gestemd gevoeld. Hij was een torscli gebouwd man, van ongeveer vijftig jaar, met rosachtig baar en een dunnen kne vel van dezelfde kleur, met helderblauwe oogen en met een trek van vastberaden heid om den mond, die den stempel droeg van zijne gewoonte om te gebie den en zelfs kwaadwilligen tot gehoor zaamheid te dwingen. Gesproten uit eene deftige burgerfa milie, die sedert onheuglijke tijden on der de landbouwers en handwerkslieden van het dorp in hooge achting stond, had bij het schoutsambt reeds een twin tigtal jaren bekleed, en daar hij door af komst en gewoonte met hart en ziel ge hecht was aan het adellijk geslacht, dat het slot gesticht en meer dan twee eeuwen lang bewoond had, was het voor hem eene pijnlijke gebeurtenis geweest, toen de Heerlijkheid in 1658 in andere handen .overging. Toch had hij zich over den nieuwen Heer, George van Cats, niet te beklagendoor meer dan ééne resolutie van de Staten van Holland en West-Friesland werd de Schout van Schagen in de uitoefening van zijn ambt, desnoods zelfs ook tegenover den Am bachtsheer gesteund, maar Jacob Jansz had dien steun nog nimmer noodig ge had. Heer George van Cats ging, ook als hij van zijne heerlijke rechten gebruik maakte, met gematigdheid te werk hij was vriendelijk, mededeelzaam en gast vrij evenwel de vriendschap van Ja cob Jansz had hij nog niet gewonnen. Vooreerst, de nieuwe eigenaar was toch niet van de oude familie en dan op den dag, waarop hij voor 't eerst als Heer van Schagen uit Den Haag aan kwam, had de Schout zich door hem be- leedigd gevoeld en al was die beleediging niet zwaar genoeg geweest om bij Ja cob Jansz de begeerte naar wraak op te wekken, zij was evenmin nog door ee- nig woord of door eenige daad uitge- wischt. Het gold de schutterij van het dorp Schagen. Die schutterij, bestaande uit een zes tigtal gewapenden, werd door den Schout hoog gewaardeerd. Naar zijn oordeel mocht de gemeente zich met billijken trots boven al de omliggende dorpen op die manhafte schare verhoovaardigen maar het was hem niet ontgaan, dat George van Cats met een spottenden glimlach de schutters had gadegeslagen, die bij zijne aankomst als Heer van Scha gen op de markt in het gelid geschaard stonden om hem te verwelkomen, en de Schout had dien glimlach zien terugkee- ren, zoo dikwijls Heer George in zijn bijzijn de schutters ontmoette, ondanks het geroffel der trom en het schetteren der musketten en ook ondanks het wap peren van het vaandel, door den oudsten zoon van Jacob Jansz in persoon gedra gen. Zou die tergende glimlach niet weder te bespeuren zijn op den 16den Mei? Want op dien dag moest de schutterij onder de wapenen komen. Heer George zelf had er bij den Schout op aangedrongen en hij had ook slechts te zeggen gehad, wat op dien dag waarschijnlijk gebeuren zou, om iederen inwoner van Schagen, van den Schout tot den geringsten boe renarbeider toe, te doen begrijpen, dat cnzo gedachten een reuzenplaats doet inne men. Wat gij toenmaals gesproken hebt, heeft mij zeer veel nadenken gekost en ik moet hel bekennen 't heeft mij een groot, over mijn geheele leven beslissend besluit doen nemen. Gjj zijt verwonderd, maar u mag ik het wel zeggen, gij zijt de oorzaak van al do veranderingen in al mijn ideëen omtrent de wereld en haar aanhangom nwentwege, met de gedachte aan u heb ik mijne verbintenissen verbroken en doe af stand van het tooneeb Ik ben het op oen- maal moede geworden, de mij toegedeelde rollen te spelen, ik heb van ailes afstand gedaan.