Brieven uit ie laasstai
Zondag 14- Februari 1397.
41ste Jaargang No. 3177.
BIJVOEGSEL.
IJ
GEMENGD NIÉUWS.
FEUILLETON.
SCHAKER
COÜRAlT
Rotterdam, 9 Februari 1897.
No. 121.
Indertijd heb ik U eens in een brief
een en ander verteld van Buurtver-
eenigingen, vereenigingen van vrou
wen en mannen en kinderen uit eene
buurt tot gezamenlijk dienstbetoon, tot
gezamenlijk vermaak, tot gezamenlijk
voordeel. Op initiatief van de vereeni-
ging tot behartiging van de belangen
der vrouw werd indertijd in ééne buurt
in het Noorden der stad eene zoodanige
vereeniging naar 't model van de,
vooral in Engeland bestaande, opge
richt. Deze gaat het naar omstandig
heden wel, maar tot heden, het is een
bedenkelijk feit, zijn er geen nieuwe
bijgekomen. Het is bij die ééne ge
bleven.
Ik geloof niet, dat de damescommis
sieleden van haar werk in dit opzicht
veel succes hebben gehad. Laten we
't eerlijk zeggen en zonder ongalant te
zijn, dit is niet te verwonderen. Het
was vooruit te zien. Ik wil volstrekt
niet beweren, dat het werk, dat eene
proef is, niet prachtig en subliem mag
heeten, o neen, alle respect. Maar het
was eene proef, die de kiemen der
mislukking in zich ronddroeg. Bewo
ners van buurten, waarin buurtver-
eenigingen noodzakelijk geacht worden,
bezitten absoluut niet het „esprit de
corps", dat noodig is tot het welsla
gen.
Ik weet het wel, men kan t pro-
beeren, men kan iets doen om het
esprit de corps op te wekken, maar
of de gevolgde methode daartoe de ware
was, waag ik te betwijfelen. De eerste
indruk van de vrouwen, de vrouwen
vooral, die door de dames aangezocht
werden,was „waar-bemoei-je-je-mee
Daarna een „nou-we-zullen-ris-zien",
daarna t-is-zoo-onaardig-niet-maar-
d'r-zit-wat-achter." Bij de laatste kwa
men onderlinge ruzies, of vriendelijker
gezegd, kleine oneenigheden, jaloersch-
heid op elkaar, gebrek aan tijd, ver
flauwing van belangstelling, andere
plichten en de dames-toeziende-bestuur
deressen hebben de handen vol, om de
zaak bijeen te houden.
Van mannen wil ik niet eens spre
ken, mannen vinden zoo iets „flauwi
teit" en kinderen zijn eerst wat schuw
en nadat die schuwheid overwonnen is,
onverschillig en brutaal.
Maar de vrouwen, voor wie de buurt-
vereenigingen dan toch in hoofdzaak
bedoeld waren. Ik bebeens informaties
ingewonnen bij een der ledessen, zoo'n
echte vrouw-uit-het-volk weet je, één
met een blauw schort voor en met bloo-
te armen en nattige handen, die ze aan
houdend tegen den zwart-stoffen rok
wreef.
Hoe vin-je 't in de buurtvereeni-
ging
Nou, wat zal ik je zeggen? We
kommen dan ééns in de week vast en
in 't begin meer dan eens bijeen. Dan
breien we een steekie en we praten
wat, of één van de dames leest wat
voor. Heel aardig. We leeren d'rook
wel wat eu we verammeseeren ons.
Maar 't wordt toch saai op den duur.
En we hebben zooveel thuis te doeD.
Het mansvolk vindt het regelier óók
niet aardig als we ris een avendje naar
een vergaring bennen. En dan, 'tgaat
dikwijls te boog. En d'r zit wel eens
min vrouwsvolk óók in, vrouwen met
wie wij, die fatsoenlijke mannen hebben
met een vast weekgeld en drankvrij,
liever niet omgaan. O, 't is heel mooi,
zoo'n buurtvereeniging, maar we zijn
d'r, wat zal ik je zeggen, te dom, juist,
te dom voor".
Ziehier in enkele volzinnen de gehee-
le serie bezwareD bijna volledig opgege
ven. De dames hadden moeten begin
nen, veel eenvoudiger nog, zij hadden
de hulp van de dagbladen moeten in
roepen bij wijze van inleiding en daar
na aan den arbeid gaan, zij hadden
nu ja, de beste stuurlui staan aan wal,
ik weet het, misschien gelooven de da- j
mes, dat hun werk goed gaat, misschien
waren zij op eene désillusie voorbereid,
't kan zijn, maar gelukt is de buurt
vereeniging niet, en kans op uitbreiding
bestaat niet.
