Brieven uil ie Maasstafl. Laat Verzoend. Zondag 22 November 1396. 40ste Jaargang No. 3153. BIJVOEGSEL. FEUILLETON. GEMENGD NIÉUWS. Rotterdam, 17 Novomb. 1896. We staan hier op het oogenblik: voor een werkelijk ernstig feit. Men verwacht niets meer of minder, dan een burgermeesterkrisis, iets wer kelijk ongehoords. Ik zal u in het kort vertellen, wat de zaak is: Zooals u bekend is, ligt er over onze groote rivier eene voetbrug. Het midden van die brug is bestemd voor rijtuigen en sleeperswagens, de beide zijgangen zijn gereserveerd voor voetgangers. Tot voor enkele maanden liet men de lui loopen aan welke zijde zij wil den. In groote buitenlandsche steden geldt als eene vanzelfheid voor ieder rechts-houden; in onze stad legde men den burgers in dat opzicht geen banden aan en men liet ze loopen, waar ze 't goed vonden. Tot plotseling op een morgen aan el ke zijde van de brug een agent van politie werd neergezet, die de aanko- mers, zonder vorm van proces gebood rechts houden. Met zoo iets moet men juist bij de Rotterdammers aankomenVan alle zijden W6rd luid gemopperd over zoo'n drang, men wilde zich niet onderwer pen. Tersluiks liep men in het midden van de brug over naar links, maar als dan een diender met een barsch ge zicht aankwam, snelde men toch weer over naar de andere zijde. Maar de klachten bleven aanhouden. Met het énorm druk verkeer van wa gens was het vaak heel moeielijk, aan het einde der brug over te steken naar het andere trottoir; men moest mi nuten lang wachten, kwam te laat op kantoor, verzuimde de beurs enz. enz. U moet rechts houden, meneer, zei de agent. Wie zegt dat Order van den Burgemeester, me neer. Goed, ik ga hier niet vandaan. Dat is wederspannigheid, meneer, ik maak proces-verbaal op. Ga je gang. De advocaat werd voor den kanton rechter gedaagd. Hij verdedigde zich met de bewering, dat de burgemeester het recht niet heeft, eene dergelijke be paling vast te stellen, buiten den raad om, en dat zeker op de overtreding geen straf kon worden gesteld. Met deze redeneering verklaarde de kanton rechter geheel meê te gaan en de ad vocaat werd vrijgesproken. Hiermede was dus uitgesproken, dat men links mocht gaan als men wilde, en de agenten werden van de brug- ingangen weggenomen. Een poosje later diende de burge meester bij den raad het voorstel in, op straffen van geldboeten te bepalen, dat voetgangers verplicht waren rechts te houden. Toen stak een ware orkaan op. Het regende ingezonden stukken in de bladen. Zelfs een lid van de Tweede Ka mer, de heer A. Plate, stelde zich par tij tegen den Burgemeester, en in den Raad diende daarom, toen het voorstel aan de orde kwam, een verstandig lid een dagorder in, waarbij voorloopig de zaak van de lijst werd afgestuurd. Dit werd aangenomen. Natuurlijk meende men, dat thans de zaak geheel van de baan was en Rotterdam juichte, dat het zijne vrijheid behouden had. Het aangetast recht was goddank ongeschonden gebleven En daar slaat nu eensklaps, als een bliksemstraal uit eene heldere lucht, een nieuw voorstel van den burgemeester in de regeeringskringen. Z.Edelachtbare geeft zijne overtuiging, dat rechtshouden noodzakelijk is, niet op. Hij wil, dat de raad zijne overtui ging deelt en het gebod afkondigt. Eene heele serie bewijzen voor die overtui ging levert hij in zijDe nota en hij ein digt in ongeveer deze woorden„als de raad niet meê wil gaan met wat ik het waarachtig belang van verkeer vind, dan zal ik verplicht zijn na te gaan, wat mijn