Een brief aan de vrouwen.
Van George Renard, Professor te Lausanne.
Onder dit hoofd bevat „De Huisvrouw"
het navolgende
Wat ik te zeggen heb, moest eigen
lijk tot alle vrouwen gericht zijn. Maar
hoe moet ik dat doen In de tegenwoor
dige maatschappij zijn de vrouwen nog
meer dan de mannen in twee, scherp be
grensde groepen verdeeld. De e?ne zijn
als de leliën des veldszij zaaien niet,
zij oogsten niet en toch zijn zij friscb,
kleurig en aanvallig als de schoonste bloe
men. De anderen moeten werken, hard
werken dikwijlsvoor levensonderhoud
zijn zij verplicht, kracht, jeugd, schoon
heid, armen te verkoopen, dikwijls haar
geheele lichaam en ziel. De woorden dus,
die voor de eersten passen, zallen slecht
op de laatstcn slaan ik wend mij daar
om tot ieder afzonderlijk.
Het eerst tot u, gij gelukkigen, ko
ninginnen der salons, luxe-poppetjes, ge
tooid in zijde en kant, verwend, geen an
dere zorgen kennend dan die voor toilet
en genoegens. Dan tot u, die zonder be
paald rijk te zijn, toch het gerespecteer
de hoofd van een welgesteld gezin zijt,
goed verzorgd, vrij van geldzorgen, gy, die u
geheel aan uwe familie, uwe kinderen, uwe
persoonlijke ontwikkeling, aan philanthro-
pie wijden kunt.
Wanneer gij op een winteravond in u-
we gezellige kamers gezeten, den wind hui
len en den regen tegen de ruiten klette-
teren hoort, denkt gij dan nooit aan
uwe arme zusterez, teêre wezeos zooals
gij, die nw stad of land afloopen om ver
diensten te zoeken, eene bets broods, wat
verwarming voor zich en de haren Ze
ker zult gij u dan bij uw vroolijk vuur
tje, uw zingenden theeketel, uw heldere
lamp, getroffen voelen door het lot dier
ongelukkigen. Maar ach I gij wijdt slechts
een kwartiertje aan dat vluchtige mede
lijden, neemt u voor, een volgenden keer
wat meer aan de armen te geven, en
daarmede is uw geweten gerust gesteld.
Er is zooveel ellende, en degene die
gij beklaagt, zij staan zoo ver van n Gij
kent ze zoo weinig
Welnu, zullen wij haar te zamen eens
wat naderbij bezien Ik ben er van over
tuigd slechts omdat gij die treurige le
vens niet kent, zijl gij in staat nw vredig
geluk met zooveel gelijkmoedige kalmte
te genieten. Als gij ze kendet, zoudt gij
dat geluk als een voorrecht beschouwen,
dat die ongelukkigen u moeten vergeven.
Er zijn dikke boeken vol cijfers, waar
in gij kunt lezen, door welke wonderen
van zuinigheid en ontbering eene arbeid
ster het klaar speelt om niet van honger
om te komen en fatsoenlijk te blijven
bij eene verdienste van acht centimes per
uur. Naar schatting van Paul Leroy-
Beauiieu zijn er in Parijs e. o. 200000
vrouwen, aan wie een vermoeiende ar
beidsdag vijftig centimes oplevert. Maar
zulke boeken leest gij niet zij zijn ook
niet zoo vermakelijk als de nieuwste ro
mans.
Niet zelden vindt men in de couranten
berichten, die de algemeene opmerkzaamheid
trekken eene arme vrouw, die van koude
gestorven is, met haar naaiwerk voor den
confectiewinkel in de stijve handeneene
jonge vrouw, die, de ellende niet langer
kunnende verdragen, met haar kind in het
delijk getroffen is I Een hart, dat zoo grim
mig gevoelen kon, was nog niet dood
Neen, doodelijk was de wond niet 1
HOOFDSTUK 3.
