Mtiet OKrÉiTler weel
Drie Vragen.
VREDE OP AARDE.
Buitenlandse!» Nieuws.
GEMENGD NIEUWS.
„Wat is schoon Daar buiten
woedt en huilt de Decemberwind en jaagt
de sneeuwvlokken door het luchtruim en
over veld en beemd. De wind giert door
den schoorsteen en fluit om de hoeken der
huizen als bezeten, als zocht hij naar den
laatsten warmen, onherroepelijk ontvloden
zonnestraal.
„Wat is treurig?" Het Kerstfeest
is aangebroken. Zeer dik ligt de sneeuw
en koud, scherp koud is de lucht. En
daar binnen in het kale woonvertrekje der
&rmen der armsten hurkt de ellende, de
naakte ellende, bibberend aan den vuur-
loozen haard, „Moeder, komt Christus
Diet bij ons een Kerstboom brengen?"
„Neen" stamelt de moeder en drukt
het bleeke, bibberende jongske aan hare
borst. „Moeder", waarom staat er bij
ons geen Kerstboom „Waarom P"
De arme moeder ziet met wanho-
pigen blik door de kale woning. „Dien
ziet men alleen in warme kamers
hel verlicht 1" zucht zij. „Waarom hebben
wij ook niet eene warme kamer, moeder Ik
ben zoo koud I En ik heb zoo'n honger
geef mij brood Het is toch Kerst
feest 1" De arme, blebke jon
gen bergt zijn hoofd in den schoot zijner
moeder en schreit bitter, hevig. En de
arme moeder staart door de gebarsten ven
sterruiten naar de met sneeuw bedekte
straat en naar het groote, prachtige huis
aan de overzijde. Daar zijn de vensters
hel verlicht. Dat is niet het schijnsel
van een eenvoudig olielampje. Zij telt
de lichten, langzaam, droomend, in gedach
ten. Er zijn er tien, twintig, dertig
Wat i8 goed Materialisme, ruw
materialisme woekert heden ten dags over
al voort als 't onkruid. De strijd om het
bestaan vermoordt steeds meer er meer
het gemoedsleven en verjaagt de idealen
zelfzucht, minzucht, roekeloosheid zij al
len nemen toe, hand aan hand met jammer,
ellende en gebrek. En toch De mensch-
heid van heden is als eene door eene onge
oefende hand getokkelde harp. Zij
s c h ij n t slechts gestemd te zijn om wan
Gedenkt den Armen! Viert het
KerstfeestDit Hooglied het is
het heerlijkste voorspel tot het heerlij
ke feest, van het hartverblijdende Kerst
feest En Gij, wiens hart voor 's levens
vreugd en leed gevoelig is, wiens hart
niet doof is voor des grooten Meester's
roepstem, wiens geestesoog niet blind is
voor dringend wenken der naastenliefde,
geeft aan onze armen. Breng
van uwen overvloed naar de huizen der
behoeftigen. Doet dat, ter eere van het
Kerstfeest. Dat is goed
Daar wordt gebeld, tweemaal, 't was
voor ons.
Ik ga opendoen.
Een klein jongetjo staat in 't portaal.
Komplement van m'n zuster en of ik
dadelijk kommen wou. Ik zet m'n pet
op en loop, wat ik loopen kan.
Er is bepaald iets ergs gebeurd,
denk ik.
Ik vind mijne zuster huilend bij het
slapende kind, dat ze in doeken had
opgerold. Ze had een' hoed op en een
mantel an.
Willem, zeit ze, o, ga gauw meê.
Lieve mensch, wat is er aan de
hand vraag ik.
O, zeit ze, ik krijg daar eene bood
schap van 't ziekenhuis, of 'k is dade
lijk kommen wil, want Kareltje is ster
vende."
Ik schrok me half dood. 'k Nam da
delijk het kind van m'n zuster over en
we liepen, wat we loopen konden naar
den Coolsingel.
