Zondag 4 Octoloer 1896.
40ste Jaargang No. 3139.
Laat Verzoend.
BIJVOEGSEL.
Gemengd Nieuws.
FEUILLETON.
Dezer dagen ontving de
Spaansche ministerpresident Canovas
den volgenden dreigbrief uit New-York
„Excellentie Er zijn besluiten die,
wanneer zij ten uitvoer worden gelegd,
zelfs degenen die ze genomen hebben,
doen verbleeken en sidderenDoor
mijne landgenooten, de Cubanen, is mij
opgedragen naar, Spanje reinculturen
van cholera, miltvuur en dipbteritis—
bacillen te brengen, benevens de inge
wanden van menschen, die aan de ge
le koorts zijn gestorven. Mijn huive
ringwekkende opdracht bestaat hierin,
Middel tegen kwal ij k rie-
kenden adem.
Er zijn drie oorzaken voor dit kwaad
Lolle tander., zieke maag of ziekelijke af
scheiding in de ademhalingsorganen. Is een
holle tand de oorzaak, dan doet het alge
meen reinigen van den mond wel is waar
veel nut, maar beter nog is het grondig
zuiveren der bedorven tandholten. Het bes
te middel hiertegen is wel het uittrekken
van den tand. Als goed mondwater is
aan te bevelen Chlorkali wordt in zuiver
water opgelost en met zuivere brandewijn
vermengd. Daarvan giet men een theele
pel vol in een glas water en gebrnike
zulks als mond- en gorgelwater eiken
morgen en eiken avond.
Ontstaat de kwalijk riekende adem tenge
volge van een bedorven maag, dan neme
men eerst een licht purgeermiddel, hier
na bittere maagdruppels, waarbij de pa
tiënt dan een streng dieet houden en het
gebruiken van alle zwaar te veiteeren
voedingsmiddelen vermijden moet. Tegen
kwalijkriekenden adem uit ziekelijke af
scheiding van de ademhalingswerktnigen
ontstaan, is inhalatie zeer aanbevelens
waardig.
Rechtzitten.
Op het internationale vrouwencongres
dat thans te Berlijn is gehouden, heeft
Woensdag een der mannelijke aanwezigen,
dr. Warm, een voordracht gehouden over
de vraag lloe de kinderen bij het wer
ken moeten zitten Hij waarschuwde voor
al tegen het langdurig zitten, wat de spie
ren vermoeit en tot een gebogen houding
aanleiding geeft, waarvan allerlei kwalen
en verkrommingen het gevolg zijn. Hij be
weerde dat van 1000 14-jarige meisjes 880
scheef waren bevonden. Zijn raad was
laat de kinderen niet lang achtereen zit
ten werken, zorg voor goed licht en een
behoorlijken afstand tusschen schooltafel en
schoolbank. In Pruisen laat men de kinde
ren 26 uren elke week in de school zitten
in Amerika is men met 20 uren tevreden,
wat veel gezonder is. Met dat laatste stem
den velen der aanwezige dames inen
een schoolopziener voegde er bij, dat veel
zou gewonnen worden als men de kinde
ren gedurende den schooltijd telkens ge
legenheid gaf op te staan en rust te ne
men.
Het congres zelf zat dien dag bijna on
afgebroken van 10 tot 7 uur, wat zeker
ook nog al lang was en niet zeer gezond.
Een der dames maakte echter de opmer
king, dat zij toch getoond hadden volstrekt
niet den naam van het ^zwakke geslacht"
te verdieneD.
