Brieven lit de Maasstad.
Laat Verzoent!.
Zondag 11 October 1836.
40ste Jaargang No. 3141.
He.b»rurite°"klr4oT'''
De liedjes der kleine kinderen.
BIJVOEGSEL.
GEMENGD NIÉUWS.
De lugubre zaak Hoogsteden is met
de invrijheidstelling van W. J. de Vos
van de baan en op een zeer onbevre
digde wijze de moordenaar is niet ge
vonden en het rechtsgevoel der natie
blijft onbevredigd. Alleen het toeval
kan thans nog doen gebeuren wat al
voor bijna een jaar, dadelijk na den
moord, had moeten gebeuren, alleen het
toeval kan den misdadiger in de handen
der justitie leveren.
In een der dagbladen is gewezen op
het vreeselijk onrechtvaardige van het
feit dat een onschuldige eenige maan
den opgesloten wordt en als het der
justitie niet langer gewenscht voorkomt
hem te houden, zoo maar zonder meer
naar huis wordt gestuurd, Van scha
devergoeding, misschien zelfs van excu
ses, geen sprake
Dat hierin do wet verandering moet
brengen, spreekt van zelt.
Doch het is niet mijn taak dit te
bepleiten, ik heb me als eenvoudig
croniqueur alleen bezig te houden met
de zaken die de Maasstad onmiddel
lijk betreften. Een onderhoud met de
Vos is in één der bladen medegedeeld,
ook uw briefschrijver heeft den man
gesproken, maar omdat in hoofdzaak
hij hetzelfde gehoord heeft als in de
bladen werd vermeld, komt hij hier niet
nog eens op dat gesprek terug.
Alleen moet het mij van 't hart dat
ik de Vos niet zoo betrekkelijk kalm
vond als daar werd vermeld. In
tegendeel, hij leek mo zeer opgewonden
en zéér verbitterd. Eerst enkele weken
getrouwd, werd hij gevangen gezet en
zijn jonge vrouw alleen achtergelaten.
O, men is wei vriendelijk voor hem,
kameraden hebben zijn vrouw onder
steund, maar hij vreest dat er toch
iets tegen hem is blijven zitten in de
harten van die hem kennen en dat hij
dit misschien spoedig tot zijn nadeel
zal ondervinden. Hij heeft niet het
diep-ontzag voor de justitie, dat der
mindere klasse eigen schijnt en dat hem
zou doen zwijgen in stille blijdschap
dat hy weer veilig uit hare handen
geraakt is. Integendeel, hij koestert een
diepen wrevel tegen een naar zijne mee
ning zoo onrechtvaardig optreden,
waarvan hij het slachtoffer was en hij
aarzelt niet, daaraan in woorden uiting
te geven.
Waaraan de politie het vermoeden
van zijn schuld ontleende, is eigenlijk
niet erg duidelijk. Het praatje van
Bons, die wel eens een glaasje drinkt,
moet een bestaand begin van een ver
moeden uitbreiding hebben gegeven.
Ik kon trouwens niet in bijzonderhe
den gaan vragen, want de Vos die,
na pas ontslagen te zijn, liever niet
uitweidde over deze kleinigheden die
het groote feit van een onschuldig ge
vangen houden niet motiveeren kunnen,
gaf op desbetreffende vragen een ont
wijkend antwoord.
Ik heb ook Hoogsteden, den vader
van het in November 1895 vermoordde
knaapje nog even gesprokenmaar ik
heb niet den moed gehad, met een
journalisten-wreedheid den man, die nu
FEUILLETON.
bijna genezen is van den feilen schok,
weer eens opnieuw pijn te doen. Hij
wist me niets van de Vos te vertellen,
kende dien ternauwernood en had van
zijne gevangenneming heel weinig ver
wachting gehad. Vermoedens heeft hij
niet meer en als de politie in hetzelfde
geval verkeert, zijn wij aan het einde.
Met bedoeling stond ik nog even bij
dezeon verkwikkelijke affaire stil. Maan
denlang was zij het hoofdonderwerp
van alle gesprekken en zij heeft niet
bijgedragen tot een grooter vertrouwen
bij het publiek jegens de politie. Het
publiek wijst, misschien zeer ten on
rechte, op het buitenland, op andere
groote steden, waar men groote mis
dadigers enkele dagen na de misdaad
weet te pakken. En men wijst erbij
op het zeer hooghartig optreden inder
tijd tegen de pers, die allerlei onheb
belijke onbescheidenheden werd verwo-
ten en men vindt dat zij tot een der
gelijke hooghartigheid geen recht had.
