zooveel mogelijk water en lucht te ver pesten. Ik alleen zal meer Spanjaar den naar do andere wereld zenden, dan al uw koloniale oorlogen met elkaar. Eer ik aan het werk ga, maak ik mijn plan bekend, met het oog op de vrou wen en kinderen. Uwe Excellentie en Romero Robledo (de vorige minister van Justitie) zullen de eerste slachtof fers zijn. Wanneer van 1 October af de onmenschelijke politiek die Spanje op Cuba volgt, niet ophoudt, zal ik tweemillioenSpanjaarden ad patres helpen. GeteekendEen genees heer." Als curiosum doet deze brief in de Spaansche bladen de ronde. Eerste liefde. Bakvisch Mijnheer Max, geef mij de vergroo- tende en overtreffende trap eens van het woord „schoon". Gymnasiast//Schoon, schooner en dan komt gij Onverwachte wending. Zij „Gij gelooft dus aan niets Hij „Ik geloof slechts dat, wat ik begrijp." Zij„Nu dat komt op hetzelfde neer." Te vroeg de pantoffel gezwaaid heeft een geliefde in Greiz, die met den uitverkorene baars harte voor het altaar treden wilde. De brui degom trad op een zekeren dag bij zijn geliefde binnen en bracht een zeer lij vig pakket mede. Het omhulsel werd verwijderd en een zeer mooi zwart zijden bruidskleed werd voor de oogen van de bruid zichtbaar. Deze scheen echter in deze treurkleur geen beha gen te kunnen scheppen, want zij wil de er een hebben van witte zijde. Er ontspon zich natuurlijk een woorden wisseling, de bruidegom hield zijn smaak voor den besten, die zekerlijk nie mand met hem gedeeld hebben zou het eene harde woord volgde op het- andere en ten slotte nam de huwelijks- candidaat het versmaadde cadeau op, zette zijn hoed op en verdween op het zelfde oogenblik. De reeds plaats ge had hebbende formaliteiten, werden door hem als niet meer noodig gemeld en er was een verlatene bruid meer op aarde. Of die beiden weer bij elkander zul len komen, is maar zeer de vraag; mocht hot nog gebeuren, dan zal zij voor de bruiloft zeer zeker zoo stijf niet meer op haar stuk staan. Een vreemde Historie. De politie te Baltimore zoekt ijve rig naar een vrouw, die zich eenigen tijd geleden tot het stedelijk hospitaal wendde om een mante laten doo- den en ontleden. Zij bracht dit ver zoek in vollen ernst aan den conciergo der inrichtiDg over. Het was een klei ne, oogenschijnüjk 40-jarige vrouw, die haar gelaat achter een dichte voile had verborgen om niet te worden herkend. Zij verklaarde, dat een man, wiens naam zij niet wilde noemen, haar een groot onrecht had aangedaan en haar gedurende verscheidene jaren had doen lijden. Thans, nu hij ziek en bedlege rig was, had zij dien man in haar macht, en zou zij gaarne haar vervol ger in het hospitaal zien, opdat een dokter, op wien zij zou moeten kunnen rekeneD, hem kon dooden, ontleden en de overblijfselen, wegwerpen. Daar door zouden de sporen der misdaad verdwijnen. De conciërge meende eerst met een krankzinnige te doen te hebben, doch de geheimzinnige bezoekster sprak zóo ernstig, dat hij die gedachte dadelijk verwierp. Zij ging zelfs zoo ver, een aanzienlijke som gelds aan te bieden, indien de dokter aan haar verzoek wil de voldoen. De congierge maakte daarop kort en bondig een eind aan het onderhoud door de vrouw te be dreigen met de politie. Hevig ver schrikt Dam zij daarop de vlucht. Van dit voorval werd der politie onmiddel lijk kennis gegeven en deze stelt alles in het werk om de wreede vrouw op te sporen. Tegenwoordig z ij n er bij de politie te New-York 700 plaatsen vacant, doordat het departement van politie een opruiming onder het perso neel tracht te houden. Een politieagent te New-York wordt zeer goed betaald. Zijn aanvankelijk salaris bedraagt 1000 dollars en stijgt tot 1400 