Brieven lit de Maasstad. Laat Verzoent!. Zondag 11 October 1836. 40ste Jaargang No. 3141. He.b»rurite°"klr4oT''' De liedjes der kleine kinderen. BIJVOEGSEL. GEMENGD NIÉUWS. De lugubre zaak Hoogsteden is met de invrijheidstelling van W. J. de Vos van de baan en op een zeer onbevre digde wijze de moordenaar is niet ge vonden en het rechtsgevoel der natie blijft onbevredigd. Alleen het toeval kan thans nog doen gebeuren wat al voor bijna een jaar, dadelijk na den moord, had moeten gebeuren, alleen het toeval kan den misdadiger in de handen der justitie leveren. In een der dagbladen is gewezen op het vreeselijk onrechtvaardige van het feit dat een onschuldige eenige maan den opgesloten wordt en als het der justitie niet langer gewenscht voorkomt hem te houden, zoo maar zonder meer naar huis wordt gestuurd, Van scha devergoeding, misschien zelfs van excu ses, geen sprake Dat hierin do wet verandering moet brengen, spreekt van zelt. Doch het is niet mijn taak dit te bepleiten, ik heb me als eenvoudig croniqueur alleen bezig te houden met de zaken die de Maasstad onmiddel lijk betreften. Een onderhoud met de Vos is in één der bladen medegedeeld, ook uw briefschrijver heeft den man gesproken, maar omdat in hoofdzaak hij hetzelfde gehoord heeft als in de bladen werd vermeld, komt hij hier niet nog eens op dat gesprek terug. Alleen moet het mij van 't hart dat ik de Vos niet zoo betrekkelijk kalm vond als daar werd vermeld. In tegendeel, hij leek mo zeer opgewonden en zéér verbitterd. Eerst enkele weken getrouwd, werd hij gevangen gezet en zijn jonge vrouw alleen achtergelaten. O, men is wei vriendelijk voor hem, kameraden hebben zijn vrouw onder steund, maar hij vreest dat er toch iets tegen hem is blijven zitten in de harten van die hem kennen en dat hij dit misschien spoedig tot zijn nadeel zal ondervinden. Hij heeft niet het diep-ontzag voor de justitie, dat der mindere klasse eigen schijnt en dat hem zou doen zwijgen in stille blijdschap dat hy weer veilig uit hare handen geraakt is. Integendeel, hij koestert een diepen wrevel tegen een naar zijne mee ning zoo onrechtvaardig optreden, waarvan hij het slachtoffer was en hij aarzelt niet, daaraan in woorden uiting te geven. Waaraan de politie het vermoeden van zijn schuld ontleende, is eigenlijk niet erg duidelijk. Het praatje van Bons, die wel eens een glaasje drinkt, moet een bestaand begin van een ver moeden uitbreiding hebben gegeven. Ik kon trouwens niet in bijzonderhe den gaan vragen, want de Vos die, na pas ontslagen te zijn, liever niet uitweidde over deze kleinigheden die het groote feit van een onschuldig ge vangen houden niet motiveeren kunnen, gaf op desbetreffende vragen een ont wijkend antwoord. Ik heb ook Hoogsteden, den vader van het in November 1895 vermoordde knaapje nog even gesprokenmaar ik heb niet den moed gehad, met een journalisten-wreedheid den man, die nu FEUILLETON. bijna genezen is van den feilen schok, weer eens opnieuw pijn te doen. Hij wist me niets van de Vos te vertellen, kende dien ternauwernood en had van zijne gevangenneming heel weinig ver wachting gehad. Vermoedens heeft hij niet meer en als de politie in hetzelfde geval verkeert, zijn wij aan het einde. Met bedoeling stond ik nog even bij dezeon verkwikkelijke affaire stil. Maan denlang was zij het hoofdonderwerp van alle gesprekken en zij heeft niet bijgedragen tot een grooter vertrouwen bij het publiek jegens de politie. Het publiek wijst, misschien zeer ten on rechte, op het buitenland, op andere groote steden, waar men groote mis dadigers enkele dagen na de misdaad weet te pakken. En men wijst erbij op het zeer hooghartig