Brieven uil ie Maasstafl.
Laat Verzoend.
Zondag 22 November 1396.
40ste Jaargang No. 3153.
BIJVOEGSEL.
FEUILLETON.
GEMENGD NIÉUWS.
Rotterdam, 17 Novomb. 1896.
We staan hier op het oogenblik: voor
een werkelijk ernstig feit.
Men verwacht niets meer of minder,
dan een burgermeesterkrisis, iets wer
kelijk ongehoords.
Ik zal u in het kort vertellen, wat
de zaak is:
Zooals u bekend is, ligt er over onze
groote rivier eene voetbrug. Het midden
van die brug is bestemd voor rijtuigen
en sleeperswagens, de beide zijgangen
zijn gereserveerd voor voetgangers.
Tot voor enkele maanden liet men
de lui loopen aan welke zijde zij wil
den. In groote buitenlandsche steden
geldt als eene vanzelfheid voor ieder
rechts-houden; in onze stad legde men
den burgers in dat opzicht geen banden
aan en men liet ze loopen, waar ze 't
goed vonden.
Tot plotseling op een morgen aan el
ke zijde van de brug een agent van
politie werd neergezet, die de aanko-
mers, zonder vorm van proces gebood
rechts houden.
Met zoo iets moet men juist bij de
Rotterdammers aankomenVan alle
zijden W6rd luid gemopperd over zoo'n
drang, men wilde zich niet onderwer
pen. Tersluiks liep men in het midden
van de brug over naar links, maar als
dan een diender met een barsch ge
zicht aankwam, snelde men toch weer
over naar de andere zijde.
Maar de klachten bleven aanhouden.
Met het énorm druk verkeer van wa
gens was het vaak heel moeielijk, aan
het einde der brug over te steken naar
het andere trottoir; men moest mi
nuten lang wachten, kwam te laat op
kantoor, verzuimde de beurs enz. enz.
U moet rechts houden, meneer,
zei de agent.
Wie zegt dat
Order van den Burgemeester, me
neer.
Goed, ik ga hier niet vandaan.
Dat is wederspannigheid, meneer,
ik maak proces-verbaal op.
Ga je gang.
De advocaat werd voor den kanton
rechter gedaagd. Hij verdedigde zich
met de bewering, dat de burgemeester
het recht niet heeft, eene dergelijke be
paling vast te stellen, buiten den raad
om, en dat zeker op de overtreding
geen straf kon worden gesteld. Met
deze redeneering verklaarde de kanton
rechter geheel meê te gaan en de ad
vocaat werd vrijgesproken.
Hiermede was dus uitgesproken, dat
men links mocht gaan als men wilde,
en de agenten werden van de brug-
ingangen weggenomen.
Een poosje later diende de burge
meester bij den raad het voorstel in,
op straffen van geldboeten te bepalen,
dat voetgangers verplicht waren rechts
te houden.
Toen stak een ware orkaan op. Het
regende ingezonden stukken in de
bladen. Zelfs een lid van de Tweede Ka
mer, de heer A. Plate, stelde zich par
tij tegen den Burgemeester, en in den
Raad diende daarom, toen het voorstel
aan de orde kwam, een verstandig lid
een dagorder in, waarbij voorloopig de
zaak van de lijst werd afgestuurd. Dit
werd aangenomen.
Natuurlijk meende men, dat thans
de zaak geheel van de baan was en
Rotterdam juichte, dat het zijne vrijheid
behouden had. Het aangetast recht was
goddank ongeschonden gebleven
En daar slaat nu eensklaps, als een
bliksemstraal uit eene heldere lucht, een
nieuw voorstel van den burgemeester
in de regeeringskringen.
Z.Edelachtbare geeft zijne overtuiging,
dat rechtshouden noodzakelijk is, niet
op. Hij wil, dat de raad zijne overtui
ging deelt en het gebod afkondigt. Eene
heele serie bewijzen voor die overtui
ging levert hij in zijDe nota en hij ein
digt in ongeveer deze woorden„als
de raad niet meê wil gaan met wat
ik het waarachtig belang van verkeer
vind, dan zal ik verplicht zijn na te
gaan, wat mijn geweten mij vervol
gens voorschrijft."
