Mtiet OKrÉiTler weel Drie Vragen. VREDE OP AARDE. Buitenlandse!» Nieuws. GEMENGD NIEUWS. „Wat is schoon Daar buiten woedt en huilt de Decemberwind en jaagt de sneeuwvlokken door het luchtruim en over veld en beemd. De wind giert door den schoorsteen en fluit om de hoeken der huizen als bezeten, als zocht hij naar den laatsten warmen, onherroepelijk ontvloden zonnestraal. „Wat is treurig?" Het Kerstfeest is aangebroken. Zeer dik ligt de sneeuw en koud, scherp koud is de lucht. En daar binnen in het kale woonvertrekje der &rmen der armsten hurkt de ellende, de naakte ellende, bibberend aan den vuur- loozen haard, „Moeder, komt Christus Diet bij ons een Kerstboom brengen?" „Neen" stamelt de moeder en drukt het bleeke, bibberende jongske aan hare borst. „Moeder", waarom staat er bij ons geen Kerstboom „Waarom P" De arme moeder ziet met wanho- pigen blik door de kale woning. „Dien ziet men alleen in warme kamers hel verlicht 1" zucht zij. „Waarom hebben wij ook niet eene warme kamer, moeder Ik ben zoo koud I En ik heb zoo'n honger geef mij brood Het is toch Kerst feest 1" De arme, blebke jon gen bergt zijn hoofd in den schoot zijner moeder en schreit bitter, hevig. En de arme moeder staart door de gebarsten ven sterruiten naar de met sneeuw bedekte straat en naar het groote, prachtige huis aan de overzijde. Daar zijn de vensters hel verlicht. Dat is niet het schijnsel van een eenvoudig olielampje. Zij telt de lichten, langzaam, droomend, in gedach ten. Er zijn er tien, twintig, dertig Wat i8 goed Materialisme, ruw materialisme woekert heden ten dags over al voort als 't onkruid. De strijd om het bestaan vermoordt steeds meer er meer het gemoedsleven en verjaagt de idealen zelfzucht, minzucht, roekeloosheid zij al len nemen toe, hand aan hand met jammer, ellende en gebrek. En toch De mensch- heid van heden is als eene door eene onge oefende hand getokkelde harp. Zij s c h ij n t slechts gestemd te zijn om wan Gedenkt den Armen! Viert het KerstfeestDit Hooglied het is het heerlijkste voorspel tot het heerlij ke feest, van het hartverblijdende Kerst feest En Gij, wiens hart voor 's levens vreugd en leed gevoelig is, wiens hart niet doof is voor des grooten Meester's roepstem, wiens geestesoog niet blind is voor dringend wenken der naastenliefde, geeft aan onze armen. Breng van uwen overvloed naar de huizen der behoeftigen. Doet dat, ter eere van het Kerstfeest. Dat is goed Daar wordt gebeld, tweemaal, 't was voor ons. Ik ga opendoen. Een klein jongetjo staat in 't portaal. Komplement van m'n zuster en of ik dadelijk kommen wou. Ik zet m'n pet op en loop, wat ik loopen kan. Er is bepaald iets ergs gebeurd, denk ik. Ik vind mijne zuster huilend bij het slapende kind, dat ze in doeken had opgerold. Ze had een' hoed op en een mantel an. Willem, zeit ze, o, ga gauw meê. Lieve mensch, wat is er aan de hand vraag ik. O, zeit ze, ik krijg daar eene bood schap van 't ziekenhuis, of 'k is dade lijk kommen wil, want Kareltje is ster vende." Ik schrok me half dood. 'k Nam da delijk het kind van m'n zuster over en we liepen, wat we loopen konden naar den Coolsingel. Onderweg vroegen we mekaar, wat er gebeurd kon wezen, maar we konden mekaar natuurlijk geen antwoord geven. We waren allebei vreeselijk ongerust, ik net zoo erg as zij, want ze was dan toch m'n eenige zuster en zo had al zoo veel beroerdigheid gehad van d'r leven. We kommen an 't gasthuis; en we melden ons an bij den portier. Hij wijst ons den weg en zeit 'r bij Ga maar gauw, want anders is ie dood. 'k Dacht, dat m'n zuster in mekaar zakte, maar ze hield zich goed «n we liepen gauw de lange gangen door. 