11861
Extra nummer.
Donderdag 24 September 1893.
P
U
40ste Jaargang ITo. 3136.
Hollands Noorderkwartier,
bij gelegenheid van het 25-jarig be
staan der Vereeniging, op Woensdag
23 September, ten lokale van den
heer C. Kieft te Winkel.
OlfRANT.
lil
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Z a t e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
UitgeverJ. WINKEL
ifureau: SCHAOKI, liaan, D 4.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60*
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van l tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Yerslag der buitengewone verga
dering der
Vereeniging tat ontwikke
ling van den landbouwin
Tegenwoordig waren 41 leden en 5
gasten.
Bij de opening dezer vergadering
werd door den Voorzitter, den heer P.
van Foreest, het volgende gesproken
Mijne Ueeren.
Heb ik het altijd op hoogen prijs ge
steld, als mij de eer te beurt viel, als
Voorzitter van Uwe vergadering te mo
gen optreden, hoe veel te meer is dat
het geval op een dag als heden, nu ik
U het welkom mag toeroepen in deze
buitengewone vergadering, waar wij sa
men gekomen zijn om het 25-jarig be
staan onzer vereeniging te herdenken.
Het kwart-eeuwfeest van de Veree
niging tot Ontwikkeling van den'Land
bouw in Hollands Noorderkwartier, van
die zooals ik haar wel eens heb hooren
noemen, kleinste, maar werkzaamste
landbouw-vereeniging in Nederland,
hier te Winkel opgericht door eenige
mannen die door de daad dier oprich
ting getoond hebben, te begrijpen waar
aan de landbouw behoefte had, en die
door het werkzaam aandeel, dat zij heb
ben gehad in al wat voor den landbouw
in dit gewest gedaan is, in onze dank
bare herinnering behooren te blijven.
Niet allen helaas, die hier voor 25 jaar
op de eerste vergadering tegenwoordig
waren, kunnen wij heden weer in ons
midden zien.
De onverbiddelijke dood heeft velen
dier oprichters van ons weggerukt. Het
is mij echter een voldoening, onder de
aanwezigen meer dan één te zien, die
van den aanvang af dat de vereeniging
bestaan heeft, hebben medegewerkt om
haar te doen bloeien, en in hen mannen
te begroeten, die Dog steeds, niettegen
staande het klimmen hunner jaren met
ijver en energie, op vaak voor jongeren
beschamende wijze, in het belang der
vereeniging en van den landbouw in 't
algemeen, werkzaam zijn. Moge het ons
j>> geven zijn, nog jaren van hun uitge
breide practische kennis te profiteeren
n moge hun voorbeeld ons aansporen
om ten behoeve van den landbouw, en
den landbouwenden stand in ons gewest
onze beste krachten in te spannen.
Wat onze Vereeniging in die kwart
eeuw heeft gedaan en tot stand gebracht?
Hoe gaarne zoude ik er mij in verdie
pen. Het programma van den dag ver
biedt mij zulks echter, daar onze onder
voorzitter de moeilijke taak op zich heeft
genomen, daarvan een resumé samen te
stellen, waarin hij u mededeeling zal doen,
een taak die door hem zeker beter zal
worden volbracht dan mij mogelijk zou
de zijn.
Wat is onze vereeniging gedurende
haar vijf-en-twintig-jarig roemvol be
staan geweest en wat kan en moet zij
voor de toekomst wezen
Naar mijn inzien is haar grootste ver
dienste altijd geweest, dat zij, bestaande
uit een betrekkelijk gering aantal leden,
welke men mag beschouwen als de kern
van den landbouwenden stand, uit de ver
schillende deelen der Provincie, daardoor
een band heeft doen ontstaan tusschen die
verschillende deelen en krachtig heeft me
degewerkt om, ouden veeten en jalouziën,
om hetgeen de Franschen noemen het
„Esprit du clocher" uit den weg te rui
men.
Ten zeerste zoude ik het daarom betreu
ren, indien plannen, die naar ik hoor
worden gesmeed, tot werkelijkheid wer
den, en het artikel onzer statuten waar
in de contributie der leden op f 10 wordt
bepaald, veranderd wordt, en die con
tributie op f 2.50 of 3.wordt ge
steld.
Ik hen er van overtuigd dat de ver
gadering die tot die contributie verla
ging besloot, daar mede het doodvonnis
der vereeniging zoude teekenen.
Als zoude ook, hetgeen ik nog betwij
fel, het ledental door dien maatregel sterk
toenemen, het eigenaardig karakter onzer
vereeniging ging er door verloren.