Met eenig cynisme wordt tegenover
zoo'n klacht opgemerkt, dat we in Rot
terdam vereenigingen genoeg hebben.
O, heel waar. 't Is bijna, om er eene
parodie op te maken. Iemand heeft me
onlangs grimlachend verteld, dat er even
veel vereenigingen als bewoners in Rot
terdam zijn. Ieder Rotterdammer, zei
hy, is minstens president van eene of
andere nuttige vereeniging. We begin
nen bij kindervereenigingen, knapen-
bonden en jongedochtersbonden, dan
jongeliedenvereenigingen, daarna vrou
wenbonden, mannenbonden, damesveree-
nigingen, heerenvereenigingen, ten slotte
mannelijke en vrouwelijke grijzaardsbon-
den, alles in dozijnen variatiën.
Lezer, daar is iets van aan 1
En veel van die vereenigingen hebben
ongetwijfeld recht van bestaan, zijn
nuttig en noodig. In onzen drukken
en moeilijken tijd zijn vakvereenigin-
gen uitstekend. Elk vak zijn bond,
uitmuntend. Tooneelvereenigingen, zang
koren, best. Weldadigheidsfondsen, ver
eenigingen voor allerlei belangen, ik ben
er sterk voor.
Maar wat staat daarnaast eene partij
schadelijk en nutteloos goed.
Wat heeft bijvoorbeeld een bond tot
het ondersteunen van een Protestantsch
weeshuis in Jericho, een bond tot het
verschaffen van kleedingstukken aan
heidenen (serieus 1) voor reden van zijn.
Er zijn in Rotterdam zelfs noodlijdende
weeshuizen en er loopen in Rotterdam
scharen menschen zonder kleeren 1 En
dit zijn er twee uit den hoop.
Tot in het bespottelijke vereenigt
men zich en allerlei nutteloos gedoe is
de vulling van kostbare werkdagen.
Eiesvereenigingen de vereenigin
gen van den dag, zijn er hier daaren
tegen niet zoo veeléén clericale, één
anti-revolutionnaire, één conservatieve,
één liberale en één radicale. Daar
houdt het mee op. Allen trachten thans
de nieuwe kiezers tot zich te lokken.
Men maakt de menschen bang voor de
tegenpartij, O, wat zullen we ongeluk
kig wezen als de radicalen regeeren,
wat rampzalig als de liberalen het be
wind voeren, wat ellendig als de anti-
1 revolutionnairen aan het hoofd staan,
wat in treurigen doen als de Room-
schen de baas zijn
Bijna ongelooflijk, wat der goê ge
meente op dit oogenblik wordt wijs ge
maakt. Ik praat nu niet van de knap
pe werklieden, die heel goed weten,
waar het op staat en die de politieke
partijschap kennen. Zij hebben hard
gewerkt, om het kiesrecht te krijgen en
zij zullen het nuttig gebruiken, wees
daar zeker van. Maar wat daarnaast
of daaronder staat, de schare, die onver
schillig is en zich laat opwarmen tot
wat belangstelling, wat denken die
lui er zonderling over en wat gelooven
zij licht allerlei zotteklap
Gisteren nog komt mijn dienstmeisje
in de huiskamer, of ze meneer (dat ben
ik) eens wat vragen mocht. Het kind
is van zeer Protestantsche ouders.
Jawel, vraag maar op!
Ziet u, 't is voor mijn vader.
Mijn vader kan kiezer worden, als ie
wil en nu wou ie zoo graag weten,
waar ie wezen most.
Waarom wil je vader dat? Is
ie er blij mee?
Nou, dat weet ik niet. Maar gis
teren kwam vader thuis uit de kerk
en toen zeit ie tegen meje mot toch
is an je meneer vragen, waar ik wezen
mot om kiezer te worden, want stem
men ga ik. Alle Protestanten, motten
opkomen om de Roomschen d'r uit te
houden Als de Roomschen de baas
worden, is Holland naar da maan, want
dan krijgen we eene Roomsche regeering
en dan mot de koningin Roomsch wor
den en dan wordt de Paus hier de baas.