't Ruikt er zoo vreemd, zoo'n dooien- lucht, en 't is er zoo stil, zoo stil, net as op een kerkhof. Eindelijk kwammen we in de zaal, waar m'n neef lag. Eene groote zaal, aan allebei de kanten kribben met witte gordijnen er voor. Er brandde een klein lichie. De wa ker kwam naar ons toe en wees ons z'n kribbe. Och, we zagen 'm al uit de verte liggen. De waker vertelde, dat de jongen er 's middags was ingebracht met gebroken ribben. Hij was van eene stelling gevallen, net as z'n vader en hij moest óók sterven. D'r was niks meer an te doen. We gingen voorzichtig naar de kribbe. Och God nog toe, wat was dat ake lig Hij zag er uit as een lijk en hij ademde haast niet meer. Toen we bij 'm kwamen, sloeg ie z'n oogen op en hij lachte tegen z'n moe der. Ik haalde het kind uit de doeken, 't werd wakker en 't keek d'r vader an. Het kende hem, geloof ik, haast niet. 't Had em nog zoo weinig gezien M'n zuster huilde en snikte en ze pakte d'r jongen z'n hand en gaf 'm daar al maar zoenen op. Hij trok ze naar zich toe, heel zwak, kreunend van pijn en toe gaven ze mekaar een' zoen •op d'r mond. Toen keek ie 't kind an. Wat lijkt ze veel op d'r moeder, zeit ie, wat mooie, groote oog,'en. En of ie zich in eens de oogen van z'n vrouw herinnerde, weet ik niet, maar hij kneep z'n oogen stijf dicht en hij snikte 't uit. Och God, riep ie wat ben ik toch slecht geweest. Stil jongen, stil nou toch, mijn Kareltje, zeit m'n zuster, stil nou toch, m'n lieverdje. D'r is vergeving voor alles en ook voor jou, arm jon getje. De heere Jezus heeft salie men schen vergeven en 't is nou net z'n ge- boorteavond. Nee' moedertje, nee', zeit ie. Ik ben te slecht geweest. M'n zuster lei <d'r hand op zijn hoofd en ze zei.: Wees maar stil, Kareltje, iheusch, 't is je alles vergeven. Als je moeder je vergeeft, zal God je ook wel vergeven. En ze zoende 'm weer en nog eens. Hij kermde al maar door. Toen vroeg ie om z'n kind, zij lei 't naast 'm, maar 't wou niks van 'm weten, 't was bang wan 'em. Ik kon zoo zien, dat 't hem an *deed. Och moedertje, snikte ie weer, ik heb alle menschen, ik heb jou ook zoo veel verdriet aangedaan. Maar m'n zuster kermde: nee' nee', en viel met 'r gezicht op zijn ge zicht. De andere zieken werden wakker en één, een halfwijs, oud mannetje begon een kerstliedje te zingen. Eere zij God in den Hooge, In menschen een welbehagen. 't Arme Kareltje luisterde er naar. Ik zag z'n oogen breken. Ja, ja moedertje, stamelde hij, je hebt gelijk, d'r is ook voor mij vergeving en daarom heeft God mij laten sterven. Eere zij <Jod Toen stierf ie. Nee', ik zal dien Kerstnacht niet licht •vergeten. Maar vergeving heeft de jon gen het arme Kareltje zeker gehad, Want .bij is in den Kerstnacht gestor- Het is in den handel de gewoonte, om bij het einde van het jaar eene inventaris op te maken, teneinde daaruit na te gaan, hoe de zaken staan. Wij hebben gemeend voor onze lezers eens eene politieke boe delbeschrijving samen te stellen, opdat zij in het kort een algemeen overzicht krij gen van de op het einde van 1896 han gende politieke quaestios en internatio nale geschilpunten. In Turkije wordt door de mogend heden nog altijd tevergeefs op de noodige hervormingen aangedrongen. De~sultan weifelt, zoektuitvluchhten, ver schuilt zich achter godsdienstige, staat kundige en financiëele moeilijkheden, belooft heden, om 't morgen terug te trek ken, in 't kort, [toont nietj' Oostersche slimheid, dat wijzigingen in den binnen- landschen toestand, die zijn absoluut gezag konden beperken, nog wel eeni- gen tijd tot de schoone wenschen zul len blijven behooren. De mogendheden, het dralen en treuzelen moede, drei gen met eene vloten-demonstratie, doch tusschen dreigen en doen ligt eene bree- de klove, dat weet ook de sultan. Het eind zal den last dragen. Griekenland begint zich te wa- 'penen. Op een persoonlijk voorstel van Koning George, zal nabij de Turksche grenzen