Zondag 4 Octoloer 1896. 40ste Jaargang No. 3139. Laat Verzoend. BIJVOEGSEL. Gemengd Nieuws. FEUILLETON. Dezer dagen ontving de Spaansche ministerpresident Canovas den volgenden dreigbrief uit New-York „Excellentie Er zijn besluiten die, wanneer zij ten uitvoer worden gelegd, zelfs degenen die ze genomen hebben, doen verbleeken en sidderenDoor mijne landgenooten, de Cubanen, is mij opgedragen naar, Spanje reinculturen van cholera, miltvuur en dipbteritis— bacillen te brengen, benevens de inge wanden van menschen, die aan de ge le koorts zijn gestorven. Mijn huive ringwekkende opdracht bestaat hierin, Middel tegen kwal ij k rie- kenden adem. Er zijn drie oorzaken voor dit kwaad Lolle tander., zieke maag of ziekelijke af scheiding in de ademhalingsorganen. Is een holle tand de oorzaak, dan doet het alge meen reinigen van den mond wel is waar veel nut, maar beter nog is het grondig zuiveren der bedorven tandholten. Het bes te middel hiertegen is wel het uittrekken van den tand. Als goed mondwater is aan te bevelen Chlorkali wordt in zuiver water opgelost en met zuivere brandewijn vermengd. Daarvan giet men een theele pel vol in een glas water en gebrnike zulks als mond- en gorgelwater eiken morgen en eiken avond. Ontstaat de kwalijk riekende adem tenge volge van een bedorven maag, dan neme men eerst een licht purgeermiddel, hier na bittere maagdruppels, waarbij de pa tiënt dan een streng dieet houden en het gebruiken van alle zwaar te veiteeren voedingsmiddelen vermijden moet. Tegen kwalijkriekenden adem uit ziekelijke af scheiding van de ademhalingswerktnigen ontstaan, is inhalatie zeer aanbevelens waardig. Rechtzitten. Op het internationale vrouwencongres dat thans te Berlijn is gehouden, heeft Woensdag een der mannelijke aanwezigen, dr. Warm, een voordracht gehouden over de vraag lloe de kinderen bij het wer ken moeten zitten Hij waarschuwde voor al tegen het langdurig zitten, wat de spie ren vermoeit en tot een gebogen houding aanleiding geeft, waarvan allerlei kwalen en verkrommingen het gevolg zijn. Hij be weerde dat van 1000 14-jarige meisjes 880 scheef waren bevonden. Zijn raad was laat de kinderen niet lang achtereen zit ten werken, zorg voor goed licht en een behoorlijken afstand tusschen schooltafel en schoolbank. In Pruisen laat men de kinde ren 26 uren elke week in de school zitten in Amerika is men met 20 uren tevreden, wat veel gezonder is. Met dat laatste stem den velen der aanwezige dames inen een schoolopziener voegde er bij, dat veel zou gewonnen worden als men de kinde ren gedurende den schooltijd telkens ge legenheid gaf op te staan en rust te ne men. Het congres zelf zat dien dag bijna on afgebroken van 10 tot 7 uur, wat zeker ook nog al lang was en niet zeer gezond. Een der dames maakte echter de opmer king, dat zij toch getoond hadden volstrekt niet den naam van het ^zwakke geslacht" te verdieneD. Op een boerenwoning in Noord-Sleeswijk hadden, aldus meldt een Deensch blad, een paar ooievaars hun nest gebouwd. Het wijfje had twee eieren gelegd, waarmede de bezitter van het huis een proef nam. Hij nam heimelijk het ee- ne ooievaarsei weg en legde een groot versch eendenei in de plaats. Beide eieren werden tegelijkertijd uitgebroed, maar nau welijks had het mannetje het vreemde schepsel, dat uit het eene ei was te voor schijn gekomen, gezien, of hij plaatste zieh tegenover het wijfje en had een lang yklappergesprek," hetwelk hiermede ein digde, dat do ooievaar wegvloog. Korten tijd daarna keerde hij met acht tot tien ooievaars terug en onder voortdurend ge- klapper hakten en stieten deze met hunne scherpe snavels het arme onschuldige wijf je, dat de vreemde spruit uitgebroed en naar hun meening ook het ei had gelegd, op zulk een geweldige wijze, dat het ten slotte dood van het dak viel. Het manne tje zorgde echter goed voor beide jongen, die nn beide uitnemend zijn ontwikkeld. De bakker naast den ezel. In een voorstad van Weenen is een herberg, waar een ezel op het uithangbord is. Naast dien herberg woont een bak ker, die in den volksmond kortweg den ezelsbakker genoemd wordt. Eens werd de ze bakker voor het gerecht geroepen en de rephter vroeg hem in 't begin van de zitting „Jij bent immers de ezelsbakker?