Een brief aan de vrouwen. Van George Renard, Professor te Lausanne. Onder dit hoofd bevat „De Huisvrouw" het navolgende Wat ik te zeggen heb, moest eigen lijk tot alle vrouwen gericht zijn. Maar hoe moet ik dat doen In de tegenwoor dige maatschappij zijn de vrouwen nog meer dan de mannen in twee, scherp be grensde groepen verdeeld. De e?ne zijn als de leliën des veldszij zaaien niet, zij oogsten niet en toch zijn zij friscb, kleurig en aanvallig als de schoonste bloe men. De anderen moeten werken, hard werken dikwijlsvoor levensonderhoud zijn zij verplicht, kracht, jeugd, schoon heid, armen te verkoopen, dikwijls haar geheele lichaam en ziel. De woorden dus, die voor de eersten passen, zallen slecht op de laatstcn slaan ik wend mij daar om tot ieder afzonderlijk. Het eerst tot u, gij gelukkigen, ko ninginnen der salons, luxe-poppetjes, ge tooid in zijde en kant, verwend, geen an dere zorgen kennend dan die voor toilet en genoegens. Dan tot u, die zonder be paald rijk te zijn, toch het gerespecteer de hoofd van een welgesteld gezin zijt, goed verzorgd, vrij van geldzorgen, gy, die u geheel aan uwe familie, uwe kinderen, uwe persoonlijke ontwikkeling, aan philanthro- pie wijden kunt. Wanneer gij op een winteravond in u- we gezellige kamers gezeten, den wind hui len en den regen tegen de ruiten klette- teren hoort, denkt gij dan nooit aan uwe arme zusterez, teêre wezeos zooals gij, die nw stad of land afloopen om ver diensten te zoeken, eene bets broods, wat verwarming voor zich en de haren Ze ker zult gij u dan bij uw vroolijk vuur tje, uw zingenden theeketel, uw heldere lamp, getroffen voelen door het lot dier ongelukkigen. Maar ach I gij wijdt slechts een kwartiertje aan dat vluchtige mede lijden, neemt u voor, een volgenden keer wat meer aan de armen te geven, en daarmede is uw geweten gerust gesteld. Er is zooveel ellende, en degene die gij beklaagt, zij staan zoo ver van n Gij kent ze zoo weinig Welnu, zullen wij haar te zamen eens wat naderbij bezien Ik ben er van over tuigd slechts omdat gij die treurige le vens niet kent, zijl gij in staat nw vredig geluk met zooveel gelijkmoedige kalmte te genieten. Als gij ze kendet, zoudt gij dat geluk als een voorrecht beschouwen, dat die ongelukkigen u moeten vergeven. Er zijn dikke boeken vol cijfers, waar in gij kunt lezen, door welke wonderen van zuinigheid en ontbering eene arbeid ster het klaar speelt om niet van honger om te komen en fatsoenlijk te blijven bij eene verdienste van acht centimes per uur. Naar schatting van Paul Leroy- Beauiieu zijn er in Parijs e. o. 200000 vrouwen, aan wie een vermoeiende ar beidsdag vijftig centimes oplevert. Maar zulke boeken leest gij niet zij zijn ook niet zoo vermakelijk als de nieuwste ro mans. Niet zelden vindt men in de couranten berichten, die de algemeene opmerkzaamheid trekken eene arme vrouw, die van koude gestorven is, met haar naaiwerk voor den confectiewinkel in de stijve handeneene jonge vrouw, die, de ellende niet langer kunnende verdragen, met haar kind in het delijk getroffen is I Een hart, dat zoo grim mig gevoelen kon, was nog niet dood Neen, doodelijk was de wond niet 1 HOOFDSTUK 3. Het waren schoone herfstdagen, het war me weer bleef aanhoaden, en de arbeid, waaraan Reimar dadelijk bij zijn aankomst in Bernaa begonnen was, zon voor dat het ongnnstige weer kwam, zekerlijk reeds voor een deel klaar zijn, zoodat in het voor jaar dadelijk met den bouw van het slot begonnen kon worden. De opname der ar beidskrachten en alle voorbereidende maat regelen waren genomen eD de overblijfselen van de maren, die voor bet nieuwe gebouw niet dienstig waren, werden opgeruimd. Het dak had men laten blijven om de inwendige vertrekken voor vochtigheid te vrijwaren. De grootste helft der arbeiders was bezig met grondwerk dat voor het nieuwe gebouw noodzakelijk