduizend meter zal daar op natuurlijk slechts een halven centime ter hoog zijn. Binnen in de globe zullen allerlei vermakelijkheden te zien zijn. Als een paard zich de knie gewond heelt, leidt men het be daard naar den stal en wascht men de wond voorzichtig zuiver uit. Daarna legt men er pluksel van boomwol op, beves tigt dat met een breeden flanellen band en sluit alles met een vast aangetrokken knieleer af. Nadat het paard nu 4 da gen rust genoten heeft, neemt men het verbind er met zorg af, zonder het nieuw gevormde korstje op de huid af, te stoo- ten. Vervolgens legt men nog eens het zelfde verband aan en na 12 h 13 da gen is de wond geheel hersteld, valt de korst af en vertoont zich de met haar bedekte nieuwe huid. Een slak, die men den kop afgesneden heeft, zal, wanneer men haar op een vochtige plaats houdt, bin nen korten tijd een nieuwen kop krijgen, die haar evenzoo goede diensten bewijst als de eerste. der. „Gij zelve hebt Bernhausen Gilde haalde de schouders op. „Er zal mij daaruit toch wel geen ver wijt gemaakt worden. Gij toch ook niet, Erna wendde zij zich met vroolijk klin kende scherts tot haar zuster. Vervolgens vertrok zij hoogmoedig den mond. Men kan het nu juist niet allen naar den zin maken, 't Is hier een Jantje die lacht en oen Jantje die huilt. Overigens heb ik reeds gezegd, dat mijn actief deel in deze zaak zeer gering is. Ik tooi mij niet gaarne met do vederen van een ander. Bij n beiden mag dat ter mijner verontschuldiging die nen, bij o mijnheer de bouwraad zal het 't gevolg hebben, dat ik van het voetstuk tuimel, op hetwelk mij uw dankbaar heid heeft geplaatst en waarvan ik de zware last nu van uwe schouders neemmaar het is nu mijn tijd, mija half uurtje van ver lof is reeds ruimschoots verstreken-" Deze soort vroolijkheid kon Reimar niet anders dan onaangenaam aandoen. „Mag ik mij veroorloven, u te vergezelion," vroeg hij nochtans. „Mijn rijtuig wacht beneden," gaf zij hem, in gemakkelijk te begrijpen weigering ten antwoord. „Zoo, dan tot daar aan toe," volhardde hg en die beleefdheid was niet af te wijzen. „Opdat ik onderweg niet verloren ga, zeer vriendelijk van n." Reimar hoorde den verdrietigen toon van teleurstelling in haar laatste antwoord niet; hem was er te veel aangelegen, om, voor bij weder afscheid van Hilde nam, een be slissend woord uit haar te krijgen, dat hun ne verhouding voor de toekomst zou rege len. 't Was niet gemakkelijk haar te na deren; hij had reeds ondervonden, met hoe veel moeite bet gepaard ging, dan drempel van het oade paleis te overschrijden en tot deszelfs bewoners te naderenwie weet, wan neer dezo gunstige gelegenheid zich weder zou voordoen, om met het geliefde meisje alleen te zijn,* men moest die gelegenhoid aangrijpen, wanneer zij zich aanbood, hoe klein wellicht hetoogeubiik van ongestoord sa menzijn wellicht ook zijn mocht. Wat tijd was er ook voor noodig, om het tusschen twee harten, die elkander lief hadden, in 't reine to brengen WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 6