En hiermede uit. Zoo komen meer
dingen met veel bombarie en trekken
ongemerkt heen.
Niet ongemerkt gingen de dagen van
groen en zomerwarmte. Met veel ge-
storm, veel regen en veel hagel giDgen
de betere dagen en die van kou en
guurheid zijn gekomen.
Dadelijk nadat het eerste vergeelde
blad van de boomen was gewaaid, kwa
men de circulaires van soepcommissies,
de aanvrage tot hulp voor kleerenuit-
deeling en spijsverschaffing aan behoef
tige schoolkinderen, de beden voor bet
Kinderhuis en de Blindeninrichtingen
enz. enz.
Er ligt een stapeltje van die circu
laires vóór me. Mijn goede huiszorg
pleegt al die brieven zorgvuldig uit de
brievenbus te verzamelen en elk exem
plaar afzonderlijk, met een zeer opwek-
kenden toespraak er bij onder mijn
oogen te brengen.
Mijn huiszorg is de vijftig gepasseerd,
en dan wordt men, als men in goeden
doen is, zeer weldadig. Zij is bui
ten mijn schuld niet in goeden doen,
maar zij is ook liefdadig met mijn
zeer bescheiden finantieele middelen.
Zij vindt, dat ik in de kassen van
alle deze commissies iets behoor bij te
dragen. Want ik behoor, volgens haar,
blijde te wezen, dat ik niet gekleed of
gevoed behoef te worden, door welda
dige menschen, dat ik in mijn eigen
gezellig huisje kan wonen 't kon
minderen dat ik daarom minder-
fortuinlijken helpen moet.
Nu geef ik liever spontaan iets aan
een armen drommel met een houten
been dien ik op straat ontmoet, dan
aan deftige poorters, die de circulaire
met aanvrage om steun onderteekenen.
Die dames en heeren kunnen het allen
beter missen dan ik, redeneer ik wel
eens en ik heb meer genoegen in de
blijdschap van den armen man dien ik
een dubbeltje gaf, dan in het hooghartig
bedankje van de welgestelde dame in
wier volle portemonnaie mijn gulden
spoorloos verdwijnt.
Elk mensch is min of meer egoïst,
sommigen zelf heel erg egoïst en dat
openbaart zich het sterkst als het op
geven en weldoen aankomt. Het is
eigenlijk heel slecht en het druischt
volkomen in tegen ideale begrijpen van
weldadigheid, dat men iets als waar
voor zijn geld verlangt. Maar toch
verlangt men het.
Daarom zijn bazars en liefdadigheids
voorstellingen in den regel zoo vrucht
baar. Bazare hebben wij hier te over.
Er is gisteren één gesloten, van daag
fs er één geopend en men is bezig aan
het in-elkaarzetten van een derde, als
deze afgeloopen zal zijn.
Ik houd niet van dergelijke bazaars.
In den regel is alles van giften bjj-
eengehaald. Vijf of zes dames gingen
in hun kring aan het verzamelen en zij
gaarden in betrekkelijk korten tijd vol
doende voorraad. Ziehier wat voor een
bazar, zooals die meestal in Rotterdam
gehouden wordt, noodig is.
75 speldenkussens, 50 tafelloopers,
30 poppen, 200 groote en kleine hand
werkjes, 40 lampenkappen, 250 pakken
en pakjes chocolade, 25 paar schilde
rijen, 10 toiletspiegels, 5 sierklokjes,
25 kalenders op zijde gedrukt, 75 ver
schillende boekwerken, 20 bussen thee
en 1 penanttafeltje. Daarbij een twintig
tal jonge dames, die niets te doen heb
ben, lief zijn en praten kunnen, die
thee kunnen zetten en taartjes presen
teeren en de bazar is klaar. De arti
kelen van de speldenkussens tot het
penanttafeltje worden op lange tafels
in methodelooze wanorde neergezet, een
bloemist geeft wat palmpotten cadeau
en de uitnoodigingen worden verzonden.
O, ik beb het land aan bazaars en
ik ga er niet meer heen.
Ik kwam er altijd vandaan meteen
zestal speldenkussens en een boekwerk
en als ik niet zoo verstandig was ge
weest, telkens weer alles weg te geven
voor een volgende bazar dan had ik een
halven winkel van Tesselschade thuis.