was. Dat alles waren slechts voorbereidende maatregelen en in de groote pauze dis het sleehte weer noodzakelijk zou maken, zou bij tijd in overvloed vinden om den eigenlijken bouw voor te bereiden en te regelen; slccbts de dringendste bestellingen over hout en steen, die men ook gedarende het koude jaarge tijde noodig kon hebben, wareD reeds ge schied en Reimar bad niets verzuimd, om in den geest van den prins, alles zoo spoedig mogelijk te doen afloopen. Slechts één oogenblik had hij geaarzeld. Nadat hij na de ontmoeting met Èollmann en diens diep ingrijpende mededeelingen, bij zijn glas wijn zat, was hem wel in de ge dachten gekomen, alles wat hij door Hilde's toevallige tusschenkomst verkregen had, weder van zich te werpen maar die ge dachte was ook evenwel weder spoedig ver vlogen. Trots plaatste hij tegenover trots, wat hem zooeven een mannelijke daad was toe geschenen, vond hij nn zijner niet waardig. Voor alles was het nn zijne plicht zijn be kwaamheid te toonen, hen, die medelijdend de schouders hadden opgehaald, te bewijzen dat hjj recht had deze plaats aan te nemen. Hij was immers niets meer dan de archi tect en het zon toch al te bespottelijk zijn, omdat de prins voeB op Hilde had, dat hij daarom het bem door don prins opgedra gen werk niet zon willen uitvoeren. Nten, hij moest op zijn post blijven; hjj wilde het ook, bij bewees zichzelf dat hy bet moest, hij bad daarvoor zijn woord gegeven. Met zijne betrekking zijn brood wegwerpen, nn hij eindelijk na jarenlang geploeter een verzekerde toekomst te gemoet ging, dat zou recht dwaas en overantwoordtlyk tegeu- wafer sprong, enz. Spoedig zijn die ge vallen weer vergeten, en teergevoelige men- schen Jezen niet eens gaarne zulke narig heden, Wij willen nog andere vrouwen bezoe ken. Gij, die uwe dochters zoo angstval lig behoedt tegen het kwade, denkt gij er wel eens aan, aau welke gevaren jonge meisjes nit de mindere standen zijn bloot gesteld, meestal van het verlaten der school al Zij moeten de wereld in, verdienen, op welke wijze kan niet al te precies worden Dagegaan. Men zegt de vrouw behoort thuis aan den haard, maar heeft ze dieB altijd In de werk plaats, in de fabriek, meer nog op straat (dienstboden doen meestal 's avonds bood schappen) staan zij bloot aan allerlei ver zoekingen, aanvallen op hare zedelijkheid, zoowei van mannen van haar eigen stand als van jonge en on Ie ^heeren", voor al wanneer dezen geld hebben en de meisjes mooi zijn. Meisjes uit be tere standen, die kinderjuffrouw wor den, lijden physiek niet, zij hebben on derdak, voedsel en kltêrenmaar bij haar is dikwijls haar eenzame positie in het gezin eene verzoeking tot verstrooiing in gezelschap, dat later dikwijls blijkt niet van het beste te zijn. Haar vooruitzicht is om, als zij niet trouwen, levenslang die eenz lamheid, dst klenrlooze, dikwijls vreugdelooze bestaan te dragen, zoolang tot dat zij te oud zijn en afhankelijk worden van hare familie, of in het gun stigste geval, genoeg hebben gespaard om wederom alléén stilletjes oud te worden. Kan men het zulke jonge meis jes zoo heel kwalijk nemen, als zij vroolijk gezelschap zoeken en daar soms mmder ingetogen zijn als wel wenschelijk is Hoe zouden uwe dochters zich houden onder gelijke omstandigheden Het beste hebben het in vele opzichten de boerinnen, die echte boerinnen geble ven zijn. Die worden ten slotte zoo dor, zoo door de zon verbrand, zoo rimpelig, dat zij wel tot een ander ras schijuen te behooren, dan gijen in uw diepste bin nenste vindt gij dat wel ook, althans te oordeelen naar duizenderlei kleine trekjes in den omgang met haar. Zij hebben ten minste onder den vrijen hemel geleefd, niet in enge sloppen en stegen, hebben de zuivere lucht overdag met volle teu gen ingeademd, hebben de appelboomen zien bloeien en het gouden koren zien rij pen, al zien