Het waren schoone herfstdagen, het war
me weer bleef aanhoaden, en de arbeid,
waaraan Reimar dadelijk bij zijn aankomst
in Bernaa begonnen was, zon voor dat
het ongnnstige weer kwam, zekerlijk reeds
voor een deel klaar zijn, zoodat in het voor
jaar dadelijk met den bouw van het slot
begonnen kon worden. De opname der ar
beidskrachten en alle voorbereidende maat
regelen waren genomen eD de overblijfselen
van de maren, die voor bet nieuwe gebouw
niet dienstig waren, werden opgeruimd. Het
dak had men laten blijven om de inwendige
vertrekken voor vochtigheid te vrijwaren.
De grootste helft der arbeiders was bezig
met grondwerk dat voor het nieuwe gebouw
noodzakelijk was.
Dat alles waren slechts voorbereidende
maatregelen en in de groote pauze dis het
sleehte weer noodzakelijk zou maken, zou bij
tijd in overvloed vinden om den eigenlijken
bouw voor te bereiden en te regelen; slccbts
de dringendste bestellingen over hout en steen,
die men ook gedarende het koude jaarge
tijde noodig kon hebben, wareD reeds ge
schied en Reimar bad niets verzuimd, om
in den geest van den prins, alles zoo spoedig
mogelijk te doen afloopen.
Slechts één oogenblik had hij geaarzeld.
Nadat hij na de ontmoeting met Èollmann
en diens diep ingrijpende mededeelingen, bij
zijn glas wijn zat, was hem wel in de ge
dachten gekomen, alles wat hij door Hilde's
toevallige tusschenkomst verkregen had,
weder van zich te werpen maar die ge
dachte was ook evenwel weder spoedig ver
vlogen. Trots plaatste hij tegenover trots,
wat hem zooeven een mannelijke daad was toe
geschenen, vond hij nn zijner niet waardig.
Voor alles was het nn zijne plicht zijn be
kwaamheid te toonen, hen, die medelijdend
de schouders hadden opgehaald, te bewijzen
dat hjj recht had deze plaats aan te nemen.
Hij was immers niets meer dan de archi
tect en het zon toch al te bespottelijk zijn,
omdat de prins voeB op Hilde had, dat hij
daarom het bem door don prins opgedra
gen werk niet zon willen uitvoeren. Nten,
hij moest op zijn post blijven; hjj wilde
het ook, bij bewees zichzelf dat hy bet moest,
hij bad daarvoor zijn woord gegeven.
Met zijne betrekking zijn brood wegwerpen,
nn hij eindelijk na jarenlang geploeter een
verzekerde toekomst te gemoet ging, dat
zou recht dwaas en overantwoordtlyk tegeu-
wafer sprong, enz. Spoedig zijn die ge
vallen weer vergeten, en teergevoelige men-
schen Jezen niet eens gaarne zulke narig
heden,
Wij willen nog andere vrouwen bezoe
ken. Gij, die uwe dochters zoo angstval
lig behoedt tegen het kwade, denkt gij
er wel eens aan, aau welke gevaren jonge
meisjes nit de mindere standen zijn bloot
gesteld, meestal van het verlaten
der school al Zij moeten de wereld in,
verdienen, op welke wijze kan niet al te
precies worden Dagegaan. Men zegt
de vrouw behoort thuis aan den haard,
maar heeft ze dieB altijd In de werk
plaats, in de fabriek, meer nog op straat
(dienstboden doen meestal 's avonds bood
schappen) staan zij bloot aan allerlei ver
zoekingen, aanvallen op hare zedelijkheid,
zoowei van mannen van haar eigen stand
als van jonge en on Ie ^heeren", voor
al wanneer dezen geld hebben en de
meisjes mooi zijn. Meisjes uit be
tere standen, die kinderjuffrouw wor
den, lijden physiek niet, zij hebben on
derdak, voedsel en kltêrenmaar bij haar
is dikwijls haar eenzame positie in het
gezin eene verzoeking tot verstrooiing in
gezelschap, dat later dikwijls blijkt niet