dollars. Bovendien wordt hem, als er niets op hem valt aan te merken, een pensioen verleend. Het is echter buitengewoon moeilijk om zonder „politieken invloed" in het corps te worden opgenomen. Maar met ee nige honderden dollars komt men al een heel eind. Het ergste is, dat de politie te New-York, zooals overal in Amerika, tot politieke doeleinden wordt gebezigd. Het meerendeel der politiebeambten zijn Ieren. De nieuwe Gouverneur van Kentucky, de heer Bradleyheeft een brevet van kolonel verleend aan don dertienjarigen Harry Mulligan. Dit vroegtijdig eerbewijs heeft de jonge Mulligan aan het volgende voorval te danken. Hij stond, een jaar geleden, met een makker te praten, toen de heer Bradley voorbijging, te dien tijde candidaat voor het gouverneurschap. „Kijk, daar gaat de toekomstige Gouverneur van Ke. 'iucky" zeide Har- ry- All right, my boy, antwoordde de heer Bradley, zich omwendende, indien je voorspelling uitkomt, maak ik je kolonel van mijn staf. En nu de heer Bradley werkelijk Gouverneur is, heeft hij zijn woord ge houden. TeParijszijnzeven per- sonen in hechtenis genomen, die een stelsel matigen handel dreven in vleesch van ziek vee, dat zij met kunstmidde len een uitmuntend voorkomen wisten te geven. Het jacht Spray (met kapitein Slocum als enkel opvarende) is te Newcastle in Nieuw-Zuid-Wallis, aangekomen. Kapitein Slocum, die ge heel alleen een reis om de wereld doet, verliet Boston in Augustus van het vorige jaar, allereerst naar Gibraltar gaande. Vervolgens stak hij den At- lantischen Oceaan naar Zuid-Amerika en, door de straat van Magelhan va rende, de Stille Zuidzee naar Australië over. Hij zal Sydney, Melbourne en Adelaïde bezoeken en vervolgens weer naar Amerika terugzeilen. Burgerlijke Stand. Te Huntigton, in West- Virginië, begroef onlangs zekere Newman zijne vrouw. Onmiddellijk na den lijk dienst in de kerk bood hij een nichtje den arm en trad op den predikant toe, met verzoek, om hem op staanden voet met haar in den echt te verbinden. De aanwezigen stonden verzet, msar de pre dikant scheen er niets in te vinden, en voldeed tet stond aan de wensch des we duwnaars. Eenige oogenblikken later, ter wijl de rouwkoets met mevrouw Newman I, door enkele verwanten gevolgd, naar het kerkhof reed, slapte mevrouw New- mijn geld heb, kan ik wel alleen terecht komen,1' antwoordde zjj; maar haar redder mengde zich op beleefden toon in 't gesprek en zeide „Ik geloof gehoord te hebben, dat gij een koffer hebt. Wat ik u bidden mag, dat ik dien voor u zoek en naar het rijtuig voor u draag." „Gij zijl zeer goed, maar ik geloof, dat ik geen rijtuig nood;g heb," stamelde zij kleurend. „Toch zon ik u zeer verplicht zijn, wanneer gij mij zeggen wildot, hoe ik op de gemakkeljjkste manier dit adres be reiken kan," ging zjj voort, terwijl zij een strookje papier nit baar tasch haalde en het hem overreikte. Daar mengde de kapitein zich evenwel in. „Ik zal de jonge dame in mijne hoede nemen, mijnheer," merkte hij rustig op, „maar ik dank n hartelijk en ook in haar naam, dat gij haar zoo juist van pas bijgesprongen zijt en haar beschermd hebt. Een zwak, vroolijk lachje krolde de lippen van den schoonen, jongen vreemdeling. Bij begreep en waardeerde, dat de kapi tein het jonge meisje niet kon overgeven aan den eersten, den besten vreemdeling, hoe zeer deze ook voor haar in de bres ge sprongen was. „Ik ben zeer blijde, dat ik n in zulke goede handen kan achterlaten," antwoordde bij hoffelijk; vervolgens haalde hij beleefd zijn hoed af voor de jonge dame en zag haar met een vergenoegd lachje aan, terwijl hij zich verwijderde. De kapitein bracht het meisje naar het goederen-magazijn, waar