Onderweg vroegen we mekaar, wat er
gebeurd kon wezen, maar we konden
mekaar natuurlijk geen antwoord geven.
We waren allebei vreeselijk ongerust,
ik net zoo erg as zij, want ze was dan
toch m'n eenige zuster en zo had al
zoo veel beroerdigheid gehad van d'r
leven.
We kommen an 't gasthuis; en we
melden ons an bij den portier.
Hij wijst ons den weg en zeit 'r bij
Ga maar gauw, want anders is ie dood.
'k Dacht, dat m'n zuster in mekaar
zakte, maar ze hield zich goed «n we
liepen gauw de lange gangen door.
't Ruikt er zoo vreemd, zoo'n dooien-
lucht, en 't is er zoo stil, zoo stil, net
as op een kerkhof.
Eindelijk kwammen we in de zaal,
waar m'n neef lag. Eene groote zaal,
aan allebei de kanten kribben met witte
gordijnen er voor.
Er brandde een klein lichie. De wa
ker kwam naar ons toe en wees ons z'n
kribbe. Och, we zagen 'm al uit de
verte liggen. De waker vertelde, dat de
jongen er 's middags was ingebracht
met gebroken ribben. Hij was van eene
stelling gevallen, net as z'n vader en hij
moest óók sterven. D'r was niks meer
an te doen.
We gingen voorzichtig naar de kribbe.
Och God nog toe, wat was dat ake
lig Hij zag er uit as een lijk en hij
ademde haast niet meer.
Toen we bij 'm kwamen, sloeg ie z'n
oogen op en hij lachte tegen z'n moe
der. Ik haalde het kind uit de doeken,
't werd wakker en 't keek d'r vader an.
Het kende hem, geloof ik, haast niet.
't Had em nog zoo weinig gezien
M'n zuster huilde en snikte en ze
pakte d'r jongen z'n hand en gaf 'm
daar al maar zoenen op. Hij trok ze
naar zich toe, heel zwak, kreunend van
pijn en toe gaven ze mekaar een' zoen
•op d'r mond.
Toen keek ie 't kind an.
Wat lijkt ze veel op d'r moeder,
zeit ie, wat mooie, groote oog,'en.
En of ie zich in eens de oogen van
z'n vrouw herinnerde, weet ik niet, maar
hij kneep z'n oogen stijf dicht en hij
snikte 't uit.
Och God, riep ie wat ben ik
toch slecht geweest.
Stil jongen, stil nou toch, mijn
Kareltje, zeit m'n zuster, stil nou
toch, m'n lieverdje. D'r is vergeving
voor alles en ook voor jou, arm jon
getje. De heere Jezus heeft salie men
schen vergeven en 't is nou net z'n ge-
boorteavond.
Nee' moedertje, nee', zeit ie. Ik
ben te slecht geweest. M'n zuster lei
<d'r hand op zijn hoofd en ze zei.:
Wees maar stil, Kareltje,
iheusch, 't is je alles vergeven. Als je
moeder je vergeeft, zal God je ook wel
vergeven.
En ze zoende 'm weer en nog eens.
Hij kermde al maar door. Toen vroeg
ie om z'n kind, zij lei 't naast 'm, maar
't wou niks van 'm weten, 't was bang
wan 'em.
Ik kon zoo zien, dat 't hem an
*deed.
Och moedertje, snikte ie weer, ik
heb alle menschen, ik heb jou ook zoo
veel verdriet aangedaan.
Maar m'n zuster kermde: nee' nee',
en viel met 'r gezicht op zijn ge
zicht.
De andere zieken werden wakker en
één, een halfwijs, oud mannetje begon
een kerstliedje te zingen.
Eere zij God in den Hooge,
In menschen een welbehagen.
't Arme Kareltje luisterde er naar.
Ik zag z'n oogen breken. Ja, ja
moedertje, stamelde hij, je hebt gelijk,
d'r is ook voor mij vergeving en daarom
heeft God mij laten sterven. Eere zij
<Jod
Toen stierf ie.