^ De bakker die dit natuurlijk niet heb ben wilde, deed alsol hij doof was en hield de hand achter het oor, terwijl hij de rechter dom vragend aanzag en zeide tfNeem mij niet kwalijk heer rechter maar wat hebt gij gezegd Rechter #Gij zijt immers de ezelbakker Bakkermijn- heerjde rechter wat ik u bidden mag, spreek wat luider, want ik ben zeer doof 1»De rechter is goedhartig genoeg en stapt op den bakker toe en roept, vlak voor hem staande, hem in 't oor„Jij bent immers de ezelsbakker waarop de bakker zeer beteekenisvol en leuk zegt«Js, ja ik ben de bakker naast den ezel Vijf dochters vijf ver- broken huwelijken. Een aanzienlijke en rijk ingezeten van Kloosterenburg bracht vijf dochters ieder met een goeden bruids schat aan den man. Allen huwden met zeer geziene en gefortuneerde Weener bur gers. Toen de oudste dochter van haar man scheidde, sprak men er bijna niet over, daar dergelijke gevallen in een groote plaats meer voorkomen. Toen de tweede doch ter het lot harer zuster ging deelen, hield men het reeds voor een buitengewoon ge val. Maar ook de derde dochter scheidde van haar echtgenoot en toen sloeg men de handen van verwondering in elkander. Maar wat werd er over opgehoord, toen Roman naar het Engelsch 1. van Ella Wald. HOOFDSTUK I. „Ik verzeker n, mijnheer, dat ik mijn kaart voor de overvaart gekocht heb, eer ik aan boord van de boot kwam, maar gedu rende den nacht werd mij mijn benrs, waar in ik de kaart geborgen had en waarin al mijn geld was, gestolen." „Och kom, juffrouw. Dat is een ond be kend nitvlnchtje en men heeft ze tegenover mij reeds zoo dikwijls gebruikt, dat ik heel goed weet wat ze beduidt. Ik moet de kaart Van uwe overvaart hebben, of gij kunt de boot onmogelijk verlaten." „Maar ik heb n toch al reeds gezegd.dat die mij ontstolen is geworden I* „Na, waarde jnffronw, dan znlt gij dat hebben te bewijzen. Waar zijt gij dengan- schen tijd hier geweest P Waarom hebt gjj dat niet reeds vroeger gezegd en zijt te ge lijk met de andere reizigers aan land ge gaan, in plaats van tot dit nar te wachteD, om dan stilletjes weg te sluipen, en zoo nw best doet om eene verklaring te ontduiken P" „Ik heb niet geprobeerd om een verkla ring te ontwijken en de reden, dat ik de boot zoo laat ga verlaten, ligt daarin, dat ik al mijn tijd besteed heb met het zoeken naar mijn benrs. Ik wist, dat ik den prjjs voor mijn overvaart had betaald, en dat ik daardoor nataurlijk het recht had, de boot te verlaten." Boven gevoerd gesprek had plaats op het achterdek van de elegante boot, die in ge- regelden dienst voer, tusschen Fall-River en New-York. Het was meer dan een uur geleden, dat de boot door alle reizigers verlaten was en nie mand dan bet jonge meisje en het verdere personeel van de boot was daarop achter gebleven. Hot meisje dat nadat zij stil de damas-snlon verlaten had de brug wilde overgaan, om zoo den haveodam op te lcopen, werd nog juist bjjtijds door een conducteur, op ruwen toon tegengehouden en gevraagd naar haar bewjjs van overtocht. Het meisje was van middelmatige grootte een slanke, lieve gestalte, met een zekere voorn aambeid.wat op den toeschouwer dadelijk den indruk maakte, dat zij zeer welopge voed was ofschoon, hare kleeding uiterst eenvoudig ja, bijna armoedig was. Haar gelaat was bijna niet te herkennen, want zij droeg een dichten, blauwen sluier; maar de omtrekken en de houding van haar fijn gevormd kopje, waren opvallend lief, terwijl de rijkdom harer geelblonde haren, zacht en glanzend verrieden, dat zij een bekoorlijke blondine was. Haar voorkomen was onrustig en verle gen, tenminste zoo sebeen het te zijn, tot dat de conducteur