Ik vermeen, dat men hier gerustelijk
tusscben do regelen lezen kan
Als gij lieden niet doet, wat ik noo-
dig en nuttig vind, dan ga ik weg.
Want het is toch moeilijk aan te
nemen, dat de burgemeester bedoelen
zou een besluit van hoogorhand, eene
wet in de Tweede Kamer bijvoorbeeld
te trachten uit te lokken.
En het is, geloof ik, bijna onbetwij
felbaar, dat de Raad weigeren zal. Hij
moet geheel van opinie veranderd we
zen, en dit nu mag ik toch van den
Raad niet veronderstellen. In drie
maanden verandert zelfs geen gemeen
teraad van overtuiging
Doet de burgemeester zijne halve be
dreiging gestand, dan zouden wij hoogst
waarschijnlijk zonder Burgemeester ko
men, wat inderdaad een reusachtig ver
lies zou wezen.
Ik weet wel dat Vening-Meinesz, de
tegenwoordige burgemeester van Am
sterdam, hier zelfs meer dan eens de
foef gebruikt heeft van te zeggen„als
ge niet toestemt, heeren, ga ik weg"
en dat dan de raad maar gauw zijn
hoofd in den schoot lei, maar... de raad
van burgemeester Vening-Meinesz is de
zelfde niet als de raad van burgemeester
'sJacob. Er zijn anti-liberale elementen in
gekomen, algemeen durft men wat meer
te zeggen dan onder Meinesz en het
brug-voorstel grijpt zeer direct in de
vrijheid van beweging der groote han
delswereld, die aan de overzijde van de
Maas zich ophoudt.
Daarom ben ik eenigszins bevreesd
dat de raad koppig wezen en in de open
bare meening deeiend, niet toegeven
zal.
En hier is nog eene echt-Hollandsche
hebbelijkheid, die wij niet over het hoofd
mogen zien. Hollanders houden niet
van dwangbepalingen. Het is hen
een lust ze te ontduiken, alleen maar om
het plezier te hebben van eens iets te
doen, dat verboden is. Hollanders zien in
vele wetten eene tyranniseering.
Dwang is hun een gruwel.
Daardoor ook is, meen ik, het verzet
tegen politie bij de mindere volksklasse
zoo groot. Dienders zijn dwinge
landen, en dwingenlanden behooren
in bet vrije Nederland niet thuis.
Ik heb eenigen tijd geleden een goed
boek van Maurice Barrès gelezen. Het
heette „L' ennemi des lois'. De schrij
ver drukt daarin den wensch uit, dat
de menschen de wetten eenmaal zullen
wegsmijten, als houten krukken, die
geen dienst meer doen aan den op ge
zonde en genezen beenen loopenden
mensch.
In deze opmerking vond ik eene idee,
die een Hollander gaarne onderschrijft.
Hij houdt van wetten, evenmin als hij
van eenigen dwang houdt.
En daarom zal, nu vooral, de raad,
die de burgerij vertegenwoordigt, zijne
goedkeuring niet hechten aan eene wet
waarin, zooals ik het door een tegen
stander hoorde uitdrukken „den mensch
gelast wordt, hoe hij loopen moet".
Ik kies in deze liever geen partij.
Eerlijk gezegd, zie ik tot heden nog vol
strekt de noodzakelijkheid niet in van
eene rechtsche passage. Men heeft er,
door jarenlange routine, zoo goed slag
van gekregen elkaar uit den weg te
blijven ernstige ongelukken kwam er
niet één voor.
Maar daar staat tegenover, dat het
verkeer met den dag grooter wordt.
Duizenden en nog eens duizenden gaan
dagelijks naar gene zijde van den Maas,
waarheen zich groote handelsbewegin
gen verplaatst hebben. En dat men
bepalingen gaat maken, vóór er onge
lukken zijn voorgevallen, is zeker toe
te juichen.
De burgemeester zegt in zijne nota,
dat herhaaldelijk vrouwen aangerand
werden op de brug en dat dit veel
minder mogelijk worden zal, als de loop
der menschen in ééne richting gaat en er
niet telkens in het gedrang botsingen
ontstaan.