Nee', ik zal dien Kerstnacht niet licht
•vergeten. Maar vergeving heeft de jon
gen het arme Kareltje zeker gehad,
Want .bij is in den Kerstnacht gestor-
Het is in den handel de gewoonte, om
bij het einde van het jaar eene inventaris
op te maken, teneinde daaruit na te gaan,
hoe de zaken staan. Wij hebben gemeend
voor onze lezers eens eene politieke boe
delbeschrijving samen te stellen, opdat zij
in het kort een algemeen overzicht krij
gen van de op het einde van 1896 han
gende politieke quaestios en internatio
nale geschilpunten.
In Turkije wordt door de mogend
heden nog altijd tevergeefs op de
noodige hervormingen aangedrongen.
De~sultan weifelt, zoektuitvluchhten, ver
schuilt zich achter godsdienstige, staat
kundige en financiëele moeilijkheden,
belooft heden, om 't morgen terug te trek
ken, in 't kort, [toont nietj' Oostersche
slimheid, dat wijzigingen in den binnen-
landschen toestand, die zijn absoluut
gezag konden beperken, nog wel eeni-
gen tijd tot de schoone wenschen zul
len blijven behooren. De mogendheden,
het dralen en treuzelen moede, drei
gen met eene vloten-demonstratie, doch
tusschen dreigen en doen ligt eene bree-
de klove, dat weet ook de sultan. Het
eind zal den last dragen.
Griekenland begint zich te wa-
'penen. Op een persoonlijk voorstel van
Koning George, zal nabij de Turksche
grenzen een versterkt kamp voor 40000
man worden aangelegd.
De reserve zal worden opgeroepen, om
zich te oefenen met de nieuwe vuurwa
pens, die '8 lands schulden weer met ee
nige millioenen hebben verhoogd. Voor
dit koninklijk plannetje is het batig
saldo van '96, het eer3te, dat sinds ja
ren werd verkregen, bestemd. Vele tak
ken van inwendigen dienst, die een ex
traatje o zoo noodig hadden, kunnen hun
ne verwachtingen nu wel weer voor on-
bepaalden tijd op zij zetten. De paarden,
die de haver verdienen, krijgen ze niet
altijd.
In Macedonië woelt en gist hetF Men
verwacht tegen het voorjaar een alge-
meenen opstand, waarin de „leiders" (Ser
vië, Bulgarije en Griekenland hopen te
betrekken. Dat belooft wat binnen eeni
ge maanden.
De overeenkomst tusschen Oostenrijk
en Hongarije, waarbij de bij dragen van
elk in de gemeenschappelijke uitgaven
voor 10 jaar worden vastgesteld, is nog
altijd niet gesloten. Tot heden droeg
Hongarije voor 34 pCt. in die uitgaven bij,
Oostenrijk wenscht dit cijfer thans op
42 te brengen, terwijl Hongarije natuur
lijk de zaakjes graag bij 't oude wil
laten.
De antisemieten winnen met behulp
der clericale grondeigenaars in de Oos-
tenrijksche erflanden steeds meer veld.
Eerst werd de gemeenteraad van Wee-
nen omgezet, voor weinige dagen ver
kreeg deze partij de meerderheid in den
Landdag van Beneden Oostenrijk, en nu
wordt er verzamelen geblazen om een
aanval op de kamer van afgevaardigden
te doen.
Zoo wordt het volk door de feodale
heeren gebruikt, om de joden van rech
ten, macht en invloed te berooven. Ze
vergeten, dat wanneer dit spelletje ge
lukt, de opgezweepte massa ook aan
hunne middeleeuwsche rechten en privi
legiën wel eens een einde kon maken.
Dat zou dan loon naar werken wezen.
Nu het politieke schandaal-proces voor-
loopig is afgedaan, de onthullingen van
Bismarck den glans van 't nieuwe hebben
verloren en de groote werkstaking in
Hamburg in haar laatste stadium ver
keert, is het in Duitschland vrij rustig.