haar beschuldigde, dat zij van de boot had willen afsluipen. Toen wierp zij het kleine welgevormde hoofd trots in den nek en had met ongemeen veel waardigheid den man aangezien, die daar door een kleur kreeg. „Hmt* riep hij uit. „Hebt gij de waoh- teres deelgenoot gemaakt van uw verlies P" „Ja, dat deed ik en zij hielp mij zoe ken." „Was er veel geld in je beurs P" vroeg de man nieuwsgierig, terwijl hij zijn best deed de geelaierde gestalte beter te kannen opnemen. „Ongeveer vijf dollars,* stamelde het meisje sidderend, „en het was de heele rijkdom dien ik bezat*, voegde zij er onver standig aan toe. „Waarlijk juffrouw, dat is een zeer roe rende geschiedenis 1" hoonde de condnctenr. „Maar bij mij znlt ge daarmede niets uit richten. Ik heb n al reeds gezegd, dat ge daarmede bij mij niets verder komt." Met een cordate beweging der kleine slecht geschoeide hand, wierp het jonge meisje haar dichten sluier achterover en onthulde daarmede een betooverend schoon gezichtje en een paar wondervolle blauwe oogen, die door opgewondenheid en angst, bijna zwart schonen. Hare verhitte wangen toonden sporen van tranen, daarvoor had zij zeker haar sluier neer gelaten en haar fijngevormde lippen trilden van zenuwachtige opgewondenheid. „Gij twijfelt aan mijne woorden P* zeide „Ik zou terwille van geen honderd kaarten een lengen willen zeggenen had mijn verlies mij niet van al mijn geld beroofd, ik zon liever mijn overvaart nogmaals be talen, den er met u over kibbelen. Waar is nw kapitein P Ik zal mij tot hem wen den*. Zij was ongemeen liefelijk in hare Ieven- digo opgewondenheid en het roode gelaat van den onderofficier nam een uitdrukking van bewondering aan, en verslond haar blijkbaar met zijne oogen, wat baar er toe bracht, eenige schreden terug te gaan. ook de vierde dit voorbeeld volgde en de echtscheiding van deze, algemeen bekend werd. Men dreef de spot met de geschei- deue vrouwen en prees de vijfde dochter, wirr rijk met kinderen gezagenden echt reeds sedert jaren ouverbreeklijk scheen. Doch ziedaar na korten tijd verliet ook zij haar echtgenoot en ook haar echt scheidingsproces wordt met groote nieuws gierigheid tegemoet gezien. Eilandbewoners. Het eiland Norfolk, tusschen Nieuw- Caledonië gelegeD, werd in 1776 door Cook ontdekt. In het eerst diende het als verbanningsoord voor Engelsche mis dadigers, doch latera-toen Eogeland zijne Australische strafkolonies ophief, werd het ontruimd. Groot was de verbazing van de passagiers van een Eugelsch schip, dat bij toeval den 8en Jnni 1836 het als ver laten bekend staande eiland aandeed, teen zij er menschelijke wezens, ja zelfs land- genooten, ontdekten. Waar kwamen die menschen vandaan Het waren de nakomelingen van de be manning der ^Bounty", die in opstand was gekomeD, en, volgens de scheepvaait- annalen der 18e eeuw het schip hadden verlaten. Eerst waren zij naar Tahiti ge gaan. Zij verlieten dit eiland en vestig den zich op een in den Oceaan verloreD, geheel onbekend rotseilandje, het eiland Pitcaim. Doch weldra werd dit eiland, door het toenemen der kleine kolonie, te klein. De kolonisten vernamen niet lang daarna, dat het eiland Norfolk verlaten was en niettegenstaande den afstand tus schen de beide eilanden 4820 K. M, vertrok de geheele kolonie naar het gewezen verbanningsoord. De keuze was niet slecht. Zij vonden daar huizen en landbouwschuten, de bodem was bewerkt en de vischvangst aan de kusten van het eiland leverde schitterende uitslagen op. De kolonisten hadden een aardsch paradijs en een lustoord voor zeelieden gevondeD. Toen zij zich door het Engelsch vaartuig ontdekt zagen, verborgen zij hun misnoe gen niet. Men had echter niet alleen de goedheid, hem niet te verjagen, doch het eiland werd hun in eigendom afgestaan. De bevolking be stond destijds uit 191 mannen, vrouwen en kinderen. Thans telt het eiland Nor folk 832 bewoners. De eilanders, die van de walvischvangst en den landbouw be