gestemd gevoeld. Hij was een torscli
gebouwd man, van ongeveer vijftig jaar,
met rosachtig baar en een dunnen kne
vel van dezelfde kleur, met helderblauwe
oogen en met een trek van vastberaden
heid om den mond, die den stempel
droeg van zijne gewoonte om te gebie
den en zelfs kwaadwilligen tot gehoor
zaamheid te dwingen.
Gesproten uit eene deftige burgerfa
milie, die sedert onheuglijke tijden on
der de landbouwers en handwerkslieden
van het dorp in hooge achting stond,
had bij het schoutsambt reeds een twin
tigtal jaren bekleed, en daar hij door af
komst en gewoonte met hart en ziel ge
hecht was aan het adellijk geslacht,
dat het slot gesticht en meer dan twee
eeuwen lang bewoond had, was het voor
hem eene pijnlijke gebeurtenis geweest,
toen de Heerlijkheid in 1658 in andere
handen .overging. Toch had hij zich over
den nieuwen Heer, George van Cats,
niet te beklagendoor meer dan ééne
resolutie van de Staten van Holland en
West-Friesland werd de Schout van
Schagen in de uitoefening van zijn ambt,
desnoods zelfs ook tegenover den Am
bachtsheer gesteund, maar Jacob Jansz
had dien steun nog nimmer noodig ge
had.
Heer George van Cats ging, ook als
hij van zijne heerlijke rechten gebruik
maakte, met gematigdheid te werk hij
was vriendelijk, mededeelzaam en gast
vrij evenwel de vriendschap van Ja
cob Jansz had hij nog niet gewonnen.
Vooreerst, de nieuwe eigenaar was
toch niet van de oude familie en dan
op den dag, waarop hij voor 't eerst als
Heer van Schagen uit Den Haag aan
kwam, had de Schout zich door hem be-
leedigd gevoeld en al was die beleediging
niet zwaar genoeg geweest om bij Ja
cob Jansz de begeerte naar wraak op te
wekken, zij was evenmin nog door ee-
nig woord of door eenige daad uitge-
wischt. Het gold de schutterij van het
dorp Schagen.
Die schutterij, bestaande uit een zes
tigtal gewapenden, werd door den Schout
hoog gewaardeerd. Naar zijn oordeel
mocht de gemeente zich met billijken
trots boven al de omliggende dorpen op
die manhafte schare verhoovaardigen
maar het was hem niet ontgaan, dat
George van Cats met een spottenden
glimlach de schutters had gadegeslagen,
die bij zijne aankomst als Heer van Scha
gen op de markt in het gelid geschaard
stonden om hem te verwelkomen, en de
Schout had dien glimlach zien terugkee-
ren, zoo dikwijls Heer George in zijn
bijzijn de schutters ontmoette, ondanks
het geroffel der trom en het schetteren
der musketten en ook ondanks het wap
peren van het vaandel, door den oudsten
zoon van Jacob Jansz in persoon gedra
gen.
Zou die tergende glimlach niet weder
te bespeuren zijn op den 16den Mei?
Want op dien dag moest de schutterij
onder de wapenen komen. Heer George
zelf had er bij den Schout op aangedrongen
en hij had ook slechts te zeggen gehad,
wat op dien dag waarschijnlijk gebeuren
zou, om iederen inwoner van Schagen,
van den Schout tot den geringsten boe
renarbeider toe, te doen begrijpen, dat
cnzo gedachten een reuzenplaats doet inne
men. Wat gij toenmaals gesproken hebt,
heeft mij zeer veel nadenken gekost en ik
moet hel bekennen 't heeft mij een groot,
over mijn geheele leven beslissend besluit
doen nemen. Gjj zijt verwonderd, maar u
mag ik het wel zeggen, gij zijt de oorzaak
van al do veranderingen in al mijn ideëen
omtrent de wereld en haar aanhangom
nwentwege, met de gedachte aan u heb ik
mijne verbintenissen verbroken en doe af
stand van het tooneeb Ik ben het op oen-
maal moede geworden, de mij toegedeelde
rollen te spelen, ik heb van ailes afstand
gedaan.*
„En daarvan zal ik de schold zijn, dat
verwijt moot mij hard treffen," antwoordde
hjj zeer ernstig-
„Geen verwijt. Wie spreekt er van schold
Ik heb slechts gezegd, gij zijt de oorzaak,"
antwoorde ze met verlangend lachende oo
gen. „Zooals gij toenmaals tot mij spraakt,
heeft nog nooit iemand tot mij gesproken.