* „En daarvan zal ik de schold zijn, dat verwijt moot mij hard treffen," antwoordde hjj zeer ernstig- „Geen verwijt. Wie spreekt er van schold Ik heb slechts gezegd, gij zijt de oorzaak," antwoorde ze met verlangend lachende oo gen. „Zooals gij toenmaals tot mij spraakt, heeft nog nooit iemand tot mij gesproken. Die Orsina, hebt gij gezegd, dat is geen rol voor o. Die Orsina gevoelt zich niet in hare liefde beleedigd, slechts in haar trots. O, ik heb het wel gemerkt. Het was mij zeer spoedig duidelijk, dat gij gelijk hadt. Daarom heb ik deD rechten toon nooit kannen vinden, omdat de trots zoo gansch verre van mij was. Wat is bet waard Wat betee- kent dat tobben naar macht en invloed mij was het nooit daarom te doen." „Slechts om de gnnst van anderen en een goede verzorging van den ouden dag," vol tooide hij in gedachten deze bekentenis, maar hij nam zich zeer in acht, dat zijne trekken geen verachtelijke uitdrukking aan namen. Waarom zon hij baar kwetsen? Hem wilde zij toch slechts goeddoen. „De liefde, ja," ging zij niet in geheel lo gische gevolgtrekkingen voort, terwijl zij zich bij haar voordracht eenigszins opwond, „met haar is het iets anders. Die gevoelens heb ik altijd zeer goed kannen vertolken, omdat ik het bloed in mij voelde, dat zon kunnen lielhebben evenwel slechts dan, wanneer de man komt, die mijn hart zou kunnen doen spreken, die men zich in zijn rol op het tooneel voor oogen heeft gesteld." Hare oo gen hadden zich nn vol uitdrukking en vurig op de zijnen gevestigd, zoodat elke verkeer de uitlegging harer woorden bniten gesloten bleef. „Maar wat beteekent dat alles, wan neer men het doen moet voor het soufleurs hokje, waar men zich aan een vreemden wil moet onderwerpen, als men zeggen moet wat er in de rol staat voorgeschreven, als men als een marionette regelt naar anderen. De natnnrljjke gevoelens worden gebroken. Een droom, een hersenschim is het, waarin men alle krachten moesten ingespannen worden om aan het dorp een feestelijk aanzien te verschaffen en dat dus ook de schutterij niet mocht achterwege blijven. Jacob Jansz had ook geene enkele tegen werping in het midden gebrachthij had zich bereid verklaard om alles te doen, wat in zijn vermogen was, ten einde de wenschen van Heer George te bevredigen en den goeden naam van de welvaart en den rijkdom der Heerlijkheid Schagen te handhaven, maar de gebeurtenis, die aanstaande was, werd eer met weerzin dan met blijdschap door hem afge wacht. Hij was van nature geen heftig partij man ook hoorde men in het afgelegen Noorderkwartier van den strijd der poli tieke partijen niet genoeg, men had er te weinig leed van te dragen, te weinig voordeel van te wachten, om er met hartstochtelijkheid aan deel te nemen. Dit verhinderde ochter niet, dat de Schout, wiens raadsman en beschermer inAlkmaar de heer Van Foreest was en die nu en dan, als hij met dien heer iets te ver handelen had, van hem eene enkele aan wijzing opving, den Raadpensionaris Jan de Witt hoog vereerde, terwijl hij, zonder eigenlijk te weten, wat hij van den jeug digen Prins van .Oranje voor het Vader land te vreezen had, tegen de verheffing van dien Vorstentelg tot Stadhouder ge kant was. Hij had er, wel is waar, van gehoord, dat in den nazomer van het vorige jaar door de Staten van Holland en West- Friesland een besluit was genomen, het Eeuwig Edict genoemd, waarbij ook de stadhouderlijke waardigheid kort en goed was afgeschaft, maar tevens wist hij, dat velen in den lande over dat besluit onte vreden waren en dat op de verheffing van den Prins tot "Kapitein-Generaal krachtiger dan ooit door zijne vrienden werd aangedrongen. Daarmede stond zeker in verband, dat die Vorst, die éér het jaar ten einde liep zijn achttienden verjaardag vieren zou, een tochtje ging doen naar Den Helder, waar de vloot lag en op zijne reis van Den Haag daarheen te Schagen werd verwachtmet den Keurvorst van Brandenburg, met