van het beste te zijn. Haar vooruitzicht
is om, als zij niet trouwen, levenslang die
eenz lamheid, dst klenrlooze, dikwijls
vreugdelooze bestaan te dragen, zoolang
tot dat zij te oud zijn en afhankelijk
worden van hare familie, of in het gun
stigste geval, genoeg hebben gespaard om
wederom alléén stilletjes oud te
worden. Kan men het zulke jonge meis
jes zoo heel kwalijk nemen, als zij vroolijk
gezelschap zoeken en daar soms mmder
ingetogen zijn als wel wenschelijk is Hoe
zouden uwe dochters zich houden onder
gelijke omstandigheden
Het beste hebben het in vele opzichten
de boerinnen, die echte boerinnen geble
ven zijn. Die worden ten slotte zoo dor,
zoo door de zon verbrand, zoo rimpelig,
dat zij wel tot een ander ras schijuen te
behooren, dan gijen in uw diepste bin
nenste vindt gij dat wel ook, althans te
oordeelen naar duizenderlei kleine trekjes
in den omgang met haar. Zij hebben ten
minste onder den vrijen hemel geleefd,
niet in enge sloppen en stegen, hebben
de zuivere lucht overdag met volle teu
gen ingeademd, hebben de appelboomen
zien bloeien en het gouden koren zien rij
pen, al zien zij daarvan weinig. Zij heb
ben hare vreugde, haar werk en 's avonds
hare rust gehad zij waren wel slavinnen
van de natuur, maar niet van de menschen
of de machine. Zij zijn niet het meest
te beklagen.
Het ergste voor deze hard, dikwijls te
hard werkende vrouwen( is de tijd waarin
zich de behoefte aan liefde doet gevoelen.
Meisjes met geld trouweD wel, en een man
met een flink beslaan duift het nog wel
aan, een meisje zonder geld te huwen.
Ook arme mannen zetten een gezin op
met arme meisjes en dan ontstaat er weêr
een nieuw geslacht proletariërs, met al zij
ne ellende van zwakke gestellen en kinder
sterfte.
Maar laat uwe blikken nog dieper da
len ziet op de ongelukkigen die men in
uwe salons slechts lanus omwegen noemt al-
O
thans wanneer zij niet zooveel geld bijeen
hebben vergaard, dat zij het kunnen laten
„rullen". Dhn bewondert men hare toilet-
over zichzelven gehandeld zijn.
En zoo bad bij zich dan vanaf het oo
genblik van zijn terugkeer te Bernhansen
met bijna koortsachtigen ijver aan zijn nieu
wen bezigheid gezet. Het voormalig salon
van den baron Brandolf, waarin hij de da
mes had aangetroffen, herinnerde van zijn
uiterlijk aanzien nauwelijks nog daaraan
de kamer was formeel tot kantoor ingericht
geworden, de daaraangronzende eetkamer
moest zijn medearbeiders herbergen; Rei
mar vereenigde in zijn persoon de meest
verschillende fonctionnarissen. Hij was
hoofdopiichter, betaalmeester, teekenaar, cor
respondent en handelaar te gelijk. Daardoor
had hij niet veel tijd om aan andere din
gen te denken en dat was goed ook.
Ook nu zat bij weder in zijn werk ver
diept, toen er op zijn kamerdeur geklopt
werd. Het „binnen" klonk een weinig on
geduldig, hij wendde ook het hoofd niet om,
maar brak; terwijl hij nogmaals een papier
met becijering doorliep, h»t gesprek mei den
tegenover hem zittende af.
,'t Moet precies zjjn 1 Ik kan en mag
niets door de vingers zien."
„Mijnheer de bouwraad kan zich op mij
verlaten. Ik zal den naam van mijne firma
toch niet op het spel zetten," verzekerde de
Deer, legen wien de woorden gericht waren,
terwijl hij opstond en zijn portefeuille te
voorschijn haalde.
Intnsschen was ook de denr op het „bin
nen* geopend geworden en de binnentre
dende kwam, mot een breede grijns op zijn
kalmukkoDgesicht op Reimar toe.