Natuurlijk toost en spreekt Keizer Wilhelm
nog geregeld bij iedere voorkomende ge
legenheid, het laatst stelde hij de stakers
in Hamburg in 't ongelijk, maar ook
hiervan wordt minder gewag gemaakt
dan voorheen. Gewoonte schiep eene
tweede natuur.
De vlag - en consul-kwestie hangt nog
steeds als een tweesnijdend zwaard tus
schen de Unie-Staten Zweden en Noor
wegen. Koning Oskar zoekt alles zoo
veel mogelijk in der minne te schikken,
doch daar hij in zijne bemiddelaarsrol
allerlei grove onhandigheden begaat,
wordt de afstand tusschen beide landen
na iedere koninklijke handeling grooter.
Men moet maar ongelukkig zijn.
Rusland vischt in Chineesch water, zet
strikken in Korea, plukt vruchten in
Centraal-Azië, maakt geographische op
merkingen aan de kusten der Roode zee,
laat de poppetjes in de Balkan Staten
dansen en coquetteert met Frankrijk.
Wie het laatst lacht, lacht het best.
In Engeland hoopt men in '97 het
zestigjarig bewind van Koningin Vic
toria te vieren. Men wil weten, dat
John Buil bij die gelegenheid de belofte
af zal leggen, dat hij geene aanslagen
meer op de zelfstandigheid van De
Transvaal zal doen, dat hij geen vuurt
je meer in Turkije en Klein-Azië zal
stoken, dat hij binnen een bepaald tijds
verloop Egypte zal verlaten, dat hij
zich geene rijke landstreken in Zuid-
Amerika wederrechtelijk zal toeëigenen,
dat hij in één woord zich voortaan als
een eerlijk man zal gedragen.
Wie 't gelooft, heeft een kalf in 't
hoofd.
Als eene groote bijzonderheid kan
worden gemeld, dat het ministerie Me-
line nog altijd aan 't bestuur is in
Frankrijk. Verder maakt Frankrijk nog
steeds jacht op koloniale bezittingen, die
alle tot heden nog niets anders dan last
en moeilijkheden hebben opgeleverd.
Het jachtveld bepaalt zich voorname
lijk tot Afrika, en wel tot het gebied
van den Niger en de landen, bewoond
door Toearegs Intusschen worden Ma
rokko en Tripoli niet uit het oog ver
loren. In Turkije en Oost-Azië zegt
het ja en amen op alles, wat van Rus
land komt. Eene uitbreiding van Tonkin
en vaste voet in Sirië zullen bij gele
genheid het loon der dankbaarheid zijn.
Als twee handen elkander wasschen,
worden zij beide schoon.
De Koning van Belgie heeft met zijn mi
nisterie een handelsovereenkomst gesloten
onder de firma Leopold Woeste en Co. De
firma zal zich voornamelijk bepalen tot een
ruilhandel in militaire concessies tegen
Congo-leeningen. De eene dienst is de
andere waard.
Buiten wat geharrewar in de Kamer
is 't in Italië vrij kalm. De krijgsgevan
genen uit Abessynië komen thuis, koning
Humbert heeft een millioen lires van
zijn inkomen aan de schatkist ten be
hoeve van zijn' pas gehuwden zoon afge
staan, de handelstractaten met Frankrijk
zijn goedgekeurd, alle oorzaken om de
bevolking tot kalmte te stemmen.
Als de kies getrokken is, is de pijn
vergeten.
Spanje en Portugal concurreeren on
afgebroken in koloniale opstanden.
In de Portugeesche bezitting Goa zijn
opnieuw onlusten uitgebroken, terwijl in
Oo3t-Afrika zich ernstige verschijnselen
bij de Kaffers voordoen.
Verder lijden beide landen aan finan-
ciëel verval van krachten, waar tot heden
nog geen geneesmiddel voor gevonden is.