Maar kindlief, hoe komt je vader
daaraan
Ja, me vader heeft het van een
ouderling, die 't weten kan, want hij
heeft een oom in Den Haag en die zijn
zoon
Ik heb daarna maar niet verder ge
vraagd. Maar het dunkt mij toch wel een
typisch bewijs voor de vreemde variatiën
van voorbereiding tot de groote maand
der verkiezingen.
Dat er op politiek gebied groote din
gen te verwachten zijn, althans, dat
men groote dingen meent te zien aan
komen, zonder grond desnoods, dit is
heel goed in ons stadsleven merkbaar.
Er is inderdaad iets ontwaakt en hoop
op welslagen is zeer groot geworden.
Nu reeds zijn berekeningen kant en
klaar, hoe het in verschillende kiesdis
tricten Rotterdam heeft er vijf zal
afloopen. Eén district - dat in de Zand
straat en hare omgeving - is beslist
Katholiek. Dat geven allen toe. In de
overigen meent elk voor zich de baas
te zullen zijn en er zijne candidaten te
zullen doorhalen. Wie het aan 't rech
te eind heeft, is mij niet bekend en dat
interesseert mijn lezers ook niet veel,
denk ik.
Om nog eens terug te komen op de
vereenigingen, met één heb ik thans
kennis gemaakt, wier werk mij zeer
sympathiek lijkt, ook al ga ik met haar
leidend beginsel niet mee. Het is de
vereeniging tot stadsevangelisatie „Je-
ruel". Zij doet beslist enorm veel
goeds.
Het is eene Protestantsche vereeni
ging, wier doel is, de opheffing der zon
daren uit de ellendigste buurt van Rot
terdam, de Zandstraat. Zij heeft ver
leden jaar een huis gebouwd in één der
zijstegen van de Zandstraat, en dat in
gericht tot goedkoop logement. Het is
thans populair als het huis van moeder
Joostema.
Moeder Joostema is een eenvoudig,
zéér geloovig vrouwtje, dat met hare
kinderen de directie van het huis voert.
Ik heb haar, toen zij begon, gevraagd, of
zij niet opzag tegen dit ruwe werk en
toen antwoordde zij, eenvoudig en op
recht Ik begon erg bang te wezen,
maar dat duurde maar kortGod zal
mij helpen.
En nu het huis een jaar bestaat, ver
telde moeder Joostema mij met blijd
schap van het goed succes, dat Jeruel
heeft. Met een' lieven glimlach noemde
zij zich gelukkig, dat alles zoo gegaan
was:
Boven bidden en denken zijn wij
geslaagd. Jeruel, ik en mijne broeders
en zusters, hebben nu toegang tot in de
slechtst befaamde huizen. Overal wor
den wij vriendelijk, dikwijls zelfs met
open armen ontvangen. Men ziet red
ders in ons. Ons huis was al dadelijk
te klein, er is plaats voor 40 menschen
en iederen nacht logeeren er wel 50.
Bij ons, dat weet een ieder, is men
veilig, men wordt er niet uitgeschud en
bestolen, zooals overal elders hier in de
buurt. U weet, dat de Burgemeester
bepaald heeft, dat er geen danshuizen
meer mogen wezen buiten de Zandstraat
en daar ben ik dol blij mêe. Nu ko
men ze allen in de buurt en daarom
zullen allen ten slotte bij Jeruel te
rechtkomen. De politie kan met die
menschen niet op schieten, wij wel.
Wij hebben al menig arm meisje, dat uit
de zonde wegwou, geholpen om naar hare
ouders te gaan of eene betrekking te
krijgen. De menschen denken zoo
slecht over die afgedwaalden, zij stoo-
ten die zoo hooghartig van zich af en
er is toch zooveel berouw en zooveel
verdriet onder. Wij zien dat het best.
Wij werken ook niet met het zwaard,
ons wapen is de liefde."
Ziedaar eene overtuiging, die in haar
naïef geloof roerend is. En werkelijk, Je
ruel heeft al veel goeds gedaan. Jeru
el werkt en redt.
Onder zooveel nutteloos gepruts is het
stil-werken van Jeruel eene blijde uitzon
dering. Eene oase in eene woestijn van
veel waardeloos vereenigingsleven.
Gesloltn Gtlil,
ROMAN
VAN
Tte inhold O r t m an n.
2. (+-o-+)
Nadat llse's broeder aan de dear geklopt
had, wierp Ilse fljks een' blik in den spie
gel, om zich te overtuigen, of betgeen too-
even was gesehied, ook sporen op haar
gelaat bad achtergelaten. Toen zij zich
van het tegenovergestelde had overtuigd,
opende zij met een vroolijken groet bare
kamerdeur.