zij daarvan weinig. Zij heb ben hare vreugde, haar werk en 's avonds hare rust gehad zij waren wel slavinnen van de natuur, maar niet van de menschen of de machine. Zij zijn niet het meest te beklagen. Het ergste voor deze hard, dikwijls te hard werkende vrouwen( is de tijd waarin zich de behoefte aan liefde doet gevoelen. Meisjes met geld trouweD wel, en een man met een flink beslaan duift het nog wel aan, een meisje zonder geld te huwen. Ook arme mannen zetten een gezin op met arme meisjes en dan ontstaat er weêr een nieuw geslacht proletariërs, met al zij ne ellende van zwakke gestellen en kinder sterfte. Maar laat uwe blikken nog dieper da len ziet op de ongelukkigen die men in uwe salons slechts lanus omwegen noemt al- O thans wanneer zij niet zooveel geld bijeen hebben vergaard, dat zij het kunnen laten „rullen". Dhn bewondert men hare toilet- over zichzelven gehandeld zijn. En zoo bad bij zich dan vanaf het oo genblik van zijn terugkeer te Bernhansen met bijna koortsachtigen ijver aan zijn nieu wen bezigheid gezet. Het voormalig salon van den baron Brandolf, waarin hij de da mes had aangetroffen, herinnerde van zijn uiterlijk aanzien nauwelijks nog daaraan de kamer was formeel tot kantoor ingericht geworden, de daaraangronzende eetkamer moest zijn medearbeiders herbergen; Rei mar vereenigde in zijn persoon de meest verschillende fonctionnarissen. Hij was hoofdopiichter, betaalmeester, teekenaar, cor respondent en handelaar te gelijk. Daardoor had hij niet veel tijd om aan andere din gen te denken en dat was goed ook. Ook nu zat bij weder in zijn werk ver diept, toen er op zijn kamerdeur geklopt werd. Het „binnen" klonk een weinig on geduldig, hij wendde ook het hoofd niet om, maar brak; terwijl hij nogmaals een papier met becijering doorliep, h»t gesprek mei den tegenover hem zittende af. ,'t Moet precies zjjn 1 Ik kan en mag niets door de vingers zien." „Mijnheer de bouwraad kan zich op mij verlaten. Ik zal den naam van mijne firma toch niet op het spel zetten," verzekerde de Deer, legen wien de woorden gericht waren, terwijl hij opstond en zijn portefeuille te voorschijn haalde. Intnsschen was ook de denr op het „bin nen* geopend geworden en de binnentre dende kwam, mot een breede grijns op zijn kalmukkoDgesicht op Reimar toe. «Vlijtig aan het werk, bonwraadje. Dat kan ik mij voorstellen," riep hij uit, zijn dikke figunr vooruitschuivend. „Wanneer men zijn nest goed boawen wil, moet men zijn best daartoe doen; dat is goed. Stoor ik je Nu een paar minuten heeft men voor een ond vriend wel over. Ik zal n de vreugde des wederziens niet door lang blijven bederven." Hij had inderdaad niet het idé?, alsof Reimar zich zeer verblijd gevoelde en de ander toonde, in zijn schertsende woorden, dat hij de gevoelens van zijn vriend tegeno ver hem, zeer goed begreep en dwong hem nochtans, met een paar beleefde woordeD, te antw oorden en hem tot blijven uit te Doodigen. „Laat u niet sloren 1 Ik steek intusschen een sigaar aan I* Do andere persoon, met wien Reimar juist oen leverantie had besproken, was in tusschen op de tafel toogestapt eu borg nu nadat hij een banknoot van duizend gulden tusschen de papieren op tafel gestoken had, zjjn brieventasch weder iu den zakgreep ten, hare équipages, bootst haar soms na (om de heeren te lokken) in manieren en woor den Van dezen wil ik niet spreken ik wil een oogenblik met u vertoeven bij minder aanzienlijken onder die vrouwen. Van waar komen die meisjes, die zoo voorkomend zijn jegens de mannen Och, negeD van de tien keer zijn het arme meisjes, die dezelfde berekening hadden gemaakt als het jonge menscb, dat, on langs nog zonder middelen, nu alle deuren voor zich geopend ziet, nu hij zijn naam en persoon heeft verkocht aan een rijk meisje, dat hem onverschillig was behslve om haar geld. Zij hebben net gezegd als