optreden inder tijd tegen de pers, die allerlei onheb belijke onbescheidenheden werd verwo- ten en men vindt dat zij tot een der gelijke hooghartigheid geen recht had. En hiermede uit. Zoo komen meer dingen met veel bombarie en trekken ongemerkt heen. Niet ongemerkt gingen de dagen van groen en zomerwarmte. Met veel ge- storm, veel regen en veel hagel giDgen de betere dagen en die van kou en guurheid zijn gekomen. Dadelijk nadat het eerste vergeelde blad van de boomen was gewaaid, kwa men de circulaires van soepcommissies, de aanvrage tot hulp voor kleerenuit- deeling en spijsverschaffing aan behoef tige schoolkinderen, de beden voor bet Kinderhuis en de Blindeninrichtingen enz. enz. Er ligt een stapeltje van die circu laires vóór me. Mijn goede huiszorg pleegt al die brieven zorgvuldig uit de brievenbus te verzamelen en elk exem plaar afzonderlijk, met een zeer opwek- kenden toespraak er bij onder mijn oogen te brengen. Mijn huiszorg is de vijftig gepasseerd, en dan wordt men, als men in goeden doen is, zeer weldadig. Zij is bui ten mijn schuld niet in goeden doen, maar zij is ook liefdadig met mijn zeer bescheiden finantieele middelen. Zij vindt, dat ik in de kassen van alle deze commissies iets behoor bij te dragen. Want ik behoor, volgens haar, blijde te wezen, dat ik niet gekleed of gevoed behoef te worden, door welda dige menschen, dat ik in mijn eigen gezellig huisje kan wonen 't kon minderen dat ik daarom minder- fortuinlijken helpen moet. Nu geef ik liever spontaan iets aan een armen drommel met een houten been dien ik op straat ontmoet, dan aan deftige poorters, die de circulaire met aanvrage om steun onderteekenen. Die dames en heeren kunnen het allen beter missen dan ik, redeneer ik wel eens en ik heb meer genoegen in de blijdschap van den armen man dien ik een dubbeltje gaf, dan in het hooghartig bedankje van de welgestelde dame in wier volle portemonnaie mijn gulden spoorloos verdwijnt. Elk mensch is min of meer egoïst, sommigen zelf heel erg egoïst en dat openbaart zich het sterkst als het op geven en weldoen aankomt. Het is eigenlijk heel slecht en het druischt volkomen in tegen ideale begrijpen van weldadigheid, dat men iets als waar voor zijn geld verlangt. Maar toch verlangt men het. Daarom zijn bazars en liefdadigheids voorstellingen in den regel zoo vrucht baar. Bazare hebben wij hier te over. Er is gisteren één gesloten, van daag fs er één geopend en men is bezig aan het in-elkaarzetten van een derde, als deze afgeloopen zal zijn. Ik houd niet van dergelijke bazaars. In den regel is alles van giften bjj- eengehaald. Vijf of zes dames gingen in hun kring aan het verzamelen en zij gaarden in betrekkelijk korten tijd vol doende voorraad. Ziehier wat voor een bazar, zooals die meestal in Rotterdam gehouden wordt, noodig is. 75 speldenkussens, 50 tafelloopers, 30 poppen, 200 groote en kleine hand werkjes, 40 lampenkappen, 250 pakken en pakjes chocolade, 25 paar schilde rijen, 10 toiletspiegels, 5 sierklokjes, 25 kalenders op zijde gedrukt, 75 ver schillende boekwerken, 20 bussen thee en 1 penanttafeltje. Daarbij een twintig tal jonge dames, die niets te doen heb ben, lief zijn en praten kunnen, die thee kunnen zetten en taartjes presen teeren en de bazar is klaar. De arti kelen van de speldenkussens tot het penanttafeltje worden op lange tafels in methodelooze wanorde neergezet, een bloemist geeft wat palmpotten cadeau en de uitnoodigingen worden verzonden. O, ik beb het land aan bazaars en ik ga er niet meer heen. Ik kwam er altijd vandaan meteen zestal speldenkussens en een boekwerk en als ik niet zoo verstandig was ge weest, telkens weer alles