Men houdt immers overal elders wel
rechts, waarom zou langzamerhand
Rotterdam, op den goeden weg gehol
pen, nu door een gebod, later niet vrij
willig voldoen aan dezen eisch van ver
keer
Wij hebben dan eene krisis in het
vooruitzicht, maar daar is in Rotterdam
niet veel van te bemerken. Trouwens, in
eene drukke stad als deze, kan men zich
niet eerder met iets ergs bezighouden,
vóór men dat erge genaderd is. Zoolang
men 't alleen ziet komen, blijft
men bij zijne zaken.
De zaken gaan goed. Men hoort be
trekkelijk weinig klagen. De officieele
cijfers van havendrukte wijzen weer
een aanzienlijken vooruitgang tegen ver
leden jaar aan. Cargadoors sluiten nieu
we contracten af voor nieuwe handels-
operatiën.
En voor eene zoo nietige kwestie zou
de heer 's Jacob de bloeiende stad ver
laten 't Is nauwelijks te gelooven.
Nu is het waar, de burgemeester heeft
hier niet bepaald een zeer aangenaam
leven. In den Raad moet hij, omdat
hij geen handig debatter is, heel vaak
in den strijd een veertje laten, reeds
enkele malen nam tegen zijn zin de
Raad iets aan. De anti-revolutionairen
zijn lastig en het werkman raadslid
praat ook wel wat veel en dan over
dingen, waarin de man, gesproten uit
het aristocratisch geslacht der 's Jacob-
ben, eene andere overtuiging dan de
smidsknecht meent te moeten koesteren.
Hij beleeft zelfs verdriet aan zijne
wethouders, waarvan er twee wel eens
tegen hem stemmen, één zelfs tegen
hem spreekt.
Men zal het hem in toonaangevende
kringen kwalijk nemen, dat hij toch
weer, ondanks het verzet, begint met
zijne overtuiging.
Hoe het zij, wij hopen, dat de bur
gervader niet in een votum van den
raad tegen zijn voorstel, een votum te
gen zijn persoon zal zien, waardoor hij
zich verplicht gevoelt heen te gaan.
D.
Herfstdraadjes,
WIE?
SCHACER
COURANT.
CXIII.
Een bekend advocaat maakte zich
tot verdediger van de openbare mee
ning. Kalm ging hij links loopen en
toen hij een waakzaam agent op zich
zag afkomen, vervolgde hij even kalm
zijn weg.
Boman naar bet Engelsch
15. van Ella Wald.
Basil had naar Ruth geluisterd zonder
haar eene enkele maal in de rede te vallen
en zag er daarbij zoo ernstig en streng uit,
dat Ruth gevoelde, dat zij van bem als rech
ter weinig verschooning hadden te wnchteD.
„Dia vrouw zal eens zeer veel hebben te
verantwoorden," merkte hij streng op, toen
Ruth haar verhaal geëindigd had. „Ik dank u
voor het in mij gestelde vertrouwen, Mrs
Plympton. Zeg mij nu, wat ik voor u doeu
kan."
„Ik geloof, Diet veel, Mr. Meredith, ik dank
n voor uwe welwillendheid,* antwoordde
Ruth blozond. „Ik moet vanaf dit oogen
blik leereo op mijn eigen beenen te staan
en gij zijt niet sterk ea gezond genoeg, om
nog buiten uwe eigen zaken, bovendien die
van anderen te kunnen behartigen."
„Die kwaal wordt iederen dag beter, want
ik word hou langer hoe sterker," antwoord
de hij lachend, „en ik gevoel mij als een
vrij maD, nu ik van mijne ODophoudeljjke pijn
verlost ben. Daarom, laat mij tenminste iets
voor n doen, als ik u behulpzaam kan
zjin."
„Ik kan natuurlijk niet hier blijven," zei-
de Ruth, toen zij met een zucht de kamer
rondzag. „Zooals ik zeide, ben ik reeds be
zig, alles in orde te brengen, om naar ons
vaderland te kannen terugkeeren en hoe
eerder ik Parijs verlaat, des te liever zal mij
dat zjjn,*
„Mijn waarde Mrs. Plympton, gij moogt
zulk eene reis niet alleen ondernemen. Daar
mede komt ge nooit klaar, terwjjl gij boven
dien nog oen klein kind hebt te verzorgen,"
merkte Mr. Meredith ernstig op. Vervolgens
voegde hij er nadenkend aan toe
„Ook ik keer spoedig naar ons vaderland
terug; wanneer gij een paar weken zoudt
kunnen wachten, ben ik ervan overtuigd, dat
ik u op de thuisreis van zeer veel nut kan
zijn. Meer dan dat. Ik zal eeno zeer brave
vrouw onder mijne bescherming hebben, die
naar haar zoon in New-York reist en die
daar ben ik zeker van overtuigd, n
bij de verzorging van Hope van zeer veel
dienst kan zijn."
