zooveel mogelijk water en lucht te ver
pesten. Ik alleen zal meer Spanjaar
den naar do andere wereld zenden, dan
al uw koloniale oorlogen met elkaar.
Eer ik aan het werk ga, maak ik mijn
plan bekend, met het oog op de vrou
wen en kinderen. Uwe Excellentie en
Romero Robledo (de vorige minister
van Justitie) zullen de eerste slachtof
fers zijn. Wanneer van 1 October af
de onmenschelijke politiek die Spanje
op Cuba volgt, niet ophoudt, zal ik
tweemillioenSpanjaarden ad patres
helpen. GeteekendEen genees
heer."
Als curiosum doet deze brief in de
Spaansche bladen de ronde.
Eerste liefde. Bakvisch
Mijnheer Max, geef mij de vergroo-
tende en overtreffende trap eens van
het woord „schoon".
Gymnasiast//Schoon, schooner
en dan komt gij
Onverwachte wending.
Zij „Gij gelooft dus aan niets Hij
„Ik geloof slechts dat, wat ik begrijp."
Zij„Nu dat komt op hetzelfde neer."
Te vroeg de pantoffel
gezwaaid heeft een geliefde in Greiz,
die met den uitverkorene baars harte
voor het altaar treden wilde. De brui
degom trad op een zekeren dag bij zijn
geliefde binnen en bracht een zeer lij
vig pakket mede. Het omhulsel werd
verwijderd en een zeer mooi zwart
zijden bruidskleed werd voor de oogen
van de bruid zichtbaar. Deze scheen
echter in deze treurkleur geen beha
gen te kunnen scheppen, want zij wil
de er een hebben van witte zijde. Er
ontspon zich natuurlijk een woorden
wisseling, de bruidegom hield zijn
smaak voor den besten, die zekerlijk nie
mand met hem gedeeld hebben zou
het eene harde woord volgde op het-
andere en ten slotte nam de huwelijks-
candidaat het versmaadde cadeau op,
zette zijn hoed op en verdween op het
zelfde oogenblik. De reeds plaats ge
had hebbende formaliteiten, werden
door hem als niet meer noodig gemeld
en er was een verlatene bruid meer
op aarde.
Of die beiden weer bij elkander zul
len komen, is maar zeer de vraag;
mocht hot nog gebeuren, dan zal zij
voor de bruiloft zeer zeker zoo stijf
niet meer op haar stuk staan.
Een vreemde Historie.
De politie te Baltimore zoekt ijve
rig naar een vrouw, die zich eenigen
tijd geleden tot het stedelijk hospitaal
wendde om een mante laten doo-
den en ontleden. Zij bracht dit ver
zoek in vollen ernst aan den conciergo
der inrichtiDg over. Het was een klei
ne, oogenschijnüjk 40-jarige vrouw, die
haar gelaat achter een dichte voile had
verborgen om niet te worden herkend.
Zij verklaarde, dat een man, wiens
naam zij niet wilde noemen, haar een
groot onrecht had aangedaan en haar
gedurende verscheidene jaren had doen
lijden. Thans, nu hij ziek en bedlege
rig was, had zij dien man in haar
macht, en zou zij gaarne haar vervol
ger in het hospitaal zien, opdat een
dokter, op wien zij zou moeten kunnen
rekeneD, hem kon dooden, ontleden en
de overblijfselen, wegwerpen. Daar
door zouden de sporen der misdaad
verdwijnen.
De conciërge meende eerst met een
krankzinnige te doen te hebben, doch
de geheimzinnige bezoekster sprak zóo
ernstig, dat hij die gedachte dadelijk
verwierp. Zij ging zelfs zoo ver, een
aanzienlijke som gelds aan te bieden,
indien de dokter aan haar verzoek wil
de voldoen. De congierge maakte
daarop kort en bondig een eind aan
het onderhoud door de vrouw te be
dreigen met de politie. Hevig ver
schrikt Dam zij daarop de vlucht. Van
dit voorval werd der politie onmiddel
lijk kennis gegeven en deze stelt alles
in het werk om de wreede vrouw op
te sporen.