Op een boerenwoning in
Noord-Sleeswijk hadden, aldus meldt een
Deensch blad, een paar ooievaars hun
nest gebouwd. Het wijfje had twee eieren
gelegd, waarmede de bezitter van het huis
een proef nam. Hij nam heimelijk het ee-
ne ooievaarsei weg en legde een groot
versch eendenei in de plaats. Beide eieren
werden tegelijkertijd uitgebroed, maar nau
welijks had het mannetje het vreemde
schepsel, dat uit het eene ei was te voor
schijn gekomen, gezien, of hij plaatste
zieh tegenover het wijfje en had een lang
yklappergesprek," hetwelk hiermede ein
digde, dat do ooievaar wegvloog. Korten
tijd daarna keerde hij met acht tot tien
ooievaars terug en onder voortdurend ge-
klapper hakten en stieten deze met hunne
scherpe snavels het arme onschuldige wijf
je, dat de vreemde spruit uitgebroed en
naar hun meening ook het ei had gelegd,
op zulk een geweldige wijze, dat het ten
slotte dood van het dak viel. Het manne
tje zorgde echter goed voor beide jongen,
die nn beide uitnemend zijn ontwikkeld.
De bakker naast den ezel.
In een voorstad van Weenen is een
herberg, waar een ezel op het uithangbord
is. Naast dien herberg woont een bak
ker, die in den volksmond kortweg den
ezelsbakker genoemd wordt. Eens werd de
ze bakker voor het gerecht geroepen en
de rephter vroeg hem in 't begin van de
zitting „Jij bent immers de ezelsbakker?^
De bakker die dit natuurlijk niet heb
ben wilde, deed alsol hij doof was en
hield de hand achter het oor, terwijl hij
de rechter dom vragend aanzag en zeide
tfNeem mij niet kwalijk heer rechter maar
wat hebt gij gezegd Rechter #Gij zijt
immers de ezelbakker Bakkermijn-
heerjde rechter wat ik u bidden mag, spreek
wat luider, want ik ben zeer doof 1»De
rechter is goedhartig genoeg en stapt op
den bakker toe en roept, vlak voor hem
staande, hem in 't oor„Jij bent immers
de ezelsbakker waarop de bakker zeer
beteekenisvol en leuk zegt«Js, ja
ik ben de bakker naast den ezel
Vijf dochters vijf ver-
broken huwelijken. Een aanzienlijke en
rijk ingezeten van Kloosterenburg bracht
vijf dochters ieder met een goeden bruids
schat aan den man. Allen huwden met
zeer geziene en gefortuneerde Weener bur
gers. Toen de oudste dochter van haar
man scheidde, sprak men er bijna niet over,
daar dergelijke gevallen in een groote plaats
meer voorkomen. Toen de tweede doch
ter het lot harer zuster ging deelen, hield
men het reeds voor een buitengewoon ge
val. Maar ook de derde dochter scheidde
van haar echtgenoot en toen sloeg men de
handen van verwondering in elkander.
Maar wat werd er over opgehoord, toen
Roman naar het Engelsch
1. van Ella Wald.
HOOFDSTUK I.
„Ik verzeker n, mijnheer, dat ik mijn
kaart voor de overvaart gekocht heb, eer ik
aan boord van de boot kwam, maar gedu
rende den nacht werd mij mijn benrs, waar
in ik de kaart geborgen had en waarin al
mijn geld was, gestolen."
„Och kom, juffrouw. Dat is een ond be
kend nitvlnchtje en men heeft ze tegenover
mij reeds zoo dikwijls gebruikt, dat ik heel
goed weet wat ze beduidt. Ik moet de kaart
Van uwe overvaart hebben, of gij kunt de
boot onmogelijk verlaten."
„Maar ik heb n toch al reeds gezegd.dat
die mij ontstolen is geworden I*
„Na, waarde jnffronw, dan znlt gij dat
hebben te bewijzen. Waar zijt gij dengan-
schen tijd hier geweest P Waarom hebt gjj
dat niet reeds vroeger gezegd en zijt te ge
lijk met de andere reizigers aan land ge
gaan, in plaats van tot dit nar te
wachteD, om dan stilletjes weg te sluipen,
en zoo nw best doet om eene verklaring te
ontduiken P"
„Ik heb niet geprobeerd om een verkla
ring te ontwijken en de reden, dat ik de
boot zoo laat ga verlaten, ligt daarin, dat
ik al mijn tijd besteed heb met het zoeken
naar mijn benrs. Ik wist, dat ik den prjjs
voor mijn overvaart had betaald, en dat ik
daardoor nataurlijk het recht had, de boot
te verlaten."