Prins Joiian Maurits, met den Heer van Brede- rode, met den Vorst van Anhalt en dien van Holstein, en met nog tien ot twaalf andere „heeren van qualiteit" zou hij op het slot overnachten. Hij moest feestelijk worden ontvangende schutterij moest in het geweer, al zou zij bij deze gele genheid niet alleen door heer George van Cats, maar door al de groote heeren en zelfs door den Prins van Oranje worden bespot. Er was niets aan te veranderen, en in den namiddag van den 16den Mei stondeD de manschappen dus op de markt en brachten, zoo goed als het hun moge lijk was, aan het hooge gezelschap dat de slotpoort binnnenging het millitair saluuthet geweer werd gepresenteerd, de trommel geroerd, het vaandel ge- zwaaid. Jacob Jansz was bij de aankomst van al die groote heeren te onthutst en had het bovendien met allerlei bemoeiin gen te druk om er op te letten, of het door hem zoo hoog gewaardeerde korps opnieuw werd bespot. Ware dit niet het geval geweest, hij zou zich van het heeft verkeerd en waaruit men ellendig, vol verlangen ontwaakt. Tantaluskwellingen zijn het, die ons steeds weder opgelegd worden. Ik heb genoeg daaraan geleden. Hoe zacht, hoe geheel anders is het, wanneer wij mogen doorleven, wat wij droomen, wat wij spelen, wanneer men mag toegeven aan zijne gevoelens, zonder overdrijving, zonder gro teske razerDjj. Ik ben in het leven geen come- diante, huichelen kan ik niet. Waarom zal ik het loochenen P Mij doortintelen niet die woeste nitingen waaraan gij mij op het too neel ten prooi hebt gesien. O, ik heb bet wel gevoeld, wat u afstiet; nu dan, het mag te veol gezegd zijn wat tegenzin ver wekkend aan mij voorkwam. De schijn heeft q bedrogen. Gij hebt een knnststnk voor waarheid genomen. Als tooneelspeel- ster kon ik er trotsch op zijn; die kleine ijdelbeid is evenwel te onbevredigend. Neen, ik ben geen heldin, er smeult geen ge vaarlijk vuur in mij, slechls een zachte gloed doortintelt mijn aderen, die zeker mijn gansche leven verwarmen zal 't mijne, evenals dat van den man, die mjjn leven met mij deelen wil." De laatste woorden hadden als scherts moeten klinken, maar zij waren haar bevend en in grooto aandoening over de lippen ge komen. Hij echter stond pijnlijk getroffen en drnkte de lippen stijf op elkander. De verklaring was nu toch door zijne hou ding zonder eonigen invloed op haar gebleven. Hij moest hare geheelen gedachtengang omlei den, hij moest haar nit den droom heipon. Daar toe had hij slechts één enkel woord te spre ken; maar hij deii sde er voor terug, dat hij haar niet alleen zon krenken, maar beschamen bovendien; zij deed hem immers geen kwaad; integendeel, zij bood bem deemoedig haar hart aan. En toch moest hjj hanne positie duidelijk maken. Hij wilde ten minste trach ten baar eeu nitweg open te laten, opdat zij zelve haren terugtocht dekken kon. „Zoo gevoelt gij op dit oogenblik," zeide hij met de kalmte, wsarmede mon een al- gemetne zaak placht te behandelen. „Twijfelt gij aan de standvastigheid mijner gevoelens? .Ik ben geen kind meer," ge loofde zij nog altijd lachend hem te moeten verzekeren. „Maar gij zijt kunsienares," gaf hij haar in overweging, „en ge «jjt het te veel met lijf en ziel, dan dat ge, door in stilte te gaan leven, tevreden zoudt zijn." Hare hand wenkte hem zacht en gerast- stellend toe. „Men wordt bescheidener met de jaren, de eergierigheid verdwijnt." „Gij moet echter niet eindigen. Gjj moet uw beroep trouw blijven." ÉÊM tegendeel hebben kunnen overtuigen, en de beleefde liandwuiving van den jeug digen Oranjetelg, zoowel als de goed keurende hoofdknik van Heer George van Cats, zouden hem eenigermate hebben voorbereid op de verrassing, die hem aan den avond van dien dag