hijwaarom hard werken en armoede lijden, wanneer men zijn knap uiterlijk zonder eenige moeite kan overzetten in klinkende munt Waarom dan, gij vrou- weD, oiitvangt gij dien jongen man bij n, terwijl gij de arm6 meisjes verfoeit Hij is schuldiger dan zij, want zij zijn zwak en worden overal bemoeielijkt in het vin den van werk, terwijl misschien uw eigen man, verloofde, broeder of zoon haar het eerst ten val heeft gebracht. Eenmaal daardoor aan de verachting prijs gegeven, zinken zij steeds dieper en wreken zij zich op andere mannen. Haar bedrijf is laag, voorzeker. Maar bedenkt eens, wel ken heldenmoed een mooi, arm meisje moet bezitten om san de verleidelijke woorden van verschillende Don Jaan's, aan de koorts der zinnen, aan de lokkin gen van het voorbeeld, aan de zacht naar weelde weerstand te bieden druft gij dan nog met een rustig geweten verzeke ren, dat gij onder diezelfde omstandighe den toch niet zoudt bezweken zijn Weest onbegrensd dankbaar jegens de zoo gunstige omstandigheden, waarin gij opgroeidet en verkeert, en veracht die ar men niet te diep. Gij zegt, dat getrouwde vronwen ook niet altijd gelukkig zijn, en dat is zoo, vooral wanneer het huwelijk eene ^partij" is geweest. Menig uwer vindt n bedrogen in uwe verwachtingenen als er geene liefde is (hetzij die er nooit was, hetzij zij is vervlogen), dan drukt het u, zoo geheel afhankelijk te zijn van uw man, niets te hebben te zeggen over uw geld, zelfs niet over het zelfverdiende, ja, niets hoege naamd zelfs over uwe kinderen. Dan wenscht gij, dat de vrouw de echte gezel- in van haren man ware, niet zijne onder geschikte dat gij met dezelfde rechten bo bleed waart, te zamen kondet arbeiden, zij het ook in verschillende richting. Dan droomt gij, maar te laat, van eene echt verbintenis, die de innigste gemeenschap bezegelt van twee elkaar aanvullende, ge lijkgezinde, liefhebbende menschen. Om tof dat ideaal te geraken, moeten de vron wen zeiven zorgen dat slechts hoogere gevoelens een huwelijk doeD tot stand ko men, niet geld, positie en elksar-wel- mogen-lijden Er zijn onder u ook echtgenooten en moeders, die man of zoon hebben verlo ren in den oorloggij verafschuwt dat kwaad, doet echter niet anders dan pluk sel maken en geld verzamelen voor de gewonden. Dat is weinig, zeer weinig. Wordt de strijdgenooten van degeneD, die vrede en verbroederiug prediken, die het volk zóózeer daarvan willen doordrin gen, dat een oorlog eene onmogelijkheid wordt. Inderdaad, hetzij gij aan anderen of aan naar zijn hoed en verwijderde zich. „Gij moet nog een kwitantie hebben, voor uwe storting, mijnheer Luokbart," riep Reimar, die intusschen reeds een paar woor den met dr- Schmitz gesproken had, hem toe- Maar de andere wenkte hem gerust stellend toe en knikte mat een sluw lach je. ,,'t Heeft geen haast mijnheer de bouwraad- Een andermaal, wanneer gij bet minder druk hebt. Ea op stiptheid in nwe orders kunt gij rekenen- Ik lever het hont op den dag af." „Nu de volgende keer dan en zorg dat ge op tijd zijt i" bond Reimar hem nog eenmaal op het harte, wendde zich vervol gens tot den ploegbaas, die hij eenige gul dens in de hand duwde, dien hjj uit de tafel lade genomen bad en zeide„Ga om te eten naar de stad en breng voor mij wat klein geld mede, opdat vanavond iedur zijn loon oatvange. Zoo, en nu nog iets. Neem je meer in aeht en drink minder, anders zijn wij gescheiden luidjes. Hoeveel leed of mij dat ook doen zou. Nog eenmaal mag dat, wat er geschied is, niet weer ge beuren." De man ging en Reimar regelde vluch tig nog eenige zijner papieren, eer bij zich tot dr. Schmitz wendde. Deze had zich in dien tusschentijd een sigaar aangestoken en zich op den stoel neergevleid, die zooeven door den leverancier was verlaien en blies dikke rookwolken voor zich uit, wat hem toch evenwel niet verhinderde, al hetgeen