Tegenwoordig z ij n er bij
de politie te New-York 700 plaatsen
vacant, doordat het departement van
politie een opruiming onder het perso
neel tracht te houden.
Een politieagent te New-York wordt
zeer goed betaald. Zijn aanvankelijk
salaris bedraagt 1000 dollars en stijgt
tot 1400 dollars. Bovendien wordt
hem, als er niets op hem valt aan te
merken, een pensioen verleend. Het
is echter buitengewoon moeilijk om
zonder „politieken invloed" in het corps
te worden opgenomen. Maar met ee
nige honderden dollars komt men al
een heel eind. Het ergste is, dat de
politie te New-York, zooals overal in
Amerika, tot politieke doeleinden wordt
gebezigd.
Het meerendeel der politiebeambten
zijn Ieren.
De nieuwe Gouverneur
van Kentucky, de heer Bradleyheeft
een brevet van kolonel verleend aan
don dertienjarigen Harry Mulligan. Dit
vroegtijdig eerbewijs heeft de jonge
Mulligan aan het volgende voorval te
danken. Hij stond, een jaar geleden,
met een makker te praten, toen de
heer Bradley voorbijging, te dien tijde
candidaat voor het gouverneurschap.
„Kijk, daar gaat de toekomstige
Gouverneur van Ke. 'iucky" zeide Har-
ry-
All right, my boy, antwoordde de
heer Bradley, zich omwendende, indien
je voorspelling uitkomt, maak ik je
kolonel van mijn staf.
En nu de heer Bradley werkelijk
Gouverneur is, heeft hij zijn woord ge
houden.
TeParijszijnzeven per-
sonen in hechtenis genomen, die een
stelsel matigen handel dreven in vleesch
van ziek vee, dat zij met kunstmidde
len een uitmuntend voorkomen wisten
te geven.
Het jacht Spray (met
kapitein Slocum als enkel opvarende)
is te Newcastle in Nieuw-Zuid-Wallis,
aangekomen. Kapitein Slocum, die ge
heel alleen een reis om de wereld doet,
verliet Boston in Augustus van het
vorige jaar, allereerst naar Gibraltar
gaande. Vervolgens stak hij den At-
lantischen Oceaan naar Zuid-Amerika
en, door de straat van Magelhan va
rende, de Stille Zuidzee naar Australië
over. Hij zal Sydney, Melbourne en
Adelaïde bezoeken en vervolgens weer
naar Amerika terugzeilen.
Burgerlijke Stand.
Te Huntigton, in West-
Virginië, begroef onlangs zekere Newman
zijne vrouw. Onmiddellijk na den lijk
dienst in de kerk bood hij een nichtje
den arm en trad op den predikant toe,
met verzoek, om hem op staanden voet
met haar in den echt te verbinden. De
aanwezigen stonden verzet, msar de pre
dikant scheen er niets in te vinden, en
voldeed tet stond aan de wensch des we
duwnaars. Eenige oogenblikken later, ter
wijl de rouwkoets met mevrouw Newman
I, door enkele verwanten gevolgd, naar
het kerkhof reed, slapte mevrouw New-
mijn geld heb, kan ik wel alleen terecht
komen,1' antwoordde zjj; maar haar redder
mengde zich op beleefden toon in 't gesprek
en zeide
„Ik geloof gehoord te hebben, dat gij een
koffer hebt. Wat ik u bidden mag, dat ik
dien voor u zoek en naar het rijtuig
voor u draag."
„Gij zijl zeer goed, maar ik geloof,
dat ik geen rijtuig nood;g heb," stamelde
zij kleurend. „Toch zon ik u zeer verplicht
zijn, wanneer gij mij zeggen wildot, hoe ik
op de gemakkeljjkste manier dit adres be
reiken kan," ging zjj voort, terwijl zij een
strookje papier nit baar tasch haalde en het
hem overreikte.