Mochten er onder de lezers zijn, die
een middel weten, om deze landen uit
den brand te helpen, dan kunnen zij ge
rust op eene orde van de Heilige Isabel-
la of eene portugeesche kroonorde rekenen.
Deze artikelen worden tegen inkoops
prijs omgezet.
Alle waar is naar zijn geld.
t-OH
„Hu, hu dat is een koud, guur
weertje, kinderenzegt vader kuchend
en proestend, terwijl hij zijne zware win
terjas aan den kapstok hangt en de met
bont gevoerde handschoenen van de vin
gers trekt. De kleinste van de kinderen
slingert de kleine, mollige armpjes om
papa's beenen en geniet met kinderlijken
trojs de onderscheiding boven zijne oudere
broers, dat papa s'reelend de vingers door
zijn krullebol strijkt. JongensMen
kan 't merken we zijn dicht bij Kerst-
tijd!" Dat woord toovert een fabelen-
rijk in de warme woonkamer en doet eene
blijde hoop ontstaan in de harten der
jongens. K ersttij d! Dan komt er
een groote, fraaie Kerstboom Mama
baalt uit de kasten de groote kartonnen
doozen met de vele vergulde noten en de
blinkende en schitterende versierselen,
welke den boom zoo heerlijk tooien Dan
zijn er ook kasten met gesloten deuren,
achter welke de kinderen zoo veel heer
lijks vermoeden Mama en papa be
reiden het kerstfeest voor, dien heerlijken,
heiligen avond, dien schoonsten droom van
den zaligen kindertijd „Nog een
paar weken, kinderen, en dan
De kamer is gehuld in eene zee van licht.
Onder den kerstboom lokt alles, wat be
geerte zich wenschte, wat liefde toestond...
En gelukkige ouders omarmen van blijd
schap jubelende kinderenO, d a t
is schoon!
Een onbeschrijfelijk wee doet haar
huiveren zij werpt zich op den grond en
roept snikkend uit„Waarom hebben wij
ook niet eene warme kamerDat
is treurig.
klanken, dissonnanten te doen hooren.
Maar daar nadert een waarachtig groot
en edel meester het speelt aig hij
tokkelt de snaren, eerst zacht en weifelend
daarna vaster, steeds beslister, koener,
krachtiger en hoortNog altijd
doet dit goddelijke instrument „Mensch-
heid" heerlijke accoorden en klanken hoo
ren. En zulke eene der grootste en edel
ste meesters is de humaniteit, niet die van
de theorie en van het dogma, maar de
werkzame mensctienlieldeNa
weder, heden, terwijl de ijzige, woedende
storm door de straten giert, warmt deze
Heerlijke Meester de vingers aan den wel-
dadigen vlam der Barmhartigheid en tok
kelt de snaren, d.i. de harten der menschen,
de harten dergenen, die bij den warmen
haard, in het gezellig woonvertrek zitten.
Hij doet de snaren van men
schen gemoed met kracht, met forsche
kracht trillen, vermanend en smeekend
In 1895 hebben 217600
werklieden in Duitschland pensioen geno
ten en 130900 uitkeeringen wegens in
validiteit de eersten te zamen 26.6 mil
lioen, de andere 15.5 millioen mark. De
sedert het begin der verplichte verzekering
(1 Januari 1891) toegekende uitkeerin
gen eischen eer. kapitaal van 203 millioen,
waarbij nog 40^2 millioen voor het reser
vefonds komt. De ontvangsten hebben na
aftrek der kosten van beheer 432 millioen
bedrageD, zoodat nog 188 millioen aanwe
zig is. Van het kapitaal is 71/» millioen
mark gebezigd als voorschotten op arbei
derswoningen.
Staatsleening en huwe
lijken.
De jongste Spaansche leening heeft
tot een groot getal huwelijksaanvragen
geleid. Zooals men weet, is die leening
vooral voor de kosten op Cuba noodig
geworden in het binnenland ge
plaatst, en om dit patriotisme helder
te doen uitkomen, heeft de regeering
in de Staatscourant de namen der in
schrijvers openbaar gemaakt. Daaron
der nu komen niet minder dan onge
veer 3000 vrouwen voor, grootendeela
ongehuwde of weduwen, die voor 5000
tot 3-millioen pesetas toe hebben ge-
teekend. Geen lectuur is ooit gretiger
door trouwlustige heeren verslonden.