er gebeurde met groote opmerkzaamheid gade te slaan. Voornamelijk hield hij op het geldkistje strak het oog gevestigd en toen dit in de tafellade verdween, wuifde bij het een teerder afscheid toe, dat duide lijk genoeg te kennen gaf, dat het hém zeer speet, dat hij niet belast was met het op- pertoezieht over die mooie papiertjes. „Ja, zaterdagavond, betaaldag, dat gaat hier precies. Waoneer ik je in den weg ben, zeg het geros', mijn jongen mijnheer de bouwraad wil ik zeggen. Och, het is maar plagerij van me met dien titel, ofschoon men waarachtig niet weet, hoe men tot eer en aanzien komt. Maar hoor eens, een brandkast mag je je wel aanschaffen, men krijgt waarachtig last om bij je in te bre ken Reimar lachte en schoof de lade dicht, die hij weder geopend bad om er iets in terecht te schuiven. „Jij toch zeker wel niet," meende hij, de wenkbraawen tronsend. In Schmitz's gelaat was op dit oogenblik geene uitdrukking, die schertsend kou ge- uzelven denkt, aan uwe ongelukkige zus- teren of aan uwe kinderen, overal zijn er ontelbare redenen voor u, welgestelde vrou wen, cm u voor u sociale vragen te inte- reseereD, of liever, om u aan te sluiten bij hen, die trachten die vragen op te lossen. Wat kunnen wij doen? vraagt gij mis schien. Ik zeg uveel meer dan gij denkt. Ik verlang niet van u dat gij u in den politieken maal stroom stort of veel verga deringen bijwoont; ook niet dat gij u in dikke boeken vol theorie verdiept of in hevige discussies begeeft. Ik zou al tevreden zijD, wanneer gij gevoeldet dat de tegen woordigen toestan den moeten veranderen ten gunste der misdeelden dat men in den arbeider den mensch moet achten en in ieder persoon slechts den mensch, niet geld of naam alleen. Denkt aan de gelijkheid, die iiet Christendom predikt, die schoone leer, wier stichter een timmermanszoon was. Vergeet niet dat tal van handen werken, die u in staat stellen van uw geld te ge- Dieten. Acht de handen, die eerlijk wer ken, hoe zwart zij ook zijn, niet laag maar veracht ten diepste de mooie heer tjes, die het geld hunner ouders verteren en meisjes ten val brengen, of die rijke meisjes hunne liefde betuigen en alleen haar geld beminnen. Treedt door da ach ting, dia gij aan ieder edel mensch be toont, op als bemiddelaarster tusschen de verschillende standen. Geeft op uwe zucht voor weelde en gemak, breidelt de al gemeene jacht naar gond door het hoog houden van idealendurft daarin des- Doods voorgaan door eenvoudiger te leven eu het daardoor vrijkomende geld ten al- gemeenen nntte te besteden. Tracht een einde te maken a>n het „zweetstelsel"', bevordert de invoering van billijker be lastingen, al treffen die nzélve. Kweekt uwe kinderen op tot ijverige, werkzame, edels menschen, zoodat zij meer worden dan chiclevende heertjes en rijke erfdochters. Verfoeit niet menschen, die het goede voorstaan, die drankzucht en oorlog be strijden, die aan de ouden een onbezorg- den levensavond, aan den jongen behoor lijke ontwikkeling willen verzekerenal komen die menschen overigens in denk beelden niet met u overéén, zelfs al waren zij socialisten erkent het goede in hen. Schudt uwe traagheid af, bekeert uwe mannen, voedt op uwe kinderen tot edele denkbeelden dan zal er van uw huiselij- ken haard zegen uitgaan en wijsheid en goedheid dan zult gij waarlijk mensch zijn, dat ishet goede bevorderen met al uwe krachten. Een s t o c ij n. Van een verbazingwekkende zelfbeheer- sching bij vreeselijk lichamelijk lijden gaf dezer dagen een spoorwegarbeider blijk, die op het rangeer-em placement van den spoorweg te Potsdam door een rangeer- trein gegrepen en zoo ongelukkig overre den werd, dat zijn rechterarm boven aan het schoudergewricht van zijn romp werd gescheiden. De ongelukkige bezat zooveel tegenwoordigheid van geest, dat hij zijn afgereden arm opraapte om er mee naar het