Daar mengde de kapitein zich evenwel in.
„Ik zal de jonge dame in mijne hoede
nemen, mijnheer," merkte hij rustig op,
„maar ik dank n hartelijk en ook in
haar naam, dat gij haar zoo juist van
pas bijgesprongen zijt en haar beschermd
hebt.
Een zwak, vroolijk lachje krolde de lippen
van den schoonen, jongen vreemdeling.
Bij begreep en waardeerde, dat de kapi
tein het jonge meisje niet kon overgeven aan
den eersten, den besten vreemdeling, hoe
zeer deze ook voor haar in de bres ge
sprongen was.
„Ik ben zeer blijde, dat ik n in zulke
goede handen kan achterlaten," antwoordde
bij hoffelijk; vervolgens haalde hij beleefd
zijn hoed af voor de jonge dame en zag
haar met een vergenoegd lachje aan, terwijl
hij zich verwijderde.
De kapitein bracht het meisje naar het
goederen-magazijn, waar haar koffer spoedig
gevonden werd; vervolgens wenkte hij om
een rijtuig en hielp haar daarin.
„Jonge dame," merkte hij met een vrien
delijk lachje op, toen hij het portier sloot,
„ik ken dezen koetsier, en hij zal u be
houden aan het oord uwer bestemming bren
gen. Verontrust u das niet, wanneer de
tocht n wat lang toeschijnt. De vrachtprijs
is ook reeds betaald; dat is een boete, die
ik mijzelf opleg voor het ongerief dat is
geschied; goeden dag.
Bij groette, knikte haar vriendelijk toe,
wenkte den koetsier, heen te rijden en in het
volgende oogenblik was het meisje op weg
naar de stad, innig dankbaar voor de haar
bewezen diensten.
Joist toen zij den havendam afreed, zag zij
rechts nit het venster en keek jaist den vrien
delijken vreemdeling in het gelaat.
Zijne oogen matten op baar en toen zij
hem aanzag, groette hij andermaal. Zij
klenrde van genoegen en hare roode lippen
openden zich tot een vriendelijk lachje, toen
zij zijn groet beantwoordde.
In bet volgende oogenblik was de wa
gen hem voorbijgtredeD.
Boe edel, hoe voornaam is hij 1" mom
pelde zjj met hoogroode wangen. ,Ik zon
man n met haar neef in het rijtuig,
waarmee ze hun huwelijksreis zonden be
ginnen. Ter verklaring van deze onstich
telijke handelwijze wordt aangevoerd, dat
de heer Newman, als spiritist, bevreesd
was voor nachtelijke verschijningen van
zijne betreurde wederhelft.
Schouwburgbrand.
Woensdagavond is te Aberdeen een va
riétéschouwburg verbrand, waarbij een aan
tal menschen het leven verloren. De voor
stelling was juist begounen en er was een
talrijk pabliek in de zaal, toen de vlam
men werden ontdekt naast het tooneel.
Da acteurs op het tooneel en de personen
in de kleedkamers namen haastig de vlucht
zonder iets te kannen redden, en in de
zaal ontstond een hevige paniek. Men ver
drong zich naar de uitgangen, want het
vuur zat de meDsehen letterlijk op de
hielen, en nog voordat de zaal ontruimd
was, sloegen de vlammen nit het dak
en de vensters. Vele bezoekers waren zoo
ernstig gebrand, dat zij naar het gasthuis
moesteD vervoerd worden, en vier hunner
verkeerden in hopeloozen toestand. In drie
kwartier tijds bleven van het gebouw nog
slechts de muren over. Drie lijken wer
den nog denzelfden avond onder de puin
hopen gevonden, maar men vreest, dat
het aantal slachtoffers nog grooter is.
wel eens willen weten, of ik hem ooit weer
zien zou. Ik wou, dat ik wist hoe zijn
naam is."