«Vlijtig aan het werk, bonwraadje. Dat
kan ik mij voorstellen," riep hij uit, zijn
dikke figunr vooruitschuivend. „Wanneer
men zijn nest goed boawen wil, moet men
zijn best daartoe doen; dat is goed. Stoor
ik je Nu een paar minuten heeft men
voor een ond vriend wel over. Ik zal n
de vreugde des wederziens niet door lang
blijven bederven."
Hij had inderdaad niet het idé?, alsof
Reimar zich zeer verblijd gevoelde en de
ander toonde, in zijn schertsende woorden,
dat hij de gevoelens van zijn vriend tegeno
ver hem, zeer goed begreep en dwong hem
nochtans, met een paar beleefde woordeD, te
antw oorden en hem tot blijven uit te Doodigen.
„Laat u niet sloren 1 Ik steek intusschen
een sigaar aan I*
Do andere persoon, met wien Reimar
juist oen leverantie had besproken, was in
tusschen op de tafel toogestapt eu borg nu
nadat hij een banknoot van duizend gulden
tusschen de papieren op tafel gestoken had,
zjjn brieventasch weder iu den zakgreep
ten, hare équipages, bootst haar soms na (om
de heeren te lokken) in manieren en woor
den Van dezen wil ik niet spreken
ik wil een oogenblik met u vertoeven bij
minder aanzienlijken onder die vrouwen.
Van waar komen die meisjes, die zoo
voorkomend zijn jegens de mannen Och,
negeD van de tien keer zijn het arme
meisjes, die dezelfde berekening hadden
gemaakt als het jonge menscb, dat, on
langs nog zonder middelen, nu alle deuren
voor zich geopend ziet, nu hij zijn naam
en persoon heeft verkocht aan een rijk
meisje, dat hem onverschillig was behslve
om haar geld. Zij hebben net gezegd als
hijwaarom hard werken en armoede
lijden, wanneer men zijn knap uiterlijk
zonder eenige moeite kan overzetten in
klinkende munt Waarom dan, gij vrou-
weD, oiitvangt gij dien jongen man bij n,
terwijl gij de arm6 meisjes verfoeit Hij
is schuldiger dan zij, want zij zijn zwak
en worden overal bemoeielijkt in het vin
den van werk, terwijl misschien uw eigen
man, verloofde, broeder of zoon haar het
eerst ten val heeft gebracht. Eenmaal
daardoor aan de verachting prijs gegeven,
zinken zij steeds dieper en wreken zij
zich op andere mannen. Haar bedrijf is
laag, voorzeker. Maar bedenkt eens, wel
ken heldenmoed een mooi, arm meisje
moet bezitten om san de verleidelijke
woorden van verschillende Don Jaan's,
aan de koorts der zinnen, aan de lokkin
gen van het voorbeeld, aan de zacht naar
weelde weerstand te bieden druft gij
dan nog met een rustig geweten verzeke
ren, dat gij onder diezelfde omstandighe
den toch niet zoudt bezweken zijn
Weest onbegrensd dankbaar jegens de
zoo gunstige omstandigheden, waarin gij
opgroeidet en verkeert, en veracht die ar
men niet te diep.
Gij zegt, dat getrouwde vronwen ook
niet altijd gelukkig zijn, en dat is zoo,
vooral wanneer het huwelijk eene ^partij"
is geweest. Menig uwer vindt n bedrogen
in uwe verwachtingenen als er geene
liefde is (hetzij die er nooit was, hetzij zij
is vervlogen), dan drukt het u, zoo geheel
afhankelijk te zijn van uw man, niets te
hebben te zeggen over uw geld, zelfs niet
over het zelfverdiende, ja, niets hoege
naamd zelfs over uwe kinderen. Dan
wenscht gij, dat de vrouw de echte gezel-
in van haren man ware, niet zijne onder
geschikte dat gij met dezelfde rechten bo
bleed waart, te zamen kondet arbeiden, zij
het ook in verschillende richting. Dan
droomt gij, maar te laat, van eene echt
verbintenis, die de innigste gemeenschap
bezegelt van twee elkaar aanvullende, ge
lijkgezinde, liefhebbende menschen. Om
tof dat ideaal te geraken, moeten de vron
wen zeiven zorgen dat slechts hoogere
gevoelens een huwelijk doeD tot stand ko
men, niet geld, positie en elksar-wel-
mogen-lijden
Er zijn onder u ook echtgenooten en
moeders, die man of zoon hebben verlo
ren in den oorloggij verafschuwt dat
kwaad, doet echter niet anders dan pluk
sel maken en geld verzamelen voor de
gewonden. Dat is weinig, zeer weinig.