een versterkt kamp voor 40000 man worden aangelegd. De reserve zal worden opgeroepen, om zich te oefenen met de nieuwe vuurwa pens, die '8 lands schulden weer met ee nige millioenen hebben verhoogd. Voor dit koninklijk plannetje is het batig saldo van '96, het eer3te, dat sinds ja ren werd verkregen, bestemd. Vele tak ken van inwendigen dienst, die een ex traatje o zoo noodig hadden, kunnen hun ne verwachtingen nu wel weer voor on- bepaalden tijd op zij zetten. De paarden, die de haver verdienen, krijgen ze niet altijd. In Macedonië woelt en gist hetF Men verwacht tegen het voorjaar een alge- meenen opstand, waarin de „leiders" (Ser vië, Bulgarije en Griekenland hopen te betrekken. Dat belooft wat binnen eeni ge maanden. De overeenkomst tusschen Oostenrijk en Hongarije, waarbij de bij dragen van elk in de gemeenschappelijke uitgaven voor 10 jaar worden vastgesteld, is nog altijd niet gesloten. Tot heden droeg Hongarije voor 34 pCt. in die uitgaven bij, Oostenrijk wenscht dit cijfer thans op 42 te brengen, terwijl Hongarije natuur lijk de zaakjes graag bij 't oude wil laten. De antisemieten winnen met behulp der clericale grondeigenaars in de Oos- tenrijksche erflanden steeds meer veld. Eerst werd de gemeenteraad van Wee- nen omgezet, voor weinige dagen ver kreeg deze partij de meerderheid in den Landdag van Beneden Oostenrijk, en nu wordt er verzamelen geblazen om een aanval op de kamer van afgevaardigden te doen. Zoo wordt het volk door de feodale heeren gebruikt, om de joden van rech ten, macht en invloed te berooven. Ze vergeten, dat wanneer dit spelletje ge lukt, de opgezweepte massa ook aan hunne middeleeuwsche rechten en privi legiën wel eens een einde kon maken. Dat zou dan loon naar werken wezen. Nu het politieke schandaal-proces voor- loopig is afgedaan, de onthullingen van Bismarck den glans van 't nieuwe hebben verloren en de groote werkstaking in Hamburg in haar laatste stadium ver keert, is het in Duitschland vrij rustig. Natuurlijk toost en spreekt Keizer Wilhelm nog geregeld bij iedere voorkomende ge legenheid, het laatst stelde hij de stakers in Hamburg in 't ongelijk, maar ook hiervan wordt minder gewag gemaakt dan voorheen. Gewoonte schiep eene tweede natuur. De vlag - en consul-kwestie hangt nog steeds als een tweesnijdend zwaard tus schen de Unie-Staten Zweden en Noor wegen. Koning Oskar zoekt alles zoo veel mogelijk in der minne te schikken, doch daar hij in zijne bemiddelaarsrol allerlei grove onhandigheden begaat, wordt de afstand tusschen beide landen na iedere koninklijke handeling grooter. Men moet maar ongelukkig zijn. Rusland vischt in Chineesch water, zet strikken in Korea, plukt vruchten in Centraal-Azië, maakt geographische op merkingen aan de kusten der Roode zee, laat de poppetjes in de Balkan Staten dansen en coquetteert met Frankrijk. Wie het laatst lacht, lacht het best. In Engeland hoopt men in '97 het zestigjarig bewind van Koningin Vic toria te vieren. Men wil weten, dat John Buil bij die gelegenheid de belofte af zal leggen, dat hij geene aanslagen meer op de zelfstandigheid van De Transvaal zal doen, dat hij geen vuurt je meer in Turkije en Klein-Azië zal stoken, dat hij binnen een bepaald tijds verloop Egypte zal verlaten, dat hij zich geene rijke landstreken in Zuid- Amerika wederrechtelijk zal toeëigenen, dat hij in één woord zich voortaan als een eerlijk man zal gedragen. Wie 't gelooft, heeft een kalf in 't hoofd. Als eene groote bijzonderheid kan worden gemeld, dat het ministerie Me- line nog altijd aan 't bestuur is in Frankrijk. Verder maakt Frankrijk nog steeds jacht op koloniale bezittingen, die alle tot heden nog niets anders dan last en moeilijkheden hebben opgeleverd. Het jachtveld bepaalt zich voorname lijk tot Afrika, en wel