Eén speldenkussen heb ik bewaard
nadat het al vijf achtereenvolgende ma
len op vijfachtereenvolgende bazaars
waaraan ik het telkens cadeau gegeven
had, opnieuw was aangesmeerd.
Maar nu ga ik niet meer. Al vra
gen de vele jonge dames van mijn ken
nis het ook nog zoo hartelijk, ik dank
haar vriendelijk en wensch haar veel
succes op haar edelmoedig streven, dat
ik zeer toejuich.
Voor de circulaires kan ik niet bedan
ken, en die laat ik mij dus maar zenden.
O, geloof vooral niet dat ik anti-fi
lantropisch ben. Ik heb zielsmedelijden
met arme, ongelukkige menschen, die
in onze droevige maatschappij el
lende en verdriet hebben, maar de soort
weldadigheid van bazaars en lezingen
en circulaires, uitgeoefend met een over
dreven rumoerigheid zooals die veel
gebruikelijk is in Rotterdam, telt mij
niet onder hare bewonderaars.
Een vriend van me gaf een niet
onaardig voorbeeld aan zijne medemen-
schen. Hij las alle circulaires, door,
nam kennis van alle aanleidingen tot
bazaars, maakte zijn aanteekeningen,
stak een aantal losse kwartjes in zijn
zak en ging dan zelf de ongelukkige
families en de noodlijdende inrichtingen
bezoeken. Dan raakte hij ook zijn
kwartjes kwijt, maar hij wist tenmins
te precies waaraan, en er ging geen
korting af aan kosten voor drukwerk
en inrichting voor bazaars
Nu de tijd van vraag naar medewer
king gekomen is, moet men voorzich
tig wezen en weten hoe en waaraan
men zijn geld geeft.
Weldadigheid is feitelijk alles verde
digbaar als zij niet gepaard gaat met
bombarie en niet in handen rust van
meisjes die er au fond een aardig tijd
verdrijf van maken.
D.
zg 1?LhrJZgelaat tot hem oP.
SCHAGER
ClüMT.
Rotterdam, 7 Octb. 1896.
CYIH.
Roman naar het Engelsch
3. van Ella Wald.
HOOFDSTUK III.
Zijn vader, Anton Plympton, was wijd en
zijd in den omtrek, de rijkste man.
Deze had zich zijn ontzaglijk ver
mogen door verschillende operatiëa en ge
waagde speculatiën verworven, en was een
man, die trots was op zijn behaald succes,
gaarne den aristocraat speelde en altijd den
mond vol had van de „familie Plympton" en
de „Plympton goederen* en dergelijkonde
geboorte van een zoon had hem in de hoog
ste sfeeren gevoerd en hem luchikastoeLn
doen bouwen, over hetgeen de nakomeling
van het „Plympton-huis" en de trots van
het „Plymplon-hart" in d^ze wereld berei
ken zou.
Maar de bewuste spruit dreigde na zjjn
terugkeer iu het ouderlijk huis ai da hoop
en verwachtingen te vernietigen.
De god der liefde had hem met een zij
ner pijlen getroffen; de ouders in hunne
blindheid merkten evenwel niets.
En daar de jonge man zioh uiterst terug
houdend gedroeg en zoo dikwijls hij de
mooie kamerjuffer in tegenwoordigheid zijnor
ouders ontmoette, hij haar met de meest
mogelijke onverschilligheid behandelde, zoo
geloofden zijne ouders vast en zeker, dat
zijn trots even groot was als de hunne en
dat hij zioh nooit vernederen zou,door eene, die
maatschappelijk zoo diep beneden hem stond
te bewonderen, of met haar op een vertrou-
welijken voet te komen.
Maar nu moeten wij naar het prieel te-
rngkeeren, van waar uit wij den Hudson
kunnen overzien.
Mr. en Mrs. Plympton waren voor eeni
ge dagen naar Saratoga gegaan, om daar
eenige vrienden uit het Westen te ontmoe
ten, en daardoor had de jonge minnaar ge-
legenheid gehad, zjjn doel te vervolgen en
was sooals wij reeds hebben gezien
daarmee op zijn ijverigst in de weer.
Het was een warme, lieflijke achtermid
dag in September, en Ruth, die het verblijf in
hnis was beginnen te vervelen, had zich
met haar werk in het aardige zomerhuisje
neergezet.