Walter was ongeveer twee jaar jonger
dan zijne zuster en evenals zij w ,8 hij slank
en teer van bouw. Hg had een fijn getee-
kend gelaat en het eerste dons van den
knevel gaf daaraan eene eigenaardige aan
trekkelijkheid. Zijne vroolijk schitterende
oogen bewezen agne zuster al dadelijk, dat
hem iets aangenaams moest overkomen zijn.
En bij hield haar daaromtrent ook niet lang
in 't onzekere.
,,Een groot nieuwtje, zusje. Ik heb be
zoek uit onze geboorteplaats en wjj
wachtten reeds roet ongeduld op uwe te
rugkomst. Kont ge niet raden, wie er
zijn
De jonge tooneelspeelster had plotseling
^ne kleur gekregen.
»Hoe moet ik dat nn raden", zeide zij
*l)!elend, „onze oude vrienden van voor-
660 hebben zich tot dusverre weinig om
°ns bekommerd."
enkele? Eene uitzondering, denk
m°et ge toch wel maken. Heett Tneo-
°i?r ^"^eck niet elke week aan mg ge
schreven? En is het zijne schuld, dat wij
geen gebruik gemaakt hebben van zijn
aanbod, dat ons meer dan eens op de meest
'gngevoelige wgze gedaan is?"
Ilse streek eene weerbarstige lok terecht,
maar dat was slechts, zooals het scheen,
een voorwendsel, om haar broeder haar ge
laat niet behoeven te toonen.
„Neen, dat moet ik u toegeven. Maar
het is toch mijnbeer Rudeck niet, die
„Die ons vandaag met een bezoek ver
rast beeft jawel, hij is het. En hij heeft
nog iemaod meegebracht, wiens Daam ik u
liever dadelijk noemen wil, opdat gij u
straks niet onaangenaam getroffen zult
toonen den architect Steinacker."
„Hoe Franz Steinacker De meest ver
bitterde vijand van onzen vader
„Gij weet, dat hij jarenlang zijn vertrouw
de vriend geweest is, voor aleer de ver
vreemding tusscben hen plaats vond. Er
moet toen een misverstand plaats gehad heb
ben, zeide de architect mij, toen ik mijne
bevreemding over zijn bezoek aan den (Lg
legde."
„Wanneer bet slechts een misverstand was
waarom heeft hij onzen vader dan niet in
zijne laatste oogenblikken de hand ter ver -
zoening gereikt? Waarom heeft bij hem dan
nog openlijk aangevallen, toen hij wist, dat
zijn tegenstander op het sterfbed lag en zich
niet meer verdedigen kon
„Dat zijn vragen, lieve Ilse, waarop ik u
voorloopig nog het antwoord zal moeten
schuldig blijven. Maar ik geloof, dat het
ons niet toekomt om als inquisiteurs op te
treden, daar Steinacker den eersten stap tot
toenadering doet. Reeds de omstandigheid,
dat hij onder geleide van Rudeck kwam,
beeit bet mij onmogelijk gemaakt, hem
brusk of onbeleefd te behandelen."
„Zeker, dat is waar," bevestigde Ilse
vriendelijk. „Ik maak n ook geen enkel
verwijt. Maar wij mogen de heeren nn
niet langer laten wachten. Kom, laat ons
gaan
De beide bezoekers stonden gelijktijdig
van bunne stoelen op, toen Ilse op den
drempel van de kamer van den student ver
scheen de een vlug en met jeugdig vunr,
alsof hij dit oogenblik met ongeduld verbeid
had, de ander met eene zekere bestudeerde
langzaamheid, die evenwel al de bewegingen
van zijn lang lichaam kenmerkten. Zijn
hoekig gelaat was niet onknap, maai de
smalle lippen, met de naar beneden getrok
ken mondboeken en koud de wereld inblik
kende oogen, gaven hem iets hards en stnga,
dat no juiat niet aangenaam aandeed.
Dj jongste van de twee had niet alleen
een frisch en blozend gelaat, maar ook iets
van dat aantrekkelijke, dat ons al reedB op
het eeiste gezicht behagen in iemand doet
acheppeo, zonder dat daarvoor juist groote
meoschenkennis noodig is. In dit ge
val was het jeugdige, vroolijke gelaat een
getrouwe spiegel van wat er in de aiel van
den jongen man omgiDg, en de vreugde, die
bem uit de oogen lichtte, kon elke oot-
boezemiog over hei genot van het wederzien
volkomen missen.