haar koffer spoedig gevonden werd; vervolgens wenkte hij om een rijtuig en hielp haar daarin. „Jonge dame," merkte hij met een vrien delijk lachje op, toen hij het portier sloot, „ik ken dezen koetsier, en hij zal u be houden aan het oord uwer bestemming bren gen. Verontrust u das niet, wanneer de tocht n wat lang toeschijnt. De vrachtprijs is ook reeds betaald; dat is een boete, die ik mijzelf opleg voor het ongerief dat is geschied; goeden dag. Bij groette, knikte haar vriendelijk toe, wenkte den koetsier, heen te rijden en in het volgende oogenblik was het meisje op weg naar de stad, innig dankbaar voor de haar bewezen diensten. Joist toen zij den havendam afreed, zag zij rechts nit het venster en keek jaist den vrien delijken vreemdeling in het gelaat. Zijne oogen matten op baar en toen zij hem aanzag, groette hij andermaal. Zij klenrde van genoegen en hare roode lippen openden zich tot een vriendelijk lachje, toen zij zijn groet beantwoordde. In bet volgende oogenblik was de wa gen hem voorbijgtredeD. Boe edel, hoe voornaam is hij 1" mom pelde zjj met hoogroode wangen. ,Ik zon man n met haar neef in het rijtuig, waarmee ze hun huwelijksreis zonden be ginnen. Ter verklaring van deze onstich telijke handelwijze wordt aangevoerd, dat de heer Newman, als spiritist, bevreesd was voor nachtelijke verschijningen van zijne betreurde wederhelft. Schouwburgbrand. Woensdagavond is te Aberdeen een va riétéschouwburg verbrand, waarbij een aan tal menschen het leven verloren. De voor stelling was juist begounen en er was een talrijk pabliek in de zaal, toen de vlam men werden ontdekt naast het tooneel. Da acteurs op het tooneel en de personen in de kleedkamers namen haastig de vlucht zonder iets te kannen redden, en in de zaal ontstond een hevige paniek. Men ver drong zich naar de uitgangen, want het vuur zat de meDsehen letterlijk op de hielen, en nog voordat de zaal ontruimd was, sloegen de vlammen nit het dak en de vensters. Vele bezoekers waren zoo ernstig gebrand, dat zij naar het gasthuis moesteD vervoerd worden, en vier hunner verkeerden in hopeloozen toestand. In drie kwartier tijds bleven van het gebouw nog slechts de muren over. Drie lijken wer den nog denzelfden avond onder de puin hopen gevonden, maar men vreest, dat het aantal slachtoffers nog grooter is. wel eens willen weten, of ik hem ooit weer zien zou. Ik wou, dat ik wist hoe zijn naam is." Ook de jonge man gaf zich aan een alleen spraak over. „Zij is het lieftste schepseltje, dat ik ooit gezien heb. Zij bezit geest en verstand, maar zij schijnt arm. Ik zou wel eens wil len weten, wie zjj is." TWEEDE HOOFDSTUK. Ruth Reynolds was de naam van de hel din, die wij in het eerste hoofdstuk beschre ven hebben. Zij was een lief meisje nit de „Groene Bergen" en kwam nit een stil stadje in de provincie Vermont, waar haar vader jaren lang dominé was ge weest. Ruth's moeder was een jaar voor dat onze geschiedenis begint gestorven en na eerst kort geleden had zij haar vader ver loren. Mr. Reynolds had reeds sedert maanden gesukkeld en toen hij zijn einde voelde naderen, bereidde hem de gedachte, dat hij zijne doebter onverzorgd zon moeten ach terlaten, veel zorg. Want zijn eigen en zijn vronws gesnkkel had alles verteerd, wat hij van zijn karig inkomen op zij had kannen leggen en zoodoecde was Ruth wel gedwoDgen, haar eigen brood te ver dienen. De dominé had geene bloedverwanten, nauwelijks ook eenige bekenden in de wijde wereld, tot wie hij zich zou kunnen wenden om hnnne hulp in te roepen voor zijne dochter. Hij trachtte zooveel mogelijk alles zoo in te richten, dat Ruth geenerlei zwarig heid ontmoeten zou, als hij zou zijn