wacht te en die op zijne politieke gevoelens een allergewichtigsten invloed zou uit oefenen. De heer van Schagen had namelijk zeer goed opgemerkt, dat de Schout, al verloor hij nooit den eerbied jegens hem uit het oog, hem toch niet recht vriend schappelijk gezind was. Hij strookte niet met zijn karakter om angstvallig naar de oorzaken daarvan te gissen of te vragen, maar sedert lang had hij zich voorgenomen, om bij de eene of andere gelegenheid te beproeven of door eene bijzonder vriendelijke bejegening de vriendschap van Jacob Jansz niet zou te winnen zijn. Daarvoor moest echter eene gepaste aanleiding gevonden wor den en het toeval wilde, dat Heer George van Cats, eenige dagen vóór de komst van den Prins van Oranje, met het dijksbestuur der Niedorper Kogge te Medemblik vergaderde en daar iets ver nam, waarvan bij begreep gebruik te kunnen maken. Het gold de schutterij van Schagen. Heer George van Cats wist niet hoe diep bij door zijn spottend glimlachen den Schout gegriefd badhij wist wel, dat de Schout dat korps zeer hoog schatte en waarom zou hij dan niet eens krachtig den lof uitspreken, dien het werkelijk verdiende Ook was de Heer van Schagen, de echtgenoot van Justina van Nassau, er op gesteld, om, zoover zijn invloed reikte, de bevolking van het Noorder kwartier gunstig voor den Prins van Oranje te stemmen en te bewerken dat in die streken, al kon men er niets aan toebrengen, meer de wensch dan de vrees bestond, dat hem vroeger of later het hoogste gezag van Kapitein-Generaalen zelfs van Stadhouder zou worden opge dragen. Toen dan op den avond van den 16den Mei op het voorplein van het slot onder fakkelicht de voornaamste ingeze tenen van Schagen feestelijk onthaald werden en de „heeren van qualiteit" nog eens buiten kwamen, wenkte Heer George van Cats den Schout, die aan het boveneinde van ééne der tafels zat, en toen Jacob Jansz aan dien wenk ge hoor gegeven en zich bij hem gevoegd bad, geleidde.hij hem naar den Prins van Oranje. „Mag ik aan Uwe Hoogheid den Schout van Schagen voorstellen P" vroeg hij en hij voegde er tot aanbeveling bij „Jacob Jansz is een gunsteling van den Heer Van Foreest en hij is bier mijne rechterhand." De Prins groette den Schout beleefd. „Misschien behaagt het Uwe Hoogheid" ging Heer George voort, „om den Schout uwe tevredenheid te betuigen over onze schutterij. Het zijn wakkere mannen, dat kan ik verzekeren. Toen een jaar of wat geleden onze dijken bedreigd wer den door den moedwil van die van Niedorp en Winkel, zijn zij uitgetrokken en heb ben manhaftig daar de orde hersteld." De Schout wist niet wat hij hoorde Verrast zag zij hem aan. „Kunt gij n in die positie voegen," vroeg zij nu, vlak op den man af eu vol spanning; „met uw vrouw de werold rond te trekken, zooiets als een improssario „Hij trok de wenkbrauwen op, en gelaten, als begreep bij de draagkracht van deze vraag niet, antwoordde bij „Ik wol niot," „Nu dan I" „Maar hoevele andere mannen," ging hij voort, „zijn daartoe met groote vreugde be leid. Zie eens, om slechts eene te noemen, naar Patti. Heden is zij de gevierde kun stenares in Parjjs, morgen in New-York. Zoo kunt ook gij het hebben. De lauweren plukken en de rozen. Waarom zondt ge het eene aan het andere opofferen Gij zult schoone, heerlijke vruohten plakken eu daarbij niet het huiselijke leven ontberen." Hij had slechts verder gesproken, om den indruk te verzachten, nadat eenmaal het be slissende woord gevallen was. Zij had eenige oogenblikken noodig om dit te kunnen omvat ten. Eindelijk had zij ovenwei begrepen, wat bg bedoelde, maar hare hartstochtelijk heid versperde haar den weg, dien hjj geëf fend en vrij voor baar openlegde. „En dat is uw raad riep zij