Ook de jonge man gaf zich aan een alleen
spraak over.
„Zij is het lieftste schepseltje, dat ik ooit
gezien heb. Zij bezit geest en verstand,
maar zij schijnt arm. Ik zou wel eens wil
len weten, wie zjj is."
TWEEDE HOOFDSTUK.
Ruth Reynolds was de naam van de hel
din, die wij in het eerste hoofdstuk beschre
ven hebben. Zij was een lief meisje nit de
„Groene Bergen" en kwam nit een stil
stadje in de provincie Vermont, waar
haar vader jaren lang dominé was ge
weest.
Ruth's moeder was een jaar voor dat
onze geschiedenis begint gestorven en na
eerst kort geleden had zij haar vader ver
loren.
Mr. Reynolds had reeds sedert maanden
gesukkeld en toen hij zijn einde voelde
naderen, bereidde hem de gedachte, dat hij
zijne doebter onverzorgd zon moeten ach
terlaten, veel zorg. Want zijn eigen en
zijn vronws gesnkkel had alles verteerd,
wat hij van zijn karig inkomen op zij had
kannen leggen en zoodoecde was Ruth
wel gedwoDgen, haar eigen brood te ver
dienen.
De dominé had geene bloedverwanten,
nauwelijks ook eenige bekenden in de wijde
wereld, tot wie hij zich zou kunnen wenden
om hnnne hulp in te roepen voor zijne
dochter.
Hij trachtte zooveel mogelijk alles zoo
in te richten, dat Ruth geenerlei zwarig
heid ontmoeten zou, als hij zou zijn heen
gegaan.
„Mijn arme lievelingriep hij eens nit,
terwijl hij baar eenige aanwijzingen en
raadgevingon gaf. „Ik kan u absoluut
Diets als orfdeel nalaten, dan eenige oude
verkroukelde boekeu, welke slechts een las
tig bezit voor u zonden zijn en 't zon be
ter zijn, als die vermaakt werden aan
onze kleine, publieke bibliotheek. Niets
anders kan ik n achterlaten, dan deze boe
ken en die oude stok daar, welke eens aan
den grootvader uwer moeder heeft toe
behoord."
Terwijl hij sprak, zag Mr. Reynolds met
een balf weemoedigen blik, naar den plom
pen stok, die daar op twee haken van de klee-
renstandaard lag.
„Mijn moeder's grootvader?* herhaalde
Rnth verrast ,toon haar blik den zijne volgde.
„Ik dacht, dat die stok aan nw vader had
toebehoord
„Ja," antwoordde Mr. Reynolds ernstig,
„ik weel wel, dat ik n dat altijd heb gezegd,
maar tevens wist ik,dat doze stok van een onde
adelijke familie op ons is overgegaan, ofschoon
nw grootvader Allenwood een groote bin-
De egel en de adder.
Octave Mirabeau beeft in het jour-
nal een gevecht tusschen een egel en een
adder beschreven
Terwijl de adder langzaam kruipende
langs een hoop bladeren schuurde, zag ik
plotseling iets buitengewoons, een der aan
grijpendste drama's, die een mensch aan
schouwen kan.
De dorre bladeren vlogen links en
rechts heen en er verscheen een groote egel
met vooruitgestoken snuit en opstaande
stekels. Met een snelheid en vluggen
sprong, waartoe men zoo'n log uitziend
dernis ontmoette, die hem belette
zijne verwantschap met die onde familie te
bewijzen."
„Hoedat?" vroeg Hilde met groote nieuws
gierigheid in hare groote, onschuldige
oogen.
Mr. Reynolds zweeg een oogenblik lang.
Hij scheen met zichzelf over een gewichtige
vraag te rade te gaan.