„O, dat zou ik overheerlijk vinden", riep
de jonge moeder met een gevoel van verlich
ting uit. „Natuurlijk zal ik gaarne wach
ten het zal mij een groote troost zijn, te
weten, niet alleen behoeven te gaan," ein
digde zij, hare tranen met moeite onder
drukkend.
„Hoe zonderling," ging ze na eene pauze
voort, vol vertrouwen tot hem opziende
„dat ik in elke moeilijkheid mijns levens,
u als mijn hulp heb. Gij zijt blijkbaar mijn
goede genius, Mr. Meredith en ik ben u
zeer dankbaar.*
Hecht aan de kleine diensten, die ik u be
wijs, niot te veel waarde,* zeide de jonge man
afwijzend. „Er zoa niets zijn, dat ik niet
volgaarne had gedaan, om u deze smart
te besparen", voegde hij er deelnemend aan
toe. Daarna riep hij driftig uit„Ik ben
van nature geen wraakzuchtig mensch, maar
wanneer ik op dit oogenblik dien zwakkeling
in mijn bereik had, bet zou hem uitermate
slecht gaan. Ach, vergeef het mij 1* viel hij
blozend in.
„Ik doe u wellicht nog meer leed, als ik
op die manier spreek van hom, dien gjj wel
licht, ondanks alles, wat hjj u heeft aan
gedaan, nog lief hebt.''
Ruth sloeg hare ernstige oogen tot hem
op.
„Mr. Meredith, er is in mijn hart geen
enkel spoor van liefde voor den man, wieos
naam ik moet blijven dragon, ter wille van
mijn kind,* zeide zij koud. „Hij heeft de
liefde in mijn hart gedood en die kan nooit
weder opleven."
Basil zag haar eene poos zwjjgend aan,
zijne lippen trilden en zijne oogen verduis
terden zioh en weldra hingen er een paar
groote druppels aan zijne wimpers.
Het was ontegenzeggelijk zeer treurig,
haar in hare frissche, jougdige schoonheid
te zien en te weten, dat haar verder leven
zoo zonder hoop was. Maar hij antwoord
de niets op hetgeen zij gezegd had, maar
praatte nog een poosje met haar en sprak
alles af voor de aanstaande reis. Daarna
ging hij heen, met de belofte, dat hij weder
spoedig zou terug keeren.
„Wat een domkop is Ralph Plympton
toch,* mompelde hij, toen hij het buis ver
liet. „Hij heeft een engel verlaten en is
met eene duivelin medegegaan. Maar hij
zal zijn toekomend loon niet ontgaan, en als
ik mij niet vergis, zal hem dat reeds in de
naaste toekomst gewordeD. Mijn God,
waarom is mij niet het lot beschoren, om
de liefde van zulk eene vrouw te winnen?"
eindigde hij, terwijl een diepe zncht zich
aan zijne borst ontwrong. „Mijn leven zou
dan niet zoo dor en kaal zijn als nn."
HOOFDSTUK NEGENTIEN.
Het was dus afgesproken, dat Rnth eeni-
ge weken wachten en dan in gezelschap van
Basil Meredith en Mevronw Lintei, de moe
der van een maD, dien Mr. Meredith in de
nienwe wereld aan eene plaats geholpen had,
naar Amerika zou terugkeeren.
Nadat al reeds zooveel was gedaan, be
hoefde Ruth niet veel maatregelen te ne
men, om reisvaardig te zijn en nadat hare
voorbereidselen alleD getroffen waren, ver
liep de tijd zeer langzaam.
Was het niet terwille van de kleine Ho
pe geweest, die haar eiken dag moer vreug
de bereidde, zoo had zij nauwelijks den
moed en het geduld gehad, dien langen
tijd te wachten.
Zij kon niet lezen, zij kon niet werken,
alleen de liefde en toewijding voor haar
kind hielden haar staande.