Die Orsina, hebt gij gezegd, dat is geen
rol voor o. Die Orsina gevoelt zich niet in
hare liefde beleedigd, slechts in haar trots.
O, ik heb het wel gemerkt. Het was mij
zeer spoedig duidelijk, dat gij gelijk hadt.
Daarom heb ik deD rechten toon nooit kannen
vinden, omdat de trots zoo gansch verre van
mij was. Wat is bet waard Wat betee-
kent dat tobben naar macht en invloed
mij was het nooit daarom te doen."
„Slechts om de gnnst van anderen en een
goede verzorging van den ouden dag," vol
tooide hij in gedachten deze bekentenis,
maar hij nam zich zeer in acht, dat zijne
trekken geen verachtelijke uitdrukking aan
namen. Waarom zon hij baar kwetsen?
Hem wilde zij toch slechts goeddoen.
„De liefde, ja," ging zij niet in geheel lo
gische gevolgtrekkingen voort, terwijl zij zich
bij haar voordracht eenigszins opwond, „met
haar is het iets anders. Die gevoelens heb
ik altijd zeer goed kannen vertolken, omdat
ik het bloed in mij voelde, dat zon kunnen
lielhebben evenwel slechts dan, wanneer
de man komt, die mijn hart zou kunnen doen
spreken, die men zich in zijn rol op het
tooneel voor oogen heeft gesteld." Hare oo
gen hadden zich nn vol uitdrukking en vurig
op de zijnen gevestigd, zoodat elke verkeer
de uitlegging harer woorden bniten gesloten
bleef. „Maar wat beteekent dat alles, wan
neer men het doen moet voor het soufleurs
hokje, waar men zich aan een vreemden wil
moet onderwerpen, als men zeggen moet
wat er in de rol staat voorgeschreven, als men
als een marionette regelt naar anderen. De
natnnrljjke gevoelens worden gebroken. Een
droom, een hersenschim is het, waarin men
alle krachten moesten ingespannen
worden om aan het dorp een feestelijk
aanzien te verschaffen en dat dus ook de
schutterij niet mocht achterwege blijven.
Jacob Jansz had ook geene enkele tegen
werping in het midden gebrachthij had
zich bereid verklaard om alles te doen,
wat in zijn vermogen was, ten einde de
wenschen van Heer George te bevredigen
en den goeden naam van de welvaart en
den rijkdom der Heerlijkheid Schagen
te handhaven, maar de gebeurtenis, die
aanstaande was, werd eer met weerzin
dan met blijdschap door hem afge
wacht.
Hij was van nature geen heftig partij
man ook hoorde men in het afgelegen
Noorderkwartier van den strijd der poli
tieke partijen niet genoeg, men had er
te weinig leed van te dragen, te weinig
voordeel van te wachten, om er met
hartstochtelijkheid aan deel te nemen.
Dit verhinderde ochter niet, dat de Schout,
wiens raadsman en beschermer inAlkmaar
de heer Van Foreest was en die nu en
dan, als hij met dien heer iets te ver
handelen had, van hem eene enkele aan
wijzing opving, den Raadpensionaris Jan
de Witt hoog vereerde, terwijl hij, zonder
eigenlijk te weten, wat hij van den jeug
digen Prins van .Oranje voor het Vader
land te vreezen had, tegen de verheffing
van dien Vorstentelg tot Stadhouder ge
kant was.