Eindelijk zeide bij, terwijl een zwak rood
bem naar de wangen steeg
„De geschiedenis der voorvaderen uwer
moeder, mijn liet kind, is eenigszins roman
tisch getintmaar daar er ook een trek
van oneerlijkheid in voorkomt, hebben wij
altijd geschroomd erover te spreken. Ja,
wij kwamen overeen, deze daadzaak geheim
te honden. En nochthans 1 Sedert het mij
helder geworden is, dat ik jon alleen en
onverzorgd zal moeten achterlaten, heeft op
een zonderlinge manier de overtniging zich
aan mij opgedrongen, dat het wellicht mijn
plicht is, n iets van den stamboom der fa
milie mee te deelen."
„Een roman riep Ruth, met graagte dit
woord aangrijpend, „O, papa, hoe is dat
mogelijk, dat er zoo iets in onze „Groene
Bergen," waar bet zoo stil is, kan voor
vallen
„Verwacht niet te veel mijn lieveling,"
was bet trenrige antwoord, „want de ge
schiedenis heeft geen aangename bijsmaak.
Inderdaad zij is nauwelijks voor nwe ooren
geschikt. En toch dwingt mjj iets onbe
stemds er toe, het n te vertellen."
Mr. Reynolds opende een vak van zijn
schrijftafel en haalde een klein boek er nit
te voorschijn, dat hij opensloeg en welks
bladzijden dicht beschreven waren en waar
uit hij het volgende voorlas;
„Amos Rothwick was de ondste zoon van
sir Roger Rothwick, in wiens aderen het
beste, ond-engelsche bloed vloeide, van ge
heel Rothwick—Castle en Darbyshire. Men
zegt van hem, dat bij een wilde, opvlie
gende jongen geweest is, die jarenlang
geheel zonder plannon voor de toekomst
door de wereld rondzwierf.
Na den dood zijns vaders werd hij naar
bnis teruggeroepen, om de bezittingen over
te nemen en de plaats, die hem in de we
reld toekwam, te bekleeden. Eenige maan
den later hnwde hij met groote pracht en
praal een jonge dame, van meer dan over-
oudon adel, maar arm en schaars met
wereldlijk slijk bedeeld, ofschoon zij ongewoon
trotsch, aanmatigend en hoogmoedig was. Een
kind werd hen g9boreu, een krachtige knaap,
die beloofde, gcestighjk en tevens lichamelijk
het volkomen evenbeeld zijner moeder te
«allen worden. Maar spoedig na de geboorte
van den knaap hadden sir Amos en zijne
hoogmoedige vrouw eenü hcoggaanden twist
gehad, die met een volkomen verwijdering
eindigde, ofschoon zij in bet zelfde slot
bleven wonen. Deze strgd weid hierdoor
beest niet in staat zou achten, wierp de egel
zich op den adder, greep met zijn tanden
den staart stevig vast en rolde zich toen
tot een bal ineen, zoodat zijn geheele
lichaam werd beschermd door duizend pen
nen, die als lanspacten uit zijn huid sta
ken. Hij verroerde geen vin meer.
De adder deed een afschuwelijk gesis
hooren. Met krachtige rukken, die haar
deden uitschieten,'recht en glanzend als 't
lemmet van een mes, trachtte zij zich uit
den greep van den egel los te maken.
Vergeefs poogde ze dezen te bijten, terwijl
ze haar met gif beladen bek tegen de
pennen sloeg van het schrandere dier.
Bloedend en met uitgestoken oogen bleef
zij vootlspartelen en bijten in de ondoor
dringbare wapenrusting van het monster,
met een woede, die aangroeide, naarmate
ze erger verwond werd. Deze worsteling
duurde tien minuten. Eindelijk doorpriemde
ze in haar razernij om zich los te willen
rakken zich,'de hersenen tegen de onrer-
zoenlijke spitsen en viel bewegingloos als
een smal, met bloed bevlekt lint neer bij
den roerloozen bol.