Boven gevoerd gesprek had plaats op het
achterdek van de elegante boot, die in ge-
regelden dienst voer, tusschen Fall-River en
New-York.
Het was meer dan een uur geleden, dat de
boot door alle reizigers verlaten was en nie
mand dan bet jonge meisje en het verdere
personeel van de boot was daarop achter
gebleven. Hot meisje dat nadat zij stil
de damas-snlon verlaten had de brug
wilde overgaan, om zoo den haveodam op
te lcopen, werd nog juist bjjtijds door een
conducteur, op ruwen toon tegengehouden en
gevraagd naar haar bewjjs van overtocht.
Het meisje was van middelmatige grootte
een slanke, lieve gestalte, met een zekere
voorn aambeid.wat op den toeschouwer dadelijk
den indruk maakte, dat zij zeer welopge
voed was ofschoon, hare kleeding uiterst
eenvoudig ja, bijna armoedig was.
Haar gelaat was bijna niet te herkennen,
want zij droeg een dichten, blauwen sluier;
maar de omtrekken en de houding van haar
fijn gevormd kopje, waren opvallend lief,
terwijl de rijkdom harer geelblonde haren,
zacht en glanzend verrieden, dat zij
een bekoorlijke blondine was.
Haar voorkomen was onrustig en verle
gen, tenminste zoo sebeen het te zijn, tot
dat de conducteur haar beschuldigde, dat zij
van de boot had willen afsluipen. Toen
wierp zij het kleine welgevormde hoofd
trots in den nek en had met ongemeen veel
waardigheid den man aangezien, die daar
door een kleur kreeg.
„Hmt* riep hij uit. „Hebt gij de waoh-
teres deelgenoot gemaakt van uw verlies P"
„Ja, dat deed ik en zij hielp mij zoe
ken."
„Was er veel geld in je beurs P" vroeg
de man nieuwsgierig, terwijl hij zijn best
deed de geelaierde gestalte beter te kannen
opnemen.
„Ongeveer vijf dollars,* stamelde het
meisje sidderend, „en het was de heele
rijkdom dien ik bezat*, voegde zij er onver
standig aan toe.
„Waarlijk juffrouw, dat is een zeer roe
rende geschiedenis 1" hoonde de condnctenr.
„Maar bij mij znlt ge daarmede niets uit
richten. Ik heb n al reeds gezegd, dat ge
daarmede bij mij niets verder komt."
Met een cordate beweging der kleine
slecht geschoeide hand, wierp het jonge
meisje haar dichten sluier achterover en
onthulde daarmede een betooverend schoon
gezichtje en een paar wondervolle blauwe
oogen, die door opgewondenheid en angst,
bijna zwart schonen.
Hare verhitte wangen toonden sporen van
tranen, daarvoor had zij zeker haar sluier neer
gelaten en haar fijngevormde lippen trilden
van zenuwachtige opgewondenheid.
„Gij twijfelt aan mijne woorden P* zeide
„Ik zou terwille van geen honderd kaarten
een lengen willen zeggenen had mijn
verlies mij niet van al mijn geld beroofd,
ik zon liever mijn overvaart nogmaals be
talen, den er met u over kibbelen. Waar
is nw kapitein P Ik zal mij tot hem wen
den*.
Zij was ongemeen liefelijk in hare Ieven-
digo opgewondenheid en het roode gelaat
van den onderofficier nam een uitdrukking van
bewondering aan, en verslond haar blijkbaar
met zijne oogen, wat baar er toe bracht,
eenige schreden terug te gaan.
ook de vierde dit voorbeeld volgde en de
echtscheiding van deze, algemeen bekend
werd. Men dreef de spot met de geschei-
deue vrouwen en prees de vijfde dochter,
wirr rijk met kinderen gezagenden echt
reeds sedert jaren ouverbreeklijk scheen.
Doch ziedaar na korten tijd verliet
ook zij haar echtgenoot en ook haar echt
scheidingsproces wordt met groote nieuws
gierigheid tegemoet gezien.