De twee weken waren bijna om, toen op
een avond Mr. Meredith bij haar kwam, on
haar zeide, dat hjj door zaken verhinderd
was te vertrekken, en zijne reis dns nog
gaarne veertien dagen wilde uitstellen.
Ruth speet die vertraging zeer, maar zij
gaf er don voorkenr aan, liever to wachten, dan
op die lange reis geen enkolon steun en
aanspraak te hobben.
Basil's gezondheid werd eiken dag beter,
Niet ergers voor een menschenkind,
Dan dat het nergens vreugde vindt.
Het al te veel begeeren,
Zal geen geluk vermeeren.
Met ernst naar 't goede pogeD,
Kan reeds de vreugd verhoogen.
Ons heil wordt niet volmaakt
Door al, waar men naar haakt.
Soms maken kleinigheden
De grootsten ontevreden.
Wat kalmte en rust kan geven,
Zij 't meest ons waard in 't leven.
Nooit sterke drank te proeven,
Zal ons ook nooit bedroeven.
Wie maar den goeden weg blijft gaan,
Landt zeker goed ook eenmaal aan.
't ls goed, bij velen dingen,
Begeerten te bedwingen.
Niet wat men doen kan, zal 't meest baten,
Maar dikwijls meer, al wat wij laten.
Het rijkst zijn meest de menschen
Aaa onvervulde wenschen.
Baat niet het lofflijkst streven,
't Veredelt toch het leven.
W. M. Tz.
Eén blik nog in den spiegel. De das
nog eens rechtgeschikt. Zoo, nu zijne snor
nog eens opgeborsteld, de zakdoek een wei
nig uit het borstzakje getrokken en
mijnheer is klaar.
Nog één blik in het bedrieglijk glas,
waar men meest niet zichzelf maar
een lieflijk beeld, een Adonis, in ziet.
Maar, mag het ook flatteeren, het liegt bij
deze gelegenheid niet.
Neen, hij is knap. Immers, de blikkeD
der dames zeggen het hem. Allen beijve
ren zich om aardig te schijnen, allen zijn
blij, als hij haar ten dans voert. Zelfs de
rijke Jeanne zoude hem, vroeg hij haar
slechts, dadelijk hart en hand schenken.
Allen Neen, toch ééne was er, die even
gaarne met een ander praatte en lachte,
ééne was er, die zich volstrekt geene moeite
gaf, door hem aardig gevonden te worden,
en juist die ééne wilde hij.
Lizzv was een meisje uit den gegoeden
burgerstand. Mooi, geestig, zacht en lief,
was zij de eenige, die hem ooit had kun
nen bekoren. Vanavond zou de beslissing
volgen Wie Jaw ie Lizzy was schoon,
zeer, zeer schoon, maar arm. Jeanne
was onbeduidend en trotsch maar rijk.
Wie? Aan den éénen kant wachtte hem
liefde, een gezellig thuis, maar geheel een
voudig.
Aan de andere zijde wachtte hem wel
licht liefde en geld, maar al zou hij liefde
ontvangen, hij zou Jeanne de zijne nooit
nooit kunnen schenken. Zijn hart be
hoorde Lizzy en met die gedachte ging
hij heen.
Wat gebeurd is, weten we niet maar
wel weten we, dat hij, thuiskomend, zich
genoeglijk op de canapé wierp en zeide
„Neen, Mammon, zulk een offer breng
ik u niet." En op zijn „wie" beeft hij
een „die" gevonden en „die« heet Lizzy.
zijne krachten keerden zeer spoedig terug en
hij scheen bijna de oude weer. Hij was
steeds zoo mannelijk, zoo goed en zorgvul
dig, dat zij hem telkens hooger leerde
schatten.
De derde week verging, toen zij op een
morgen een telegram ontving, dat haar als
een donderslag trof.
Het was gedateerd op den 3en September
vannit Rome en luidde
„Ralph Plympton ligt stervende in het epi-
demische-hospitaal aan de pokken. Hebt
gij ook iets te bevelen
Inez Golding."
Door een onverklaarbaar toeval was dit
telegram drie dagen onder weg geweest, want
het was nu reeds den zesden geworden, en
in dien tnsschentijd kon er reeds zooveel
geschied zijn, terwijl hare vijandin zonder twij-
tei een antwoord op deze vreeselijke mede-
dedeeling verwacht had.