Niet alleeD hebben vele dames een
stortvloed van aanzoeken ontvangen,
maar men verzekert, dat ook al me
nig huwelijk van deze openbaarmaking
het gevolg is geweest.
Zorg voor het platteland.
Een eigenaardig middel, om den toe
vloed van plattelandsbewoners naar de
steden te verminderen, is door eenige a-
grarische afgevaardigden in Frankrijk be
dacht. Zij willen in de Kamer voorstel
len. dat jongelieden, die zich verbinden
gedurende tien jaren een landbouwbedrijf uit
te oefenen, slechts één jaar militairen dienst
behoeven te doen. Zelfs in ultra-agrarische
bladen wordt het voorjtsl zeer koel opge
nomen dat is dan ook moeilijk te rij
men met de gelijkheid van alle burgers
voor de wet en den plicht der landsverde
diging.
Een kampioen ?oor de ge
heel-onthouding.
Ter eere van zijn verjaardag schonk ko
ning Oscar van Zweden eenige flesschen
punch aan het garnizoen van Wexholm.
Aan een onderofficier werd bevel gege
ven, deze versnapering naar de kazerne te
brengen, maar de man, een overtuigd af
schaffer, weigerde, aan het bevel te voldoen.
En toen hem door zijne meerderen met na
druk werd gelast, de flesschen te dragen,
wierp hij ze in het water. Yoor dit feit
heeft de onderofficier nu voor den krijgs
raad terecht gestaan, en werd hij tot acht
dagen gevangenisstraf met verlies van de
strepen veroordeeld.
Een bankier verdwenen.
De Constanzer Ztg. meldt, dat de
directeur van het filiaal der Rijksbank
te Constanz, Ludwig Hegele, sedert
eenige dagen verdwenen is. Men weet
niet of hij voortvluchtig is, of zich van
kant heeft gemaakt. In de kas is een
tekort van ongeveer 350000 mark ont
dekt.
De bladen melden, dat
eene ontploffing van mijngas heeft plaats
gehad in eene mijn bij Reschitza (Rus
sisch Polen.)
Het aantal slachtofiers van het on
geluk bedraagt 36 dooden en 18 zwaar
gewonden, terwijl nog 27 personen ver
mist worden.
Een Armeniër, Avet
Zacharoff, vroeger beambte aan den
Transkaspiaanschen spoorweg, drong
Donderdagmiddag de bureau's binnen
van het ministerie van Verkeerswegen
te Petersburg en vuurde met eene re
volver op deu heer Wassilewski,
president van de administratie der
Staatsspoorwegen, dien hij ernstig wond
de. Zacharoff richtte vervolgens het
wapen op zichzelf en schoot zich dood.
Men verzocht ons voor
onderstaande plaatsing.
"V" reemdelingen-wet,
der Zuid-Afrikaansche Republiek.
Nademaal het noodzakelijk geacht wordt
bepalingen te waken betreffende detoelating
van vreemdelingen in deze Republiekzoo
wordtin verband met artikel 6 van de
Grondwethierbij vastgesteld als volgt
Artikel 1.
Alle vreemdelingen, geen inboorlingen
zijnde, worden in deze Republiek toe
gelaten, zij moeten voorzien zijn van
een regelmatig buitenlandsch paspoort,
afgegeven door of vanwege de regee
ring van het land, waartoe zij behooren,
en geviseerd door een consul of consulai-
ren ambtenaar van de Republiek.
Art. 2.
Uit zoodanig paspoort moet onder
meer blijken, dat de vreemdeling vol
doende middelen van bestaan heeft of
door werkzaamheid kan verkrijgen.
Art. 3.