heen gegaan. „Mijn arme lievelingriep hij eens nit, terwijl hij baar eenige aanwijzingen en raadgevingon gaf. „Ik kan u absoluut Diets als orfdeel nalaten, dan eenige oude verkroukelde boekeu, welke slechts een las tig bezit voor u zonden zijn en 't zon be ter zijn, als die vermaakt werden aan onze kleine, publieke bibliotheek. Niets anders kan ik n achterlaten, dan deze boe ken en die oude stok daar, welke eens aan den grootvader uwer moeder heeft toe behoord." Terwijl hij sprak, zag Mr. Reynolds met een balf weemoedigen blik, naar den plom pen stok, die daar op twee haken van de klee- renstandaard lag. „Mijn moeder's grootvader?* herhaalde Rnth verrast ,toon haar blik den zijne volgde. „Ik dacht, dat die stok aan nw vader had toebehoord „Ja," antwoordde Mr. Reynolds ernstig, „ik weel wel, dat ik n dat altijd heb gezegd, maar tevens wist ik,dat doze stok van een onde adelijke familie op ons is overgegaan, ofschoon nw grootvader Allenwood een groote bin- De egel en de adder. Octave Mirabeau beeft in het jour- nal een gevecht tusschen een egel en een adder beschreven Terwijl de adder langzaam kruipende langs een hoop bladeren schuurde, zag ik plotseling iets buitengewoons, een der aan grijpendste drama's, die een mensch aan schouwen kan. De dorre bladeren vlogen links en rechts heen en er verscheen een groote egel met vooruitgestoken snuit en opstaande stekels. Met een snelheid en vluggen sprong, waartoe men zoo'n log uitziend dernis ontmoette, die hem belette zijne verwantschap met die onde familie te bewijzen." „Hoedat?" vroeg Hilde met groote nieuws gierigheid in hare groote, onschuldige oogen. Mr. Reynolds zweeg een oogenblik lang. Hij scheen met zichzelf over een gewichtige vraag te rade te gaan. Eindelijk zeide bij, terwijl een zwak rood bem naar de wangen steeg „De geschiedenis der voorvaderen uwer moeder, mijn liet kind, is eenigszins roman tisch getintmaar daar er ook een trek van oneerlijkheid in voorkomt, hebben wij altijd geschroomd erover te spreken. Ja, wij kwamen overeen, deze daadzaak geheim te honden. En nochthans 1 Sedert het mij helder geworden is, dat ik jon alleen en onverzorgd zal moeten achterlaten, heeft op een zonderlinge manier de overtniging zich aan mij opgedrongen, dat het wellicht mijn plicht is, n iets van den stamboom der fa milie mee te deelen." „Een roman riep Ruth, met graagte dit woord aangrijpend, „O, papa, hoe is dat mogelijk, dat er zoo iets in onze „Groene Bergen," waar bet zoo stil is, kan voor vallen „Verwacht niet te veel mijn lieveling," was bet trenrige antwoord, „want de ge schiedenis heeft geen aangename bijsmaak. Inderdaad zij is nauwelijks voor nwe ooren geschikt. En toch dwingt mjj iets onbe stemds er toe, het n te vertellen." Mr. Reynolds opende een vak van zijn schrijftafel en haalde een klein boek er nit te voorschijn, dat hij opensloeg en welks bladzijden dicht beschreven waren en waar uit hij het volgende voorlas; „Amos Rothwick was de ondste zoon van sir Roger Rothwick, in wiens aderen het beste, ond-engelsche bloed vloeide, van ge heel Rothwick—Castle en Darbyshire. Men zegt van hem, dat bij een wilde, opvlie gende jongen geweest is, die jarenlang geheel zonder plannon voor de toekomst door de wereld rondzwierf. Na den dood zijns vaders werd hij naar bnis teruggeroepen, om de bezittingen over te nemen en de plaats, die hem in de we reld toekwam, te bekleeden. Eenige maan den later hnwde hij met groote pracht en praal een jonge dame, van meer dan over- oudon adel, maar arm en schaars met wereldlijk slijk bedeeld, ofschoon zij ongewoon trotsch, aanmatigend en hoogmoedig was. Een kind werd hen g9boreu, een krachtige knaap, die