Wordt de strijdgenooten van degeneD,
die vrede en verbroederiug prediken, die
het volk zóózeer daarvan willen doordrin
gen, dat een oorlog eene onmogelijkheid
wordt.
Inderdaad, hetzij gij aan anderen of aan
naar zijn hoed en verwijderde zich.
„Gij moet nog een kwitantie hebben,
voor uwe storting, mijnheer Luokbart," riep
Reimar, die intusschen reeds een paar woor
den met dr- Schmitz gesproken had, hem
toe- Maar de andere wenkte hem gerust
stellend toe en knikte mat een sluw lach
je.
,,'t Heeft geen haast mijnheer de bouwraad-
Een andermaal, wanneer gij bet minder
druk hebt. Ea op stiptheid in nwe orders
kunt gij rekenen- Ik lever het hont op
den dag af."
„Nu de volgende keer dan en zorg dat
ge op tijd zijt i" bond Reimar hem nog
eenmaal op het harte, wendde zich vervol
gens tot den ploegbaas, die hij eenige gul
dens in de hand duwde, dien hjj uit de tafel
lade genomen bad en zeide„Ga om te
eten naar de stad en breng voor mij wat
klein geld mede, opdat vanavond iedur zijn
loon oatvange. Zoo, en nu nog iets.
Neem je meer in aeht en drink minder,
anders zijn wij gescheiden luidjes. Hoeveel
leed of mij dat ook doen zou. Nog eenmaal
mag dat, wat er geschied is, niet weer ge
beuren."
De man ging en Reimar regelde vluch
tig nog eenige zijner papieren, eer bij zich
tot dr. Schmitz wendde. Deze had zich in
dien tusschentijd een sigaar aangestoken en
zich op den stoel neergevleid, die zooeven
door den leverancier was verlaien en blies
dikke rookwolken voor zich uit, wat hem
toch evenwel niet verhinderde, al hetgeen
er gebeurde met groote opmerkzaamheid
gade te slaan. Voornamelijk hield hij op
het geldkistje strak het oog gevestigd
en toen dit in de tafellade verdween, wuifde
bij het een teerder afscheid toe, dat duide
lijk genoeg te kennen gaf, dat het hém zeer
speet, dat hij niet belast was met het op-
pertoezieht over die mooie papiertjes. „Ja,
zaterdagavond, betaaldag, dat gaat hier
precies. Waoneer ik je in den weg ben,
zeg het geros', mijn jongen mijnheer de
bouwraad wil ik zeggen. Och, het is maar
plagerij van me met dien titel, ofschoon men
waarachtig niet weet, hoe men tot eer en
aanzien komt. Maar hoor eens, een
brandkast mag je je wel aanschaffen, men
krijgt waarachtig last om bij je in te bre
ken
Reimar lachte en schoof de lade dicht,
die hij weder geopend bad om er iets in
terecht te schuiven.
„Jij toch zeker wel niet," meende hij, de
wenkbraawen tronsend.
In Schmitz's gelaat was op dit oogenblik
geene uitdrukking, die schertsend kou ge-
uzelven denkt, aan uwe ongelukkige zus-
teren of aan uwe kinderen, overal zijn er
ontelbare redenen voor u, welgestelde vrou
wen, cm u voor u sociale vragen te inte-
reseereD, of liever, om u aan te sluiten
bij hen, die trachten die vragen op te
lossen.
Wat kunnen wij doen? vraagt gij mis
schien.
Ik zeg uveel meer dan gij denkt.