Bij gebreke van een paspoort, als bo
venbedoeld, kunnen vreemdelingen ook
worden toegelaten op geleibrieven van
anderen aard en zelfs op bloote aan
melding van hunne personen, mits zij,
ten gecoege van na te noemen autori
teiten, bunne identiteit kunnen bew\j-
zen en kunnen aantoonen, dat zij aan
de vereischten, in artikel 2 gesteld,
voldoen.
Art. 4.
De toelating geschiedt door den Veld-
kornet ter plaatse van eerste aankomst,
of bij overkomst der grenzen door den
ambtenaar, ter plaatse aangesteld door,
de Regeering, met uitreiking van een
reis- en verblijfpas.
Art. 5.
Zoodanige reis- en verblijfpas is
geldig voor den tijd van 3 maanden,
doch kan telkens voor drie maanden
worden verlengd door den Veldkornet
ter plaatse, waar de vreemdeling zich
bevindt.
De verlenging kan alleen geweigerd
worden bij gemis aan de vereischten,
bij artikel 2 bedoeld.
De beslissing van den betrokken
Veldkornet in deze is onderhevig aan
hooger beroep bij de Regeering.
Art. 6.
Vreemdelingen, die bij het verzoek om
verlenging van hunnen reis en verblijfpas
te kennen geven, dat zij zich blijvend
in de Republiek wenschen te vestigen,
behoeven voor het vervolg hun' reis- en
verblijfpas slechts eenmaal 'sjaars te
doen verlengen, mits zij ten genoege van
den betrokkenVeldkornet door eene beëe-
digde verklaring of anderszins de noodige
waarboi gen stellen, dat z\j gehoorzaams
heid aan de wetten des lands zullen be
trachten.
Art. 7.
Op vreemdelingen, die zich op het
oogenblik van de inwerkingtreding de
zer Wet reeds in de Republiek bevin
den, en zich behoorlijk volgens de Wet
bij een Veldkornet hebben doen inschrij
ven, of zich alsnog binnen eene maand
doen inschrijven, zijn de bovenstaande
bepalingen niet toepasselijk.
Art. 8.
Reis- en verblijfpassen als bedoeld bij
deze Wet, moeten op de eerste aan
vrage aan eenigen Landdrost, Mijn-Com
missaris, Resident-Vrederechter of Veld
kornet worden vertoond.
Art. 9.
Vreemdelingen, die zich in strijd met
de bepalingen dezer Wet, zonder den
vereischten reis- en verblijfpas binnen
de Republiek ophouden, kunnen uit het
land verwijderd worden op de wijze, als
bepaald bij de Wet No. 25, 1896.
Art. 10.
Deze Wet treedt in werking op 1 Ja
nuari 1897.
Vrede op aarde, blijde mare,
Duizend malen reeds herhaald 5
Als een tijd van licht en liefde,
Ons zoo vriendelijk afgemaald,
Wauneer wordt toch de arme menschheid
Door uw heerlijk licht bestraald
Vrede op aarde biddend, zingend,
Brengt U ieder Kerstfeest weer,
Vrede op aarde! in alle kringen
Wenscht men U wel meer en meer,
Maar zult ge eenmaal bij ons wonen,
Vrede op aardeoch, wanneer
Vrede op aarde zal het wezen,
Als men moedig samen strijdt,
En eerst den jeneverduivel,
Die al 't goede steeds ontwijdt,
Uit de maatschappij zal bannen,
Eu er 't menschdom van bevrijdt.
Op dan, vrienden en vriendinnen
Sluiten wij ons hecht aaneen.
Bannen we alle sterke dranken,
De oorzaak van zooveel geween.
Laten wij dien schrikb'ren vijand,
Moedig samen tegentrêen.
Is die demon eerst verwonnen,
Dan zal ook naar allen schijn
Ons een reiner geest verkwikken,
Als een held're zonneschijn.
Schooner licht zal er dan dagen,
Eu 't zil vrede op aarde zijn.
W. M. Tz.