De egel wachtte een paar oogenblikken.
Vervolgens ontspande hij met een waarlijk
bewonderenswaardige omzichtigheid en be
leid zijn pennen, waagde 't zijn snuit uit
te steken, strekte het lichaam half uit,
opende zijn kleine, zwarte, bloeddorstige
oogen en haalde zijn pooten te voorschijn.
Toen hij zich goed en wel vergewist had,
dat de adder dood was, slokte hij ze op
met 't geknor van een varkeD.
Daarna sleepte hij zich log en verzadigd
op zijn korte pooten met zijn snuit
langs den grond snuffelende voort en rolde
zich tot een bal ineen op een hoop blade
ren, waarin hij verdween.
Een vreeselijk ongeluk.
Een vreeselijk oDgeluk bij een opstij
ging heeft dezer dagen te Leroy in den
staat Saint-Louis plaats gehad. Een En-
gelsche luchtreizigster, bekend onder den
naam van Victoria, had zich verbonden,
met haar echtgenoot, mr. Georges Hibbard,
een aantal opstijgingen te ondernemen ter
gelegeuheid van een volksfeest. Meer dan
5000 menschen waren bij de eerste op
stijging tegenwoordig. De ballon had
nauwelijks een hoogte van 300 meter be
reikt, toen de toeschouwers een verschrik-
kelijken angstkreet vernamen. De parachute
was van het schuitje losgeraakt en Victo
ria zag men met een arm aan een'der
touwen onder den ballon hangen. Toen
mr. Georges Hibbard het gevaar zag,
waarin zijn vrouw verkeerde, nam hij een
revolver en schoot zich een kegel in het
voorhoofd.
Hij was niet doodelijk getroffen, en juist
wilde hij voor de tweede maal het wapen
tegen zich keeren, toen hij door een me
dereiziger ontwapend werd. Door het ver
lies van de parachute verlicht, begon de
balon met groote snelheid te stij
gen, zoodat hij weldra een hoogte van 900
meter bereikte. Tengevolge van deze plot
selinge stijging door een duizeling bevan
gen, moest Victoria eindelijk het touw,
dat haar arm bijna geheel opengescheurd
had, loslaten. De vreeselijk verschrikte
opgeroepen, dat Lady Rothwick op de eone
of andere manier te weten 4was gekomen,
dat haar echtgenoot voor dat hij met haar
hnwde, ergens een ander minnarijtje had
gehad, dat hij gedurende zijn zoogenaamde
wilde dagen, een schoon meisje, de dochter
van den beambte zijns vaders, tot een ge
heim huwelijk had verlokt, en dat de vracht
van deze liefde een zoon was geweest en
dat het „prachtige paar," zooals Lady de
moeder en het kind altijd noemde, nog steeds
op kosten van de kas van Rothwick, wer
den onderhouden. De naam van dien on-
gelukkigen knaap was Robert Allenwood."
O, papa, toch niet de vader mijner moedert"
riep de schoone Ruth Reynolds uit, terwijl
haar gelaat zich plotseling van schaamte
klenrde.
„Ja, mijn lief kind. Ik zeide n reeds, de
geschiedenis heeft een zeer onaangename
bijsmaak. Maar trots al zjjne wederwaar
digheden, is Robert Allenwood tot een flin-
ken jongeling opgegroeid, die, Gode zij dank,
wel al de deugden zijner moeder had geërfd,
maar geen enkele ondeugd van zijnen vader.
Maar nu komen wjj tot de geschiedenis van
den stok", zeide mr. Reynolds, andermaal
in het boek ziende.