weg te geven voor een volgende bazar dan had ik een halven winkel van Tesselschade thuis. Eén speldenkussen heb ik bewaard nadat het al vijf achtereenvolgende ma len op vijfachtereenvolgende bazaars waaraan ik het telkens cadeau gegeven had, opnieuw was aangesmeerd. Maar nu ga ik niet meer. Al vra gen de vele jonge dames van mijn ken nis het ook nog zoo hartelijk, ik dank haar vriendelijk en wensch haar veel succes op haar edelmoedig streven, dat ik zeer toejuich. Voor de circulaires kan ik niet bedan ken, en die laat ik mij dus maar zenden. O, geloof vooral niet dat ik anti-fi lantropisch ben. Ik heb zielsmedelijden met arme, ongelukkige menschen, die in onze droevige maatschappij el lende en verdriet hebben, maar de soort weldadigheid van bazaars en lezingen en circulaires, uitgeoefend met een over dreven rumoerigheid zooals die veel gebruikelijk is in Rotterdam, telt mij niet onder hare bewonderaars. Een vriend van me gaf een niet onaardig voorbeeld aan zijne medemen- schen. Hij las alle circulaires, door, nam kennis van alle aanleidingen tot bazaars, maakte zijn aanteekeningen, stak een aantal losse kwartjes in zijn zak en ging dan zelf de ongelukkige families en de noodlijdende inrichtingen bezoeken. Dan raakte hij ook zijn kwartjes kwijt, maar hij wist tenmins te precies waaraan, en er ging geen korting af aan kosten voor drukwerk en inrichting voor bazaars Nu de tijd van vraag naar medewer king gekomen is, moet men voorzich tig wezen en weten hoe en waaraan men zijn geld geeft. Weldadigheid is feitelijk alles verde digbaar als zij niet gepaard gaat met bombarie en niet in handen rust van meisjes die er au fond een aardig tijd verdrijf van maken. D. zg 1?LhrJZgelaat tot hem oP. SCHAGER ClüMT. Rotterdam, 7 Octb. 1896. CYIH. Roman naar het Engelsch 3. van Ella Wald. HOOFDSTUK III. Zijn vader, Anton Plympton, was wijd en zijd in den omtrek, de rijkste man. Deze had zich zijn ontzaglijk ver mogen door verschillende operatiëa en ge waagde speculatiën verworven, en was een man, die trots was op zijn behaald succes, gaarne den aristocraat speelde en altijd den mond vol had van de „familie Plympton" en de „Plympton goederen* en dergelijkonde geboorte van een zoon had hem in de hoog ste sfeeren gevoerd en hem luchikastoeLn doen bouwen, over hetgeen de nakomeling van het „Plympton-huis" en de trots van het „Plymplon-hart" in d^ze wereld berei ken zou. Maar de bewuste spruit dreigde na zjjn terugkeer iu het ouderlijk huis ai da hoop en verwachtingen te vernietigen. De god der liefde had hem met een zij ner pijlen getroffen; de ouders in hunne blindheid merkten evenwel niets. En daar de jonge man zioh uiterst terug houdend gedroeg en zoo dikwijls hij de mooie kamerjuffer in tegenwoordigheid zijnor ouders ontmoette, hij haar met de meest mogelijke onverschilligheid behandelde, zoo geloofden zijne ouders vast en zeker, dat zijn trots even groot was als de hunne en dat hij zioh nooit vernederen zou,door eene, die maatschappelijk zoo diep beneden hem stond te bewonderen, of met haar op een vertrou- welijken voet te komen. Maar nu moeten wij naar het prieel te- rngkeeren, van waar uit wij den Hudson kunnen overzien. Mr. en Mrs. Plympton waren voor eeni ge dagen naar Saratoga gegaan, om daar eenige vrienden uit het Westen te ontmoe ten, en daardoor had de jonge minnaar ge- legenheid gehad, zjjn doel te vervolgen en was sooals wij reeds hebben gezien daarmee op zijn ijverigst in de weer. Het was een warme, lieflijke achtermid dag in September, en Ruth, die het verblijf in hnis was beginnen te vervelen, had zich met haar werk in het aardige zomerhuisje neergezet. Zij droeg