Hij had er, wel is waar, van gehoord,
dat in den nazomer van het vorige jaar
door de Staten van Holland en West-
Friesland een besluit was genomen, het
Eeuwig Edict genoemd, waarbij ook de
stadhouderlijke waardigheid kort en goed
was afgeschaft, maar tevens wist hij, dat
velen in den lande over dat besluit onte
vreden waren en dat op de verheffing
van den Prins tot "Kapitein-Generaal
krachtiger dan ooit door zijne vrienden
werd aangedrongen. Daarmede stond
zeker in verband, dat die Vorst, die éér
het jaar ten einde liep zijn achttienden
verjaardag vieren zou, een tochtje ging
doen naar Den Helder, waar de vloot lag
en op zijne reis van Den Haag daarheen
te Schagen werd verwachtmet den
Keurvorst van Brandenburg, met Prins
Joiian Maurits, met den Heer van Brede-
rode, met den Vorst van Anhalt en dien
van Holstein, en met nog tien ot twaalf
andere „heeren van qualiteit" zou hij
op het slot overnachten. Hij moest feestelijk
worden ontvangende schutterij moest
in het geweer, al zou zij bij deze gele
genheid niet alleen door heer George
van Cats, maar door al de groote heeren
en zelfs door den Prins van Oranje worden
bespot. Er was niets aan te veranderen,
en in den namiddag van den 16den Mei
stondeD de manschappen dus op de markt
en brachten, zoo goed als het hun moge
lijk was, aan het hooge gezelschap dat
de slotpoort binnnenging het millitair
saluuthet geweer werd gepresenteerd,
de trommel geroerd, het vaandel ge-
zwaaid.
Jacob Jansz was bij de aankomst
van al die groote heeren te onthutst en
had het bovendien met allerlei bemoeiin
gen te druk om er op te letten, of het
door hem zoo hoog gewaardeerde korps
opnieuw werd bespot. Ware dit niet
het geval geweest, hij zou zich van het
heeft verkeerd en waaruit men ellendig, vol
verlangen ontwaakt. Tantaluskwellingen zijn
het, die ons steeds weder opgelegd worden.
Ik heb genoeg daaraan geleden. Hoe zacht,
hoe geheel anders is het, wanneer wij mogen
doorleven, wat wij droomen, wat wij spelen,
wanneer men mag toegeven aan zijne
gevoelens, zonder overdrijving, zonder gro
teske razerDjj. Ik ben in het leven geen come-
diante, huichelen kan ik niet. Waarom zal
ik het loochenen P Mij doortintelen niet die
woeste nitingen waaraan gij mij op het too
neel ten prooi hebt gesien. O, ik heb bet
wel gevoeld, wat u afstiet; nu dan, het mag
te veol gezegd zijn wat tegenzin ver
wekkend aan mij voorkwam. De schijn
heeft q bedrogen. Gij hebt een knnststnk
voor waarheid genomen. Als tooneelspeel-
ster kon ik er trotsch op zijn; die kleine
ijdelbeid is evenwel te onbevredigend. Neen,
ik ben geen heldin, er smeult geen ge
vaarlijk vuur in mij, slechls een zachte
gloed doortintelt mijn aderen, die zeker mijn
gansche leven verwarmen zal 't mijne,
evenals dat van den man, die mjjn leven met
mij deelen wil."
De laatste woorden hadden als scherts
moeten klinken, maar zij waren haar bevend
en in grooto aandoening over de lippen ge
komen. Hij echter stond pijnlijk getroffen
en drnkte de lippen stijf op elkander.
De verklaring was nu toch door zijne hou
ding zonder eonigen invloed op haar gebleven.