Zij droeg een eenvoudig, blauw en wit
gestreept kleedje en had een blauw lint om
den hals en eveneens een om den middel ge
slagen. Haar schoon haar was smaakvol
opgemaakt en met haar lief, friseh gelaat,
waarin die wondervolle blauwe oogen schit
terden, en een aanvalligen lach om de lippen
was zij een persoontje, tan volle in staat,
om het hart van een man, die de schoon
heid aanbad, in verrukking te brengen.
En zoo vond Ralph Plympton baar. Hij
vond haar altijd, zoodra het veld rnim was
en eer een half uur verloopen was, had hij
de boven meegedeelde verklaring reeds ge
daan. De aantrekkingskracht tot elkander
was te gelijktijdig gegaan. Ruth had geen
jong meisje moeten zijn, om zioh niet ge
streeld te gevoelen, door de opmerkzaam
heid en bewondering die de aristocratische
jonge man haar bewees en wiens vertrouw
baarheid met het leven in de groote wereld
hom een zekere elegantie verleende, die haar
buitengewoon beviel.
Hij was drie en twintig jaar oud, had een
welgevormde gestalte, een aantrekkelijk ge
laat, ofschoon ean menschenkenner er een
lichtzinnig, zelfzuchtig en zwak karakter uit
gelezen zou hebben. Hij had oen paar
vrooljjke oogen, krullende, glanzende haren en
een aanmoedigenden lach en een spraakzaam
heid, die zijn grootste aantrekkelijkheid was.
Hij was zeer vriendelijk, aardig en voor
komend tegenover haar geweest, had haar
altijd als eon dame behandeld en haar ve
lerlei opmerkzaamheden bewezen, die hem
tn haar hart een warm plaatsje hadden
verzekerd, totdat zij, zooals zij het uit
drukte, begon te geloovon, dat zij bniten
haar vader en haar moeder nooit iemand
zoo lief gehad had, als hem.
Maar liefde dat hartstochtelijke, storm
achtige, alles verlangende gevoel, zooals hij
het voor haar uitte, dat gelooide zij niet
te gevoelen voor hem.
Zij zat met neergeslagen oogen en hoog-
roode wangen, zoodra hij gijn laatstee aanval
op triomfeerenden toon geëindigd bad.
Waarlijk, nooit had iemand haar zoo goed
bevallen. Zij was altijd gelnkkig, wanneer
zjj bij hem was; zij miste hem, wanneer hij
afwezig was en zag met ongeduld zijn
terugkeer te gemoet. Inderdaad, haar laat
ste gedachte voor zij ging slapen, was al
tijd aan de oogenblikken, welke zij in zijn bij
zijn had doorgebracht en haar eerste ge
dachte was 's morgens, of zjj hem wel weder
zon zien.
Maar was dat liefde, zooals hij het uit
drukte Aanbad zij hem P Zon zij gevoe
len, dat haar leven zonder zjjne onophou
delijke nabijheid onvolkomen zon zijn?
Dat waren de vragen, welke zij zich stelde
en waarop zij op dit oogenbük geen be
vestigend antwoord kon geven.
„Ruth, mijn geliefde, waarom zegt ge mjj
niet, dat gij de mijne wordon wilt P" vroeg
de jonge man eindelijk, terwijl hij zich over
haar heen boog, om haar in het afgewende
gelaat te kunnen zien. „Gij hebt u zoozeer
in mijn hart genesteld, dat ik buiten u niet
meer leven kan.*
Het meisje zag hem half ontsteld van onder
de lange wimpers aan.
„Waarlijk, dat kan^ n geen ernst zijn 1*
murmelde zij op angstigen toon.
„Ja, het is mjj wel ernstriep bij opge
wonden uit. „Kunt gij het dan verdragen,
dat ik heenga om nooit weer te keeren?'
Ruth sidderde en verbleekte.