„Welk een vreeselijk noodlot I* riep Ruth
sidderend uit en bedekte hare oogen met
beide handen,alsof zij het afschuwelijke schrik
beeld wilde doen verdwijnen.
Daar zij er geen denkbeeld van had, hoe
zij in deze zou moeten handeleD, stuurde zij
dadelijk om Mr. Meredith-
Haar bode was nauwelijks een half nnr
weg of een rijtuig kwam in vliegende vaart
aanrollen en bleef voor de denr staan.
Ruth, die dacht, dat het Mr. Meredith was,
sprong op, om hem te begroeten.
Daarna hoorde zjj het ritselen van een
zijden gewaad op do trap en in het volgen
de oogenblik stond Inez Golding voor haar.
„Gij riep Rnth, terwijl zij doodsbleek en
bevend over al hare leden, in haar stoel te-
rngzonk.
„Ja, ik", antwoordde de ander met van
haat fonkelende oogen, ofschoon ook zij er
vervallen en vermoeid nitiag. „Ik zond u
voor drie dagen geleden een boodschap, dat
uw man in Rome aan de pokken ligt. Ik
kreeg daarop van u geen enkel teeken van
leven, en na ben ik hier alleen gekomen om
u to zeggen, dat hij dood is."
„Dood?* fluisterde Ruth zacht, met heete,
droge lippen.
„Ja, het was eene zoer ernstige en kwaad-
Het Testament van een
Dronkaard.
Onlangs las ik, dat een dronkaard te
Omega bij New-York het volgende testa
ment gemaakt had, dat ik hier ter waar
schuwing plaats
„Ik laat aan de maatschappij een slech
ten naam na, een ellendig voorbeeld eB
eene nagedachtenis, die spoedig vergeten
zal zijn. Aan mijne ouders laat ik zoo
veel verdriet na, als zij iu hunne zwak
heid verdragen kunnen. Aan mijne broe
ders laat ik zooveel schaamte en ergernis
na, als ik hen maar met mogelijkheid kan
veroorzaken. Aan mijne viouw laat ik
een gebroken hart en een leven der schan
de na. Aan mijne kinderen vermaak ik
armoede, onwetendheid, ziekelijkheid, een
slecht karakter en het bewustzijn, dat hun
vader in een dronkaardsgrat valt".
Kort nadat hij dit geschreven had, vond
men hem, zich door zelfmoord ge
dood hebbende.
Eene heldin.
Eene heldhaftige daad is verricht door
een Parijsche dame van een jaar of der
tig, mevr. TabouiD. Deze wandelde in de
rue Notre-üame-de Lorette, toen een hol
lend paard kwam aanrennen. Zonder te
aarzelen, sprong mevronw Tabouin het paard
naar den kop, zij vatte de teugels en
bracht het dier tot staan, nadat zij een
eind was medegesleurd,
Dagbladschrijvers.
Een journalist schrijft gemiddeld 200
regels per dag, 6000 per maand, 72000
per jaar en 2,160,000 in 30 jaar. 6000
regels per maand vol men al een aardig
boekdeel. Dat is dus 12 boekdeelen per
jaar en in 30 jaar 360 boekdeelen. Neemt
men verder aan, dat er 40 letters op
eiken regel staan, dan komt men tot een
cijfer van 86 miljoen. Veronderstel, dat
tien regels eene lengte uitmaken van een
meter, dan heelt den schrijver iu 30 jaar
eene lengte afgelegd van 216 mijlen met
zijne pen.
Te Londen z ij n niet min-
der dan 360,000 vrouwen in handelszaken
werkzaam, waarvan 60,000 als kantoorbe
dienden.
Te Buffalo groote vreug-
de. Zou dag middernacht werd door kanon
schoten aan de inwoners formeel koud ge
daan van de ontvangst van electrische
kracht van den Niagara-waterval, dat is
een afstand van 26 mijlen. Door waterraderen
worden drie dynamo's in werkiDg gebracht,
die elk eene electrische energie van 5000
paardenkrachten ontwikkelen in stroomen
van 2200 volts. Van de aldus aangevoerde
electriciteit worden fabriekeD, hotels, de
strateD, de tramlijnen van Buffalo voor
zien. De gemiddelde paardenkracht, waar
van Buffalo zich verzekerd heeft, is reeds
belangrijk, en niet lang zal 't duren of
alle nijverheidsondernemiugen dezer stad
van 375,000 inwoners zullen zich eene
aansluiting hebben verschaft, en de ruimte
van 22 mijlen, die de stad nu nog van
Niagara city scheidt, zal met rookvrije
fabrieken zijn volgebouwd.