een eenvoudig, blauw en wit gestreept kleedje en had een blauw lint om den hals en eveneens een om den middel ge slagen. Haar schoon haar was smaakvol opgemaakt en met haar lief, friseh gelaat, waarin die wondervolle blauwe oogen schit terden, en een aanvalligen lach om de lippen was zij een persoontje, tan volle in staat, om het hart van een man, die de schoon heid aanbad, in verrukking te brengen. En zoo vond Ralph Plympton baar. Hij vond haar altijd, zoodra het veld rnim was en eer een half uur verloopen was, had hij de boven meegedeelde verklaring reeds ge daan. De aantrekkingskracht tot elkander was te gelijktijdig gegaan. Ruth had geen jong meisje moeten zijn, om zioh niet ge streeld te gevoelen, door de opmerkzaam heid en bewondering die de aristocratische jonge man haar bewees en wiens vertrouw baarheid met het leven in de groote wereld hom een zekere elegantie verleende, die haar buitengewoon beviel. Hij was drie en twintig jaar oud, had een welgevormde gestalte, een aantrekkelijk ge laat, ofschoon ean menschenkenner er een lichtzinnig, zelfzuchtig en zwak karakter uit gelezen zou hebben. Hij had oen paar vrooljjke oogen, krullende, glanzende haren en een aanmoedigenden lach en een spraakzaam heid, die zijn grootste aantrekkelijkheid was. Hij was zeer vriendelijk, aardig en voor komend tegenover haar geweest, had haar altijd als eon dame behandeld en haar ve lerlei opmerkzaamheden bewezen, die hem tn haar hart een warm plaatsje hadden verzekerd, totdat zij, zooals zij het uit drukte, begon te geloovon, dat zij bniten haar vader en haar moeder nooit iemand zoo lief gehad had, als hem. Maar liefde dat hartstochtelijke, storm achtige, alles verlangende gevoel, zooals hij het voor haar uitte, dat gelooide zij niet te gevoelen voor hem. Zij zat met neergeslagen oogen en hoog- roode wangen, zoodra hij gijn laatstee aanval op triomfeerenden toon geëindigd bad. Waarlijk, nooit had iemand haar zoo goed bevallen. Zij was altijd gelnkkig, wanneer zjj bij hem was; zij miste hem, wanneer hij afwezig was en zag met ongeduld zijn terugkeer te gemoet. Inderdaad, haar laat ste gedachte voor zij ging slapen, was al tijd aan de oogenblikken, welke zij in zijn bij zijn had doorgebracht en haar eerste ge dachte was 's morgens, of zjj hem wel weder zon zien. Maar was dat liefde, zooals hij het uit drukte Aanbad zij hem P Zon zij gevoe len, dat haar leven zonder zjjne onophou delijke nabijheid onvolkomen zon zijn? Dat waren de vragen, welke zij zich stelde en waarop zij op dit oogenbük geen be vestigend antwoord kon geven. „Ruth, mijn geliefde, waarom zegt ge mjj niet, dat gij de mijne wordon wilt P" vroeg de jonge man eindelijk, terwijl hij zich over haar heen boog, om haar in het afgewende gelaat te kunnen zien. „Gij hebt u zoozeer in mijn hart genesteld, dat ik buiten u niet meer leven kan.* Het meisje zag hem half ontsteld van onder de lange wimpers aan. „Waarlijk, dat kan^ n geen ernst zijn 1* murmelde zij op angstigen toon. „Ja, het is mjj wel ernstriep bij opge wonden uit. „Kunt gij het dan verdragen, dat ik heenga om nooit weer te keeren?' Ruth sidderde en verbleekte. „Ik heb aan zooiets nog niet gedacht", zeide zij. „Ik zal het dan zeer eenzaam hebben ik geloof, dat ik n zeer smarteljjk zou mis sen, meer dan ik n zeggen kan.