geweten mij vervol gens voorschrijft." Ik vermeen, dat men hier gerustelijk tusscben do regelen lezen kan Als gij lieden niet doet, wat ik noo- dig en nuttig vind, dan ga ik weg. Want het is toch moeilijk aan te nemen, dat de burgemeester bedoelen zou een besluit van hoogorhand, eene wet in de Tweede Kamer bijvoorbeeld te trachten uit te lokken. En het is, geloof ik, bijna onbetwij felbaar, dat de Raad weigeren zal. Hij moet geheel van opinie veranderd we zen, en dit nu mag ik toch van den Raad niet veronderstellen. In drie maanden verandert zelfs geen gemeen teraad van overtuiging Doet de burgemeester zijne halve be dreiging gestand, dan zouden wij hoogst waarschijnlijk zonder Burgemeester ko men, wat inderdaad een reusachtig ver lies zou wezen. Ik weet wel dat Vening-Meinesz, de tegenwoordige burgemeester van Am sterdam, hier zelfs meer dan eens de foef gebruikt heeft van te zeggen„als ge niet toestemt, heeren, ga ik weg" en dat dan de raad maar gauw zijn hoofd in den schoot lei, maar... de raad van burgemeester Vening-Meinesz is de zelfde niet als de raad van burgemeester 'sJacob. Er zijn anti-liberale elementen in gekomen, algemeen durft men wat meer te zeggen dan onder Meinesz en het brug-voorstel grijpt zeer direct in de vrijheid van beweging der groote han delswereld, die aan de overzijde van de Maas zich ophoudt. Daarom ben ik eenigszins bevreesd dat de raad koppig wezen en in de open bare meening deeiend, niet toegeven zal. En hier is nog eene echt-Hollandsche hebbelijkheid, die wij niet over het hoofd mogen zien. Hollanders houden niet van dwangbepalingen. Het is hen een lust ze te ontduiken, alleen maar om het plezier te hebben van eens iets te doen, dat verboden is. Hollanders zien in vele wetten eene tyranniseering. Dwang is hun een gruwel. Daardoor ook is, meen ik, het verzet tegen politie bij de mindere volksklasse zoo groot. Dienders zijn dwinge landen, en dwingenlanden behooren in bet vrije Nederland niet thuis. Ik heb eenigen tijd geleden een goed boek van Maurice Barrès gelezen. Het heette „L' ennemi des lois'. De schrij ver drukt daarin den wensch uit, dat de menschen de wetten eenmaal zullen wegsmijten, als houten krukken, die geen dienst meer doen aan den op ge zonde en genezen beenen loopenden mensch. In deze opmerking vond ik eene idee, die een Hollander gaarne onderschrijft. Hij houdt van wetten, evenmin als hij van eenigen dwang houdt. En daarom zal, nu vooral, de raad, die de burgerij vertegenwoordigt, zijne goedkeuring niet hechten aan eene wet waarin, zooals ik het door een tegen stander hoorde uitdrukken „den mensch gelast wordt, hoe hij loopen moet". Ik kies in deze liever geen partij. Eerlijk gezegd, zie ik tot heden nog vol strekt de noodzakelijkheid niet in van eene rechtsche passage. Men heeft er, door jarenlange routine, zoo goed slag van gekregen elkaar uit den weg te blijven ernstige ongelukken kwam er niet één voor. Maar daar staat tegenover, dat het verkeer met den dag grooter wordt. Duizenden en nog eens duizenden gaan dagelijks naar gene zijde van den Maas, waarheen zich groote handelsbewegin gen verplaatst hebben. En dat men bepalingen gaat maken, vóór er onge lukken zijn voorgevallen, is zeker toe te juichen. De burgemeester zegt in zijne nota, dat herhaaldelijk vrouwen aangerand werden op de brug en dat dit veel minder mogelijk worden zal, als de loop der menschen in ééne richting gaat en er niet telkens in het gedrang botsingen ontstaan. Men houdt immers overal