Ik verlang niet van u dat gij u in den
politieken maal stroom stort of veel verga
deringen bijwoont; ook niet dat gij u in
dikke boeken vol theorie verdiept of in
hevige discussies begeeft.
Ik zou al tevreden zijD, wanneer gij
gevoeldet dat de tegen woordigen toestan
den moeten veranderen ten gunste der
misdeelden dat men in den arbeider den
mensch moet achten en in ieder persoon
slechts den mensch, niet geld of naam
alleen. Denkt aan de gelijkheid, die iiet
Christendom predikt, die schoone leer,
wier stichter een timmermanszoon was.
Vergeet niet dat tal van handen werken,
die u in staat stellen van uw geld te ge-
Dieten. Acht de handen, die eerlijk wer
ken, hoe zwart zij ook zijn, niet laag
maar veracht ten diepste de mooie heer
tjes, die het geld hunner ouders verteren
en meisjes ten val brengen, of die rijke
meisjes hunne liefde betuigen en alleen
haar geld beminnen. Treedt door da ach
ting, dia gij aan ieder edel mensch be
toont, op als bemiddelaarster tusschen de
verschillende standen. Geeft op uwe
zucht voor weelde en gemak, breidelt de al
gemeene jacht naar gond door het hoog
houden van idealendurft daarin des-
Doods voorgaan door eenvoudiger te leven
eu het daardoor vrijkomende geld ten al-
gemeenen nntte te besteden. Tracht een
einde te maken a>n het „zweetstelsel"',
bevordert de invoering van billijker be
lastingen, al treffen die nzélve. Kweekt
uwe kinderen op tot ijverige, werkzame,
edels menschen, zoodat zij meer worden
dan chiclevende heertjes en rijke erfdochters.
Verfoeit niet menschen, die het goede
voorstaan, die drankzucht en oorlog be
strijden, die aan de ouden een onbezorg-
den levensavond, aan den jongen behoor
lijke ontwikkeling willen verzekerenal
komen die menschen overigens in denk
beelden niet met u overéén, zelfs al waren
zij socialisten erkent het goede
in hen.
Schudt uwe traagheid af, bekeert uwe
mannen, voedt op uwe kinderen tot edele
denkbeelden dan zal er van uw huiselij-
ken haard zegen uitgaan en wijsheid en
goedheid dan zult gij waarlijk mensch
zijn, dat ishet goede bevorderen met
al uwe krachten.
Een s t o c ij n.
Van een verbazingwekkende zelfbeheer-
sching bij vreeselijk lichamelijk lijden gaf
dezer dagen een spoorwegarbeider blijk,
die op het rangeer-em placement van den
spoorweg te Potsdam door een rangeer-
trein gegrepen en zoo ongelukkig overre
den werd, dat zijn rechterarm boven aan
het schoudergewricht van zijn romp werd
gescheiden. De ongelukkige bezat zooveel
tegenwoordigheid van geest, dat hij zijn
afgereden arm opraapte om er mee naar
het dienstbureau van het station te gaan,
waar hij zelf van het onheil kennis gaf.
Hij werd onmiddellijk vooiloopig verbon-
noemd worden. De toorn en afgonst ver
trok zijn broeden mond nog hoekiger en lee-
1 ijker.
„Waarom n'et, wanneer het zonder kleer
scheuren gebeuren kon," antwoordde bij.
„Ik zeg tegen mijzelf, als de spartaan tegen
zijn zoonsteel, maar laat je niet snappen."
„Maar Schmitz!"
„Lieve hemel, waarom de waarheid niet
gezegd Dat zit in iedor mensch, in groot
en klein, arm en rijk en ik zou wel eeus
willen zien, als er geen gevangenisstraf op
stond, wat er dan ongestolen zou blijven.
Het is slechts zaak, eerBt de afschrikkings
theorie uit de mode te brengen. Laat ons
zoo ver zijn 1"
„Ja, maar dan is er geen diefstal meer,omdat
er dan geen eigendom meer bestaat, buiten
den gemeenschappelijke. Maar dat zal nog wel
een poosje duren."