tot het gebied van den Niger en de landen, bewoond door Toearegs Intusschen worden Ma rokko en Tripoli niet uit het oog ver loren. In Turkije en Oost-Azië zegt het ja en amen op alles, wat van Rus land komt. Eene uitbreiding van Tonkin en vaste voet in Sirië zullen bij gele genheid het loon der dankbaarheid zijn. Als twee handen elkander wasschen, worden zij beide schoon. De Koning van Belgie heeft met zijn mi nisterie een handelsovereenkomst gesloten onder de firma Leopold Woeste en Co. De firma zal zich voornamelijk bepalen tot een ruilhandel in militaire concessies tegen Congo-leeningen. De eene dienst is de andere waard. Buiten wat geharrewar in de Kamer is 't in Italië vrij kalm. De krijgsgevan genen uit Abessynië komen thuis, koning Humbert heeft een millioen lires van zijn inkomen aan de schatkist ten be hoeve van zijn' pas gehuwden zoon afge staan, de handelstractaten met Frankrijk zijn goedgekeurd, alle oorzaken om de bevolking tot kalmte te stemmen. Als de kies getrokken is, is de pijn vergeten. Spanje en Portugal concurreeren on afgebroken in koloniale opstanden. In de Portugeesche bezitting Goa zijn opnieuw onlusten uitgebroken, terwijl in Oo3t-Afrika zich ernstige verschijnselen bij de Kaffers voordoen. Verder lijden beide landen aan finan- ciëel verval van krachten, waar tot heden nog geen geneesmiddel voor gevonden is. Mochten er onder de lezers zijn, die een middel weten, om deze landen uit den brand te helpen, dan kunnen zij ge rust op eene orde van de Heilige Isabel- la of eene portugeesche kroonorde rekenen. Deze artikelen worden tegen inkoops prijs omgezet. Alle waar is naar zijn geld. t-OH „Hu, hu dat is een koud, guur weertje, kinderenzegt vader kuchend en proestend, terwijl hij zijne zware win terjas aan den kapstok hangt en de met bont gevoerde handschoenen van de vin gers trekt. De kleinste van de kinderen slingert de kleine, mollige armpjes om papa's beenen en geniet met kinderlijken trojs de onderscheiding boven zijne oudere broers, dat papa s'reelend de vingers door zijn krullebol strijkt. JongensMen kan 't merken we zijn dicht bij Kerst- tijd!" Dat woord toovert een fabelen- rijk in de warme woonkamer en doet eene blijde hoop ontstaan in de harten der jongens. K ersttij d! Dan komt er een groote, fraaie Kerstboom Mama baalt uit de kasten de groote kartonnen doozen met de vele vergulde noten en de blinkende en schitterende versierselen, welke den boom zoo heerlijk tooien Dan zijn er ook kasten met gesloten deuren, achter welke de kinderen zoo veel heer lijks vermoeden Mama en papa be reiden het kerstfeest voor, dien heerlijken, heiligen avond, dien schoonsten droom van den zaligen kindertijd „Nog een paar weken, kinderen, en dan De kamer is gehuld in eene zee van licht. Onder den kerstboom lokt alles, wat be geerte zich wenschte, wat liefde toestond... En gelukkige ouders omarmen van blijd schap jubelende kinderenO, d a t is schoon! Een onbeschrijfelijk wee doet haar huiveren zij werpt zich op den grond en roept snikkend uit„Waarom hebben wij ook niet eene warme kamerDat is treurig. klanken, dissonnanten te doen hooren. Maar daar nadert een waarachtig groot en edel meester het speelt aig hij tokkelt de snaren, eerst zacht en weifelend daarna vaster, steeds beslister, koener, krachtiger en hoortNog altijd doet dit goddelijke instrument „Mensch- heid" heerlijke accoorden en klanken hoo ren. En zulke eene der grootste en edel ste meesters is de humaniteit, niet die van de theorie en van het dogma, maar de werkzame mensctienlieldeNa weder, heden, terwijl de ijzige, woedende storm door de straten giert, warmt deze Heerlijke Meester de vingers aan den wel- dadigen vlam der Barmhartigheid en tok kelt de snaren, d.i. de harten der menschen, de harten dergenen, die