Eilandbewoners.
Het eiland Norfolk, tusschen Nieuw-
Caledonië gelegeD, werd in 1776 door
Cook ontdekt. In het eerst diende het
als verbanningsoord voor Engelsche mis
dadigers, doch latera-toen Eogeland zijne
Australische strafkolonies ophief, werd het
ontruimd. Groot was de verbazing van
de passagiers van een Eugelsch schip, dat
bij toeval den 8en Jnni 1836 het als ver
laten bekend staande eiland aandeed, teen
zij er menschelijke wezens, ja zelfs land-
genooten, ontdekten. Waar kwamen die
menschen vandaan
Het waren de nakomelingen van de be
manning der ^Bounty", die in opstand
was gekomeD, en, volgens de scheepvaait-
annalen der 18e eeuw het schip hadden
verlaten. Eerst waren zij naar Tahiti ge
gaan. Zij verlieten dit eiland en vestig
den zich op een in den Oceaan verloreD,
geheel onbekend rotseilandje, het eiland
Pitcaim. Doch weldra werd dit eiland,
door het toenemen der kleine kolonie, te
klein. De kolonisten vernamen niet lang
daarna, dat het eiland Norfolk verlaten
was en niettegenstaande den afstand tus
schen de beide eilanden 4820 K. M,
vertrok de geheele kolonie naar het
gewezen verbanningsoord. De keuze was
niet slecht. Zij vonden daar huizen en
landbouwschuten, de bodem was bewerkt
en de vischvangst aan de kusten van het
eiland leverde schitterende uitslagen op.
De kolonisten hadden een aardsch paradijs
en een lustoord voor zeelieden gevondeD.
Toen zij zich door het Engelsch vaartuig
ontdekt zagen, verborgen zij hun misnoe
gen niet.
Men had echter niet alleen de goedheid,
hem niet te verjagen, doch het eiland werd
hun in eigendom afgestaan. De bevolking be
stond destijds uit 191 mannen, vrouwen
en kinderen. Thans telt het eiland Nor
folk 832 bewoners. De eilanders, die van
de walvischvangst en den landbouw be
staan, leven onder een hoogst eenvoudig
politiek stelsel. Hun grondgebied, dat af
hankelijk is van het gouvernement van
Nieuw-Zuid-Wales, wordt bestuurd door
drie ambtenaars, waarvan de voornaamste
300 gulden per jaar verdient. De hoofd
bestuurder der posterijen verdient f 100
terwijl de algemeene beheerder 60 gulden
per jaar ontvangt. Belasting kennen de
Plotseling veranderde het gelaat van den
man. Hjj werd vleiend en kruiperig en
een deemoedig lachje speelde er om zijne
lippen.
„Stil, stil, mijn lieve kleine!" zeide hij
beleefd kruipend. „Ik dacht niet, dat gij
zulk een cordaat persoontje waart. Maar*
en hij zag vorschend om zich been, om
zieh te overtuigen, dat bij de eenige per
soon was op dit deel van het dek, „laat den
kapitein maar met rnst. Geef mij eenvou
dig een kas van nwe scboone lippen, dan
willen wij verder over die kaart niet spre
ken en wellieht help ik n dan Dog op een
andere manier."
„Mijnheer 1" riep het sehooue meisje uit,
bleek wordende van angst en ergernis.
„O stil, gij hoogmoedige, kleine dame I"
viel de conducteur haar waarschuwend in de
rede. Zulke idteen zullen uw zaak niet
verder helpen. Gij zijt na in mijn macht
en ik wil die kus dq van n hebben, of gij
wilt of niet. Later kunt gij van mijn part
den kapitein roepen, wanneer gij het noodig
oordeelt, en die andere zaak met hem uitplui
zen."