staan, leven onder een hoogst eenvoudig politiek stelsel. Hun grondgebied, dat af hankelijk is van het gouvernement van Nieuw-Zuid-Wales, wordt bestuurd door drie ambtenaars, waarvan de voornaamste 300 gulden per jaar verdient. De hoofd bestuurder der posterijen verdient f 100 terwijl de algemeene beheerder 60 gulden per jaar ontvangt. Belasting kennen de Plotseling veranderde het gelaat van den man. Hjj werd vleiend en kruiperig en een deemoedig lachje speelde er om zijne lippen. „Stil, stil, mijn lieve kleine!" zeide hij beleefd kruipend. „Ik dacht niet, dat gij zulk een cordaat persoontje waart. Maar* en hij zag vorschend om zich been, om zieh te overtuigen, dat bij de eenige per soon was op dit deel van het dek, „laat den kapitein maar met rnst. Geef mij eenvou dig een kas van nwe scboone lippen, dan willen wij verder over die kaart niet spre ken en wellieht help ik n dan Dog op een andere manier." „Mijnheer 1" riep het sehooue meisje uit, bleek wordende van angst en ergernis. „O stil, gij hoogmoedige, kleine dame I" viel de conducteur haar waarschuwend in de rede. Zulke idteen zullen uw zaak niet verder helpen. Gij zijt na in mijn macht en ik wil die kus dq van n hebben, of gij wilt of niet. Later kunt gij van mijn part den kapitein roepen, wanneer gij het noodig oordeelt, en die andere zaak met hem uitplui zen." Terwijl hjj sprak, had hij baar bij den schouder gegrepen en was hij juist vau plan zijn ande ren arm om haar middel te slaan, toen plot seling voor de van schrik bijna verstijfde jonge dame een andere gestalie opdook, wel ke den ellendeling in zijn kraag pakte en binnen één seconde op den grond wierp, terwijl het ontstelde slachtoffer tegen den balustrade tuimelde om zoodoende zieh te knnnen staande bonden. Plotseling werd zij zich bewast, dat een zwarte gestalte zich over haar heenboog en een goedig deelnemend gelaat haar aanzag, terwijl een zachte vrien delijke stem haar geruststellend toefluisterde: „Stel u gerust dame, gij bebt van dezen ellendeling niets meer te vreezen, hij zal zich over de n aangedane beleediging heb ben te verdedigen." Toen de nevel voor hare oogen was op getrokken, zag bet meisje een ongewoon schoone en statige jonge man voor zich, wiens elastische trekken en prachtige ver schijning haar aan het beeld herinnerde, dat zij eens van Apollo Belvedore had gezieD, Een dieps zucht van verlichting en dank baarheid ontsnapte hare bleeko lippen, want zij begreep dat zij een beschermer gevon den bad, die, trots hare armoede en baar ODgeluk, haar vriendelijkheid en achting be wijzen wilde, omdat hij voor de vronwin elke positie een grooten eerbied koesterde. „Ik wensch mijzelf geluk,* ging de jonge man voort, „dat ik aan bet plan, om naar de boot terug te keereD, gevolg gegeven heb; bewoners van Norfolk niet, doch jaarlijks moeten alle mannelijke eilanders, van 18 tot 60 jaar, vier dagen heerendienst ver richten, voornamelijk bestaande in het on derhouden en herstellen van wegen, tot nnt van 't algemeeD. Van veel geschrijf schijnt men er ook Diet te honden, diar alle wetten ternauwernood twee bladen postpapier be slaan. Politie is er totaal overbodigdaar er geen misdrijven worden gepleegd, heeft men er ook geene gevangenis. Erfenissen worden er geheel zonder ee nige wet geregeld, daar de bewoners, hoe wel nakomelingen van muiters en oproer kraaiers, de deugdzaamste en vreedzaamste menschen ter wereld zijn. Het bevoor rechte eiland heeft een buitengewoon zacht en gezond klimaat. Besmettelijke ziekten zijn er nog nooit voorgekomen. Men kweekt er koffie, bananen, en saikerriet, verschillende groenten, appels en druiven. Een raerkwaardighsid is, dat elk paartje, dat zich in het huwelijk begeeft, op den trouwdag 35 acres land van de Norfolksche regeering in eigendom krijgt. In Engeland maakt men een merkwaardig en practisch gebruik van vischlijm. Het bestaat daarin dat men de kajnitvensters der schepen met platen