elders wel rechts, waarom zou langzamerhand Rotterdam, op den goeden weg gehol pen, nu door een gebod, later niet vrij willig voldoen aan dezen eisch van ver keer Wij hebben dan eene krisis in het vooruitzicht, maar daar is in Rotterdam niet veel van te bemerken. Trouwens, in eene drukke stad als deze, kan men zich niet eerder met iets ergs bezighouden, vóór men dat erge genaderd is. Zoolang men 't alleen ziet komen, blijft men bij zijne zaken. De zaken gaan goed. Men hoort be trekkelijk weinig klagen. De officieele cijfers van havendrukte wijzen weer een aanzienlijken vooruitgang tegen ver leden jaar aan. Cargadoors sluiten nieu we contracten af voor nieuwe handels- operatiën. En voor eene zoo nietige kwestie zou de heer 's Jacob de bloeiende stad ver laten 't Is nauwelijks te gelooven. Nu is het waar, de burgemeester heeft hier niet bepaald een zeer aangenaam leven. In den Raad moet hij, omdat hij geen handig debatter is, heel vaak in den strijd een veertje laten, reeds enkele malen nam tegen zijn zin de Raad iets aan. De anti-revolutionairen zijn lastig en het werkman raadslid praat ook wel wat veel en dan over dingen, waarin de man, gesproten uit het aristocratisch geslacht der 's Jacob- ben, eene andere overtuiging dan de smidsknecht meent te moeten koesteren. Hij beleeft zelfs verdriet aan zijne wethouders, waarvan er twee wel eens tegen hem stemmen, één zelfs tegen hem spreekt. Men zal het hem in toonaangevende kringen kwalijk nemen, dat hij toch weer, ondanks het verzet, begint met zijne overtuiging. Hoe het zij, wij hopen, dat de bur gervader niet in een votum van den raad tegen zijn voorstel, een votum te gen zijn persoon zal zien, waardoor hij zich verplicht gevoelt heen te gaan. D. Herfstdraadjes, WIE? SCHACER COURANT. CXIII. Een bekend advocaat maakte zich tot verdediger van de openbare mee ning. Kalm ging hij links loopen en toen hij een waakzaam agent op zich zag afkomen, vervolgde hij even kalm zijn weg. Boman naar bet Engelsch 15. van Ella Wald. Basil had naar Ruth geluisterd zonder haar eene enkele maal in de rede te vallen en zag er daarbij zoo ernstig en streng uit, dat Ruth gevoelde, dat zij van bem als rech ter weinig verschooning hadden te wnchteD. „Dia vrouw zal eens zeer veel hebben te verantwoorden," merkte hij streng op, toen Ruth haar verhaal geëindigd had. „Ik dank u voor het in mij gestelde vertrouwen, Mrs Plympton. Zeg mij nu, wat ik voor u doeu kan." „Ik geloof, Diet veel, Mr. Meredith, ik dank n voor uwe welwillendheid,* antwoordde Ruth blozond. „Ik moet vanaf dit oogen blik leereo op mijn eigen beenen te staan en gij zijt niet sterk ea gezond genoeg, om nog buiten uwe eigen zaken, bovendien die van anderen te kunnen behartigen." „Die kwaal wordt iederen dag beter, want ik word hou langer hoe sterker," antwoord de hij lachend, „en ik gevoel mij als een vrij maD, nu ik van mijne ODophoudeljjke pijn verlost ben. Daarom, laat mij tenminste iets voor n doen, als ik u behulpzaam kan zjin." „Ik kan natuurlijk niet hier blijven," zei- de Ruth, toen zij met een zucht de kamer rondzag. „Zooals ik zeide, ben ik reeds be zig, alles in orde te brengen, om naar ons vaderland te kannen terugkeeren en hoe eerder ik Parijs verlaat, des te liever zal mij dat zjjn,* „Mijn waarde Mrs. Plympton, gij moogt zulk eene reis niet alleen ondernemen. Daar mede komt ge nooit klaar, terwjjl gij boven dien nog oen klein kind hebt te verzorgen," merkte Mr. Meredith ernstig op. Vervolgens voegde hij er