In plaats van te bestaan uit enkel
leden, die er wat voor over hebben, uit
leden die voor het grootste gedeelte
trouw de vergaderingen bezoeken, die
daar komen om de belangen van den
landbouw in het geheele gewest te be
spreken en over en weer van elkander
te leeren, zou men misschien een groot
aantal leden krijgen, te groot om ze al
len iu eene vergadering bij elkander te
krijgen. Een onvermijdelijk gevolg zoude
zijn:
Het oprichten van afdeelingen die mis
schien een afgevaardigde ter algemeene
vergadering zouden zenden, maar wier
werkzaamheid zich overigens tot eigen
kring zouden bepalen.
De zoo wenschelijke en noodige sa
menwerking in het algemeen belang,
zoude er, hiervan ben ik overtuigd,
ten zeerste onder lijden.
En M. H. indien iets noodzakelijk
is in den tegenwoordigen, voor den land
bouw moeielijken tijd, dan is het zeker
samenwerking van allen, die belang in
hen stellen.
Het is mij steeds een raadsel, hoe
het komt dat er bij ons volk, dat zijn
welvaart toch voor een zoo groot deel
aan den landbouwenden stand te danken
heeft, zoo weinig sympathie voor d6n
landbouw wordt gevonden, dat het zoo
oneindig veel moeite kost om, waar het
de belangen van den landbouw geldt,
iets tot stand te zien gebracht.
Dankbaar wil ik, en zult gij met mij
willen erkennen, dat er in deu laatsten
tijd in dit opzicht eenige verbetering te
bespeuren is. Dat er bij Land en Pro
vinciale regeering neigingen te bespeu
ren zijn, dat men eindelijk ook voor den
landbouw iets wil doen. Dankbaar, zeg
ik, maar onvoldaan zoude ik er aan
willen toevoegen.
Op mij maakt het steeds den indruk
alsof de maatregelen, die genomen worden
in belang van den landbouw, niet worden
genomen uit overtuiging, dat men
daarmede iets goeds tot stand zal bren
gen; maar dat zij eerder met tegenzin
worden toegestaan om die lastige vragers,
maar eens te vreden te stellen.
Geheele onbekendheid, met wat het
landbouwbedrijf in den tegenwoordigen
tijd is, is naar ik meen, hiervan de oorzaak.
Nog steeds wordt door velen de boer
beschouwd als iemand, die zijn koei
en melkt, zijn schoven maait, en daar
mede op gemakkelijke wijze, zij het dan
tegenwoordig ook niet zoo ruim als
vroeger, zijn brood verdient en die ver
der ais Poot met zeven kinderen en een
wijf tot zijn dagelijks tijdverdrijf, zijn le
ven in kalme rust slijt.
Van hetgeen er vereisclit wordt om
door uitoefening van het landbouwbe
drijf een bescheiden inkomem te maken,
hebben de meesten niet het minste be
grip. In zijn beruchte in een onbewaakt
oogenblik uitgesproken rede op het land-
huishoudkundig Congres te 's Gravenha-
ge, weet Minister Pierson den achter
uitgang van den boerenstand aan hun
traagheid en domheid, leur oisivité et
leur ignorance. Al is er later wel ver
klaard, dat die woorden niet zoo gemeend
waren, ik geloof toch dat toen onwille
keurig een slipj'e van het scherm is op
gelicht, waardoor gezien kan worden,
hoe men in niet landbouwenden kring
over de landbouwers denkt. De landbou
wers worden beschouwd als menschen,
die onbekwaam zijn en niet genoeg e-
nergic hebben, om zelf datgene wat in
hun belang is, tot stand te brengen, en
die daarom van staatszorg en staatshulp
alles verwachten en alles eischen.
De Vereeniging tot Ontwikkeling van
den Landbouw in Holland's Noorder
kwartier zij daar om het tegendeel
te bewijzen, gelijk zij dat nu reeds ge
durende vijf-en-twintig jaar gedaan heeft.
Zij blijve voortgaan om, door de weten
schap voorgelicht, op practische wijze
de resultaten, door ervaring en weten
schap verkregen, in toepassing te bren
gen en bij het algemeen ingang te doen
vinden.
Maar waar door particulieren of Maat
schappijen wordt voorgegaan om den
landbouwer in zijn strijd om het bestaan
voor te lichten en den weg te wijzen,
daar ontbreke dan ook do hulp en de
steun der regeering niet. Er is nog
zoo oneindig veel te doen, er zijn in
ieder onderdeel van het landbouwbedrijf
nog zooveel onopgeloste raadselen, die
slechts door langdurige kostbare proe
ven en onderzoekingen, door de weten
schap tot klaarheid kunnen worden ge
bracht, dat met den besten wil de
krachten van enkelen daartoe te kort
schieten.