Hij moest hare geheelen gedachtengang omlei
den, hij moest haar nit den droom heipon. Daar
toe had hij slechts één enkel woord te spre
ken; maar hij deii sde er voor terug, dat hij
haar niet alleen zon krenken, maar beschamen
bovendien; zij deed hem immers geen kwaad;
integendeel, zij bood bem deemoedig haar
hart aan. En toch moest hjj hanne positie
duidelijk maken. Hij wilde ten minste trach
ten baar eeu nitweg open te laten, opdat zij
zelve haren terugtocht dekken kon.
„Zoo gevoelt gij op dit oogenblik," zeide
hij met de kalmte, wsarmede mon een al-
gemetne zaak placht te behandelen.
„Twijfelt gij aan de standvastigheid mijner
gevoelens? .Ik ben geen kind meer," ge
loofde zij nog altijd lachend hem te moeten
verzekeren.
„Maar gij zijt kunsienares," gaf hij haar
in overweging, „en ge «jjt het te veel met
lijf en ziel, dan dat ge, door in stilte te gaan
leven, tevreden zoudt zijn."
Hare hand wenkte hem zacht en gerast-
stellend toe.
„Men wordt bescheidener met de jaren, de
eergierigheid verdwijnt."
„Gij moet echter niet eindigen. Gjj moet
uw beroep trouw blijven."
ÉÊM
tegendeel hebben kunnen overtuigen, en
de beleefde liandwuiving van den jeug
digen Oranjetelg, zoowel als de goed
keurende hoofdknik van Heer George
van Cats, zouden hem eenigermate
hebben voorbereid op de verrassing, die
hem aan den avond van dien dag wacht
te en die op zijne politieke gevoelens
een allergewichtigsten invloed zou uit
oefenen.
De heer van Schagen had namelijk
zeer goed opgemerkt, dat de Schout, al
verloor hij nooit den eerbied jegens hem
uit het oog, hem toch niet recht vriend
schappelijk gezind was. Hij strookte
niet met zijn karakter om angstvallig
naar de oorzaken daarvan te gissen of
te vragen, maar sedert lang had hij zich
voorgenomen, om bij de eene of andere
gelegenheid te beproeven of door eene
bijzonder vriendelijke bejegening de
vriendschap van Jacob Jansz niet zou
te winnen zijn. Daarvoor moest echter
eene gepaste aanleiding gevonden wor
den en het toeval wilde, dat Heer George
van Cats, eenige dagen vóór de komst
van den Prins van Oranje, met het
dijksbestuur der Niedorper Kogge te
Medemblik vergaderde en daar iets ver
nam, waarvan bij begreep gebruik te
kunnen maken. Het gold de schutterij
van Schagen.
Heer George van Cats wist niet hoe
diep bij door zijn spottend glimlachen
den Schout gegriefd badhij wist wel,
dat de Schout dat korps zeer hoog schatte
en waarom zou hij dan niet eens krachtig
den lof uitspreken, dien het werkelijk
verdiende Ook was de Heer van Schagen,
de echtgenoot van Justina van Nassau,
er op gesteld, om, zoover zijn invloed
reikte, de bevolking van het Noorder
kwartier gunstig voor den Prins van
Oranje te stemmen en te bewerken dat
in die streken, al kon men er niets aan
toebrengen, meer de wensch dan de vrees
bestond, dat hem vroeger of later het
hoogste gezag van Kapitein-Generaalen
zelfs van Stadhouder zou worden opge
dragen.
Toen dan op den avond van den
16den Mei op het voorplein van het slot
onder fakkelicht de voornaamste ingeze
tenen van Schagen feestelijk onthaald
werden en de „heeren van qualiteit"
nog eens buiten kwamen, wenkte Heer
George van Cats den Schout, die aan
het boveneinde van ééne der tafels zat,
en toen Jacob Jansz aan dien wenk ge
hoor gegeven en zich bij hem gevoegd
bad, geleidde.hij hem naar den Prins van
Oranje.