nadenkend aan toe „Ook ik keer spoedig naar ons vaderland terug; wanneer gij een paar weken zoudt kunnen wachten, ben ik ervan overtuigd, dat ik u op de thuisreis van zeer veel nut kan zijn. Meer dan dat. Ik zal eeno zeer brave vrouw onder mijne bescherming hebben, die naar haar zoon in New-York reist en die daar ben ik zeker van overtuigd, n bij de verzorging van Hope van zeer veel dienst kan zijn." „O, dat zou ik overheerlijk vinden", riep de jonge moeder met een gevoel van verlich ting uit. „Natuurlijk zal ik gaarne wach ten het zal mij een groote troost zijn, te weten, niet alleen behoeven te gaan," ein digde zij, hare tranen met moeite onder drukkend. „Hoe zonderling," ging ze na eene pauze voort, vol vertrouwen tot hem opziende „dat ik in elke moeilijkheid mijns levens, u als mijn hulp heb. Gij zijt blijkbaar mijn goede genius, Mr. Meredith en ik ben u zeer dankbaar.* Hecht aan de kleine diensten, die ik u be wijs, niot te veel waarde,* zeide de jonge man afwijzend. „Er zoa niets zijn, dat ik niet volgaarne had gedaan, om u deze smart te besparen", voegde hij er deelnemend aan toe. Daarna riep hij driftig uit„Ik ben van nature geen wraakzuchtig mensch, maar wanneer ik op dit oogenblik dien zwakkeling in mijn bereik had, bet zou hem uitermate slecht gaan. Ach, vergeef het mij 1* viel hij blozend in. „Ik doe u wellicht nog meer leed, als ik op die manier spreek van hom, dien gjj wel licht, ondanks alles, wat hjj u heeft aan gedaan, nog lief hebt.'' Ruth sloeg hare ernstige oogen tot hem op. „Mr. Meredith, er is in mijn hart geen enkel spoor van liefde voor den man, wieos naam ik moet blijven dragon, ter wille van mijn kind,* zeide zij koud. „Hij heeft de liefde in mijn hart gedood en die kan nooit weder opleven." Basil zag haar eene poos zwjjgend aan, zijne lippen trilden en zijne oogen verduis terden zioh en weldra hingen er een paar groote druppels aan zijne wimpers. Het was ontegenzeggelijk zeer treurig, haar in hare frissche, jougdige schoonheid te zien en te weten, dat haar verder leven zoo zonder hoop was. Maar hij antwoord de niets op hetgeen zij gezegd had, maar praatte nog een poosje met haar en sprak alles af voor de aanstaande reis. Daarna ging hij heen, met de belofte, dat hij weder spoedig zou terug keeren. „Wat een domkop is Ralph Plympton toch,* mompelde hij, toen hij het buis ver liet. „Hij heeft een engel verlaten en is met eene duivelin medegegaan. Maar hij zal zijn toekomend loon niet ontgaan, en als ik mij niet vergis, zal hem dat reeds in de naaste toekomst gewordeD. Mijn God, waarom is mij niet het lot beschoren, om de liefde van zulk eene vrouw te winnen?" eindigde hij, terwijl een diepe zncht zich aan zijne borst ontwrong. „Mijn leven zou dan niet zoo dor en kaal zijn als nn." HOOFDSTUK NEGENTIEN. Het was dus afgesproken, dat Rnth eeni- ge weken wachten en dan in gezelschap van Basil Meredith en Mevronw Lintei, de moe der van een maD, dien Mr. Meredith in de nienwe wereld aan eene plaats geholpen had, naar Amerika zou terugkeeren. Nadat al reeds zooveel was gedaan, be hoefde Ruth niet veel maatregelen te ne men, om reisvaardig te zijn en nadat hare voorbereidselen alleD getroffen waren, ver liep de tijd zeer langzaam. Was het niet terwille van de kleine Ho pe geweest, die haar eiken dag moer vreug de bereidde, zoo had zij nauwelijks den moed en het geduld gehad, dien langen tijd te wachten. Zij kon niet lezen, zij kon niet werken, alleen de liefde en toewijding voor haar kind