hartstoch telijk uit. Hij boog beleefd het hoofd. „Ik geloof u daarmede den besten vriend schapsdienst te bewijzen." „Waarom hebt gij dan ja, gij zelf hebt een rol gespeeld," voegde zij hem, trillend van toorn, toe. „Oader den indruk van een glas wijn doet men vele onverantwoordelijkheden," verontschnldigde hij zich met gemaakte vroo- lijkheid, „Overigens, aan eene zoo ervarene kunstenares als gjj zijt, kon het toch on mogelijk ontgaan zijn, dat het slechts een rol was. Ik weet, dat gij u geen oog* n- blik door dien gebrekkigen dilettant hebt laten bedriegen anders moet ik u om vergiffenis vragen." Nu had zij eindelijk hare zelfbehoersching weder terug gekregeD; de oefening in haar beroep kwam haar te hulp. Een luid vroo- lijk lachen, wischte do geheele voorgevallen scène nit. „Natuurlijk," verklaarde zij, „ik heb slechts gekheid gemaakt en heb u zelfs tot ont maskering gedwongen en nn mijn dank voor uw raad en uwe vriendelijkheid. Tot we- derziens Ook bij trok een lachend gelaat en bood zich aan, haar naar de stad te vergezel len. „Om mij nog langer aan uwe persoons verwisseling bloot te stellen Neen, neen waakte of droomde hij Hij had na al de zorgen van don dag en dan ook omdat het toch een feestdag was, de wijnkan dapper aangesproken en stond, terwijl hij in de eene] hand zijn hoed hield en met de andore afgrijselijk aan zijn knevel trok, in stomme verrassing te buigen. De Prins had inderdaad onder de Schager schutters den flinken bouw der West-Friesche boeren opgemerkt en hij was te schrander om niet te gevoe len, dat opzettelijk van hem eenige woor den van lof werden uitgelokt. „Het schijnen mij moedige en wakkere mannen toe „Ik was er bij, Uwe Hoogheid!" sta melde de Schout. „Ik was bij het voor val, door Zijne Genade bedoeld, tegen woordig." En vriendelijker dan hij nog ooit gedaan had, zag hij George van Cats aan. „Zij zouden nog niet wijken, Uwe Hoogheid 1 Yoorgeen vijand, hoe mach. tig ook „Dat meende ik hun te kunnen aan zien zei de Prins. „Neen wij zouden niet wijken sprak de Schout met verheffing van stem. „Noch voor den Engelschman, noch voor den Eranschman. Goed en bloed voor het lieve Vaderland De Prins glimlachte„Zulke mannen zijn goud waardvoegde hij den Heer Van Schagen toe. „Als ik ooit zulke mannen mag aanvoeren, zal ik onover winlijk zijn Jacob Jansz werd dronken van glorie. „Geloof mij, Uwe Hoogheidriep hij uit. „Als wij ooit Uwe Hoogheid dienen mogen, dan zal het zijnonze laatste droppel bloed voor Oranje De Prins had er pleizier in hij begreep dat de man had moeten gewonnen wor den en dat hij ook gewonnen was, en tot dank voor de plechtige belofte, boog hij diep, terwijl hij zich verwijderde, maar de Schout drukte met warmte Heer Van Cats de hand en spoedde zich naar de markt. Daar waren pektonnen aangestoken de schutters werden op brood en kaas, op bier en brandewijn onthaaldeene groote menigte was op de been. „Hoezee!" riep het volk, toen de „heeren van qualitiet" kleine muntstuk ken te grabbel wierpen. „Roept toch Oranje boven l kerels 1" vermaande de Schout. Men keek hem eenigszins verbaasd aan, maar hij gaf er niet om. Den vol genden morgen herhaalde hij dat bevel bijtijds en het „Oranje lovendaver de over de markt, toen de heeren ver trokken. En toen in 1672 de prins, reeds Ka- pitien-Generaal, ook tot Stadhouder werd uitgeroepen, toen zorgde Jacob Jansz er voor, dat de Oranjebanier hoog in de lucht wapperde boven Heer Magnus van den toren, boven den ko peren reus uit het wapen van Schagen, die tot windwijzer diende. W. P. Wolters. Volksalmanak {Overgenomen uit 1878. Geïll. Vol/csblad.) De ma ebt van het kapitaal. New-Yorksche correspondenten der Engel- sch8 bladen vernemen dat te C h