„Mag ik aan Uwe Hoogheid den
Schout van Schagen voorstellen P" vroeg
hij en hij voegde er tot aanbeveling
bij „Jacob Jansz is een gunsteling
van den Heer Van Foreest en hij is
bier mijne rechterhand."
De Prins groette den Schout beleefd.
„Misschien behaagt het Uwe Hoogheid"
ging Heer George voort, „om den Schout
uwe tevredenheid te betuigen over onze
schutterij. Het zijn wakkere mannen,
dat kan ik verzekeren. Toen een jaar
of wat geleden onze dijken bedreigd wer
den door den moedwil van die van Niedorp
en Winkel, zijn zij uitgetrokken en heb
ben manhaftig daar de orde hersteld."
De Schout wist niet wat hij hoorde
Verrast zag zij hem aan.
„Kunt gij n in die positie voegen," vroeg
zij nu, vlak op den man af eu vol spanning;
„met uw vrouw de werold rond te trekken,
zooiets als een improssario
„Hij trok de wenkbrauwen op, en gelaten, als
begreep bij de draagkracht van deze vraag
niet, antwoordde bij
„Ik wol niot,"
„Nu dan I"
„Maar hoevele andere mannen," ging hij
voort, „zijn daartoe met groote vreugde be
leid. Zie eens, om slechts eene te noemen,
naar Patti. Heden is zij de gevierde kun
stenares in Parjjs, morgen in New-York.
Zoo kunt ook gij het hebben. De lauweren
plukken en de rozen. Waarom zondt ge
het eene aan het andere opofferen Gij
zult schoone, heerlijke vruohten plakken eu
daarbij niet het huiselijke leven ontberen."
Hij had slechts verder gesproken, om den
indruk te verzachten, nadat eenmaal het be
slissende woord gevallen was. Zij had eenige
oogenblikken noodig om dit te kunnen omvat
ten. Eindelijk had zij ovenwei begrepen,
wat bg bedoelde, maar hare hartstochtelijk
heid versperde haar den weg, dien hjj geëf
fend en vrij voor baar openlegde.
„En dat is uw raad riep zij hartstoch
telijk uit.
Hij boog beleefd het hoofd.
„Ik geloof u daarmede den besten vriend
schapsdienst te bewijzen."
„Waarom hebt gij dan ja, gij zelf
hebt een rol gespeeld," voegde zij hem,
trillend van toorn, toe.
„Oader den indruk van een glas wijn
doet men vele onverantwoordelijkheden,"
verontschnldigde hij zich met gemaakte vroo-
lijkheid, „Overigens, aan eene zoo ervarene
kunstenares als gjj zijt, kon het toch on
mogelijk ontgaan zijn, dat het slechts een
rol was. Ik weet, dat gij u geen oog* n-
blik door dien gebrekkigen dilettant hebt
laten bedriegen anders moet ik u om
vergiffenis vragen."
Nu had zij eindelijk hare zelfbehoersching
weder terug gekregeD; de oefening in haar
beroep kwam haar te hulp. Een luid vroo-
lijk lachen, wischte do geheele voorgevallen
scène nit.
„Natuurlijk," verklaarde zij, „ik heb slechts
gekheid gemaakt en heb u zelfs tot ont
maskering gedwongen en nn mijn dank voor
uw raad en uwe vriendelijkheid. Tot we-
derziens
Ook bij trok een lachend gelaat en bood
zich aan, haar naar de stad te vergezel
len.
„Om mij nog langer aan uwe persoons
verwisseling bloot te stellen Neen, neen
waakte of droomde hij Hij had na al
de zorgen van don dag en dan ook
omdat het toch een feestdag was, de
wijnkan dapper aangesproken en stond,
terwijl hij in de eene] hand zijn hoed
hield en met de andore afgrijselijk aan
zijn knevel trok, in stomme verrassing
te buigen. De Prins had inderdaad onder
de Schager schutters den flinken bouw
der West-Friesche boeren opgemerkt en
hij was te schrander om niet te gevoe
len, dat opzettelijk van hem eenige woor
den van lof werden uitgelokt.