van deze stof voorziet; vervolgens bestrijkt men ze met een doorschijnend vernis, waardoor ze tegen verrotting en vochtigheid beschut worden, Zwendel in de gerecht s- zaal. Uit Neurenberg meldt men, dat al daar dezer dagen een zwendel is bedreven door een handelsreiziger, die aldaar door bet gerecht werd veroordeeld wegens val- sche opgave van verdiende provisie. Eens klaps werd hij tijdens de zitting onwel, Daar hij zeide, zoodat hij naar de getui- genkamer moest gebracht worden. Daar bracht hij een zakdoek aan zijn mond en ia hetzelfde oogenblik ontsprong een bloed stroom aan zijn mond. Een gerechtsdie naar merkte op, dat in de op den grond gestorte bloedmassa zich een verdacht velletje bevond. Toen naar aanleiding hier van den zieke gelast werd zijn zakdoek voor den dag te halen, kwam het bedrog aan het licht; de man had in zijn zak doek een met bloedgevulde worstdarm ver borgen en door een stuk er uit te bijten had hij de bloedstorting voor den dag ge- tooverd. Over de ontmaskering eener „Somnabule* of slapende dame die in haar slapenden toestand beweert hslder- ziend te zijn, wordt uit Saudocon op het eiland Wight het volgende gemeld: Daar vertoonde een impressario een helderziende jonge dame, die de buitenge wone gave scheen te bezitten, vragen, ik had iets vergeten. Hoe komt het wanneer ik vragen mag dat gij zoo lang aan boord zijt achtergebleven Wanneer ik mij niet vergis, zog ik u gisterenavond on der de andere reizigers." In korte trekken verhaalde zij daarop bare geschiedenis, terwijl de joDge man op merkzaam naar haar lnisterde en haar schoon, lief gelaat met zijn kloeke, ernstige oogen aanzag. Toen zij geëindigd had, was het haar belager gelukt, weer op de been te krab belen en nu trad hij met dreigend gelaat op den ridder toe. „Dat meisje heeft geen kaart voor de overvaart en zij mag de boot niet verlaten, zoolang de kosten voor haar overtocht niet betaald zijn 1" riep hij op woesten toon nit. De voornaam nitziende vreemde draaide zich om, om hem eenige schreden tegemoet te gaan en richtte zieh in zijn ganschen trots op. „Waag het niet, nog één woord in tegen woordigheid dezer jonge dame te zeggen, als ge niet wilt, dat er weer gebearen zal, wat n zoo even is overkomen," beval hij streng. „Ha, daar is de kapiteinvoegde hjj er aan toe, toen bjj dezen den steiger zag langgstappen. „Nn zullen wij de zaak da delijk in 't reine brengen." „Wat moet dat beteekenen vroeg de kapitein ernstig, toen hij de drie genaderd was, terwijl hg met een blik, het bleeke, angstige gelaat van het meisje, het knor rige, nijdige gelaat van den condnctenr en de dreigende houding van den vreemdeling zag. „Dit meisje is een bedriegsterZij wil de van de boot sluipen, toen ik haar nog bjj tijds tegenhield. Deze jonge vreemde ling hier, mengde zieh in den twist en sloeg mij tegen den grond," barstte de conduc teur uit, terwjjl hjj bjj den blik die den vreemdeling op hem sloeg, onwilkeurig een pas achterwaarts deed. „Ja, ik sloog hem tegen den grond," ant woordde de jonge man kalm, als antwoord op den vragenden blik, met welken de kapi tein hem aanzag. „Maar het geschiedde omdat hij de dame beschimpte, niet omdat ik den wensch koesterde, hem in zjjne plichtsvervulling te hinderen." Vervolgens deed hij een kort verhaal van hetgeen hij gehoord en gezien had, terwijl het gelaat van den kapitein donker van toorn werd. Toen de vreemdeÜDg zjjn verhaal geëin digd had, wendde de kapitein zich tot den ellendeling, die reeds bezig was weg te welke op een papier geschreven werden,dat in bezit van het publiek bleef( te kunnen raden. Een van de gasten die ook op de bloknotes gedachten geschreven had en evenals alle anderen, het bovenste papiertje eraf scheur de, gaf zich de moeite die bloknotes eens wat nauwkeuriger te bekijken. Hij werd dadelijk de zaal uitgezet, maar kon zich den volgenden dag zulk een bloknotes aanschaffen. En toen kwam de aap nit de mouw; onder het