„Hoe big ben ik toch, dat ik u eens
terogzie, juffrouw Forbach. Eene reis voor
zaken bracht mij in de nabijheid van nwe
woonplaats en ik kon de verzoeking niet
weerstaan, om eens een bezoek aan n te
brengen. Ik boop, dat ge niet boos sijt,
omdat ik n zoo ben komen over«alllen."
Zij bad bem de baud gereikt en achter
eene zekere meisjesachtige verlegenheid ver
ried zjj duidelijk de vreugde, welke dit be
zoek baar scbouk.
„Gij weet, dat ge ons van harte welkom
zijt, mijnheer Rudeck."
Nu stond ook eindelijk de architect aan
hare zijde.
„Ik heb geen aanspraak op eene even har
telijke begroeting, juffrouw Forbach maar
ik vraag u, wat ik ook aan nwen broeder
heb gevraagd: laat ods vergeten, wat er
gedurende de laatste jaren is voorgevallen.
Veroorloof mij, mg uw vriend te noemen."
Hij stak haar zgne hand toe, eene groote,
magere band, met knokkelige vingers en na
een onmerkbaar aarzelen, legde Ilse hare
smalle rechter in de zgne. Maar zij trok
ook weder spoedig hare hand terug en zij
kon geen antwoord op zijne verzoenende woor
den vinden.
„Willen de heeren niet weder plaats ne
men?" zeide zij. „Zeker hebt gij ods aller
lei uit ome oude vaderstad te vertellen."
„No, juist niet veel," zeide Rndeck
oolijk. „Het gaat daar alles zijn gewoon
gangetje. Een paar verloviogen en audere
De ware geschiedenis van
E 1 i z a's vlucht.
In de Berne Ssisse wordt in de
Parijsche correspondentie op gezag van een
Ameriitaanschen geestelijke, die van de ge
beurtenis zoo goed als ooggetuige geweest
is, de volgende lezing gegeven van den
historischen giondslag, waarop het beroem
de verhaal in mevr. Beecher Stowe's «Ne-
gerhut" omtrent Eliza's vlucht berust. De
vrouw heette Eliza. Zij was eeae kloeke
negerin, gehuwd en moeder van zes kin
deren, wier meesters ia Kentncky woonden,
in de nabijheid van eene rivier, aan de o-
verzijde waarvan de Ohio is. Eliza had
het waagstuk ondernomen, man en kinde
ren, met medewerking van de blanken der
abolitionistische partij, op de vlucht te
helpen naar Canada. Zij begon met haar'
man, dien zij 's nachts in eene boot naar
den oever van de Obio overbracht, waar
hij in jammerlijken toestand, overdekt met
rijp en verstijfd van koude, aankwam hij
was bij het aan land stappen in het water
gevallen. Eliza vertrouwde hem toe aan
zijne beschermers en was vóór den ochtend
weder bij haar' meester.
Zes weken later kwam zij op denzelf
den oever terng met haar jongste kind,
dat zij met een' doek op haar' rag had ge-
borden. De rivier krnide. Eliza had zich
van eene plank voorzien, die haar tot brng
diende om van de e^ne ijsschots op de an
dere over te gaan. Zij volbracht den over
tocht zonder eenige andere hnlp; het zon
ongelooflijk schijnen, als het niet bevestigd
werd door een achtenswaardig geestelijke,
mr. Rankin, die haar voornaamste helper
was. Men zeide haar, waar zij haar' man in
Canada zon vinden, en zij ging daarheen,
maar verklaarde, dat zij op dien en dien
datum sou terugkeeren, om de vijf kinde
ren, die zij had achtergelaten, te halen.
Tevergeefs zocht men haar van eene on
derneming, die dolzinnig scheeD, af te
brengen.