„Het schijnen mij moedige en wakkere
mannen toe
„Ik was er bij, Uwe Hoogheid!" sta
melde de Schout. „Ik was bij het voor
val, door Zijne Genade bedoeld, tegen
woordig." En vriendelijker dan hij nog
ooit gedaan had, zag hij George van Cats
aan. „Zij zouden nog niet wijken, Uwe
Hoogheid 1 Yoorgeen vijand, hoe mach.
tig ook
„Dat meende ik hun te kunnen aan
zien zei de Prins.
„Neen wij zouden niet wijken sprak
de Schout met verheffing van stem. „Noch
voor den Engelschman, noch voor den
Eranschman. Goed en bloed voor het lieve
Vaderland
De Prins glimlachte„Zulke mannen
zijn goud waardvoegde hij den Heer
Van Schagen toe. „Als ik ooit zulke
mannen mag aanvoeren, zal ik onover
winlijk zijn
Jacob Jansz werd dronken van glorie.
„Geloof mij, Uwe Hoogheidriep hij
uit. „Als wij ooit Uwe Hoogheid dienen
mogen, dan zal het zijnonze laatste
droppel bloed voor Oranje
De Prins had er pleizier in hij begreep
dat de man had moeten gewonnen wor
den en dat hij ook gewonnen was, en
tot dank voor de plechtige belofte, boog
hij diep, terwijl hij zich verwijderde,
maar de Schout drukte met warmte Heer
Van Cats de hand en spoedde zich naar
de markt.
Daar waren pektonnen aangestoken
de schutters werden op brood en kaas,
op bier en brandewijn onthaaldeene
groote menigte was op de been.
„Hoezee!" riep het volk, toen de
„heeren van qualitiet" kleine muntstuk
ken te grabbel wierpen.
„Roept toch Oranje boven l kerels 1"
vermaande de Schout.
Men keek hem eenigszins verbaasd
aan, maar hij gaf er niet om. Den vol
genden morgen herhaalde hij dat bevel
bijtijds en het „Oranje lovendaver
de over de markt, toen de heeren ver
trokken.
En toen in 1672 de prins, reeds Ka-
pitien-Generaal, ook tot Stadhouder
werd uitgeroepen, toen zorgde Jacob
Jansz er voor, dat de Oranjebanier
hoog in de lucht wapperde boven Heer
Magnus van den toren, boven den ko
peren reus uit het wapen van Schagen,
die tot windwijzer diende.
W. P. Wolters.
Volksalmanak {Overgenomen uit
1878. Geïll. Vol/csblad.)
De ma ebt van het kapitaal.
New-Yorksche correspondenten der Engel-
sch8 bladen vernemen dat te C h i c a g o
stappen gedaan worden om verschillende
mijnbeer," weigerde zij na. Hare lippen
schertsten, baar gelaat lachte, maar uit hare
oogen schemerde een doodelijken blik. „Ik
moet eerst hier officieel meester zijn, om
mij door mijn bouwmeester te laten bege
leiden, hem bij mij te ontbieden of hem
te ontslaan."
Dat laatste snerpte als een zweepslag.
Reimar echter beefde niet. Het was hem
met zijn voor indrukken licht ontvankelijk
gemoed niet gemakkelijk gevallen, den houw
toe te brengen, maar nu het geschied was,
deed het hem goed. Hij gevoelde een last
van zich genomen; wat deed het er nu ook
feitelijk toe, dat hij de vrouw, die daar van
hem ging, tot zjjne persoonlijke vijandin
had gemaakt? Hij was over zichzelf te vre-
den, hij behoefde zich nn niet te verlagen,
lie'de te huichelen voor een vrouw, die hij
in een voorbijgaanden roes, niet onsympa
thiek had gevonden; hij had zijn waarde
als man bewaard en had aan de lessen
zijner ouders gevolg gegeven. Hij was
nu vrjj!