De overtuiging moet levendig worden,
dat er dringende behoefte aan bestaat,
dat de belangen van den landbouwen
den stand behartigd worden door eene
regeering, waarin mannen zitting hebben
die er van op de hoogte zijn, welke die
belangen zijn, en die met oordeel kun
nen besluiten wat gedaan moet worden
om die belangen te behartigen. Zoo
lang in het landbouwende Nederland
geen afzonderlijk Ministerie van Land
bouw bestaat, ben ik overtuigd, dat al
wat er gedaan zal worden, halve maat
regelen zullen blijven.
Tot zoolang zullen zich gevallen
voordoen als het volgende, dat mij
onlangs voor waarheid werd verteld.
Op de in den afgeloopen zomer te Zaan-
dam gehouden tentoonstelling verscheen
een ambtenaar van het ministerie, onder
welks ressort in naam de landbouw-aan-
gelegenheden heeten behandeld te wor
den, om daar zich van een en ander op
de hoogte te stellen.
Bij de expositie van een fabrikant van
maïsstijfsel liet hij zich van de wijze van
fabricage op de hoogte stellen, en eindigde
met de hoop uit te spreken, dat de fabri
kant den Nederlandschen landbouw bevor
derde, door zooveel mogelijk inlandsehe
maïs te gebruiken. Zooiets M.H. teekent
den toestand. Si non e vero, e ben trova-
to, zou de Italiaan zeggen; indien het
niet waar is, is het goed gevonden.
Ik wil aannemen, dat dit verhaal even
als dat van denministrieelen ambtenaar,die
in zijn qualiteit veel te maken had met
proefvelden en landbouwproefstations, en
die in de overtuiging verkeerde, dat dat in
richtingen in den trant van de proeflo-
calen van een bodega waren, tot de anec-
doten behooren.
Van ernstiger aard zijn feiten als het
volgende. Sedert jaren is de overtuiging
gevestigd, dat de bactereologie de weten
schap is, welke aan den landbouw veel
raadselachtigs kan ontsluieren. Sedert
jaren zijn pogingen aangewend om bij
een der proefstations eene inrichting voor
landbouw-bactereologie gevestigd te krij
gen.
Na vele teleurstellingen zijn wij zoo
gelukkig geweest,van aan dien wensch een
begin van uitvoering te zien gegeven en
hadden wij het voorrecht aan het proef
station te Hoorn, een man verhonden
te zien, die nadat hij zich in buiten-
landsche inrichtingen op de hoogte ge
steld had, van hetgeen er in die rich
ting gedaan kan worden, zich in eene
voorloopig hoogst gebrekkig locaal, met
de hem ten dienste staande middelen
met lust en ijver op dat gebied van we
tenschap heeft toegelegd.
Eindelijk komt er uitzicht dat aan de
zen voorloopigen toestand een einde
zal komen en dat een inrichting in het
leven zal worden geroepen, waar het
hem mogelijk zal zijn op practische wij
ze, de resultaten van zijn studie en on
derzoeking in toepassing te brengen.
Aan die verwachting wordt den bodem
ingeslagen door een besluit, waarbij de
bactereoloog van het proefstation te
Hoorn benoemd wordt tot een andere
betrekking.
Wij allen zullen zeker,de verdiensten van
Dr. Goedhart kennende, ons voor hem
in die promotie verblijden en hem die
niet misgunnen; teleurstellend is het
echter zekei, dat waar men in ons land,
naar mij van bevoegde zijde verzekerd
wordt, niemand kan vinden, die van
landbouwbactereologie op de hoogte is,
en dus om zoo te spreken, van nieuws
aan moet beginnen, om iemand voor die
speciale wetenschap op te leiden, den
eenigen man die voor het moment op
de hoogte is, aan de belangen van den
landbouw ziet onttrekken.
Dat landbouwvereenigingen zich bezig
houden met onderwerpen buiten hun
sfeer gelegen en zich met politiek be
moeien, of vraagstukken als kiesrecht
of belastinghervorming behandelen, heb ik
steeds afgekeurd; in eene vergadering van
landbouwers mogen er eenige enkele ge
vonden worden, die daarover kunnen
oordeelen, do groote meerderheid is van
dergelijke zaken te weinig op de hoogte,
en weet te weinig hoeveel er aan vast
zit, om er een oordeel over uit te spre
ken.