Op den bepaalden dag kwam zij weder,
verkleedde zich als man en ging naar de
plantage van haar' meester terng, waar zij
zich schuil hield. Het was beschikt, dal
eene boot haar 's oachts op zekere plaats
aan den oever zon wachten. Het gelakte
Eliza, met hare vijf kinderen uit het «ne
gerkwartier" te ontsnappen, en op het be
paalde uur begaf zij zich naar de afge
sproken plaats. Ongelukkig had zij niet
kunnen besluiten, met leege handen heen
te gaan. Zij had tweehonderd pond gewicht
aan verschillende voorwerpen meegenomen,
waarvan zij zes pakken voor haar en hare
vijf kinderen had gemaakt, en zoo belast
had zij een'tocht van 11 mijlen onderno
men. De kleinsten van de negertjes bleven
natuurlijk met hunne vracht onderweg ste
ken. Hunne moeder die niets wilde achter
laten, zette toen haar eigen pak neder, en
liep heen en weer, om eerst de kinderen,
daarna de pakken te halen, nam dan hare
eigea vracht weer op en zoo ging het
al door. Het gevolg was, dat zij, in plaats
van om twee nar in den ochtend op de
bepaalde plaats aan te komen, er eerst om
zes uur kwam. De boot was vertrokken
men meende, dat het plan mislukt was.
Zij verloor echter hare tegenwoordigheid
van geest niet en waadde door de rivier,
om de honden, die men er toen op af
lichtte, om jacht op menschen te makeD,
van haar spoor te brengeD. Zoo kwam zij
aan eene bevriende woning, waar zij met
hare kinderen verborgen werd. Eenige u*en
later bespenide de geestelijke, die deze bij
zonderheden mededeelt, een' troep van een-
en-dertig ruiters, met geweren gewapend
en door honden voorafgegaan, die de on
gelukkige zochten. Bij riep eenige jonge
lieden bijeen en gezamenlijk maakten zij
eene afleiding, die de honden en de ruiters
op een verkeerd spoor bracht, en hen ver
van de rivier lokte, terwijl Eliza in eene
veerboot werd overgezet naar de woning
van den predikant Rankin. Daar bleef zij
veertien dagen verborgeD, waarna zij in een
vrachtschip met eene lading meel en zeme
len naar Canada vervoerd werd.
Even bniten het station
Menheniot (Gornwall) zijn een aantal man
nen, die aan het spoorwegviaduct werkten,
van eene hoogte van 150 voet geslingerd,
tengevolge van het breken van een' stei
ger. Elf hunner werden dood opgenomen
en een twaalfde overleed kort daarop. Drie
anderen redden zich door zich vast te klem
men aan uitstekende balken en touwen.
Sommigen der ongelnkkigen kwamen in
hunnen val op de telegraafdraden neer en
werden vreeselijk verminkt.
De sleepboot Ville d'E v i-
an had zondagsorgen de haven van Ge-
nève verlaten. Anderhalf nur later was
zij in de nabijheid van Nyon aan het Meer
van Genève, en de stuurman had jnist
zgne orders gegeven, om de haven van dat
station in te varen, toen een heftige wind
stoot de boot omwierp. Het waterstroom,
de onmiddellijk de machinekamer in en
eenige minuten later zonk het vaa.tnig in
de diepte van 30 meter. De machinist
en de matrozen sprongen nog bijtijds van
boord, maar de stoker, die bij de machine
gebleven was, raakte onder de boot Do
stuurman bleef het langste op het schip-
eindelijk wierp hij een luik op de golven
en daar werkte hij zich op. Maar toen
kwam de stoker weer naar boven, en hij
greep zich vast aan de voeten van den
stuurman. Daarop ontstond een strijd om
het leven, en eindelijk verdween de etoker
voor goed in het meer, voor de oogen van
zijne makkers, die hem niet konden helpen
daar zij al hunne krachten noodig hadden
om tegen de hooge golven op te zwem
men.
ongelukkige gebeurtenissen. Maar ik ben
een slechte berichtgever voor dergelgke
dingen. Zooiets kunt gij n niet beter dan
door mijne zusters laten vertellen, die rui
men daarvoor een grooter plaatsje in hare
gedachten af. De meisjes laten n ook dui-
sendmaal groeten en hopen op een spoedig
bezoek van n."
Het gelaat van Ilse verduisterde sich en
si) schudde beslist het hoofd.
„Ik geloof niet, dat ik ooit vrij willig in
mgna vaders woonplaats zal terugkeeren. Er
sijn daar voor mij te treurige herinneringen*
„Slechts treurige vroeg bij met een ze
ker verwijt, en toen sij hem aanzag, dreet
het lnid kloppen van haar hart wederom
een verraderlijk rood naar hare waDgen.
„En bovendien beb ik voor de volgen
de maand geen gelegenheid, daar er dan
voor mg geen verlof te verkrijgen is. En
in laDgen tijd is er geen feestdag in
siebt".
„Ook mijne moeder heeft mij opgedragen,
u in haar naam hartelijk nit te noodigen,"
klook de droge stem van den architect.