De onderneming is ontworpen en uitge
voerd door Raukiue, Stetson en Wickes, ge
steund door eene groep kapitalisten, van wie
Pierpont Morgan in de eerste plaats wordt
IJs.
Op de Weichsel is de scheepvaart reeds
gestremd door het ijs. Op de reede van
Kroonstad worden nog vaargeulen openge
houden door de ijsbrekers. De Wolga is
echter reeds dichtgevroren.
aardige kwaal," ging het gevoellooee schepsel
voort, die er genot >n scheen te scheppen,
de treurige zaak zoo uitvoerig mogelijk te
vertellen. „Het is vandaag juist twee weken
geleden, dat hij ziek geworden is."
„Brr zeide zij, het hoofd afgrjjzend
schuddend. „Ik dacht, dat bij eene gewone
verkoudheid had en heb hem drie dagen
achtereen opgepast. Toen ik den dokter liet
halen en deze mij zeide welke ziekte bet
was, werd ik bijna waanzinnig. Hij werd
oogenblikkelijk naar het hospitaal gebracht,
waar zij in den beginne geloofden, dat hij
wel weder beter zou worden, totdat de ziek
te in het begin van de week eene ongun
stige wending nam."
„Onmiddellijk ben ik van hotel veranderd
en heb ieder middel tegen ontsmetting ge
bruikt. Maandagmorgen kreeg ik een tele
gram men telegrafeerde mij tweemaal per
dag dat bij stervende was; dadelijk daar
op heb ik n toen een boodschap gestuurd
Ik kreeg geen antwoord en 's avonds daarop
toen men mij meldde, dat hij dood was, ben
ik dadelijk op reis gegaan."
Ruth had gedurende de vertelling, als
door den donder getroffen, op haar stoel ge
zeten zij kon hand noch voet verroeren,
en toeh gevoelde zij geen smart, slechts een
dof, wee gevoel hield haar gansche leven
gevangen. Het was haar, alsof haar hart
door een gloeienden luchtstroom verzengd was
geworden en alle gevoel daarnit was verdre
ven.
Het eenigste dat zjj goed begreep
was, dat de vrouw, die haar belcedigd bad'
die haar gekrenkt had in hare heiligste
gevoelens, in hare tegenwoordigheid was
en die over de verwoesting, die zij in twee
mensebenleveDS had aangericht, scheen te
triomfeeren.
Rnth gevoelde, dat zij de ander verwijde
ren moest; haar voor zich te zien, was de
grootste kwelling.
Met al de haar ten dienste staande zelf-
bebeersching, stond zij van haar stoel op,
greep de leuning daarvan vast om een stenn'
te hebben en richtte zich vervolgens hoog
en fier op.
„Gij zegt mjj, dat Ralph dood is P* zeide
1° de Nene Klrche te £er„
lijn is dezer dagen een negerkind gedoopt
een zoon van den hoofdman Bruce van
de koloniale tentoonstelling. Alle negers
die op deze tentoonstelling zijn geWeest'
waren aanwezig. De vader van den doope^
ling was verschenen in gezelschap van
twee zijner vrouwen, gekleed in witte wol-
len kleederen. De knaap ontving de na
men Karl Hermann Martin Wassil. De plech-
tigheid had veel bekijks.
Hetschijnt, dat op Kreta
de agitatie tegen de Christenen weder in
vollen gang is. Te Phillippopel is be
richt ontvangen, dat op het eiland aan
plakbiljetten zijn gevonden, waarin de
heilige oorlog wordt gepredikt tegen de
Christenhonden.
De rooverbenden inden
Kaukasas worden steeds talrijker en tre
den met Htijd aangroeiende stoutmoedig
heid op. Uit Batoem en Bakoe, ja zelfs
uit Tiflis, worden moorden gemeld. De
post waagt het niet meer, geld mede te
nemen. In verschillende dorpen zijn be
woners geplunderd. Deze onhoudbare toe
stand wordt toegeschreven aan de nabuur
schap van Armenië, van waar vele werk-
loozen den Kaukasus binnendringen.