Omgekeerd echter ben ik van meening,
dat een ingenieur of advocaat iu den
regel te weinig op de hoogte van de
belangen van den landbouw is, om als
minister die belangen goed te kannen
behartigen.
Velen zijn er die meenen, dat reeds
genoeg gedaan zoude zijn, wanneer aan
een der departementen eene afzonderlijke
afdeeling voor landbouw wordt opgericht;
ik voor mij ben van oordeel, dat zoolang
wij geen verantwoordelijk ministerie van
landbouw hebben, in den toestand] geen
afdoende verbetering zal komen.
Indien zulk een ministerie werd opge
richt, ik vrees echter mijne heeren, dat
er voor dien tijd nog heel wat water in
zee zal vloeien, en dat velen onzer het
niet zullen beleven, door welke midde
len kan dan de landbouw worden ge
holpen. Mijns inziens geeft de goed ge
kozen naam onzer vereeniging dien weg
aan.
Ontwikkeling, geen bescherming. Be
scherming mag door hooge invoerrechten,
welke ik beschouw als een aalmoes,
daar sommige staatsburgers gegeveD ten
koste van het algemeen, noch door voor
trekking van den landbouwenden stand
op eenigerlei wijze; maar door ontwik
keling in den ruimste zin des woords.
Uit hetgeen onze geachte onder-voorzit
ter, u straks zal mededeelen, zult u verne
men, wat onze kleine Vereeniging in 25
jaar tijd tot stand heeft weten te bren
gen.
Hoeveel is er echter in dien tijd ge
weest; dat zij o zoo gaarne gedaan zou
den hebben, maar waartoe de geldmid
delen niet toereikend waren.
In zulke gevallen, mijne heeren, steu-
ne de Staat.
Zij zorge dat, waar de landbouwers
toonen, dat het hun ernst is, om te lee
ren wat hun noodig is, om meerdere
opbrengsten van hun akkers, betere
qualiteit van hun productie te krijgen, dat
zij op gemakkelijke niet kostbare wijze
tot die wetenschap komen kunnen.
En zoolang daartoe de gelegenheid nog
niet, of nog onvoldoende aanwezig is,
laat ons zoolang, mijne heeren, voortgaan,
om op de wijze als Hollands Noorder
kwartier zulks tot heden gedaan heeft,
uit eigen kracht en eigen initiatief te
handelen.
Nogmaals herhaal ik het, het was een
plan dat van helder doorzicht getuigde
waarvan men blijk gaf, toen zij hier te
Winkel te samen kwamen, en onze ver
eeniging stichtten.
Onze dankbare hulde zij daarvoor aan
de nog levenden onder hen, en aan de
nagedachtenis der overledenen toege
bracht.
Eendrachtig en onvermoeid op de door
hen aangewezen weg voortgewerkt.
Noorderkwartier blijve nog gedurende
reeksen van jaren de vereeniging, die
voor zoover haar krachten het toelaten,
in al wat voor den landbouw nuttig
kan zijn, voorgaat; maar blijve vooral de
VereenigiDg die samenwerking van de
landbouwers uit alle deelen van het ge
west bevordert en die de scheidsmuren
tusschen die verschillende deelen meer
en meer doe wegvallen. Reeds te lang
misschien heb ik van uwe wel
willende aandacht misbruik gemaakt.
Met een hartelijk welkom op deze feest-
vergadering en met den wensch, dat het
onze Vereeniging gegeve moge worden,
eenmaal hier ter plaatse, haar gouden
feest te vieren, wil ik dus eindigen om
aan den heer Wonder gelegenheid te ge
ven, ons een overzicht van Noorder
kwartiers werkzaam bestaan te doen hoo
ren."
In eene uit den aard der zaak, lange,
maar daarom niet minder belangrijke en
zelfs keurig saamgestelde rede ontvouw
de de heer G. Wonder, onder-voorzitter
der Vereen., een getrouw beeld van al wat
door Hollands Noorderkwartier in de
verstreken 25 jaar was verricht, onder
nomen, overwonnen, bestreden ten
bate van den landbouwenden stand niet
alleen in onze Provincie, maar zelfs in
geheel ons land.