„De oude vrouw sou oprecht big sijn, wan
neer sg n ten haren huite een aangenaam
verblijf zon kannen aanbieden."
„Gij zult mij ten zeerste verplichten,
wanneer gij haar mijn' daok daarvoor wil
de! uitspreken. Onse ervaringen na myns
vaders dood hadden mij op zooveel vrien
delijkheid niet durven doen hopen."
De architect moest de bitterheid, die er
in dit antwoord schnilde, op den koop toe
nemen en bij begreep ze blijkbaar ook,
want zgne lippen persten sich op elkander.
Vlaar hij zeide niets en er ontstond eene
korte pzuze, waaraan de stndent een einde
maakte.
„Wij hadden reeds voor je komst beslo
ten, Ilse, om gemeenschappelijk bij Lachs-
webr te gaan eten. Er ontbreekt niets aan,
dan owe toestemming Ilse, en ik heb de
taak op mij genomen, die van n te vra
gen."
„Eigenlijk moest ik mijne nienwe rol nog
wat bestndeeren", zeide zij onzeker, „maar
wanneer gij in zekere mate ai reeds mijn
woord gegeven hebt
Inmiddels had men van den oever sf
het gevaar gezien. Vijf booten werden er
met veel moeite heen geroeid, en het ge
lukte, de schipbreukelingen te redden, dia
zich aan kisten, ledige vaten en planken
boven water hielden. Rnim 20 minuten
hadden de mannen in het koude water
doorgebracht, en zij waren dan ook "allen"
volkomen verstijfd, toen zij aan wal werdan
gebracht. De kleeren moesten ban van
het lijf gesneden worden. Twee uren lang
waren doctoren met hen bezig; toen wt-
ren de drenkelingen buiten gevaar.
Het lijk van den stoker werd later opge
haald.
E ene gevangenis voor kin-
deren. üt
De vorige week is in Griekenland de
eerste gevangenis geopend, bestemd voor
jeugdige gevangenen. De zeer groote
inrichting is te danken aan de weldadig
heid van een Griek, AveroS genoemd, die
de gevangenis heeft laten bouwen ter her
innering aan de zilveren bruilof^ ;,?^den
koning en de Koningin van <?(e-
Er zijn 180 cellen in. TotnogV, „zegenin
de kinderen met de oudere m j)e„ gen
opgesloten. yaQ een
De lynchwet.
Een der N ew-Yorksche bladen
Daar ginds in het bloedige Zuiden had
rechter Lynch zich voorgenomen aan een
brutalen neger volksgerechtigheid uit te
oefenen. In het donkerste van den nacht
biak men de gevangenis open, maar had
het ongeluk, den veikeerde te nemen en
op te hangen. Eerst op den terngweg
hoorde men de dwaling uit den mond vfift
den sherif, die met den werkelij ken schul
dige achterna kwam. Groote schrik. Men
vroeg heen en weer, wat te doeD, toen
eindelijk een nit den hoop het woord nam
en zeide: «Gentlemen, de wet verbiedt,
wegenB een misdaad tweemaal te straffen.
Alloh, schenken wij den anderen neger
leven en vrijheid. Laten wij hem het ei- 4
gendom van den sherif." En zoo geschil
de het.
Wat een stierenvechtei
verdient.
Rafael Guerra, beter bekend als Guer-
rita, de beroemdste stierenvechter van den
tegenwoordigen tijd, heelt voor het aan
staande seizoen, dat met Paschen begint,
reeds met alle ondernemers van stiereuge*
vechten in Spanje contracten algesloten-
Hij heeft zich in het geheel v°°r
cotrida's verbonden en ontvangt voor
dere voorstelling gemiddeld 6000 peseta»
(f 8000); in het geheele seizoen
hij dus een honorarium van fa
peseta's. Rekent men daarvan voor on*
kosten 180,000 peseta's af, dan blijft er
nog een nette-opbrengst van 300.000
peseta's.
„O, maar eene weigering, daar komt niets
van in", verzekerde Rudeck. „Ik beb er mg
al zooveel van voorgesteld, om eens rus
tig met u te kunnen babbelen*.
Na eene korte poos waren zij allen op
weg naar den restaurant. De architect bad
voorgesteld, om een rijtuig te nemen, maar
■ijn plan was overstemd geworden, daar de
anderen er de voorkeur aaD gaven, om op dien
helderen herfstdag te gaan wandelen.