beloofde, gcestighjk en tevens lichamelijk het volkomen evenbeeld zijner moeder te «allen worden. Maar spoedig na de geboorte van den knaap hadden sir Amos en zijne hoogmoedige vrouw eenü hcoggaanden twist gehad, die met een volkomen verwijdering eindigde, ofschoon zij in bet zelfde slot bleven wonen. Deze strgd weid hierdoor beest niet in staat zou achten, wierp de egel zich op den adder, greep met zijn tanden den staart stevig vast en rolde zich toen tot een bal ineen, zoodat zijn geheele lichaam werd beschermd door duizend pen nen, die als lanspacten uit zijn huid sta ken. Hij verroerde geen vin meer. De adder deed een afschuwelijk gesis hooren. Met krachtige rukken, die haar deden uitschieten,'recht en glanzend als 't lemmet van een mes, trachtte zij zich uit den greep van den egel los te maken. Vergeefs poogde ze dezen te bijten, terwijl ze haar met gif beladen bek tegen de pennen sloeg van het schrandere dier. Bloedend en met uitgestoken oogen bleef zij vootlspartelen en bijten in de ondoor dringbare wapenrusting van het monster, met een woede, die aangroeide, naarmate ze erger verwond werd. Deze worsteling duurde tien minuten. Eindelijk doorpriemde ze in haar razernij om zich los te willen rakken zich,'de hersenen tegen de onrer- zoenlijke spitsen en viel bewegingloos als een smal, met bloed bevlekt lint neer bij den roerloozen bol. De egel wachtte een paar oogenblikken. Vervolgens ontspande hij met een waarlijk bewonderenswaardige omzichtigheid en be leid zijn pennen, waagde 't zijn snuit uit te steken, strekte het lichaam half uit, opende zijn kleine, zwarte, bloeddorstige oogen en haalde zijn pooten te voorschijn. Toen hij zich goed en wel vergewist had, dat de adder dood was, slokte hij ze op met 't geknor van een varkeD. Daarna sleepte hij zich log en verzadigd op zijn korte pooten met zijn snuit langs den grond snuffelende voort en rolde zich tot een bal ineen op een hoop blade ren, waarin hij verdween. Een vreeselijk ongeluk. Een vreeselijk oDgeluk bij een opstij ging heeft dezer dagen te Leroy in den staat Saint-Louis plaats gehad. Een En- gelsche luchtreizigster, bekend onder den naam van Victoria, had zich verbonden, met haar echtgenoot, mr. Georges Hibbard, een aantal opstijgingen te ondernemen ter gelegeuheid van een volksfeest. Meer dan 5000 menschen waren bij de eerste op stijging tegenwoordig. De ballon had nauwelijks een hoogte van 300 meter be reikt, toen de toeschouwers een verschrik- kelijken angstkreet vernamen. De parachute was van het schuitje losgeraakt en Victo ria zag men met een arm aan een'der touwen onder den ballon hangen. Toen mr. Georges Hibbard het gevaar zag, waarin zijn vrouw verkeerde, nam hij een revolver en schoot zich een kegel in het voorhoofd. Hij was niet doodelijk getroffen, en juist wilde hij voor de tweede maal het wapen tegen zich keeren, toen hij door een me dereiziger ontwapend werd. Door het ver lies van de parachute verlicht, begon de balon met groote snelheid te stij gen, zoodat hij weldra een hoogte van 900 meter bereikte. Tengevolge van deze plot selinge stijging door een duizeling bevan gen, moest Victoria eindelijk het touw, dat haar arm bijna geheel opengescheurd had, loslaten. De vreeselijk verschrikte opgeroepen, dat Lady Rothwick op de eone of andere manier te weten 4was gekomen, dat haar echtgenoot voor dat hij met haar hnwde, ergens een ander minnarijtje had gehad, dat hij gedurende zijn zoogenaamde wilde dagen, een schoon meisje, de dochter van den beambte zijns vaders, tot een ge heim huwelijk had verlokt, en dat de vracht van deze liefde een zoon was geweest en dat het „prachtige paar," zooals Lady de