„Ik heb aan zooiets nog niet gedacht", zeide
zij. „Ik zal het dan zeer eenzaam hebben
ik geloof, dat ik n zeer smarteljjk zou mis
sen, meer dan ik n zeggen kan.*
„Dan ben ik er ook zeker van, dat gij mjj
lief bebt, mijn dierbare l" riep de vurige
minnaar uit, terwijl zijn gelaat ophelderde
en hij haar kleine hand tegen zjjn hart
drukte. „Gij moet mij lief hebben gij
moet mij dat zeggen gjj moet mjj be
loven, dat gij met mjj trouwen wilt, of ik
moet heengaan. Ik kan zoo niet verder le
ven; n dag aan dag in mjjn bjjzjjn te zien en te
Eenopzienbarend voorval
heeft de vorige week te Gemirren plaats
gehad, tijdens een oogstfeest, aldaar gehou
den. Op dien dag trachtte een arbeider
zijn eigen zoon met een bijl te onthoof
den. De jongen had namelijk bij het hoe
den van het vee, dit in een penenveld la
ten loopen. Daarover geraakte de man in
woede, Toen nu de sterke-diank hem zijn
heldere bezinning ontroofd had, riep hij
den jongen bij zich, bond hem de han
den en voeten, legde hem op een blok en
wilde toen met een bijl zijn eigen kind
het hoofd afhouwen. Toen hij juist de biji
ophief, kwam toevallig de oudste zoon nit
de kamer. Deze ontdekte het duivelsch
voornemen van den vader, sprong toe en
ontrukte hem de bijl. Nn wilde de on-
mensch hem en de intusschen toegesnelde
vronw naar het leven staan. Eerst als nog
eenige „pootige" buren te hulp geroepen
waren, gelakte jhet, den woesten mensch
meester te worden.
Practisch.
„Lina, gij hebt de Suikertang verge
ten.*
Dienstmeisje (grijpt met de vingers in
de suikerschaal en werpt de suikertablets
in de kopjes)„Lieve hemel, mevrouw,
wat is u toch onpractischu weet u ook
nooit te redden
Een Vrouwenkenner.
„Het gelukte al heel gemakkelijk de
jonge dames alleen door haar een glanzend
knoopje voor te houden, in hypnose te
brengen
Rechter„Hm, waarschijnlijk waren het
unilorm-kuoopen."
Op eenvoudige w ij ze kan
men een uitstekende lijm voor glas, por-
celein en aardewerk verkrijgen, n.1. wan
neer men versche ongebluschte kalk met
wei en een weinig eiwit tot een deeg jver-
mengt. Evenwel moet men met de lijmsoort
vlug te werk gaan, omdat ze spoedig
hard wordt, wanneer ze aan de lucht
wordt blootgesteld.
Een verdierlijkt vader.
Een te Frankfort wonende boekhouder,
die de vader is van een onwettig kind,
bekommerde zich om dat kind niet meer.
Zondag verscheen de moeder van dit kind
nn bij haren gewezen minnaar, om hem
het kind te brengen, waarvoor zij alleen
niet kon zorgen. De man geraakte daar
over zoo in woede, dat hij moeder en
kind eerst door slagen en wurgen, gru
welijk mishandelde en ze daarna de trap
afwierp.
5 Om duiven aante schaffen
en te doen wenneD, is de naherfst de
gunstigste tijd. Zij laten zich om dezen
tijd langer in het hok opsluiteD, wat juist
helpt dat zij aan hun hok wennen, en
laat men ze dan uitvliegen, als alles met
sneeuw bedekt is en de geheele omtrek
een geheel ander voorkomen heeft, dan
vliegen zij in den regel niet zoover en
keeren gaarne en spoedig terug naar het
warme nest, waar zij verpleegd en gevoe
derd worden-
Ter k a r a k t e r i s e e r i n g v a n
czaar Nicolaas I, wiens 100-jarige ge
boortedag eenigen tijd geleden door ge
heel Rusland werd herdacht, dienen de
woorden, die de keizer tot den beroemden
Russischen geschiedschrijver Karamsin
sprak, toen deze na de bloedige onder
drukking van den opstand van 14 Decem
ber 1825, herhaaldelijk's keizers clementie
weten, dat gij nooit de mijne zult worden,
dat is niet om te verduren 1"
„Maar Mr.
„Alleen Ralph 1* viel hij haar eenigszins
gebiedend in de reden.
„Goed dan, Ralph,* herhaalde zij, terwijl
een schuchter lachje om hare lippen speelde
en een gloeiende blos hare wangen bedekte.
„Ik vrees, dat gij beter gedaan hadt, het
mij niet te zeggen. Ik vrees dat Mr. en
Mrs. Plympton hunne toestemming niet zul
len geven."
De jonge man kleurde tot achter zijn
ooren. Hjj wist maar al te goed, dat zijne
ouders nooit zouden toestemmen.