* „Dan ben ik er ook zeker van, dat gij mjj lief bebt, mijn dierbare l" riep de vurige minnaar uit, terwijl zijn gelaat ophelderde en hij haar kleine hand tegen zjjn hart drukte. „Gij moet mij lief hebben gij moet mij dat zeggen gjj moet mjj be loven, dat gij met mjj trouwen wilt, of ik moet heengaan. Ik kan zoo niet verder le ven; n dag aan dag in mjjn bjjzjjn te zien en te Eenopzienbarend voorval heeft de vorige week te Gemirren plaats gehad, tijdens een oogstfeest, aldaar gehou den. Op dien dag trachtte een arbeider zijn eigen zoon met een bijl te onthoof den. De jongen had namelijk bij het hoe den van het vee, dit in een penenveld la ten loopen. Daarover geraakte de man in woede, Toen nu de sterke-diank hem zijn heldere bezinning ontroofd had, riep hij den jongen bij zich, bond hem de han den en voeten, legde hem op een blok en wilde toen met een bijl zijn eigen kind het hoofd afhouwen. Toen hij juist de biji ophief, kwam toevallig de oudste zoon nit de kamer. Deze ontdekte het duivelsch voornemen van den vader, sprong toe en ontrukte hem de bijl. Nn wilde de on- mensch hem en de intusschen toegesnelde vronw naar het leven staan. Eerst als nog eenige „pootige" buren te hulp geroepen waren, gelakte jhet, den woesten mensch meester te worden. Practisch. „Lina, gij hebt de Suikertang verge ten.* Dienstmeisje (grijpt met de vingers in de suikerschaal en werpt de suikertablets in de kopjes)„Lieve hemel, mevrouw, wat is u toch onpractischu weet u ook nooit te redden Een Vrouwenkenner. „Het gelukte al heel gemakkelijk de jonge dames alleen door haar een glanzend knoopje voor te houden, in hypnose te brengen Rechter„Hm, waarschijnlijk waren het unilorm-kuoopen." Op eenvoudige w ij ze kan men een uitstekende lijm voor glas, por- celein en aardewerk verkrijgen, n.1. wan neer men versche ongebluschte kalk met wei en een weinig eiwit tot een deeg jver- mengt. Evenwel moet men met de lijmsoort vlug te werk gaan, omdat ze spoedig hard wordt, wanneer ze aan de lucht wordt blootgesteld. Een verdierlijkt vader. Een te Frankfort wonende boekhouder, die de vader is van een onwettig kind, bekommerde zich om dat kind niet meer. Zondag verscheen de moeder van dit kind nn bij haren gewezen minnaar, om hem het kind te brengen, waarvoor zij alleen niet kon zorgen. De man geraakte daar over zoo in woede, dat hij moeder en kind eerst door slagen en wurgen, gru welijk mishandelde en ze daarna de trap afwierp. 5 Om duiven aante schaffen en te doen wenneD, is de naherfst de gunstigste tijd. Zij laten zich om dezen tijd langer in het hok opsluiteD, wat juist helpt dat zij aan hun hok wennen, en laat men ze dan uitvliegen, als alles met sneeuw bedekt is en de geheele omtrek een geheel ander voorkomen heeft, dan vliegen zij in den regel niet zoover en keeren gaarne en spoedig terug naar het warme nest, waar zij verpleegd en gevoe derd worden- Ter k a r a k t e r i s e e r i n g v a n czaar Nicolaas I, wiens 100-jarige ge boortedag eenigen tijd geleden door ge heel Rusland werd herdacht, dienen de woorden, die de keizer tot den beroemden Russischen geschiedschrijver Karamsin sprak, toen deze na de bloedige onder drukking van den opstand van 14 Decem ber 1825, herhaaldelijk's keizers clementie weten, dat gij nooit de mijne zult worden, dat is niet om te verduren 1" „Maar Mr. „Alleen Ralph 1* viel hij haar eenigszins gebiedend in de reden. „Goed dan, Ralph,* herhaalde zij, terwijl een schuchter lachje om hare lippen speelde en een gloeiende blos hare wangen bedekte. „Ik vrees, dat gij beter gedaan hadt, het mij niet te zeggen. Ik vrees dat Mr. en Mrs. Plympton hunne toestemming niet zul len geven." De jonge man kleurde tot achter zijn ooren. Hjj wist maar al te goed, dat zijne ouders nooit zouden toestemmen. „Ik zie niet in, mijn lieveliDg, waarom of zij niet zouden toestemmen,* antwoordde hij vleiend. „Maar stel eens, dat zij pogin gen zouden doen, zoo geloof ik toch niet, dat een dergelijk iets het geluk van twee men schen in