Terwijl hjj sprak, had hij baar bij den schouder
gegrepen en was hij juist vau plan zijn ande
ren arm om haar middel te slaan, toen plot
seling voor de van schrik bijna verstijfde
jonge dame een andere gestalie opdook, wel
ke den ellendeling in zijn kraag pakte en
binnen één seconde op den grond wierp,
terwijl het ontstelde slachtoffer tegen den
balustrade tuimelde om zoodoende zieh te
knnnen staande bonden. Plotseling werd
zij zich bewast, dat een zwarte gestalte zich
over haar heenboog en een goedig deelnemend
gelaat haar aanzag, terwijl een zachte vrien
delijke stem haar geruststellend toefluisterde:
„Stel u gerust dame, gij bebt van dezen
ellendeling niets meer te vreezen, hij zal
zich over de n aangedane beleediging heb
ben te verdedigen."
Toen de nevel voor hare oogen was op
getrokken, zag bet meisje een ongewoon
schoone en statige jonge man voor zich,
wiens elastische trekken en prachtige ver
schijning haar aan het beeld herinnerde, dat
zij eens van Apollo Belvedore had gezieD,
Een dieps zucht van verlichting en dank
baarheid ontsnapte hare bleeko lippen, want
zij begreep dat zij een beschermer gevon
den bad, die, trots hare armoede en baar
ODgeluk, haar vriendelijkheid en achting be
wijzen wilde, omdat hij voor de vronwin
elke positie een grooten eerbied koesterde.
„Ik wensch mijzelf geluk,* ging de jonge
man voort, „dat ik aan bet plan, om naar
de boot terug te keereD, gevolg gegeven heb;
bewoners van Norfolk niet, doch jaarlijks
moeten alle mannelijke eilanders, van 18
tot 60 jaar, vier dagen heerendienst ver
richten, voornamelijk bestaande in het on
derhouden en herstellen van wegen, tot
nnt van 't algemeeD.
Van veel geschrijf schijnt men er ook
Diet te honden, diar alle wetten
ternauwernood twee bladen postpapier be
slaan. Politie is er totaal overbodigdaar
er geen misdrijven worden gepleegd, heeft
men er ook geene gevangenis.
Erfenissen worden er geheel zonder ee
nige wet geregeld, daar de bewoners, hoe
wel nakomelingen van muiters en oproer
kraaiers, de deugdzaamste en vreedzaamste
menschen ter wereld zijn. Het bevoor
rechte eiland heeft een buitengewoon zacht
en gezond klimaat. Besmettelijke ziekten
zijn er nog nooit voorgekomen. Men
kweekt er koffie, bananen, en saikerriet,
verschillende groenten, appels en druiven.
Een raerkwaardighsid is, dat elk paartje,
dat zich in het huwelijk begeeft, op den
trouwdag 35 acres land van de Norfolksche
regeering in eigendom krijgt.
In Engeland maakt men
een merkwaardig en practisch gebruik van
vischlijm. Het bestaat daarin dat men de
kajnitvensters der schepen met platen van
deze stof voorziet; vervolgens bestrijkt men
ze met een doorschijnend vernis, waardoor
ze tegen verrotting en vochtigheid beschut
worden,
Zwendel in de gerecht s-
zaal. Uit Neurenberg meldt men, dat al
daar dezer dagen een zwendel is bedreven
door een handelsreiziger, die aldaar door
bet gerecht werd veroordeeld wegens val-
sche opgave van verdiende provisie. Eens
klaps werd hij tijdens de zitting onwel,
Daar hij zeide, zoodat hij naar de getui-
genkamer moest gebracht worden. Daar
bracht hij een zakdoek aan zijn mond en
ia hetzelfde oogenblik ontsprong een bloed
stroom aan zijn mond. Een gerechtsdie
naar merkte op, dat in de op den grond
gestorte bloedmassa zich een verdacht
velletje bevond. Toen naar aanleiding hier
van den zieke gelast werd zijn zakdoek
voor den dag te halen, kwam het bedrog
aan het licht; de man had in zijn zak
doek een met bloedgevulde worstdarm ver
borgen en door een stuk er uit te bijten
had hij de bloedstorting voor den dag ge-
tooverd.