„Sir Amos ging voort, voor het kind en
diens moeder te zorgen, trots al het mis
noegen zijner hooghartige echtgenoote, maar
bij had hen onderdak gebracht in een ver
afgelegen huis, van waar zij hem niet kon
den bezoeken. Hij bezocht hen zelf echter
een- of tweemaal in het jaar en bij een de
zer gelegenheden had hij een stok met het wa
pen der Rothwiks er op, medegenomen. De
knop van deze stok stelde een fijn uitgesneden
paardekop voor, en terwijl sir Amos zich
met Robert's moeder onderhield, begon de
knaap met den stok te spelen, maar toen sir
Amos weder wilde heengaan en zijn
stok verlangde, weende het kind bitter óm
zijn geliefkoosd paard.
„De baronet lachte en stelde hem tevre
den, doordat hij don stok eenmaal hebban zou,
want bij zon hem dien nalaten, als hij
stierf. De knaap vergat deze belofte nooit
en kwam dikwijls genoeg daarop terng, ter
wijl de moeder daaraan niet de minste waarde
hechtte, totdat er 's avonds, toen men zich
ter ruste begevon wilde, luid en gebiedend
op de deur geklopt werd. Toen zij opende
stond de kamerdienaar van sir Amos voor
de denr, die haar een pakjej en den stok
overgaf
„Ja," viel mr. Reynolds zichzelf in de ro
de, „dat doet mij er aan herinneren, dat ik
nog een ander erfdeel voor n heb, ik had
dat bijna geheel vergeten."
„De man zeide, dat zyn beer stervende
was," ging de onde man voort, „dat hij den
knaap den stok stnnrde, zooals hij het hem be
loofd had, maar aai hij die nooit van uit
zijne familie mccht weggeven. Dat pakje
behoorde aan Mrs. Allenwood. Hij bad
toeschouwers zagen een stipje met vreese-
lijke snelheid naar beneden komen, en ein
delijk viel da rampzalige vrouw in eon
boom, waarvan verscheidene takken ver
brijzeld werden. Op de plaats des onheils
vond de onmiddellijk toegesnelde menigte
slechts een voimelooze massa.
Een oogenblik later kondigde een ver
schrikkelijk gegil, dat uit de toeschou
wers opsteeg, de voltooiing van het akeli
ge drama in de wolken aan. Georges
Hibbard was hall krankzinnig van smart
over den rand van bet schuitje geklom
men en in duizelingwekkende vaart even
eens naar beneden gestort. Toen het
lichaam van den luchtreiziger op den grond
te pletter viel, werden verscheidene toe
schouwers bewusteloos. Eenige personeD,
die de noodlottige opstijging meer van
nabij bijwoonden, verzekerden, dat Victo
ria, voor dat de balon werd losgelateD,
had te kennen gegeven, dat zij zoo ODge-
rust was, alsof haar een onheil boven het
hoofd hing.
Geen hazenslaapje.
Een meisje te Gambke bij Breinen, dat
véor ongeveer twaalf jaar in een onver-
stoorbaren slaap viel, verkeert thans nog
in denzeltden ziektetoestand. In de eerste
jaren dezer nona-periode ontwaakte het
meisje nu en dan, doch later niet meer.
Het noodige voedsel wordt het meisje in
den mond gebracht, waarna zij het op de
gewone wijze, doch in een reflex-toestand,
kauwt en doorslokt. In den loop der ja
ren hebben de bekwaamste artsen en pro
fessoren beproefd, de zieke van haar kwaal
te genezen, doch de medische wetenschap
bleek helaas in deze te kort te schieten.
Het ongelukkige meisje wordt door haar
onders en zusters op de liefderijkste wijze
verpleegd,
Gcm. Anna PauJovrna.
Ingeschreven van 1 30 Sept. 1896.
Geboren: Jan, zoon van Hendrik Vis
ser en Reinouwtje Strijder. His, zoon
van Simon Wilms en Hiske Boon. Wil
lem, zoon van Jan Jongejan en Geer
tje Mul. Jan, zoon van Gerrit Dekker
en Trijntje Keuris. Jacob, zoon van Jan
Groet en Dieuwertje Ambuul. Teunis,
zoon van Marcelis van der Vliet en
Aagje Kaper. Elisabeth, dochter van
Gerard Anthonie Broedersz. en Johan-
na Maria Smiers. Casper Henricus, z.v.