Een daverend applaus viel dan ook
den geachten feestredenaar ten deel en
het was met onverdeelde instemming der
vergadering, dat de heer v. toreest den
heer O. Wonder dank betuigde voor de
schitterende wijze, op welke hij als feest
redenaar het moeilijke, doch grootsche
werk had volbracht, door op zoo keuri
ge en duidelijke wijze,in betrekkelijk korte
trekken, een duidelijk resumé te ge
ven van al wat de Vereeniging in die
kwart-eeuw deed. De wensch des voor
zitters, dat de heer G. Wonder nog lang
in het midden van Hollands Noorder
kwartier'» Bestuur zich mocht bevinden
en een der steunpilaren dier Vereen,
mocht blijven, werd door het krachtig
applaus der vergadering tot den hare
gemaakt.
Hierop deelde Voorz. mede, dat het
bestuur gemeend had, voor deze buiten
gewone vergadering geen agenda te moeten
vaststellen, daar het thans meer gold een
gezellig samenzijn. Mochten er evenwel
onder de leden zijn, die het een of an
der belang gaarne in deze vergad. be
sproken wenschten te zien, zoo werd hen
daartoe alsnog de gelegenheid geboden.
De heer J. Breebaart Kz. stelde
nu voor, dat de feestrede en de ope
ningsrede in druk uitgegeven, aan de
leden toegezonden en verder ruim ver
spreid zouden worden. Conform dit
voorstel werd besloten.
Hierna maakt de heer J. Breebaart Kz.
van de gelegenheid tot bespreking ge
bruik, om met de vergadering van ge
dachten te wisselen ovor de wijze op
welke de Regeering voornemens is re-
glementeerend op te treden met betrek
king tot de Paardenfokker ij.
Naar aanleiding van een Ministerieel
schrijven aan Gedeputeerde Staten van
Noord-Holland, is door dezen aan het
Bestuur der Afd. Noord Holland van
het Nederl. Paardenstamboek in deze zaak
advies gevraagd. Bij de Regeering is
de vraag gerezen of het geraden zou
zijn op den duur subsidiën voor de
paardenfokkerij te blijven uitkeeren,
wanneer niet door de keuringen vol
doende zekerheid is gegeven, dat zij
voor de verbetering der paardenfokke
rij voordeelen afwerpen. Thans meent
de Regeering, dat het oogenblik is ge
komen, te besluiten, Rijkssubsidiën te
verleenen alleen aan die provinciën,
waar het met de rijkssubsidiën beoogde
doel door het Provinciaal Bestuur wordt
bevorderd.
Het schijnt nu bij de Regeering voor
te zitten in '98 geen voordracht meer
te doen voor toekenning dier rijkssub
sidie aan de provinciën, tenzij althans
een provinciaal reglement in werking
is getreden, krachtens hetwelk hengsten
met erfelijke gebreken van de fokkerij
worden uitgesloten.
De Afd. Noord-Holland v. h. Ned.
Paard. St. zou dus in '98 geen rijks
subsidie meer genieten, tenzij door Prov.
Staten eene gedwongen keuring wordt
ingevoerd.
Nu zullen onze Staten in Nov. a. s.
vergaderen. Het geven van advies wordt
voor het bestuur der Afd. N.-Holl. nog
al moeielijk, daar de Vereen, tot heden
tegen gedwongen keuring is geweest, daar
zulks door den invloed der subsidiën in
onze prov. ook minder noodig is. Doch
als de Min. die reglementeering wil, zal
ze wel komen ook. Toch noemt Spr.
het van de Reg. eene onverantwoorde
lijke daad om de Prov.-Staten te willen
dwingen tot invoering van een regle
ment, van welks knellende bepalingen
de fokkers de dupe zullen worden. Spr,
zou liever zien, dat er een rijks-wet
werd gemaakt, ofschoon al dat reglemen
teeren de vrijheid der fokkers zal bene
men. Wel is waar heeft er in 1815 een
dergelijke reglementeering bestaan voor
de prov. Noord- en Zuidholland, doch
die 2 afd. lagen al heel spoedig met el
kaar over hoop en de een wilde het eene
jaar niet, wat de ander wel wilde en
omgekeerd.
Die toestand gaf dan elk jaar een wij
ziging van het reglement; dat duurde
tot 1850 in Noord-Holland en tot '51
in Zuid-Holland, in welke jaren de res
pectievelijke reglementen werden inge
trokken. Toen werden de landbouwmaat-
schappijën opgericht en verdween die land-
bouwcommissie. Later trad de gunstige
tijd in, sloeg men minder acht op de
paardenfokkerij; alleen in Gelderland was
men zoo verstandig de aandacht op de
paardenfokkerij gevestigd te houden en
trad die daar dan ook meer op den voor
grond. Nu zijn de slechte tijden aange
broken en is men weder gedwongen ge-