hielden haar staande. De twee weken waren bijna om, toen op een avond Mr. Meredith bij haar kwam, on haar zeide, dat hjj door zaken verhinderd was te vertrekken, en zijne reis dns nog gaarne veertien dagen wilde uitstellen. Ruth speet die vertraging zeer, maar zij gaf er don voorkenr aan, liever to wachten, dan op die lange reis geen enkolon steun en aanspraak te hobben. Basil's gezondheid werd eiken dag beter, Niet ergers voor een menschenkind, Dan dat het nergens vreugde vindt. Het al te veel begeeren, Zal geen geluk vermeeren. Met ernst naar 't goede pogeD, Kan reeds de vreugd verhoogen. Ons heil wordt niet volmaakt Door al, waar men naar haakt. Soms maken kleinigheden De grootsten ontevreden. Wat kalmte en rust kan geven, Zij 't meest ons waard in 't leven. Nooit sterke drank te proeven, Zal ons ook nooit bedroeven. Wie maar den goeden weg blijft gaan, Landt zeker goed ook eenmaal aan. 't ls goed, bij velen dingen, Begeerten te bedwingen. Niet wat men doen kan, zal 't meest baten, Maar dikwijls meer, al wat wij laten. Het rijkst zijn meest de menschen Aaa onvervulde wenschen. Baat niet het lofflijkst streven, 't Veredelt toch het leven. W. M. Tz. Eén blik nog in den spiegel. De das nog eens rechtgeschikt. Zoo, nu zijne snor nog eens opgeborsteld, de zakdoek een wei nig uit het borstzakje getrokken en mijnheer is klaar. Nog één blik in het bedrieglijk glas, waar men meest niet zichzelf maar een lieflijk beeld, een Adonis, in ziet. Maar, mag het ook flatteeren, het liegt bij deze gelegenheid niet. Neen, hij is knap. Immers, de blikkeD der dames zeggen het hem. Allen beijve ren zich om aardig te schijnen, allen zijn blij, als hij haar ten dans voert. Zelfs de rijke Jeanne zoude hem, vroeg hij haar slechts, dadelijk hart en hand schenken. Allen Neen, toch ééne was er, die even gaarne met een ander praatte en lachte, ééne was er, die zich volstrekt geene moeite gaf, door hem aardig gevonden te worden, en juist die ééne wilde hij. Lizzv was een meisje uit den gegoeden burgerstand. Mooi, geestig, zacht en lief, was zij de eenige, die hem ooit had kun nen bekoren. Vanavond zou de beslissing volgen Wie Jaw ie Lizzy was schoon, zeer, zeer schoon, maar arm. Jeanne was onbeduidend en trotsch maar rijk. Wie? Aan den éénen kant wachtte hem liefde, een gezellig thuis, maar geheel een voudig. Aan de andere zijde wachtte hem wel licht liefde en geld, maar al zou hij liefde ontvangen, hij zou Jeanne de zijne nooit nooit kunnen schenken. Zijn hart be hoorde Lizzy en met die gedachte ging hij heen. Wat gebeurd is, weten we niet maar wel weten we, dat hij, thuiskomend, zich genoeglijk op de canapé wierp en zeide „Neen, Mammon, zulk een offer breng ik u niet." En op zijn „wie" beeft hij een „die" gevonden en „die« heet Lizzy. zijne krachten keerden zeer spoedig terug en hij scheen bijna de oude weer. Hij was steeds zoo mannelijk, zoo goed en zorgvul dig, dat zij hem telkens hooger leerde schatten. De derde week verging, toen zij op een morgen een telegram ontving, dat haar als een donderslag trof. Het was gedateerd op den 3en September vannit Rome en luidde „Ralph Plympton ligt stervende in het epi- demische-hospitaal aan de pokken. Hebt gij ook iets te bevelen Inez Golding." Door een onverklaarbaar toeval was dit telegram drie dagen onder weg geweest, want het was nu reeds den zesden geworden, en in dien tnsschentijd kon er reeds zooveel geschied zijn, terwijl hare vijandin zonder twij- tei een antwoord op deze