Johan Pieter Geevers en Jaantje vau
Wachtendorff van Rijn.
Ondertrouwd: 1 paar.
Getrouwd Arie Antonie Zon en Jan
netje Smit. Willem de Groot en Jannetje
Zeeman.
OverledenJacob Joost Carel Crum,
oud drie weken, z. v. E. D. Crum en
E. Groenleer. Antoine Guillaume Pa-
reau, overleden te Baarn, oud 65 jaren.
Antje de Graaf, echtgenoote van P.
Wardenaar, oud 71 jaren. Levenloos
aangegeven kind van Gerard Anthonie
Broedersz. en Johanna Maria Smiers.
naar ook nog een brief te overhandigen, ging
de dienaar voort en stak zijn hand in den
zak om dien brief er uit te halen maar dia
was er niet meer; hoewel de man geen
enkel plaatsje ondoorzocht liet, hij kon den
brief niet vinden.
Hij beloofde bij zijn terugkomst in het
slot dadelijk zorgvuldig te zoeken en den
brief later te brengen, maar hij keerde
nooit terng de brief kwam nooit voor
den deg en da arme vrouw kwam nimmer te
weten, welke boodschap sir Amos op zjjn
stertbed aan baar gezonden had. Toen zij
het pakje opende, vond zjj slechts een sleu
tel."
,,Een sleutel? Waarvoor? vroeg Rath.
.,Mijn kind, dat was toenmaals een knel
lend geheim en dat is het tot op den hni-
digen dag gebleven," antwoordde haar va
der het boek wegleggend. „Open deze
schuiflade en gij znlt het zonderlinge ge
schenk er terugvinden."
Het meisje gehoorzaamde en bekeek
een oogenblik later met groote opmerkzaam
heid den zeldzaam gevormden sleutel.
Deze was ODgeveer drie daim lang, uit
brons vervaardigd en het handvat was ver
sierd met een distel over twee olijftwijgen
geslagen, terwijl het tegenovergestelde ein
de als een kruis gevormd was.
„Welk een zonderlinge zending van een
stervende, znlk een nutteloos ding aan een
arme vrouw achter te laten," riep het jon
ge meisje uit.
„Dat schijnt zeker zoo," antwoordde Mr.
Reynolds, „maar", hij nam het boek weder
voor zich en las verder: „bet staat vast,
dat die sleutel een zeer machtig voorworp
is, dat door den verloren gegane brief opge
helderd geworden zou zijn. Maar de arme
Mrs Allewood zou nooit de verklaring van
dit geheim hooren, en leefde zoo haar treu
rig iaveu verder.
„Robert, haar zoon, huwde een verstan
dig, enorgiek meisje en ging naar Amerika,
om daar zijn geluk en toekomst te grond
vesten. Zij zetten zich in Montpelier neder,
waar het hen eenige jaren heel goed ging,
doch zij verarmden weder spoedig door een
fiuantieelen crisus, die het ganscho land
trof.
„Robert Allenwood was een edel, ener
giek man, - een man met een ongewoon
karakter en groote geestes-gavon. Aliee
Edgemont was zyn waardigo levensgezellin,
en ik, Elisabeth Allenwood, vrouw van Rey
nolds, het eenige overleveado kind van de
vijf, heb deze zeldzame geschiedenis neer
geschreven. Mijn vader gaf mij zoowel de
stokjder Rothwieks, als den sleutel, kort voor
bij stierf en yorgdo mij de belofte af dat ik
deze beide diugennooit aan vroomden zon
overgeven, maar als con orfdeel aan mijne
kinderen vermaken zon."
Do onde heer znchtto hier eens en zag
nadonkend voor zich.WORDT VERVOLGD.