Over de ontmaskering
eener „Somnabule* of slapende dame die
in haar slapenden toestand beweert hslder-
ziend te zijn, wordt uit Saudocon op het
eiland Wight het volgende gemeld:
Daar vertoonde een impressario een
helderziende jonge dame, die de buitenge
wone gave scheen te bezitten, vragen,
ik had iets vergeten. Hoe komt het
wanneer ik vragen mag dat gij zoo lang
aan boord zijt achtergebleven Wanneer ik
mij niet vergis, zog ik u gisterenavond on
der de andere reizigers."
In korte trekken verhaalde zij daarop
bare geschiedenis, terwijl de joDge man op
merkzaam naar haar lnisterde en haar
schoon, lief gelaat met zijn kloeke, ernstige
oogen aanzag.
Toen zij geëindigd had, was het haar
belager gelukt, weer op de been te krab
belen en nu trad hij met dreigend gelaat
op den ridder toe.
„Dat meisje heeft geen kaart voor de
overvaart en zij mag de boot niet verlaten,
zoolang de kosten voor haar overtocht niet
betaald zijn 1" riep hij op woesten toon nit.
De voornaam nitziende vreemde draaide
zich om, om hem eenige schreden tegemoet
te gaan en richtte zieh in zijn ganschen
trots op.
„Waag het niet, nog één woord in tegen
woordigheid dezer jonge dame te zeggen,
als ge niet wilt, dat er weer gebearen zal,
wat n zoo even is overkomen," beval hij
streng.
„Ha, daar is de kapiteinvoegde hjj er
aan toe, toen bjj dezen den steiger zag
langgstappen. „Nn zullen wij de zaak da
delijk in 't reine brengen."
„Wat moet dat beteekenen vroeg de
kapitein ernstig, toen hij de drie genaderd
was, terwijl hg met een blik, het bleeke,
angstige gelaat van het meisje, het knor
rige, nijdige gelaat van den condnctenr en de
dreigende houding van den vreemdeling
zag.
„Dit meisje is een bedriegsterZij wil
de van de boot sluipen, toen ik haar nog
bjj tijds tegenhield. Deze jonge vreemde
ling hier, mengde zieh in den twist en sloeg
mij tegen den grond," barstte de conduc
teur uit, terwjjl hjj bjj den blik die den
vreemdeling op hem sloeg, onwilkeurig een
pas achterwaarts deed.
„Ja, ik sloog hem tegen den grond," ant
woordde de jonge man kalm, als antwoord
op den vragenden blik, met welken de kapi
tein hem aanzag. „Maar het geschiedde
omdat hij de dame beschimpte, niet omdat
ik den wensch koesterde, hem in zjjne
plichtsvervulling te hinderen."
Vervolgens deed hij een kort verhaal van
hetgeen hij gehoord en gezien had, terwijl
het gelaat van den kapitein donker van toorn
werd.
Toen de vreemdeÜDg zjjn verhaal geëin
digd had, wendde de kapitein zich tot den
ellendeling, die reeds bezig was weg te
welke op een papier geschreven werden,dat in
bezit van het publiek bleef( te kunnen raden.
Een van de gasten die ook op de bloknotes
gedachten geschreven had en evenals alle
anderen, het bovenste papiertje eraf scheur
de, gaf zich de moeite die bloknotes
eens wat nauwkeuriger te bekijken. Hij
werd dadelijk de zaal uitgezet, maar kon
zich den volgenden dag zulk een bloknotes
aanschaffen. En toen kwam de aap nit
de mouw; onder het tweede blad was een
stuk Indigopapier, dat de vragen op
het derde blad overdrukte, welke de hel
derziende dame werden overgereikt, na
dat de impressario ze had verzameld,
nadat het publiek het bovenste blad ervan
had afgescheurd en die zij Datunrlijk dan
maar voor het lezen had. Het leukste
van die zaak is, dat de impressario
den ontdekker van het bedrog aangeklaagd
heeft wegeDS diefstal.