den weg mag staan. Ik ben meer derjarig - ik weet, wat ik wil ik heb een onafhankelijk vermogen en in de kenze m|jner vrouw heb ik slechts rekening te houden met mijn eigene wensehen, ofschoon wanneer m|jne keuze de toestemming mijner ouders meedraagt ik slechts des te gelukkiger zal zjjn-* Hij zag er zeer presentable en mannelijk uit, toen h|j dat zeide en Ruth hield hem voor een zeer edel menBch. Inderdaad zijne woorden troffen haar zeer, ja meer, dan alles wat hij tot dusverre gezegd had, en zij zeide tot zichzelf, dat hij een goed en liefdevol echtgenoot zou zjjn, dat hij zeer veel zorg voor haar zou dragen, kortom, dat zjj zeer gelukkig met hom zjjn ZOU. Mijn lieve, gelooft ge, dat er naar de meening van anderen gevraagd behoeft te worden, als het te doen is om het geluk van twee menschen, die elkander waarachtig en oprecht liefhebben P" ging Ralhh na een korte pauze voort, toen zjj met ant woordde. „Neen,* zeide Rnth, op zeer beslisten toon sprekende. tEn wanneer gij zeker waart, dat gij mij liefhadt en dat ik uwer waardig was, zoudt gij dan iemand toestaso, scheidend tnsscben voor de samenzweerders inriep. „KnDt ge werkelijk meenen,* zeide de czaar, „dat ik mij persoonlijk wreek, per soonlijk wraak eisch Als mensch, als vader lijd ik meer dan allen, maar als keizer moet ik al mijn innerlijke gevoe lens onderdrukken en thans streng zijn, om naderhand goed te wezen, om deze samenzwering tot den wortel uit te roeien, die in staat is, Rusland te verderven. Van deze dagen hangt mijn geheele re geering af. Als ik heden zwak ben, voer ik Rusland op den weg des verderfs en als ik heden eenigen ontzie, breng ik morgen duizenden in het verderf. Ik moet thans streng zijn, ik moet eenige levens opofferen, om later duizenden te redden. Zwakheid zou thans een lafheid van den Russischen heerscher zijn. Ik heb onschul dig bloed door deze waanzinnigen zien vergieten, ik moet dat bloed wreken; het is het bloed mijoer kinderen." Een nieuw kunstje. Aan het hoofdkantoor der posterijen te New-York heeft men dezer dagen ont dekt, dat een groot aantal Italianen het middel had gevonden om op goedkoope wijze tot in het oneindige met familie en vrienden in Italië te correspondeeien, door steeds dezelfde postzegels te gebruiken. Hun meer vernuftig dan eerlijk systeem bestond in het bestrijken van de zegels met een laagje gom. De inkt van den frankeerstempel kon daardoor het postzegel niet bereiken, zoodat men met een natten spor.s de gefrankeerde zegels zonder eenige moeite weder gangbaar maakte. Men vond een enorm aantal brieven, waarvan de ze gels op deze wijze waren behandeld. Een ideaal. Dame Wat is uw ideaal van een gelukkig huwelijk P Heer: Dagelijks drie ferme maaltijden en alles zeer smakelijk toebereid. Voorzichtig, De advokaat Nicker heeft het proces, hetwelk hij voor een landman voert, verloren. De boer is daarover woedend, en toen hij de gepe perde rekening der onkosten betaald had, vroeg hij den advokaat met een bedrukt gelaat „Nog een vraag, mijnheer de advokaat. Wanneer ik iemand onder getuigen een ezel noem, wat kan mij dat voor het ge recht kosten „„Zeer eenvoudig, misschien 5 h 10 gnlden of voor eiken rijksdaalder een dag hechtenis.