Brieven uit ie laasstai Zondag 14- Februari 1397. 41ste Jaargang No. 3177. BIJVOEGSEL. IJ GEMENGD NIÉUWS. FEUILLETON. SCHAKER COÜRAlT Rotterdam, 9 Februari 1897. No. 121. Indertijd heb ik U eens in een brief een en ander verteld van Buurtver- eenigingen, vereenigingen van vrou wen en mannen en kinderen uit eene buurt tot gezamenlijk dienstbetoon, tot gezamenlijk vermaak, tot gezamenlijk voordeel. Op initiatief van de vereeni- ging tot behartiging van de belangen der vrouw werd indertijd in ééne buurt in het Noorden der stad eene zoodanige vereeniging naar 't model van de, vooral in Engeland bestaande, opge richt. Deze gaat het naar omstandig heden wel, maar tot heden, het is een bedenkelijk feit, zijn er geen nieuwe bijgekomen. Het is bij die ééne ge bleven. Ik geloof niet, dat de damescommis sieleden van haar werk in dit opzicht veel succes hebben gehad. Laten we 't eerlijk zeggen en zonder ongalant te zijn, dit is niet te verwonderen. Het was vooruit te zien. Ik wil volstrekt niet beweren, dat het werk, dat eene proef is, niet prachtig en subliem mag heeten, o neen, alle respect. Maar het was eene proef, die de kiemen der mislukking in zich ronddroeg. Bewo ners van buurten, waarin buurtver- eenigingen noodzakelijk geacht worden, bezitten absoluut niet het „esprit de corps", dat noodig is tot het welsla gen. Ik weet het wel, men kan t pro- beeren, men kan iets doen om het esprit de corps op te wekken, maar of de gevolgde methode daartoe de ware was, waag ik te betwijfelen. De eerste indruk van de vrouwen, de vrouwen vooral, die door de dames aangezocht werden,was „waar-bemoei-je-je-mee Daarna een „nou-we-zullen-ris-zien", daarna t-is-zoo-onaardig-niet-maar- d'r-zit-wat-achter." Bij de laatste kwa men onderlinge ruzies, of vriendelijker gezegd, kleine oneenigheden, jaloersch- heid op elkaar, gebrek aan tijd, ver flauwing van belangstelling, andere plichten en de dames-toeziende-bestuur deressen hebben de handen vol, om de zaak bijeen te houden. Van mannen wil ik niet eens spre ken, mannen vinden zoo iets „flauwi teit" en kinderen zijn eerst wat schuw en nadat die schuwheid overwonnen is, onverschillig en brutaal. Maar de vrouwen, voor wie de buurt- vereenigingen dan toch in hoofdzaak bedoeld waren. Ik bebeens informaties ingewonnen bij een der ledessen, zoo'n echte vrouw-uit-het-volk weet je, één met een blauw schort voor en met bloo- te armen en nattige handen, die ze aan houdend tegen den zwart-stoffen rok wreef. Hoe vin-je 't in de buurtvereeni- ging Nou, wat zal ik je zeggen? We kommen dan ééns in de week vast en in 't begin meer dan eens bijeen. Dan breien we een steekie en we praten wat, of één van de dames leest wat voor. Heel aardig. We leeren d'rook wel wat eu we verammeseeren ons. Maar 't wordt toch saai op den duur. En we hebben zooveel thuis te doeD. Het mansvolk vindt het regelier óók niet aardig als we ris een avendje naar een vergaring bennen. En dan, 'tgaat dikwijls te boog. En d'r zit wel eens min vrouwsvolk óók in, vrouwen met wie wij, die fatsoenlijke mannen hebben met een vast weekgeld en drankvrij, liever niet omgaan. O, 't is heel mooi, zoo'n buurtvereeniging, maar we zijn d'r, wat zal ik je zeggen, te dom, juist, te dom voor". Ziehier in enkele volzinnen de gehee- le serie bezwareD bijna volledig opgege ven. De dames hadden moeten begin nen, veel eenvoudiger nog, zij hadden de hulp van de dagbladen moeten in roepen bij wijze van inleiding en daar na aan den arbeid gaan, zij hadden nu ja, de beste stuurlui staan aan wal, ik weet het, misschien gelooven de da- j mes, dat hun werk goed gaat, misschien waren zij op eene désillusie voorbereid, 't kan zijn, maar gelukt is de buurt vereeniging niet, en kans op uitbreiding bestaat niet. Met eenig cynisme wordt tegenover zoo'n klacht opgemerkt, dat we in Rot terdam vereenigingen genoeg hebben. O, heel waar. 