vreeselijke mede- dedeeling verwacht had. „Welk een vreeselijk noodlot I* riep Ruth sidderend uit en bedekte hare oogen met beide handen,alsof zij het afschuwelijke schrik beeld wilde doen verdwijnen. Daar zij er geen denkbeeld van had, hoe zij in deze zou moeten handeleD, stuurde zij dadelijk om Mr. Meredith- Haar bode was nauwelijks een half nnr weg of een rijtuig kwam in vliegende vaart aanrollen en bleef voor de denr staan. Ruth, die dacht, dat het Mr. Meredith was, sprong op, om hem te begroeten. Daarna hoorde zjj het ritselen van een zijden gewaad op do trap en in het volgen de oogenblik stond Inez Golding voor haar. „Gij riep Rnth, terwijl zij doodsbleek en bevend over al hare leden, in haar stoel te- rngzonk. „Ja, ik", antwoordde de ander met van haat fonkelende oogen, ofschoon ook zij er vervallen en vermoeid nitiag. „Ik zond u voor drie dagen geleden een boodschap, dat uw man in Rome aan de pokken ligt. Ik kreeg daarop van u geen enkel teeken van leven, en na ben ik hier alleen gekomen om u to zeggen, dat hij dood is." „Dood?* fluisterde Ruth zacht, met heete, droge lippen. „Ja, het was eene zoer ernstige en kwaad- Het Testament van een Dronkaard. Onlangs las ik, dat een dronkaard te Omega bij New-York het volgende testa ment gemaakt had, dat ik hier ter waar schuwing plaats „Ik laat aan de maatschappij een slech ten naam na, een ellendig voorbeeld eB eene nagedachtenis, die spoedig vergeten zal zijn. Aan mijne ouders laat ik zoo veel verdriet na, als zij iu hunne zwak heid verdragen kunnen. Aan mijne broe ders laat ik zooveel schaamte en ergernis na, als ik hen maar met mogelijkheid kan veroorzaken. Aan mijne viouw laat ik een gebroken hart en een leven der schan de na. Aan mijne kinderen vermaak ik armoede, onwetendheid, ziekelijkheid, een slecht karakter en het bewustzijn, dat hun vader in een dronkaardsgrat valt". Kort nadat hij dit geschreven had, vond men hem, zich door zelfmoord ge dood hebbende. Eene heldin. Eene heldhaftige daad is verricht door een Parijsche dame van een jaar of der tig, mevr. TabouiD. Deze wandelde in de rue Notre-üame-de Lorette, toen een hol lend paard kwam aanrennen. Zonder te aarzelen, sprong mevronw Tabouin het paard naar den kop, zij vatte de teugels en bracht het dier tot staan, nadat zij een eind was medegesleurd, Dagbladschrijvers. Een journalist schrijft gemiddeld 200 regels per dag, 6000 per maand, 72000 per jaar en 2,160,000 in 30 jaar. 6000 regels per maand vol men al een aardig boekdeel. Dat is dus 12 boekdeelen per jaar en in 30 jaar 360 boekdeelen. Neemt men verder aan, dat er 40 letters op eiken regel staan, dan komt men tot een cijfer van 86 miljoen. Veronderstel, dat tien regels eene lengte uitmaken van een meter, dan heelt den schrijver iu 30 jaar eene lengte afgelegd van 216 mijlen met zijne pen. Te Londen z ij n niet min- der dan 360,000 vrouwen in handelszaken werkzaam, waarvan 60,000 als kantoorbe dienden. Te Buffalo groote vreug- de. Zou dag middernacht werd door kanon schoten aan de inwoners formeel koud ge daan van de ontvangst van electrische kracht van den Niagara-waterval, dat is een afstand van 26 mijlen. Door waterraderen worden drie dynamo's in werkiDg gebracht, die elk eene electrische energie van 5000 paardenkrachten ontwikkelen in stroomen van 2200 volts. Van de aldus aangevoerde electriciteit worden fabriekeD, hotels, de strateD, de tramlijnen van Buffalo voor zien. De gemiddelde paardenkracht, waar van Buffalo zich verzekerd heeft, is