HOOFDSTUK IV.
„Allah, allah, hop, hopl Meer links over
hellen i Nog meer, anders draagt ge de za-
phier weg als een rozenblad. Tempo 1
Tempo De vos meer op den sohtorgrond.
Links, rechtsIn de pas, in de pas 1"
Zweepgeknal, tonggeklap daartusschon
lachen, giegelen, paarder gesnuif, hier en daar
een dreigende hoefslag tegen de houten om
rastering, die door het groote gebouw als
een kanonslag weerklonk.
Zoo bont en vroolijk ging hot er aan de
hertogelijke rijschool door. Heigeen men
hier sag, was zeer verschillend van de ge
wone rust en deftigheid, die er anders hoersch-
te. Het was een bont schilderij van al
lerlei kleuren en schakeeringen. De witte
circuBbaan, was door draagbare barrières in
afdeelingen gescheiden en te gelijk kruisvor
mig ingedeeld, evenals een circus, maar mot
dat verschil, dat er hier feitelijk drie waren.
Daar binnen krioelden te paard eu te voet
dames en heeren, de laa'ste in gewo
ne rijbroek oi uniform. Daar reden
er eenigen nog in ehaos, waaruit wellicht
nog een quadrille geboren kon worden. Hier
in het midden stond voor den stalmeester
oen trotscho trakener hengst op de achter-
boenen- Ginds bij den ingang stoud, door
meerdere heeren bewaakt, een elegante ama
zone in gewoon promenado-costuum, slechts
met opgeschorteu rok op een dansenden
schimmel. Op het verhoogde gedeelte zaten
een menigte toeschouwers en alles applaudi-
seerde of lschte, men riep door eikander, com
mandeerde of herriep een bevel, tot op een
maal wedet baron Brandolf's stem het hei-
groote industrierle ondernemingen aldaar
te doen samensmelten, met een kapitaal
vau 8 18 tot 2l) millioeu, geheel to
Londeu verzekerd. Over drie weken zul
len verdere bijzonderheden verschijuen.
Verder vernemen dezelfde corresponden
ten omtrent' den graan-UÏtvoer uit
da V. S. het volgende:
De vraag naar graan voor uitvoer is
nu storker dan sinds vele jareu is voor
gekomen. De geheele vrachtmimte in de
geregelde booten is genomeu voor ver
zending tot 1 October, op sommige
tot hall' October. In al de havens aan
den Atlantischen Oceaan doet zich hetzelf
de verschijnsel voor en in de Goll-havens
is de handel ook zeer levendig. Deze
plotselinge toeneming is toe te schrijven
aaD de verlagingen der vrachtprijzen van
de sporen van het binnenland naar de
kust. De vraag voor uitvoer omvat tar
we, maïs, haver, gerst eu vlaszaad. 35
millioen bushels graan worden aldus van
het westen naar de kust vervoerd, vooral
tengevolge van de pogingen van Pierpont
Morgan met het doel om gouduitvoereu
te verhinderen.
Raak! Toen Edwin Boot h-
in den Wintertuin te Londen tooneel-
directeur was, kreeg hij op zekeren dag
een britf van een geestelijke, die hein
gaarne eens in een zijner hoofdrollen wil
de zien. Hij wenschte evenwel door een
zijdeur in deu schouwburg te komen, daar
hij, wanneer hij van den hoofdingang ge
bruik maakte, gevaar liep, door zijn kerk
bezoekers gezien te worden. Edwin Booth
beantwoordde den brief onmiddellijk en
wees het verzoek van de hand metde
woorden
^Mijnheer, er zijn ia mijn schouwburg
geen dearen, waardoor God niet naar bin
nen kan zien."
Niet gevaarlijk.