dienstbureau van het station te gaan, waar hij zelf van het onheil kennis gaf. Hij werd onmiddellijk vooiloopig verbon- noemd worden. De toorn en afgonst ver trok zijn broeden mond nog hoekiger en lee- 1 ijker. „Waarom n'et, wanneer het zonder kleer scheuren gebeuren kon," antwoordde bij. „Ik zeg tegen mijzelf, als de spartaan tegen zijn zoonsteel, maar laat je niet snappen." „Maar Schmitz!" „Lieve hemel, waarom de waarheid niet gezegd Dat zit in iedor mensch, in groot en klein, arm en rijk en ik zou wel eeus willen zien, als er geen gevangenisstraf op stond, wat er dan ongestolen zou blijven. Het is slechts zaak, eerBt de afschrikkings theorie uit de mode te brengen. Laat ons zoo ver zijn 1" „Ja, maar dan is er geen diefstal meer,omdat er dan geen eigendom meer bestaat, buiten den gemeenschappelijke. Maar dat zal nog wel een poosje duren." Raimar had, terwijl bij sprak, ongeduldig de schouders opgehaald en zijn toon liet duidelijk bemerken, hoe het bem speet, met dergelijke praatjes zijn tijd te moeten zoek brengen. De doctor knikte befeekenisvol en brak in een kort sarcastisch lachen nit- „Gij kont dat tijdstip gerustehjk afwach ten- Gij zit nu in het zadel en speelt den grooten heer. Dat zit bij de luidjes, die iets hebben verworven, in het -bloed. Maar ik vind, je moet ook denkeu om die anderen, die niet in jou positie verkeeren en je kunnen voorstellen, dat zij hun best doen, dat tijd stip een weinig spoediger te doen komen." „Daarvoor ben je ook zeker weer hier ge komen," zeide Reimar, die zich er niet toe overgeven wilde, om de speldeprikken van zijn bezoeker te beantwoorden of af te we ren. De doctor bevestigde, sprak iets over een naverkiezing, bracht echter in twijfel ot de hooge heer bouwraad nog wel belang stelde in de politiek, en vertelde nog eenige din gen over zijn verblijf in Bernau, over welks onverklaarbaarheid Reimar zich zeker zou hebben verwonderd, als hij niet te verstrooid geweest was. De aanteekeningen, die hij in dien tusschentijd op het papier geworpen had, bewezen ten duidelijkste datj hij volstrekt geen acht geslagen bad op hetgeen er ge zegd was en weer met eigen plannen en ge dachten zich had heiig gehouden. „En daar ik nu eeDmaal hier ben", eindigde dr. Schmitz op een toon, die eenigszins gepi keerd klonk, „wil ik u niet voorbijgaan, zon der u geluk te wenschen, ofschoon gij mij geheel vergeten scheen te hebben*. Eo Reimar ondervond werkelijk eenig gevoel vaD schuld, Hjj rechtvaardigde zich in de haast, dat hij de rondemie weder den en onder geleide van twee makkers naar het ziekenhuis gebracht. II et nieuwe cavalerie- corps van het heilsleger in Amerika. Eenige tijd geleden heeft het heilsleger in Amerika ter B verovering* der Zuidelij ke Staten een corps bereden heilsoldaten op de been gebracht, waarover de vrou welijke stafofficier Blanche Cox het bevel voert. De „eerste vrouwenbrigade* zal mt een aantal amazonen bestaan en door vele an dere vrouwelijke soldatsn in een voertuig vergezeld zijn. De vrouwen dragen de gewone uniform van het leger, op den wagen worden tenten en andere kampbe hoeften medegevoerd. Aan de brigade zal één man toegevoegd worden. De heilsamazonen zullen op de openbare strsat meetings houden, waarbij het ook niet aan godsdienstige gezangen zal ont breken. #We zullen," schrijft de aanvoerster van het Dieuwecorps aaneen bevriend persoon te Baltimore, *de gevangenissen, de hospi talen en de woningen der armen bezoeken, ea zoo mogelijk vergaderingen op straat honden, alsmede de Oorlogskreet verspreiden. Miss Cox stelt zich van den tocht veel voorze geeft daarbij ook te verstaan, dat men van plan is voortaan de leer van het heilsleger niet alleen te paard, doch ook per rijwiel in den lande te verkondi gen. Men ziet, dat het heilsleger bij zijn ijve rige propaganda de nieuwste middelen weet te