Een duur leven.
In Buluwayo^ zoolang door de Kaffers
ingesloten, zijn de prijzen der levensmid
delen zoo hoog, dat er eigenlijk alleen
nog miljonairs kunnen leven. Ten bewij
ze dezer bewering laten we hier eenige
prijsnoteeringen volgen Een mud aardap
pelen kost 164, een pond boter in bus
sen f 5.een mud meel pl. ro. f 86, een
poDd meel dus ongeveer een gulden, een
mud mais meer dau f 140 I Gedurende
den regentijd, denkt men, zullen do prij
zen nog stijgen.
Ik zou nu wel eens willen
weten, waarom jij je zoo tegen het sluiten
van eene levensverzekering verzet.
Nu, als je het dan absoluut weten
wiltomdat de gedachte, na mijn dood
meer waard te zijn dan bij mijn leven, mij
hindert.
Spoorwegongeluk.
Yan het spoorwegongeluk op de lijn Pe
tersburg Warschau tusschen Sokolka en
Kuzniza
De posttrein uit Petersburg is in volle
vaart gereden op een goederentrein. De schok
was verschrikkelijkvan de treinen is
niet veel heel gebleven. Etn aantal waggons
rijn lot splinters verbrijzeld. Negentien
reizigers zijn gedood, drie-en-vijftig ge-
wortd.
De oorzaak van het onheil is niet met
zekerheid bekend. Het schijnt, dat eene
telegrafiste op de vraag van den station
chef of de weg vrij was, toestemmend ant
woordde, zonder vooraf aan de dienstdoende
beambten te hebben gevraagd.
Leer om leer!
BaasHaal me eens gauw wat bier in
deze kruik I Nu, waar wacht je op
Jongen Op geld baas
Baas: Welja, bier halen voor geld, dat's
geen kunst.
(Jongen keert terug met eene leege
kruik)
Asjeblieft baas 1
Maar jongen, er is niets in.
Ja baas, bier drinken uit eene kruik,
daar wat in is, dat 's geen kunst!
zij toonloos.
„Ja, dat is bij- Kunt gij dat dan niet be
grijpen was bet ongeduldige antwoord,
terwijl zij de kleine vrouw nieuwsgierig aan
zag.
gij daar zeker van l)e bewij
zen
„De uitspraak van den arts, die, zoo-
als ik reeds gezegd heb, mij tweemaal per
dag telegrafeerde, zie hier," en hierbij baal
de zij een telegramformulier uit haren
zak.
Ruth nam het ter hand en las hot werk
tuigelijk.
„Mr. Plympton is heden morgen om vijf
uur gestorven. Zijn lijk is reeds verwijderd
geworden en zal door de directie van het
hospitaal worden begraven."
Ruth sidderde.
Ja, er kon geen twijfel meer zijn, haar
echtgenoot was dood.
Zoo was daar reeds weder een ander be
drijf van haar levensdrama ten einde ge
speeld en het scherm werd daarvoor neer
gelaten.
„"Wat nn vroeg zjj zichzelf af, met
eene onverklaarbare onverschilligheid om
trent Ralph.
Zij wist, dat haar niets anders overbleef,
dan zich hierbij neer te leggen, olschoon
zij gevoelde, dat het haar zeer zou hebben
verlicht, als zij hemzelf had kunnen laten
begraven en een marmeren steen op zjjn
graf had zien leggen, voor het gevat, dat
zijn vader gaarne zou willen weten, waar hjj
begraven lag.
Ruth stond strak voor zich te staren,
slechts half in staat na te denken, maar
uiterlijk kalm en bedaard, zoodat hare be
zoekster haar ten hoogste verwonderd ga
desloeg.
Zij was hier gekomen in de verwachting,
de jonge vronw te zullen vinden, half ver
slagen van droefheid en ellende, wauhopend
en ellendig, en dan zou haar wraak bevre
digd zijn geweestzjj had het jonge paar
immers van elkander verwjjderd en hun ge
luk verstoord.
Maar de zaak was anders, dan zijdtehad
verwacht te vinden. Zij had niet gewild^