i c a g o stappen gedaan worden om verschillende mijnbeer," weigerde zij na. Hare lippen schertsten, baar gelaat lachte, maar uit hare oogen schemerde een doodelijken blik. „Ik moet eerst hier officieel meester zijn, om mij door mijn bouwmeester te laten bege leiden, hem bij mij te ontbieden of hem te ontslaan." Dat laatste snerpte als een zweepslag. Reimar echter beefde niet. Het was hem met zijn voor indrukken licht ontvankelijk gemoed niet gemakkelijk gevallen, den houw toe te brengen, maar nu het geschied was, deed het hem goed. Hij gevoelde een last van zich genomen; wat deed het er nu ook feitelijk toe, dat hij de vrouw, die daar van hem ging, tot zjjne persoonlijke vijandin had gemaakt? Hij was over zichzelf te vre- den, hij behoefde zich nn niet te verlagen, lie'de te huichelen voor een vrouw, die hij in een voorbijgaanden roes, niet onsympa thiek had gevonden; hij had zijn waarde als man bewaard en had aan de lessen zijner ouders gevolg gegeven. Hij was nu vrjj! HOOFDSTUK IV. „Allah, allah, hop, hopl Meer links over hellen i Nog meer, anders draagt ge de za- phier weg als een rozenblad. Tempo 1 Tempo De vos meer op den sohtorgrond. Links, rechtsIn de pas, in de pas 1" Zweepgeknal, tonggeklap daartusschon lachen, giegelen, paarder gesnuif, hier en daar een dreigende hoefslag tegen de houten om rastering, die door het groote gebouw als een kanonslag weerklonk. Zoo bont en vroolijk ging hot er aan de hertogelijke rijschool door. Heigeen men hier sag, was zeer verschillend van de ge wone rust en deftigheid, die er anders hoersch- te. Het was een bont schilderij van al lerlei kleuren en schakeeringen. De witte circuBbaan, was door draagbare barrières in afdeelingen gescheiden en te gelijk kruisvor mig ingedeeld, evenals een circus, maar mot dat verschil, dat er hier feitelijk drie waren. Daar binnen krioelden te paard eu te voet dames en heeren, de laa'ste in gewo ne rijbroek oi uniform. Daar reden er eenigen nog in ehaos, waaruit wellicht nog een quadrille geboren kon worden. Hier in het midden stond voor den stalmeester oen trotscho trakener hengst op de achter- boenen- Ginds bij den ingang stoud, door meerdere heeren bewaakt, een elegante ama zone in gewoon promenado-costuum, slechts met opgeschorteu rok op een dansenden schimmel. Op het verhoogde gedeelte zaten een menigte toeschouwers en alles applaudi- seerde of lschte, men riep door eikander, com mandeerde of herriep een bevel, tot op een maal wedet baron Brandolf's stem het hei- groote industrierle ondernemingen aldaar te doen samensmelten, met een kapitaal vau 8 18 tot 2l) millioeu, geheel to Londeu verzekerd. Over drie weken zul len verdere bijzonderheden verschijuen. Verder vernemen dezelfde corresponden ten omtrent' den graan-UÏtvoer uit da V. S. het volgende: De vraag naar graan voor uitvoer is nu storker dan sinds vele jareu is voor gekomen. De geheele vrachtmimte in de geregelde booten is genomeu voor ver zending tot 1 October, op sommige tot hall' October. In al de havens aan den Atlantischen Oceaan doet zich hetzelf de verschijnsel voor en in de Goll-havens is de handel ook zeer levendig. Deze plotselinge toeneming is toe te schrijven aaD de verlagingen der vrachtprijzen van de sporen van het binnenland naar de kust. De vraag voor uitvoer omvat tar we, maïs, haver, gerst eu vlaszaad. 