reeds belangrijk, en niet lang zal 't duren of alle nijverheidsondernemiugen dezer stad van 375,000 inwoners zullen zich eene aansluiting hebben verschaft, en de ruimte van 22 mijlen, die de stad nu nog van Niagara city scheidt, zal met rookvrije fabrieken zijn volgebouwd. De onderneming is ontworpen en uitge voerd door Raukiue, Stetson en Wickes, ge steund door eene groep kapitalisten, van wie Pierpont Morgan in de eerste plaats wordt IJs. Op de Weichsel is de scheepvaart reeds gestremd door het ijs. Op de reede van Kroonstad worden nog vaargeulen openge houden door de ijsbrekers. De Wolga is echter reeds dichtgevroren. aardige kwaal," ging het gevoellooee schepsel voort, die er genot >n scheen te scheppen, de treurige zaak zoo uitvoerig mogelijk te vertellen. „Het is vandaag juist twee weken geleden, dat hij ziek geworden is." „Brr zeide zij, het hoofd afgrjjzend schuddend. „Ik dacht, dat bij eene gewone verkoudheid had en heb hem drie dagen achtereen opgepast. Toen ik den dokter liet halen en deze mij zeide welke ziekte bet was, werd ik bijna waanzinnig. Hij werd oogenblikkelijk naar het hospitaal gebracht, waar zij in den beginne geloofden, dat hij wel weder beter zou worden, totdat de ziek te in het begin van de week eene ongun stige wending nam." „Onmiddellijk ben ik van hotel veranderd en heb ieder middel tegen ontsmetting ge bruikt. Maandagmorgen kreeg ik een tele gram men telegrafeerde mij tweemaal per dag dat bij stervende was; dadelijk daar op heb ik n toen een boodschap gestuurd Ik kreeg geen antwoord en 's avonds daarop toen men mij meldde, dat hij dood was, ben ik dadelijk op reis gegaan." Ruth had gedurende de vertelling, als door den donder getroffen, op haar stoel ge zeten zij kon hand noch voet verroeren, en toeh gevoelde zij geen smart, slechts een dof, wee gevoel hield haar gansche leven gevangen. Het was haar, alsof haar hart door een gloeienden luchtstroom verzengd was geworden en alle gevoel daarnit was verdre ven. Het eenigste dat zjj goed begreep was, dat de vrouw, die haar belcedigd bad' die haar gekrenkt had in hare heiligste gevoelens, in hare tegenwoordigheid was en die over de verwoesting, die zij in twee mensebenleveDS had aangericht, scheen te triomfeeren. Rnth gevoelde, dat zij de ander verwijde ren moest; haar voor zich te zien, was de grootste kwelling. Met al de haar ten dienste staande zelf- bebeersching, stond zij van haar stoel op, greep de leuning daarvan vast om een stenn' te hebben en richtte zich vervolgens hoog en fier op. „Gij zegt mjj, dat Ralph dood is P* zeide 1° de Nene Klrche te £er„ lijn is dezer dagen een negerkind gedoopt een zoon van den hoofdman Bruce van de koloniale tentoonstelling. Alle negers die op deze tentoonstelling zijn geWeest' waren aanwezig. De vader van den doope^ ling was verschenen in gezelschap van twee zijner vrouwen, gekleed in witte wol- len kleederen. De knaap ontving de na men Karl Hermann Martin Wassil. De plech- tigheid had veel bekijks. Hetschijnt, dat op Kreta de agitatie tegen de Christenen weder in vollen gang is. Te Phillippopel is be richt ontvangen, dat op het eiland aan plakbiljetten zijn gevonden, waarin de heilige oorlog wordt gepredikt tegen de Christenhonden. De rooverbenden inden Kaukasas worden steeds talrijker en tre den met Htijd aangroeiende stoutmoedig heid op. Uit Batoem en Bakoe, ja zelfs uit Tiflis, worden moorden gemeld. De post waagt het niet meer, geld mede te nemen. In verschillende dorpen zijn be