„Ik zie niet in, mijn lieveliDg, waarom
of zij niet zouden toestemmen,* antwoordde
hij vleiend. „Maar stel eens, dat zij pogin
gen zouden doen, zoo geloof ik toch niet, dat
een dergelijk iets het geluk van twee men
schen in den weg mag staan. Ik ben meer
derjarig - ik weet, wat ik wil ik heb
een onafhankelijk vermogen en in de kenze
m|jner vrouw heb ik slechts rekening te
houden met mijn eigene wensehen, ofschoon
wanneer m|jne keuze de toestemming
mijner ouders meedraagt ik slechts des te
gelukkiger zal zjjn-*
Hij zag er zeer presentable en mannelijk
uit, toen h|j dat zeide en Ruth hield hem
voor een zeer edel menBch. Inderdaad
zijne woorden troffen haar zeer, ja meer,
dan alles wat hij tot dusverre gezegd had,
en zij zeide tot zichzelf, dat hij een goed
en liefdevol echtgenoot zou zjjn, dat hij
zeer veel zorg voor haar zou dragen,
kortom, dat zjj zeer gelukkig met hom zjjn
ZOU.
Mijn lieve, gelooft ge, dat er naar de
meening van anderen gevraagd behoeft
te worden, als het te doen is om het geluk
van twee menschen, die elkander waarachtig
en oprecht liefhebben P" ging Ralhh na een
korte pauze voort, toen zjj met ant
woordde.
„Neen,* zeide Rnth, op zeer beslisten
toon sprekende.
tEn wanneer gij zeker waart, dat gij mij
liefhadt en dat ik uwer waardig was, zoudt
gij dan iemand toestaso, scheidend tnsscben
voor de samenzweerders inriep.
„KnDt ge werkelijk meenen,* zeide de
czaar, „dat ik mij persoonlijk wreek, per
soonlijk wraak eisch Als mensch, als
vader lijd ik meer dan allen, maar als
keizer moet ik al mijn innerlijke gevoe
lens onderdrukken en thans streng zijn,
om naderhand goed te wezen, om deze
samenzwering tot den wortel uit te roeien,
die in staat is, Rusland te verderven.
Van deze dagen hangt mijn geheele re
geering af. Als ik heden zwak ben, voer
ik Rusland op den weg des verderfs en
als ik heden eenigen ontzie, breng ik
morgen duizenden in het verderf. Ik moet
thans streng zijn, ik moet eenige levens
opofferen, om later duizenden te redden.
Zwakheid zou thans een lafheid van den
Russischen heerscher zijn. Ik heb onschul
dig bloed door deze waanzinnigen zien
vergieten, ik moet dat bloed wreken; het
is het bloed mijoer kinderen."
Een nieuw kunstje.
Aan het hoofdkantoor der posterijen te
New-York heeft men dezer dagen ont
dekt, dat een groot aantal Italianen het
middel had gevonden om op goedkoope
wijze tot in het oneindige met familie en
vrienden in Italië te correspondeeien, door
steeds dezelfde postzegels te gebruiken.
Hun meer vernuftig dan eerlijk systeem
bestond in het bestrijken van de zegels
met een laagje gom. De inkt van den
frankeerstempel kon daardoor het postzegel
niet bereiken, zoodat men met een natten
spor.s de gefrankeerde zegels zonder eenige
moeite weder gangbaar maakte. Men vond
een enorm aantal brieven, waarvan de ze
gels op deze wijze waren behandeld.
Een ideaal. Dame Wat is uw
ideaal van een gelukkig huwelijk P
Heer: Dagelijks drie ferme maaltijden
en alles zeer smakelijk toebereid.
Voorzichtig, De advokaat
Nicker heeft het proces, hetwelk hij voor
een landman voert, verloren. De boer is
daarover woedend, en toen hij de gepe
perde rekening der onkosten betaald had,
vroeg hij den advokaat met een bedrukt
gelaat
„Nog een vraag, mijnheer de advokaat.
Wanneer ik iemand onder getuigen een
ezel noem, wat kan mij dat voor het ge
recht kosten
„„Zeer eenvoudig, misschien 5 h 10
gnlden of voor eiken rijksdaalder een dag
hechtenis.**
„Weet gij, waarde heer, dan noem ik
u maar liever niet zool*
Vergulde sieraden te rei-
nigen. In kokend regenwater doet men
een weinig Ammomiak-zout, roert dat goed
dcor en dompelt de voorwerpen een oo-
genblik in deze vloeistof. Daarna worden
ze met een fijnen linnen doek afgewreven
en ra gced gedroogd fe zijn, met een wei
nig engelsch rood op een zeemleder lapje
gepoetst.
Tegen Rheumatismus.