** „Weet gij, waarde heer, dan noem ik u maar liever niet zool* Vergulde sieraden te rei- nigen. In kokend regenwater doet men een weinig Ammomiak-zout, roert dat goed dcor en dompelt de voorwerpen een oo- genblik in deze vloeistof. Daarna worden ze met een fijnen linnen doek afgewreven en ra gced gedroogd fe zijn, met een wei nig engelsch rood op een zeemleder lapje gepoetst. Tegen Rheumatismus. Als een beproefd volksmiddel tegen' ge meld lijden, wordt in Rusland aftreksel van Roode-Mirtebezie gebruikt en wel op de volgende wijze Men neemt 30 50 gram heele planten dus bladeren, stengels en wortels snijdt ze in kleine stukjes, giet er ongeveer 1/i Liter kokend water over en laat dat nog 12 of 15 mi nuten koken. Deze hoeveelheid aftreksel drinke men in den loop van den dag op. In chronische gevallen moet de kuur met deze thee maanden achtereen voortgezet worden. ons te treden vroeg de vurige minnaar haastig. „Neen," antwoordde zij weder. „En toch zou ik er voor terugdeinzen, verdriet aan iemaud te moeten veroorzakenhet zou mij ongemeen ongelukkig maken, wanneer om mijnentwille tusscben u en uwe ouders een verwijdering moest ontstaan." De oogeu van den jongen man gloeiden. H|j gelooide, dat hij zijn doel bereiken zou, en zijn wil -doorzetten was van zjjn vroegste jeugd zijn eenig doel geweest. „Wat is erger?" vroeg hij. „Mjjn ge heele leven vernietigen, zooals het vernie tigd zal worden, wanneer ik u verlies en ik verder als een eenzame kluizenaar zal moe ten leven, die het leven als een last draagt, omdat hem een aanlokkende toekomst ont roofd is of voor korten tijd den hoogmoe- digen trots zijner ouders te trotseeren P Ik zeg niet, dat bet laatste zoo zal zjjn ik stel het geval maar eens, om mijn stand punt te verdedigen. „Ruth, ik heb u van ganscher harte lief; ik geloof, dat ook gij mij lief hebt. Wjj zijn verwante naturen in onze neigingen. Ik heb rijkelijk de middelen, om u het leven zoo aangenaam mogelijk te maken en er is geen eigenlijke reden, die ons verbiedt aan ons hart gehoor ie geven. Wij zullen naar Europa gaan wjj zullen een reis maken door de oude wereld, hier en daar een poos y er toeven, waar het ons be valt en wannoor W,J bet dwalen moede wor den, rnoogt ge zelve de plaats aanwijzen waar ge uw toekomstig thuis wilt vestLon' KJ. «rtadta, 1, êlLZ Zf» gesteld. Uit het gelaat van II int °0r" belde en onuitsprekelhk sptakün de gedachte, dat >flïem naam gezelschap Voor altyd ZT' missen, baar het harte van angst H d stilstaan. ttDgst deed „O, Ralpb, ik kan u niet zeggen h„» heengaan moet 1* zeide zjj. 6® Over dit onderwerp schrijft Dr. J Erick in de „Courant vooronders": Vooróordee len omgeven het kind aan alle zijden voor oordeelen, die gewoonlijk gebaseerd z'ijn on overgeërfde gewoonten, en welke men daar om bijna zonder vooruitzicht bestrijdt" Men sehenke toch eens al zijn aandacht aan het bedje van het kind Hoevele ouders begraven hunne kleinen in de vee- ren en leggen ook hun hoofdjes op veeren kussens, niettegenstaande er niets schade- lijkers is te bedenken, dan dit zachte bed! De veeren beletten onbetwistbaar in hoogen graad het verdampen der uitwaseming van het te bed liggend wezen, waardoor dit zeer licht in zweet geraakt. Het is een bekend feit; „Hoe kleiner het kind, des te grooter de uitwasemingdaarom moet elk moeder er op bedacht zijn, de lacht in de kinderkamer zoo dikwijls als mogelijk is, te ververschen, en daarbij zooveel mo gelijk een gelijke temperatuar te houden. Een hoofdkussen van veeren is bepaald slecht voor eeD klein kindwant de warmte der veeren drijft het bloed te sterk naar de teere hersenen van het kind, en deze gestadige warmtetoevoer kan dik wijls zeer kwade gevolgen hebbeD. Even zoo verzwakt het veeren bed het geheele lichaam, in plaats van het te versterken. HaverdoppeD, welke overal te bekomen zijn en gemakkelijk gereinigd en gedroogd kunnen worden, zijn uitstekend geschikt voor het vullen van het onderbed en van het hoofdkussen. Slechts verzuime men niet, ze op tijd te vernieuwen. Ook het zeegras vormt een goede legerstede voor de kleinen, omdat