Zooals natuurlijk was, bad Steinacker zich
bij den student gevoegd en waren dezen voor-
uitgestapt, terwijl Ilse en Rndeck een eindje
daarachter volgden, welke afstand echter on
der het gesprek hoe langer hoe grooter werd.
Zij stapten in den beginne zwijgend naast ei
kander voort, ongemerkt was hun onderbond
levendiger geworden en babbelden tij vroo
lijk, zoodat de bouwmeester telkenmale llse's
vroolijken lach boorde. Dan trachtte bij zg
ne Bchreden wel wal in te korten om den
voorsprong op het jonge paar wat te doen
verkleinen, maar Walter, die hierin volstrekt
geen erg had, maakte door bet haastig na
elkander halen ?ijner lange beenen dit plan
onmogelgk. Zoodoende kwam bet, dat zij
beiden reeds eenige minuten aan de gedek
te tafel zaten, toen de acbterblg venden ein
delijk verschenen. Op bet droge gelaat van
den architeet was volstrekt geene ontstem
ming te leien, maar bij sloeg bij bet bin
nentreden van bet jonge paar dadelijk een'
vorscbenden blik op de tooneelspeelster, welke
deze zeer in verlegenheid bracht.
Het stgve gelaat van den architect werk
te in den beginne wel eenigszins verkoelend
op de vroolijke luim der jongelui, doch
Rudeck's ware inborst kwam spoedig
genoeg duidelijk voor den d >g en Bleepte
broer en zuster met zich mede. Zijne ver
kwikkende vroolijkbeid en zijne onverholen
tevredenheid met zijn levenslot, maakten
bem tot een aangenaam en gezellig menscb.
Hij was onuitputtelijk in vrooljjke uitvallen
en spottende opmerkingen, waaraan echter
elke boosaardigheid ontbrak. De kwartier
tjes vlogen voorbij en al een paar maal was
de groote wijzer in de rondte geweest, eer
dat een der drie joDgelni aan verdekken
dacht, toen SteR&cker eindelyk zgn horloge
nit den zak baalde en verklaarde, dat bij nog
eene samenkomst met een' collega had.
„Ik mag geen nwer echter aanraden, mij
te begeleiden- Onder geen enkele omstan
digheid wil ik nw aller genoegen verstoren.
Ik vrees al reeds, dat mjjne tegenwoordig
heid u al lang genoeg geweest is."
Daarop kon natuorlyk maar één ant
woord zgn, n.1. dat er besloten werd, even
eens op te breken en in h®' geselschap van
den architect naar buis te wandelen, of
schoon bij met ironische bescheidenheid
tegen dit feit protesteerde. Men moest
bekeonen, dat bij zich volalrekt niet op den
voorgrond plaatste. Hg deed geen enkele
poging om de bevoorrechte plaats aan de
zijde van Ilse te verwerven, otschoon Ru
deck hem lijd en gelegenheid genoeg TiSt^
om der jonge dame zijnen arm aan te bieden.
Alsof bet eene zaak was, die vanzelf sprak,
voegde hg sich wederom aan de zijde van
den stndent en op siraat wendde hg geen
enkele maal bet h'oofd om, om zich ervan te
overtuigen, hoever de beide anderen achter
bleven-
Hg hoorde nu ook met meer llse's vroo-
Iijken lach. Want ofschoon men luidruchtig
en vroolijk den restaurant had verlaten, had
er zich al weldra een ernstig gesprek tus
scben de beide jongelui ontsponnen.
Hel was voor mij eene verlichting, toen
ik boorde, dat mijnheer Steinacker Diel om
ODzeDtwege hier gekomen is,' bad Ilse ge*
zegd. „Wanneer hem nu een confrater
wacht, kannen wij ook wel aannemen, dat
bij ons alleen plichtmatig heelt opgezocht.
Ik kan n oaaromtrent geen beslist ant
woord geven, want ik trof hem vanmorgen,
tot mijDO groote verwondering in den trein
aan. Maar waarom is het u zoo aangenaam,
om te weten, dat hij Diet om uwentwege
gekomen is
„Omdat ik niet in staat ton sijn, hem voor
tolk een bewijs van belangstelling na al
het gebeurde, te bedanken. Ik kan nu een
maal niet vergeten, wat er tuaschen hemen
mijn' vader is gebeurd, en hoe leelgkofn
dat ook in de ooren mag klinken, -7-
kan aan de oprechtheid van zgne vriend-
scnap geen geloof slaan."