Als een beproefd volksmiddel tegen' ge
meld lijden, wordt in Rusland aftreksel
van Roode-Mirtebezie gebruikt en wel op
de volgende wijze Men neemt 30 50
gram heele planten dus bladeren,
stengels en wortels snijdt ze in kleine
stukjes, giet er ongeveer 1/i Liter kokend
water over en laat dat nog 12 of 15 mi
nuten koken. Deze hoeveelheid aftreksel
drinke men in den loop van den dag op.
In chronische gevallen moet de kuur met
deze thee maanden achtereen voortgezet
worden.
ons te treden vroeg de vurige minnaar
haastig.
„Neen," antwoordde zij weder. „En toch
zou ik er voor terugdeinzen, verdriet aan
iemaud te moeten veroorzakenhet zou mij
ongemeen ongelukkig maken, wanneer om
mijnentwille tusscben u en uwe ouders een
verwijdering moest ontstaan."
De oogeu van den jongen man gloeiden.
H|j gelooide, dat hij zijn doel bereiken zou,
en zijn wil -doorzetten was van zjjn
vroegste jeugd zijn eenig doel geweest.
„Wat is erger?" vroeg hij. „Mjjn ge
heele leven vernietigen, zooals het vernie
tigd zal worden, wanneer ik u verlies en ik
verder als een eenzame kluizenaar zal moe
ten leven, die het leven als een last draagt,
omdat hem een aanlokkende toekomst ont
roofd is of voor korten tijd den hoogmoe-
digen trots zijner ouders te trotseeren P Ik
zeg niet, dat bet laatste zoo zal zjjn ik
stel het geval maar eens, om mijn stand
punt te verdedigen.
„Ruth, ik heb u van ganscher harte lief;
ik geloof, dat ook gij mij lief hebt. Wjj
zijn verwante naturen in onze neigingen.
Ik heb rijkelijk de middelen, om u het leven
zoo aangenaam mogelijk te maken en er is
geen eigenlijke reden, die ons verbiedt
aan ons hart gehoor ie geven. Wij zullen
naar Europa gaan wjj zullen een
reis maken door de oude wereld, hier en
daar een poos y er toeven, waar het ons be
valt en wannoor W,J bet dwalen moede wor
den, rnoogt ge zelve de plaats aanwijzen
waar ge uw toekomstig thuis wilt vestLon'
KJ. «rtadta, 1, êlLZ Zf»
gesteld. Uit het gelaat van II int °0r"
belde en onuitsprekelhk sptakün
de gedachte, dat >flïem
naam gezelschap Voor altyd ZT'
missen, baar het harte van angst H d
stilstaan. ttDgst deed
„O, Ralpb, ik kan u niet zeggen h„»
heengaan moet 1* zeide zjj. 6®
Over dit onderwerp schrijft Dr. J Erick
in de „Courant vooronders": Vooróordee
len omgeven het kind aan alle zijden voor
oordeelen, die gewoonlijk gebaseerd z'ijn on
overgeërfde gewoonten, en welke men daar
om bijna zonder vooruitzicht bestrijdt"
Men sehenke toch eens al zijn aandacht
aan het bedje van het kind Hoevele
ouders begraven hunne kleinen in de vee-
ren en leggen ook hun hoofdjes op veeren
kussens, niettegenstaande er niets schade-
lijkers is te bedenken, dan dit zachte bed!
De veeren beletten onbetwistbaar in hoogen
graad het verdampen der uitwaseming van
het te bed liggend wezen, waardoor dit
zeer licht in zweet geraakt. Het is een
bekend feit; „Hoe kleiner het kind, des
te grooter de uitwasemingdaarom moet
elk moeder er op bedacht zijn, de lacht
in de kinderkamer zoo dikwijls als mogelijk
is, te ververschen, en daarbij zooveel mo
gelijk een gelijke temperatuar te houden.
Een hoofdkussen van veeren is bepaald
slecht voor eeD klein kindwant de
warmte der veeren drijft het bloed te
sterk naar de teere hersenen van het kind,
en deze gestadige warmtetoevoer kan dik
wijls zeer kwade gevolgen hebbeD. Even
zoo verzwakt het veeren bed het geheele
lichaam, in plaats van het te versterken.