bij den warmen haard, in het gezellig woonvertrek zitten. Hij doet de snaren van men schen gemoed met kracht, met forsche kracht trillen, vermanend en smeekend In 1895 hebben 217600 werklieden in Duitschland pensioen geno ten en 130900 uitkeeringen wegens in validiteit de eersten te zamen 26.6 mil lioen, de andere 15.5 millioen mark. De sedert het begin der verplichte verzekering (1 Januari 1891) toegekende uitkeerin gen eischen eer. kapitaal van 203 millioen, waarbij nog 40^2 millioen voor het reser vefonds komt. De ontvangsten hebben na aftrek der kosten van beheer 432 millioen bedrageD, zoodat nog 188 millioen aanwe zig is. Van het kapitaal is 71/» millioen mark gebezigd als voorschotten op arbei derswoningen. Staatsleening en huwe lijken. De jongste Spaansche leening heeft tot een groot getal huwelijksaanvragen geleid. Zooals men weet, is die leening vooral voor de kosten op Cuba noodig geworden in het binnenland ge plaatst, en om dit patriotisme helder te doen uitkomen, heeft de regeering in de Staatscourant de namen der in schrijvers openbaar gemaakt. Daaron der nu komen niet minder dan onge veer 3000 vrouwen voor, grootendeela ongehuwde of weduwen, die voor 5000 tot 3-millioen pesetas toe hebben ge- teekend. Geen lectuur is ooit gretiger door trouwlustige heeren verslonden. Niet alleeD hebben vele dames een stortvloed van aanzoeken ontvangen, maar men verzekert, dat ook al me nig huwelijk van deze openbaarmaking het gevolg is geweest. Zorg voor het platteland. Een eigenaardig middel, om den toe vloed van plattelandsbewoners naar de steden te verminderen, is door eenige a- grarische afgevaardigden in Frankrijk be dacht. Zij willen in de Kamer voorstel len. dat jongelieden, die zich verbinden gedurende tien jaren een landbouwbedrijf uit te oefenen, slechts één jaar militairen dienst behoeven te doen. Zelfs in ultra-agrarische bladen wordt het voorjtsl zeer koel opge nomen dat is dan ook moeilijk te rij men met de gelijkheid van alle burgers voor de wet en den plicht der landsverde diging. Een kampioen ?oor de ge heel-onthouding. Ter eere van zijn verjaardag schonk ko ning Oscar van Zweden eenige flesschen punch aan het garnizoen van Wexholm. Aan een onderofficier werd bevel gege ven, deze versnapering naar de kazerne te brengen, maar de man, een overtuigd af schaffer, weigerde, aan het bevel te voldoen. En toen hem door zijne meerderen met na druk werd gelast, de flesschen te dragen, wierp hij ze in het water. Yoor dit feit heeft de onderofficier nu voor den krijgs raad terecht gestaan, en werd hij tot acht dagen gevangenisstraf met verlies van de strepen veroordeeld. Een bankier verdwenen. De Constanzer Ztg. meldt, dat de directeur van het filiaal der Rijksbank te Constanz, Ludwig Hegele, sedert eenige dagen verdwenen is. Men weet niet of hij voortvluchtig is, of zich van kant heeft gemaakt. In de kas is een tekort van ongeveer 350000 mark ont dekt. De bladen melden, dat eene ontploffing van mijngas heeft plaats gehad in eene mijn bij Reschitza (Rus sisch Polen.) Het aantal slachtofiers van het on geluk bedraagt 36 dooden en 18 zwaar gewonden, terwijl nog 27 personen ver mist worden. Een Armeniër, Avet Zacharoff, vroeger beambte aan den Transkaspiaanschen spoorweg, drong Donderdagmiddag de bureau's binnen van het ministerie van Verkeerswegen te Petersburg en vuurde met eene re volver op deu heer Wassilewski, president van de administratie der Staatsspoorwegen, dien hij ernstig wond de. Zacharoff richtte vervolgens het wapen op zichzelf en schoot zich dood. Men verzocht ons voor onderstaande plaatsing. "V" reemdelingen-wet, der Zuid-Afrikaansche Republiek. Nademaal het noodzakelijk geacht wordt bepalingen te waken betreffende detoelating van vreemdelingen in deze Republiekzoo