moeder en het kind altijd noemde, nog steeds op kosten van de kas van Rothwick, wer den onderhouden. De naam van dien on- gelukkigen knaap was Robert Allenwood." O, papa, toch niet de vader mijner moedert" riep de schoone Ruth Reynolds uit, terwijl haar gelaat zich plotseling van schaamte klenrde. „Ja, mijn lief kind. Ik zeide n reeds, de geschiedenis heeft een zeer onaangename bijsmaak. Maar trots al zjjne wederwaar digheden, is Robert Allenwood tot een flin- ken jongeling opgegroeid, die, Gode zij dank, wel al de deugden zijner moeder had geërfd, maar geen enkele ondeugd van zijnen vader. Maar nu komen wjj tot de geschiedenis van den stok", zeide mr. Reynolds, andermaal in het boek ziende. „Sir Amos ging voort, voor het kind en diens moeder te zorgen, trots al het mis noegen zijner hooghartige echtgenoote, maar bij had hen onderdak gebracht in een ver afgelegen huis, van waar zij hem niet kon den bezoeken. Hij bezocht hen zelf echter een- of tweemaal in het jaar en bij een de zer gelegenheden had hij een stok met het wa pen der Rothwiks er op, medegenomen. De knop van deze stok stelde een fijn uitgesneden paardekop voor, en terwijl sir Amos zich met Robert's moeder onderhield, begon de knaap met den stok te spelen, maar toen sir Amos weder wilde heengaan en zijn stok verlangde, weende het kind bitter óm zijn geliefkoosd paard. „De baronet lachte en stelde hem tevre den, doordat hij don stok eenmaal hebban zou, want bij zon hem dien nalaten, als hij stierf. De knaap vergat deze belofte nooit en kwam dikwijls genoeg daarop terng, ter wijl de moeder daaraan niet de minste waarde hechtte, totdat er 's avonds, toen men zich ter ruste begevon wilde, luid en gebiedend op de deur geklopt werd. Toen zij opende stond de kamerdienaar van sir Amos voor de denr, die haar een pakjej en den stok overgaf „Ja," viel mr. Reynolds zichzelf in de ro de, „dat doet mij er aan herinneren, dat ik nog een ander erfdeel voor n heb, ik had dat bijna geheel vergeten." „De man zeide, dat zyn beer stervende was," ging de onde man voort, „dat hij den knaap den stok stnnrde, zooals hij het hem be loofd had, maar aai hij die nooit van uit zijne familie mccht weggeven. Dat pakje behoorde aan Mrs. Allenwood. Hij bad toeschouwers zagen een stipje met vreese- lijke snelheid naar beneden komen, en ein delijk viel da rampzalige vrouw in eon boom, waarvan verscheidene takken ver brijzeld werden. Op de plaats des onheils vond de onmiddellijk toegesnelde menigte slechts een voimelooze massa. Een oogenblik later kondigde een ver schrikkelijk gegil, dat uit de toeschou wers opsteeg, de voltooiing van het akeli ge drama in de wolken aan. Georges Hibbard was hall krankzinnig van smart over den rand van bet schuitje geklom men en in duizelingwekkende vaart even eens naar beneden gestort. Toen het lichaam van den luchtreiziger op den grond te pletter viel, werden verscheidene toe schouwers bewusteloos. Eenige personeD, die de noodlottige opstijging meer van nabij bijwoonden, verzekerden, dat Victo ria, voor dat de balon werd losgelateD, had te kennen gegeven, dat zij zoo ODge- rust was, alsof haar een onheil boven het hoofd hing. Geen hazenslaapje. Een meisje te Gambke bij Breinen, dat véor ongeveer twaalf jaar in een onver- stoorbaren slaap viel, verkeert thans nog in denzeltden ziektetoestand. In de eerste jaren dezer nona-periode ontwaakte het meisje nu en dan, doch later niet meer. Het noodige voedsel wordt het meisje in den mond gebracht, waarna zij het op de gewone wijze, doch in een reflex-toestand, kauwt en doorslokt. In den loop der ja ren hebben de bekwaamste artsen en pro fessoren beproefd, de zieke van haar