HaverdoppeD, welke overal te bekomen
zijn en gemakkelijk gereinigd en gedroogd
kunnen worden, zijn uitstekend geschikt
voor het vullen van het onderbed en van
het hoofdkussen. Slechts verzuime men
niet, ze op tijd te vernieuwen. Ook het
zeegras vormt een goede legerstede voor
de kleinen, omdat het evenals de ha-
verdoppen de uitwaseming voldoende
laat doordringen, geen beteekenisvolle
warmteverhooging veroorzaakt en omdat
zijn jodium-uitstraling de gezondheid van
het kind zeer bevordert.
Verder moet ik de meening, dat het
goed is, onder het kind een schaapshuidje
of een was-doek te leggen, als zeer ver
keerd afkeureD. Dergelijke onderlegsels
broeiën te veel en verslechten, wanneer
ze bevochtigd worden, den atmosfeer in de
omgeving van het kind. Het beste, wat
men onder het kind kan leggen is fllt.
Men heeft zulke filtdoekeD, welke de
vochtigheid gemakkelijk opzuigeD, zonder
ongezonden dampen nit te wasemen, zelfs
geprepareerdhet kind ligt er goed op,
verbit niet te veel en is ook voor kou
vatting gevrijwaard. Nog iets moet ik
den ouders hier in bet bizonder aanbeve
len de kleine kinderen in een eigen bed
je te leggenverhoogd, opdat zij niet de
stof en de insecten inademen, welke zich
op den bodem en in deszelfs onmiddellijke
nabijheid ophouden, en vooral ook opdat
de kinderen zoo mogelijk verschoond blij
ven van de uitwasemingen der volwasse
nen, welke voor de kinderen hoogst na-
deelig zijn en hen in hnnne ontwikkeling
belemmeren.
Al deze kleinigheden en schijnbaar niet-
opmerkenswaardige dingen hebben evenwel
een buitengewonen invloed op het groeien
der kleinen en op hnnne latere gezondheid;
wil men die bevorderen, dan mag men
zulke kleinigheden niet onopgemerkt voor
bij laten gaan, want in het kleine ligt
maar al te vaak de kiem voor het groote.
Ik geloof door deze aanwijzingen en raad
gevingen aan de jeugdige moeders een
dienst te bewijzen en haar er zeer mede
van nut te zijn, door haar opmerkzaam te
maken op gewoonten en voorooideelen, on
der welke juist onze zeer joDge kinderen
zeer hebben te lijden. Bij eenig naden-
„En gij hebt m|) lief en wilt mijne vronw
worden P"
„Ja, ik weet dat ik n liever heb, dan
iemand anders op de wereld.*
HOOFDSTUK 4.
Een half uur lafer, nadat Ruth haar hand
aan Mr. Plympton had toegezegd, en ter
wijl het minnende paartje gelukkig in el
kanders bezit, naast elkander zat, kwam een
bode uit huis tot hen, om Rnth te zeggen,
dat Mrs- Plympton teruggekeerd was, en
hare diensten noodig had.
„M|jne moeder teruggekeerd P riep Ralph
uit, terwijl bjj verrast opsprong. „En zjj
zou morgen eerst bomen!"
Ruth nam met zenuwachtig bevende vin
gers haar werk bij elkander en ging flnks
het huis in, ten prooi aan zeer neerslach
tige gevoelens.
Zjj vond Mrs. Plympton in de ontvang
kamer, waar de vrouw haar koeltjes en uit
de hoogte begroette, alsof zij in het geheel
niet op reis was geweest en haar vervol
gens een werkje opgaf, dat zij, zooals zjj
zich uitdrukte, snel gemaakt wenschte te
zien.
Op die manier bad Ruth den ganschen
avond druk haar werk en ook geen ge
legenheid, Ralph te zien eer zij naar bed
ging, daar zjjne moeder hem tot laat in
den avond in het salon aan den praat
hield.
Het jonge meisje was, terwijl zij gebogen
over haar naaiwerk zat, bjjna geschrikt
over hetgeen zij gedaan had. Toch ge
voelde zij zich tegeljjktijdig gelnkkig, want
er lag voor haar een groote troost in, dat
haar toekomst verzekerd was, dat zjj niet
langer zonder thuis en zonder vrienden op
de wereld zou zijn, eiken dag eon aantal
uren bard had te werken, opdat zjj in baar
levensonderhoud zou kunnen voorzien.
Zij was een weinig ontnuchterd doordatRalph
geen moeite gedaan bad, om haar te zien,
eer zij zich te slapen legde, al was het dan
ook alleen maar, om baar een haastigen
groet toe te fluisteren. Zjj was evenwel
den volgenden morgen nog meer in de war
en nog droeviger gestemd, toen zjj hoorde,