Raimar had, terwijl bij sprak, ongeduldig
de schouders opgehaald en zijn toon liet
duidelijk bemerken, hoe het bem speet, met
dergelijke praatjes zijn tijd te moeten zoek
brengen. De doctor knikte befeekenisvol en
brak in een kort sarcastisch lachen nit-
„Gij kont dat tijdstip gerustehjk afwach
ten- Gij zit nu in het zadel en speelt den
grooten heer. Dat zit bij de luidjes, die iets
hebben verworven, in het -bloed. Maar ik
vind, je moet ook denkeu om die anderen, die
niet in jou positie verkeeren en je kunnen
voorstellen, dat zij hun best doen, dat tijd
stip een weinig spoediger te doen komen."
„Daarvoor ben je ook zeker weer hier ge
komen," zeide Reimar, die zich er niet toe
overgeven wilde, om de speldeprikken van
zijn bezoeker te beantwoorden of af te we
ren.
De doctor bevestigde, sprak iets over een
naverkiezing, bracht echter in twijfel ot de
hooge heer bouwraad nog wel belang stelde
in de politiek, en vertelde nog eenige din
gen over zijn verblijf in Bernau, over welks
onverklaarbaarheid Reimar zich zeker zou
hebben verwonderd, als hij niet te verstrooid
geweest was. De aanteekeningen, die hij in
dien tusschentijd op het papier geworpen had,
bewezen ten duidelijkste datj hij volstrekt
geen acht geslagen bad op hetgeen er ge
zegd was en weer met eigen plannen en ge
dachten zich had heiig gehouden.
„En daar ik nu eeDmaal hier ben", eindigde
dr. Schmitz op een toon, die eenigszins gepi
keerd klonk, „wil ik u niet voorbijgaan, zon
der u geluk te wenschen, ofschoon gij mij
geheel vergeten scheen te hebben*.
Eo Reimar ondervond werkelijk eenig
gevoel vaD schuld, Hjj rechtvaardigde zich
in de haast, dat hij de rondemie weder
den en onder geleide van twee makkers
naar het ziekenhuis gebracht.
II et nieuwe cavalerie-
corps van het heilsleger in
Amerika.
Eenige tijd geleden heeft het heilsleger
in Amerika ter B verovering* der Zuidelij
ke Staten een corps bereden heilsoldaten
op de been gebracht, waarover de vrou
welijke stafofficier Blanche Cox het bevel
voert.
De „eerste vrouwenbrigade* zal mt een
aantal amazonen bestaan en door vele an
dere vrouwelijke soldatsn in een voertuig
vergezeld zijn. De vrouwen dragen de
gewone uniform van het leger, op den
wagen worden tenten en andere kampbe
hoeften medegevoerd. Aan de brigade zal
één man toegevoegd worden.
De heilsamazonen zullen op de openbare
strsat meetings houden, waarbij het ook
niet aan godsdienstige gezangen zal ont
breken.
#We zullen," schrijft de aanvoerster van
het Dieuwecorps aaneen bevriend persoon
te Baltimore, *de gevangenissen, de hospi
talen en de woningen der armen bezoeken,
ea zoo mogelijk vergaderingen op straat
honden, alsmede de Oorlogskreet
verspreiden.
Miss Cox stelt zich van den tocht veel
voorze geeft daarbij ook te verstaan,
dat men van plan is voortaan de leer van
het heilsleger niet alleen te paard, doch
ook per rijwiel in den lande te verkondi
gen.
Men ziet, dat het heilsleger bij zijn ijve
rige propaganda de nieuwste middelen weet
te benutten, welke de moderne industrie
te zijnet beschikking stelt.
De flOO.OOO Te 'sGraven-
hage woonde verleden jaar een heer die
een huishoudster had, welke een twintigje
in de Staatsloterij had gekocht. Op 2
October, den dag der trekking van de toen
loopeude loterij, kwam meneer 's morgens
na elven in de keuken en vroeg haar hem
de helft te verkoopen van haar twintigje.