wordtin verband met artikel 6 van de Grondwethierbij vastgesteld als volgt Artikel 1. Alle vreemdelingen, geen inboorlingen zijnde, worden in deze Republiek toe gelaten, zij moeten voorzien zijn van een regelmatig buitenlandsch paspoort, afgegeven door of vanwege de regee ring van het land, waartoe zij behooren, en geviseerd door een consul of consulai- ren ambtenaar van de Republiek. Art. 2. Uit zoodanig paspoort moet onder meer blijken, dat de vreemdeling vol doende middelen van bestaan heeft of door werkzaamheid kan verkrijgen. Art. 3. Bij gebreke van een paspoort, als bo venbedoeld, kunnen vreemdelingen ook worden toegelaten op geleibrieven van anderen aard en zelfs op bloote aan melding van hunne personen, mits zij, ten gecoege van na te noemen autori teiten, bunne identiteit kunnen bew\j- zen en kunnen aantoonen, dat zij aan de vereischten, in artikel 2 gesteld, voldoen. Art. 4. De toelating geschiedt door den Veld- kornet ter plaatse van eerste aankomst, of bij overkomst der grenzen door den ambtenaar, ter plaatse aangesteld door, de Regeering, met uitreiking van een reis- en verblijfpas. Art. 5. Zoodanige reis- en verblijfpas is geldig voor den tijd van 3 maanden, doch kan telkens voor drie maanden worden verlengd door den Veldkornet ter plaatse, waar de vreemdeling zich bevindt. De verlenging kan alleen geweigerd worden bij gemis aan de vereischten, bij artikel 2 bedoeld. De beslissing van den betrokken Veldkornet in deze is onderhevig aan hooger beroep bij de Regeering. Art. 6. Vreemdelingen, die bij het verzoek om verlenging van hunnen reis en verblijfpas te kennen geven, dat zij zich blijvend in de Republiek wenschen te vestigen, behoeven voor het vervolg hun' reis- en verblijfpas slechts eenmaal 'sjaars te doen verlengen, mits zij ten genoege van den betrokkenVeldkornet door eene beëe- digde verklaring of anderszins de noodige waarboi gen stellen, dat z\j gehoorzaams heid aan de wetten des lands zullen be trachten. Art. 7. Op vreemdelingen, die zich op het oogenblik van de inwerkingtreding de zer Wet reeds in de Republiek bevin den, en zich behoorlijk volgens de Wet bij een Veldkornet hebben doen inschrij ven, of zich alsnog binnen eene maand doen inschrijven, zijn de bovenstaande bepalingen niet toepasselijk. Art. 8. Reis- en verblijfpassen als bedoeld bij deze Wet, moeten op de eerste aan vrage aan eenigen Landdrost, Mijn-Com missaris, Resident-Vrederechter of Veld kornet worden vertoond. Art. 9. Vreemdelingen, die zich in strijd met de bepalingen dezer Wet, zonder den vereischten reis- en verblijfpas binnen de Republiek ophouden, kunnen uit het land verwijderd worden op de wijze, als bepaald bij de Wet No. 25, 1896. Art. 10. Deze Wet treedt in werking op 1 Ja nuari 1897. Vrede op aarde, blijde mare, Duizend malen reeds herhaald 5 Als een tijd van licht en liefde, Ons zoo vriendelijk afgemaald, Wauneer wordt toch de arme menschheid Door uw heerlijk licht bestraald Vrede op aarde biddend, zingend, Brengt U ieder Kerstfeest weer, Vrede op aarde! in alle kringen Wenscht men U wel meer en meer, Maar zult ge eenmaal bij ons wonen, Vrede op aardeoch, wanneer Vrede op aarde zal het wezen, Als men moedig samen strijdt, En eerst den jeneverduivel, Die al 't goede steeds ontwijdt, Uit de maatschappij zal bannen, Eu er 't menschdom van bevrijdt. Op dan, vrienden en vriendinnen Sluiten wij ons hecht aaneen. Bannen we alle sterke dranken, De oorzaak van zooveel geween. Laten wij dien schrikb'ren vijand, Moedig samen tegentrêen. Is die demon eerst verwonnen, Dan zal ook naar allen schijn Ons een reiner geest verkwikken, Als een held're zonneschijn. Schooner licht zal er dan dagen, Eu 't zil vrede op aarde zijn. W. M. Tz.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 7