Rechter(tot zakkenroller, die de han
den in de broekzakken heeft)Haal toch
je handen uit den zak
AangeklaagdeIk heb ze toch in mijn
eigea zakken
Dinsdag heeft de eerste
trekking vau de loterij der Parijsche ten
toonstelling vau 1900 plaats gehad. De
hoofdprijs, 500,000 fr., is gevallen op se
rie 14 no, 3796. Men zegt dat een Panj-
scha omnibuskoetsier de gelukkige winner
is.
Genezen landman (die
zooeven de rekening van den docter ont
ving): Wat? Zooveel geld? Lieve he
mel, dan moet ik wel erg ziek geweest
zijn
Fatale drakfoat en.
De jonge weduwe was zeer aangenaam
verrast, toen zij zag, dat op het graf van
haren beminden Frans reeds een nieuwe
(K) Frans lag.
Liefdesromans in vier
regelen.
Eerst ging hij, waarheen zij ging.
Daarna ging zij, waarheen hij ging;
Later gingen beiden, waarheen niemand
&ing»'
Eindelijk ging niemand, waarheen bei
den gingen.
deusch rumoer overschreeu wde en zich voor
eenige oogenblikken gehoor verschafte.
„Maar mijne heeren, zoo kan het niet gaan,
Msn kan zijn eigen woorden niet eeDS ver
staan en de dieren worden schuw. Ik bid
u een weinig stilte- Hup, hup!" Klip en
klap en de trotscbe hengst stond weder op
zijn aehterbeenen en sloeg met de voorbee-
nen gracieus door de lucht. De baron nam
de karwats in de hand en liet de zweep
knallen, totdat een luid handgeklap zijn ma
noeuvre beloonde.
Een deel van het applaus viel daarbij ook
gravin Valeska ten deel, die juist ook met
haar „gracieuse ommegang" zooals op het
programma stond, ten einde was. De schim
mel stond, door een rjjknecht vastgehouden,
en zij hief zich op nit den zadel, zieh stevig
vasthoudende aan den knop, die men er voor
haar gemak aan gemaakt had; zij gleed lang
zaam van het paard af, waarbij haar losge-
gane schoentje in den stijgbeugel bleef hau-
gen en vervolgens op den grond viel. Een
fataal oogenblik, waarbij graaf Böhlen haar
evenwel ridderlijk to hulp kwam. Hij hielp
haar niet al te vlug, uit haar
moeilijken toestand; vervolgens trippelde zij
aan zijn arm door de manége en sond
rechts en links kushandjes, dat haar het
vooi komen gat, alsot zij van plan was te
gaan vliegen.
Natuurlijk werd zij ook daarvoor toege-
klapt en wanneer de een o! ander zieh
daarbij aan zijne vroolijkheid overgaf, het
bedierf hare vroolijke bui volstrekt niet, zij
lachte en sprong als een artiste aan de hand
van haar stalmeester op en neder en wierp
wederom rechts eu links kushandjes, om
daarua met een enkelen sprong, die de beste
artisle haar niet zou hebben nagedaan, ach
ter de barrière te komen.
,'t Zal goed gaan, 't zal uitstekend wor
den l" monterde haar heur dresseur op.
„Verwonderlijke vorderingen 1 Merkwaardige
aanleg."
„Niet waar," antwoordde zij verheugd
over deze lofspraak, „voor de tweede maal
gaat het met kwaad Maar graaf Felix, die
a sehuwelijke veilighoidskruk moet weg. Ik
heb haar in 't geheel niet gebruikt en zij is
mij bepaald hinderlijk. Eu ik liob or leelijk
mijn voet bij bezeerd."
„Weet u, wat u doen moest, geheel met
los haar rijden," deelde hij haar als zijn raad
mi de. „Zoo vladdorend, als een goud-
maan."
„Zoo k 1'eufant Beviel u dat Na ik
zal er eens over denken; kom, laten wij daar
uit bet gedrang gaan staan.
Felix volgde gedwee.
WORDT VERVOLGD.
Snelpersdruk van J. "Winkel te Schagen,