benutten, welke de moderne industrie te zijnet beschikking stelt. De flOO.OOO Te 'sGraven- hage woonde verleden jaar een heer die een huishoudster had, welke een twintigje in de Staatsloterij had gekocht. Op 2 October, den dag der trekking van de toen loopeude loterij, kwam meneer 's morgens na elven in de keuken en vroeg haar hem de helft te verkoopen van haar twintigje. De huishoudster had daar niet veel lust in, maar na lang aandringen van haar heer gaf zij toe en gaf hem haar half lot voor f 1.75. Een oogenblik later ging meheer, dia dien morgen al vroeger uit was ge weest, weer de straat op en kwam na eenige minuten terug met het bericht dat op het lot de flOO.OOO was gevallen. Van het geld op het twintigje geïnd, kreeg de huishoudster dus de helft, f 2115, en de ander behield eren veel. Maar de juffrouw, die meende dat het zaakje niet iD den haak was, ging naar een advocaatdeze begon een proces en in dit proces heeft de Haagsche rechtbank vonnis gegeven. De rechtbank stelde daar in de huishoudster in het gelijk zij over woog, dat er bij de twee partijeD, die de overeenkomst van verkoop aangingen, dwa ling bestond omtrent de zelfstandigheid der zaak, die zij kochten en verkochten zij meenden toch dat het de helft van een kansbiljet was, en achteraf bleek, dat dit niet het geval is geweest, want op het oogenblik waarop de verkoop plaats had, was de loterij reeds getrokken en het biljet daardoor veranderd in stellige schuld vordering aan toonder op den Staat. De overeenkomst werd dus ontbonden verklaard en de juffrouw moest dus haar f2125 te rugkrijgen en de meneer zijn fl.75. spoedig had moeten verlaten. „Er ontbrak mij werkelijk eenigen tijd voor". „Neem het je ook niet kwalijk. Ge hadt wel iets beters te doen, wanneer men zich verlooft." Onder den scherpen, snijdenden blik van dien krommen volksleider, werd Reimar zoo rood als een jong meisje. „Dat heb ik mij nu juist niet," zeide bij onwillekeurig met meer nadruk dan hij aan zijn woorden had willen geven; hij onttrok et den ander niet meer mede dan een teeken van ongeloof. „Och zwijg tochDe gansche stad weet het reeds." „Dan weten zij daar meer dan ik zelf." „Die Jenisch is dus niet uwe verloofde?" „Tot op dit nur tenminste nog niet." Reimar deed moeite, dit laatste lachend te zeggen; doch het wilde hem weder niet gelukken; die herinnering, aan den middag, dien bij met Ada in het hnis van baar broe der had doorgebracht, maakte hem eenigs zins verlegen. Hg had in zijn toenmalige stemming niet verzuimd, Hoilmann's raad op te volgen. De bouwraad-titel waa een weinig rijkelijk beklonken geworden, dat krachtige vocht had zijn werking, zeer goed doen gevoelen en God weet wat bij, onder den indiuk van zijn smart, toorn en daarenboven van het bovenmatig gebruik van alcohol, toen al wel gezegd haddat hij wel geen directe huwelijksaanvraag gedaan tud, dat hy niet verloofd was, dat wist hg zelf echter met volle zekerheid; zoover liet zijn geheugen hom niet in den steek Wat niet is, kan worden. Dat moet toch immers uw antwoord beduiden," zeide Schmitz loerend en daar de ander met zijn antwoord aarzelde, ging bij hoonend voort „Wie ïou dat voor een half jaar gedacht hebben, toen wij elkander ontmoet ten. Toen bad ik er nog op durven zweren dat n geheel andere dingen in het hoofd zaten. Gij waart bijzonder voorkomend te genover de Brandolfs en vooral tegenover die blonde juffrouw; ik had er op durven wedden, dat die je toenmaals door 't hoofd gemaald heeft- Zie mij maar niet zoo ver bolgen aan- Daarmede lever je het bewijs Diet, dat ik het aan het verkeerde eind heb. Wat is bet ook eigenlijk Een alle- daagscho geschiedenis, Als de vorst zdf de druiven plukken wil, treedt de warmoe- zenier beleefd achteruit en neemt een aar dig drinkgeld voor lief-" WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 6