tweede blad was een stuk Indigopapier, dat de vragen op het derde blad overdrukte, welke de hel derziende dame werden overgereikt, na dat de impressario ze had verzameld, nadat het publiek het bovenste blad ervan had afgescheurd en die zij Datunrlijk dan maar voor het lezen had. Het leukste van die zaak is, dat de impressario den ontdekker van het bedrog aangeklaagd heeft wegeDS diefstal. Tegen het laag neerdraa- ien der petroleumlampen. Een groote dwaasheid is het, petroleumlampen ter wille van spaarzaamheid met laag neer- gedraaide pit te laten branden, zoodra men niet het volle licht der lamp noodig heeft. Men berokkent zich daardoor bet nadeel, dat men de lucht in dat vertrek, in hetwelk de petroleumlamp brandt, in zeer groote mate verslecht. Door het neeidraaien van de vlam heeft er namelijk niet eene volkomene verbranding plaats, en hierdoor stijgeD, evenals wanneer de vlam te hoog biandt, onverbrande, onaan genaam riekende gassen door het glas omhoog. Door het neerdraaien van de vlam wordt ook in werkelijkheid aan petroleum niets bezuinigd. Hiervan kan men zich al zeer gemakkelijk door een proef overtuigen, wanneer men een petro leumlamp met een helderen vlam en eene met een neergedraaiden vlam laat leegbran- den en de brandtijden vergelijkt. Men zal dan ontdekken, dat de laag neergedraaide vlam maar zeer weinig langer brand, dan die met de volle vlam. Let men daarbij op de verontreiniging der lucht in de ka mer, dan zal een elk begrijpen, dat het niet raadzaam is de lampen laag neerge- draaid te laten branden. sluipen eu donderde hem toe „Schurk 1 Je bent ontslagen Ga oogen- blikkelijk van hier en waag 't nooit weder een voet op dit schip te zetten 1" En terwjjl hij de onschuldige oorzaken van zijn ont slag een vreeselijken blik van haat toewierp, trok de ellendeling zich langzaam terng. „En ge gelooft dus dat uw beurs u ont stolen is vroeg de kapitein, zich tot het jonge meisje wendende op zeer goedi- gen toon. „Ik zon mij op geen andere manier we ten te verklaren, boe ik ze anders zon kunnen kwijt raken," antwoordde zij, „ik had ze gisterenavond zorgvuldig onder mijn hoofdkussen gelegd." „Hebt ge ergens ook reisgoed?' „Slechts deze tasch en een kleinen koffer die mijne kleederen bevat," antwoordde zjj, op haar bagage wijzend. Juist op dit oogenblik kwam een negerin uit de dameshut aanloopen- „O, kapitein," riep zij ademloos nit, toen zij hem zag, ofschoon zij bet jonge meisje nog niet ontdekt bad, dat eenigszins achter diens statige gestalte stond- „Eene arme, kleine jonge dame heeft gisterenavond haar benrs verloren en moest van morgen het schip verlaten, zonder een cent bij haar. Ha, daar is zij gelukkig!" riep zij plotseling uit, toen het voorwerp van haar medelijden voor haar stond en zjj snelde op haar toe. „Ik heb de beurs gevonden, schatje,* voer de goedhartige waebteres voort, terwijl zij triomfeerend een kleine portefenille in de hoogte hield. „Zjj moet tasschen de gordjjnen door op den grond gevallen zjj'n, waar ik het ding vond, toen ik den grond dweilde.* „Ik dank u I Ik dank n I Ik ben zoo blij de juichte het jonge meisje, toen zjj haas tig naar haar schat greep. Met bevende vingers opende zij de tasch en voed daarin de zoozeer begeerde kaart. „Nu kan ik bewijzen, dat mijn overvaart betaald is en mjjne geschiedenis waar is,* zeide zjj met een triomfeerend gelaat, ter wjjl zij den kapitein haar kaart overhandigde. „Is uw geld ook in zekerheid P" vroeg hjj. „Ja mijnheer," antwoordde zjj kleurend, toen zjj zag, hoe mager haar benrs gespekt was. „Ik ben zeer blijde," zeide de kapitein op vriendelijken toon, „maar ik betrenr 't buiten gewoon, dat n iets dergelijks op het schip, waarover ik het bevel voer, is overkomen. Kun ik ook iets doen, om n behulpzaam te zjjn Zoo vraag ik n beleefd, mg toe te staan, dat ik n van dienst ben." „Ik dank u neen. Ik geloof, na ik

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 5