woners geplunderd. Deze onhoudbare toe stand wordt toegeschreven aan de nabuur schap van Armenië, van waar vele werk- loozen den Kaukasus binnendringen. Een duur leven. In Buluwayo^ zoolang door de Kaffers ingesloten, zijn de prijzen der levensmid delen zoo hoog, dat er eigenlijk alleen nog miljonairs kunnen leven. Ten bewij ze dezer bewering laten we hier eenige prijsnoteeringen volgen Een mud aardap pelen kost 164, een pond boter in bus sen f 5.een mud meel pl. ro. f 86, een poDd meel dus ongeveer een gulden, een mud mais meer dau f 140 I Gedurende den regentijd, denkt men, zullen do prij zen nog stijgen. Ik zou nu wel eens willen weten, waarom jij je zoo tegen het sluiten van eene levensverzekering verzet. Nu, als je het dan absoluut weten wiltomdat de gedachte, na mijn dood meer waard te zijn dan bij mijn leven, mij hindert. Spoorwegongeluk. Yan het spoorwegongeluk op de lijn Pe tersburg Warschau tusschen Sokolka en Kuzniza De posttrein uit Petersburg is in volle vaart gereden op een goederentrein. De schok was verschrikkelijkvan de treinen is niet veel heel gebleven. Etn aantal waggons rijn lot splinters verbrijzeld. Negentien reizigers zijn gedood, drie-en-vijftig ge- wortd. De oorzaak van het onheil is niet met zekerheid bekend. Het schijnt, dat eene telegrafiste op de vraag van den station chef of de weg vrij was, toestemmend ant woordde, zonder vooraf aan de dienstdoende beambten te hebben gevraagd. Leer om leer! BaasHaal me eens gauw wat bier in deze kruik I Nu, waar wacht je op Jongen Op geld baas Baas: Welja, bier halen voor geld, dat's geen kunst. (Jongen keert terug met eene leege kruik) Asjeblieft baas 1 Maar jongen, er is niets in. Ja baas, bier drinken uit eene kruik, daar wat in is, dat 's geen kunst! zij toonloos. „Ja, dat is bij- Kunt gij dat dan niet be grijpen was bet ongeduldige antwoord, terwijl zij de kleine vrouw nieuwsgierig aan zag. gij daar zeker van l)e bewij zen „De uitspraak van den arts, die, zoo- als ik reeds gezegd heb, mij tweemaal per dag telegrafeerde, zie hier," en hierbij baal de zij een telegramformulier uit haren zak. Ruth nam het ter hand en las hot werk tuigelijk. „Mr. Plympton is heden morgen om vijf uur gestorven. Zijn lijk is reeds verwijderd geworden en zal door de directie van het hospitaal worden begraven." Ruth sidderde. Ja, er kon geen twijfel meer zijn, haar echtgenoot was dood. Zoo was daar reeds weder een ander be drijf van haar levensdrama ten einde ge speeld en het scherm werd daarvoor neer gelaten. „"Wat nn vroeg zjj zichzelf af, met eene onverklaarbare onverschilligheid om trent Ralph. Zij wist, dat haar niets anders overbleef, dan zich hierbij neer te leggen, olschoon zij gevoelde, dat het haar zeer zou hebben verlicht, als zij hemzelf had kunnen laten begraven en een marmeren steen op zjjn graf had zien leggen, voor het gevat, dat zijn vader gaarne zou willen weten, waar hjj begraven lag. Ruth stond strak voor zich te staren, slechts half in staat na te denken, maar uiterlijk kalm en bedaard, zoodat hare be zoekster haar ten hoogste verwonderd ga desloeg. Zij was hier gekomen in de verwachting, de jonge vronw te zullen vinden, half ver slagen van droefheid en ellende, wauhopend en ellendig, en dan zou haar wraak bevre digd zijn geweestzjj had het jonge paar immers van elkander verwjjderd en hun ge luk verstoord. Maar de zaak was anders, dan zijdtehad verwacht te vinden. Zij had niet gewild^

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 5