kwaal te genezen, doch de medische wetenschap bleek helaas in deze te kort te schieten. Het ongelukkige meisje wordt door haar onders en zusters op de liefderijkste wijze verpleegd, Gcm. Anna PauJovrna. Ingeschreven van 1 30 Sept. 1896. Geboren: Jan, zoon van Hendrik Vis ser en Reinouwtje Strijder. His, zoon van Simon Wilms en Hiske Boon. Wil lem, zoon van Jan Jongejan en Geer tje Mul. Jan, zoon van Gerrit Dekker en Trijntje Keuris. Jacob, zoon van Jan Groet en Dieuwertje Ambuul. Teunis, zoon van Marcelis van der Vliet en Aagje Kaper. Elisabeth, dochter van Gerard Anthonie Broedersz. en Johan- na Maria Smiers. Casper Henricus, z.v. Johan Pieter Geevers en Jaantje vau Wachtendorff van Rijn. Ondertrouwd: 1 paar. Getrouwd Arie Antonie Zon en Jan netje Smit. Willem de Groot en Jannetje Zeeman. OverledenJacob Joost Carel Crum, oud drie weken, z. v. E. D. Crum en E. Groenleer. Antoine Guillaume Pa- reau, overleden te Baarn, oud 65 jaren. Antje de Graaf, echtgenoote van P. Wardenaar, oud 71 jaren. Levenloos aangegeven kind van Gerard Anthonie Broedersz. en Johanna Maria Smiers. naar ook nog een brief te overhandigen, ging de dienaar voort en stak zijn hand in den zak om dien brief er uit te halen maar dia was er niet meer; hoewel de man geen enkel plaatsje ondoorzocht liet, hij kon den brief niet vinden. Hij beloofde bij zijn terugkomst in het slot dadelijk zorgvuldig te zoeken en den brief later te brengen, maar hij keerde nooit terng de brief kwam nooit voor den deg en da arme vrouw kwam nimmer te weten, welke boodschap sir Amos op zjjn stertbed aan baar gezonden had. Toen zij het pakje opende, vond zjj slechts een sleu tel." ,,Een sleutel? Waarvoor? vroeg Rath. .,Mijn kind, dat was toenmaals een knel lend geheim en dat is het tot op den hni- digen dag gebleven," antwoordde haar va der het boek wegleggend. „Open deze schuiflade en gij znlt het zonderlinge ge schenk er terugvinden." Het meisje gehoorzaamde en bekeek een oogenblik later met groote opmerkzaam heid den zeldzaam gevormden sleutel. Deze was ODgeveer drie daim lang, uit brons vervaardigd en het handvat was ver sierd met een distel over twee olijftwijgen geslagen, terwijl het tegenovergestelde ein de als een kruis gevormd was. „Welk een zonderlinge zending van een stervende, znlk een nutteloos ding aan een arme vrouw achter te laten," riep het jon ge meisje uit. „Dat schijnt zeker zoo," antwoordde Mr. Reynolds, „maar", hij nam het boek weder voor zich en las verder: „bet staat vast, dat die sleutel een zeer machtig voorworp is, dat door den verloren gegane brief opge helderd geworden zou zijn. Maar de arme Mrs Allewood zou nooit de verklaring van dit geheim hooren, en leefde zoo haar treu rig iaveu verder. „Robert, haar zoon, huwde een verstan dig, enorgiek meisje en ging naar Amerika, om daar zijn geluk en toekomst te grond vesten. Zij zetten zich in Montpelier neder, waar het hen eenige jaren heel goed ging, doch zij verarmden weder spoedig door een fiuantieelen crisus, die het ganscho land trof. „Robert Allenwood was een edel, ener giek man, - een man met een ongewoon karakter en groote geestes-gavon. Aliee Edgemont was zyn waardigo levensgezellin, en ik, Elisabeth Allenwood, vrouw van Rey nolds, het eenige overleveado kind van de vijf, heb deze zeldzame geschiedenis neer geschreven. Mijn vader gaf mij zoowel de stokjder Rothwieks, als den sleutel, kort voor bij stierf en yorgdo mij de belofte af dat ik deze beide diugennooit aan vroomden zon overgeven, maar als con orfdeel aan mijne kinderen vermaken zon." Do onde heer znchtto hier eens en zag nadonkend voor zich.WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 6