35 millioen bushels graan worden aldus van het westen naar de kust vervoerd, vooral tengevolge van de pogingen van Pierpont Morgan met het doel om gouduitvoereu te verhinderen. Raak! Toen Edwin Boot h- in den Wintertuin te Londen tooneel- directeur was, kreeg hij op zekeren dag een britf van een geestelijke, die hein gaarne eens in een zijner hoofdrollen wil de zien. Hij wenschte evenwel door een zijdeur in deu schouwburg te komen, daar hij, wanneer hij van den hoofdingang ge bruik maakte, gevaar liep, door zijn kerk bezoekers gezien te worden. Edwin Booth beantwoordde den brief onmiddellijk en wees het verzoek van de hand metde woorden ^Mijnheer, er zijn ia mijn schouwburg geen dearen, waardoor God niet naar bin nen kan zien." Niet gevaarlijk. Rechter(tot zakkenroller, die de han den in de broekzakken heeft)Haal toch je handen uit den zak AangeklaagdeIk heb ze toch in mijn eigea zakken Dinsdag heeft de eerste trekking vau de loterij der Parijsche ten toonstelling vau 1900 plaats gehad. De hoofdprijs, 500,000 fr., is gevallen op se rie 14 no, 3796. Men zegt dat een Panj- scha omnibuskoetsier de gelukkige winner is. Genezen landman (die zooeven de rekening van den docter ont ving): Wat? Zooveel geld? Lieve he mel, dan moet ik wel erg ziek geweest zijn Fatale drakfoat en. De jonge weduwe was zeer aangenaam verrast, toen zij zag, dat op het graf van haren beminden Frans reeds een nieuwe (K) Frans lag. Liefdesromans in vier regelen. Eerst ging hij, waarheen zij ging. Daarna ging zij, waarheen hij ging; Later gingen beiden, waarheen niemand &ing»' Eindelijk ging niemand, waarheen bei den gingen. deusch rumoer overschreeu wde en zich voor eenige oogenblikken gehoor verschafte. „Maar mijne heeren, zoo kan het niet gaan, Msn kan zijn eigen woorden niet eeDS ver staan en de dieren worden schuw. Ik bid u een weinig stilte- Hup, hup!" Klip en klap en de trotscbe hengst stond weder op zijn aehterbeenen en sloeg met de voorbee- nen gracieus door de lucht. De baron nam de karwats in de hand en liet de zweep knallen, totdat een luid handgeklap zijn ma noeuvre beloonde. Een deel van het applaus viel daarbij ook gravin Valeska ten deel, die juist ook met haar „gracieuse ommegang" zooals op het programma stond, ten einde was. De schim mel stond, door een rjjknecht vastgehouden, en zij hief zich op nit den zadel, zieh stevig vasthoudende aan den knop, die men er voor haar gemak aan gemaakt had; zij gleed lang zaam van het paard af, waarbij haar losge- gane schoentje in den stijgbeugel bleef hau- gen en vervolgens op den grond viel. Een fataal oogenblik, waarbij graaf Böhlen haar evenwel ridderlijk to hulp kwam. Hij hielp haar niet al te vlug, uit haar moeilijken toestand; vervolgens trippelde zij aan zijn arm door de manége en sond rechts en links kushandjes, dat haar het vooi komen gat, alsot zij van plan was te gaan vliegen. Natuurlijk werd zij ook daarvoor toege- klapt en wanneer de een o! ander zieh daarbij aan zijne vroolijkheid overgaf, het bedierf hare vroolijke bui volstrekt niet, zij lachte en sprong als een artiste aan de hand van haar stalmeester op en neder en wierp wederom rechts eu links kushandjes, om daarua met een enkelen sprong, die de beste artisle haar niet zou hebben nagedaan, ach ter de barrière te komen. ,'t Zal goed gaan, 't zal uitstekend wor den l" monterde haar heur dresseur op. „Verwonderlijke vorderingen 1 Merkwaardige aanleg." „Niet waar," antwoordde zij verheugd over deze lofspraak, „voor de tweede maal gaat het met kwaad Maar graaf Felix, die a sehuwelijke veilighoidskruk moet weg. Ik heb haar in 't geheel niet gebruikt en zij is mij bepaald hinderlijk. Eu ik liob or leelijk mijn voet bij bezeerd." „Weet u, wat u doen moest, geheel met los haar rijden," deelde hij haar als zijn raad mi de. „Zoo vladdorend, als een goud- maan." „Zoo k 1'eufant Beviel u dat Na ik zal er eens over denken; kom, laten wij daar uit bet gedrang gaan staan. Felix volgde gedwee. WORDT VERVOLGD. Snelpersdruk van J. "Winkel te Schagen,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 6