het evenals de ha- verdoppen de uitwaseming voldoende laat doordringen, geen beteekenisvolle warmteverhooging veroorzaakt en omdat zijn jodium-uitstraling de gezondheid van het kind zeer bevordert. Verder moet ik de meening, dat het goed is, onder het kind een schaapshuidje of een was-doek te leggen, als zeer ver keerd afkeureD. Dergelijke onderlegsels broeiën te veel en verslechten, wanneer ze bevochtigd worden, den atmosfeer in de omgeving van het kind. Het beste, wat men onder het kind kan leggen is fllt. Men heeft zulke filtdoekeD, welke de vochtigheid gemakkelijk opzuigeD, zonder ongezonden dampen nit te wasemen, zelfs geprepareerdhet kind ligt er goed op, verbit niet te veel en is ook voor kou vatting gevrijwaard. Nog iets moet ik den ouders hier in bet bizonder aanbeve len de kleine kinderen in een eigen bed je te leggenverhoogd, opdat zij niet de stof en de insecten inademen, welke zich op den bodem en in deszelfs onmiddellijke nabijheid ophouden, en vooral ook opdat de kinderen zoo mogelijk verschoond blij ven van de uitwasemingen der volwasse nen, welke voor de kinderen hoogst na- deelig zijn en hen in hnnne ontwikkeling belemmeren. Al deze kleinigheden en schijnbaar niet- opmerkenswaardige dingen hebben evenwel een buitengewonen invloed op het groeien der kleinen en op hnnne latere gezondheid; wil men die bevorderen, dan mag men zulke kleinigheden niet onopgemerkt voor bij laten gaan, want in het kleine ligt maar al te vaak de kiem voor het groote. Ik geloof door deze aanwijzingen en raad gevingen aan de jeugdige moeders een dienst te bewijzen en haar er zeer mede van nut te zijn, door haar opmerkzaam te maken op gewoonten en voorooideelen, on der welke juist onze zeer joDge kinderen zeer hebben te lijden. Bij eenig naden- „En gij hebt m|) lief en wilt mijne vronw worden P" „Ja, ik weet dat ik n liever heb, dan iemand anders op de wereld.* HOOFDSTUK 4. Een half uur lafer, nadat Ruth haar hand aan Mr. Plympton had toegezegd, en ter wijl het minnende paartje gelukkig in el kanders bezit, naast elkander zat, kwam een bode uit huis tot hen, om Rnth te zeggen, dat Mrs- Plympton teruggekeerd was, en hare diensten noodig had. „M|jne moeder teruggekeerd P riep Ralph uit, terwijl bjj verrast opsprong. „En zjj zou morgen eerst bomen!" Ruth nam met zenuwachtig bevende vin gers haar werk bij elkander en ging flnks het huis in, ten prooi aan zeer neerslach tige gevoelens. Zjj vond Mrs. Plympton in de ontvang kamer, waar de vrouw haar koeltjes en uit de hoogte begroette, alsof zij in het geheel niet op reis was geweest en haar vervol gens een werkje opgaf, dat zij, zooals zjj zich uitdrukte, snel gemaakt wenschte te zien. Op die manier bad Ruth den ganschen avond druk haar werk en ook geen ge legenheid, Ralph te zien eer zij naar bed ging, daar zjjne moeder hem tot laat in den avond in het salon aan den praat hield. Het jonge meisje was, terwijl zij gebogen over haar naaiwerk zat, bjjna geschrikt over hetgeen zij gedaan had. Toch ge voelde zij zich tegeljjktijdig gelnkkig, want er lag voor haar een groote troost in, dat haar toekomst verzekerd was, dat zjj niet langer zonder thuis en zonder vrienden op de wereld zou zijn, eiken dag eon aantal uren bard had te werken, opdat zjj in baar levensonderhoud zou kunnen voorzien. Zij was een weinig ontnuchterd doordatRalph geen moeite gedaan bad, om haar te zien, eer zij zich te slapen legde, al was het dan ook alleen maar, om baar een haastigen groet toe te fluisteren. Zjj was evenwel den volgenden morgen nog meer in de war en nog droeviger gestemd, toen zjj hoorde,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 5