Tegen het laag neerdraa-
ien der petroleumlampen. Een groote
dwaasheid is het, petroleumlampen ter
wille van spaarzaamheid met laag neer-
gedraaide pit te laten branden, zoodra
men niet het volle licht der lamp noodig
heeft. Men berokkent zich daardoor bet
nadeel, dat men de lucht in dat vertrek,
in hetwelk de petroleumlamp brandt, in
zeer groote mate verslecht. Door het
neeidraaien van de vlam heeft er namelijk
niet eene volkomene verbranding plaats,
en hierdoor stijgeD, evenals wanneer de
vlam te hoog biandt, onverbrande, onaan
genaam riekende gassen door het glas
omhoog. Door het neerdraaien van de
vlam wordt ook in werkelijkheid aan
petroleum niets bezuinigd. Hiervan kan
men zich al zeer gemakkelijk door een
proef overtuigen, wanneer men een petro
leumlamp met een helderen vlam en eene
met een neergedraaiden vlam laat leegbran-
den en de brandtijden vergelijkt. Men zal
dan ontdekken, dat de laag neergedraaide
vlam maar zeer weinig langer brand, dan
die met de volle vlam. Let men daarbij
op de verontreiniging der lucht in de ka
mer, dan zal een elk begrijpen, dat het
niet raadzaam is de lampen laag neerge-
draaid te laten branden.
sluipen eu donderde hem toe
„Schurk 1 Je bent ontslagen Ga oogen-
blikkelijk van hier en waag 't nooit weder een
voet op dit schip te zetten 1" En terwjjl
hij de onschuldige oorzaken van zijn ont
slag een vreeselijken blik van haat toewierp,
trok de ellendeling zich langzaam terng.
„En ge gelooft dus dat uw beurs u ont
stolen is vroeg de kapitein, zich tot het
jonge meisje wendende op zeer goedi-
gen toon.
„Ik zon mij op geen andere manier we
ten te verklaren, boe ik ze anders zon
kunnen kwijt raken," antwoordde zij, „ik
had ze gisterenavond zorgvuldig onder
mijn hoofdkussen gelegd."
„Hebt ge ergens ook reisgoed?'
„Slechts deze tasch en een kleinen koffer
die mijne kleederen bevat," antwoordde zjj,
op haar bagage wijzend.
Juist op dit oogenblik kwam een negerin
uit de dameshut aanloopen-
„O, kapitein," riep zij ademloos nit, toen
zij hem zag, ofschoon zij bet jonge meisje
nog niet ontdekt bad, dat eenigszins achter
diens statige gestalte stond- „Eene arme,
kleine jonge dame heeft gisterenavond haar
benrs verloren en moest van morgen het
schip verlaten, zonder een cent bij haar.
Ha, daar is zij gelukkig!" riep zij plotseling
uit, toen het voorwerp van haar medelijden
voor haar stond en zjj snelde op haar toe.
„Ik heb de beurs gevonden, schatje,* voer
de goedhartige waebteres voort, terwijl zij
triomfeerend een kleine portefenille in de
hoogte hield.
„Zjj moet tasschen de gordjjnen door op
den grond gevallen zjj'n, waar ik het ding
vond, toen ik den grond dweilde.*
„Ik dank u I Ik dank n I Ik ben zoo blij
de juichte het jonge meisje, toen zjj haas
tig naar haar schat greep.
Met bevende vingers opende zij de tasch
en voed daarin de zoozeer begeerde kaart.
„Nu kan ik bewijzen, dat mijn overvaart
betaald is en mjjne geschiedenis waar is,*
zeide zjj met een triomfeerend gelaat, ter
wjjl zij den kapitein haar kaart overhandigde.
„Is uw geld ook in zekerheid P" vroeg hjj.
„Ja mijnheer," antwoordde zjj kleurend,
toen zjj zag, hoe mager haar benrs gespekt
was.
„Ik ben zeer blijde," zeide de kapitein op
vriendelijken toon, „maar ik betrenr 't buiten
gewoon, dat n iets dergelijks op het schip,
waarover ik het bevel voer, is overkomen.
Kun ik ook iets doen, om n behulpzaam te
zjjn Zoo vraag ik n beleefd, mg toe te
staan, dat ik n van dienst ben."
„Ik dank u neen. Ik geloof, na ik