De huishoudster had daar niet veel lust
in, maar na lang aandringen van haar heer
gaf zij toe en gaf hem haar half lot voor
f 1.75. Een oogenblik later ging meheer,
dia dien morgen al vroeger uit was ge
weest, weer de straat op en kwam na
eenige minuten terug met het bericht dat
op het lot de flOO.OOO was gevallen. Van
het geld op het twintigje geïnd, kreeg de
huishoudster dus de helft, f 2115, en de
ander behield eren veel.
Maar de juffrouw, die meende dat het
zaakje niet iD den haak was, ging naar
een advocaatdeze begon een proces en
in dit proces heeft de Haagsche rechtbank
vonnis gegeven. De rechtbank stelde daar
in de huishoudster in het gelijk zij over
woog, dat er bij de twee partijeD, die de
overeenkomst van verkoop aangingen, dwa
ling bestond omtrent de zelfstandigheid
der zaak, die zij kochten en verkochten
zij meenden toch dat het de helft van een
kansbiljet was, en achteraf bleek, dat dit
niet het geval is geweest, want op het
oogenblik waarop de verkoop plaats had,
was de loterij reeds getrokken en het
biljet daardoor veranderd in stellige schuld
vordering aan toonder op den Staat. De
overeenkomst werd dus ontbonden verklaard
en de juffrouw moest dus haar f2125 te
rugkrijgen en de meneer zijn fl.75.
spoedig had moeten verlaten.
„Er ontbrak mij werkelijk eenigen tijd
voor".
„Neem het je ook niet kwalijk. Ge hadt
wel iets beters te doen, wanneer men zich
verlooft."
Onder den scherpen, snijdenden blik van
dien krommen volksleider, werd Reimar zoo
rood als een jong meisje.
„Dat heb ik mij nu juist niet," zeide bij
onwillekeurig met meer nadruk dan hij aan
zijn woorden had willen geven; hij onttrok
et den ander niet meer mede dan een teeken
van ongeloof.
„Och zwijg tochDe gansche stad weet
het reeds."
„Dan weten zij daar meer dan ik zelf."
„Die Jenisch is dus niet uwe verloofde?"
„Tot op dit nur tenminste nog niet."
Reimar deed moeite, dit laatste lachend
te zeggen; doch het wilde hem weder niet
gelukken; die herinnering, aan den middag,
dien bij met Ada in het hnis van baar broe
der had doorgebracht, maakte hem eenigs
zins verlegen. Hg had in zijn toenmalige
stemming niet verzuimd, Hoilmann's raad
op te volgen. De bouwraad-titel waa een
weinig rijkelijk beklonken geworden, dat
krachtige vocht had zijn werking, zeer
goed doen gevoelen en God weet wat bij,
onder den indiuk van zijn smart, toorn en
daarenboven van het bovenmatig gebruik van
alcohol, toen al wel gezegd haddat hij
wel geen directe huwelijksaanvraag gedaan
tud, dat hy niet verloofd was, dat wist hg
zelf echter met volle zekerheid; zoover liet
zijn geheugen hom niet in den steek
Wat niet is, kan worden. Dat moet toch
immers uw antwoord beduiden," zeide
Schmitz loerend en daar de ander met zijn
antwoord aarzelde, ging bij hoonend voort
„Wie ïou dat voor een half jaar gedacht
hebben, toen wij elkander ontmoet
ten. Toen bad ik er nog op durven zweren
dat n geheel andere dingen in het hoofd
zaten. Gij waart bijzonder voorkomend te
genover de Brandolfs en vooral tegenover
die blonde juffrouw; ik had er op durven
wedden, dat die je toenmaals door 't hoofd
gemaald heeft- Zie mij maar niet zoo ver
bolgen aan- Daarmede lever je het bewijs
Diet, dat ik het aan het verkeerde eind
heb. Wat is bet ook eigenlijk Een alle-
daagscho geschiedenis, Als de vorst zdf
de druiven plukken wil, treedt de warmoe-
zenier beleefd achteruit en neemt een aar
dig drinkgeld voor lief-"
WORDT VERVOLGD.