't Is bijna, om er eene parodie op te maken. Iemand heeft me onlangs grimlachend verteld, dat er even veel vereenigingen als bewoners in Rot terdam zijn. Ieder Rotterdammer, zei hy, is minstens president van eene of andere nuttige vereeniging. We begin nen bij kindervereenigingen, knapen- bonden en jongedochtersbonden, dan jongeliedenvereenigingen, daarna vrou wenbonden, mannenbonden, damesveree- nigingen, heerenvereenigingen, ten slotte mannelijke en vrouwelijke grijzaardsbon- den, alles in dozijnen variatiën. Lezer, daar is iets van aan 1 En veel van die vereenigingen hebben ongetwijfeld recht van bestaan, zijn nuttig en noodig. In onzen drukken en moeilijken tijd zijn vakvereenigin- gen uitstekend. Elk vak zijn bond, uitmuntend. Tooneelvereenigingen, zang koren, best. Weldadigheidsfondsen, ver eenigingen voor allerlei belangen, ik ben er sterk voor. Maar wat staat daarnaast eene partij schadelijk en nutteloos goed. Wat heeft bijvoorbeeld een bond tot het ondersteunen van een Protestantsch weeshuis in Jericho, een bond tot het verschaffen van kleedingstukken aan heidenen (serieus 1) voor reden van zijn. Er zijn in Rotterdam zelfs noodlijdende weeshuizen en er loopen in Rotterdam scharen menschen zonder kleeren 1 En dit zijn er twee uit den hoop. Tot in het bespottelijke vereenigt men zich en allerlei nutteloos gedoe is de vulling van kostbare werkdagen. Eiesvereenigingen de vereenigin gen van den dag, zijn er hier daaren tegen niet zoo veeléén clericale, één anti-revolutionnaire, één conservatieve, één liberale en één radicale. Daar houdt het mee op. Allen trachten thans de nieuwe kiezers tot zich te lokken. Men maakt de menschen bang voor de tegenpartij, O, wat zullen we ongeluk kig wezen als de radicalen regeeren, wat rampzalig als de liberalen het be wind voeren, wat ellendig als de anti- 1 revolutionnairen aan het hoofd staan, wat in treurigen doen als de Room- schen de baas zijn Bijna ongelooflijk, wat der goê ge meente op dit oogenblik wordt wijs ge maakt. Ik praat nu niet van de knap pe werklieden, die heel goed weten, waar het op staat en die de politieke partijschap kennen. Zij hebben hard gewerkt, om het kiesrecht te krijgen en zij zullen het nuttig gebruiken, wees daar zeker van. Maar wat daarnaast of daaronder staat, de schare, die onver schillig is en zich laat opwarmen tot wat belangstelling, wat denken die lui er zonderling over en wat gelooven zij licht allerlei zotteklap Gisteren nog komt mijn dienstmeisje in de huiskamer, of ze meneer (dat ben ik) eens wat vragen mocht. Het kind is van zeer Protestantsche ouders. Jawel, vraag maar op! Ziet u, 't is voor mijn vader. Mijn vader kan kiezer worden, als ie wil en nu wou ie zoo graag weten, waar ie wezen most. Waarom wil je vader dat? Is ie er blij mee? Nou, dat weet ik niet. Maar gis teren kwam vader thuis uit de kerk en toen zeit ie tegen meje mot toch is an je meneer vragen, waar ik wezen mot om kiezer te worden, want stem men ga ik. Alle Protestanten, motten opkomen om de Roomschen d'r uit te houden Als de Roomschen de baas worden, is Holland naar da maan, want dan krijgen we eene Roomsche regeering en dan mot de koningin Roomsch wor den en dan wordt de Paus hier de baas. Maar kindlief, hoe komt je vader daaraan Ja, me vader heeft het van een ouderling, die 't weten kan, want hij heeft een oom in Den Haag en die zijn zoon Ik heb daarna maar niet verder ge vraagd. Maar het dunkt mij toch wel een typisch bewijs voor de vreemde variatiën van voorbereiding tot de groote maand der verkiezingen. Dat er op politiek gebied groote din gen te verwachten zijn, althans, dat men groote dingen meent te zien aan komen, zonder grond desnoods, dit is heel goed in ons stadsleven merkbaar. Er is inderdaad iets ontwaakt en hoop op welslagen is zeer groot geworden. Nu reeds zijn berekeningen kant en klaar, hoe het in verschillende kiesdis tricten Rotterdam heeft er vijf zal afloopen. Eén district - dat in de Zand straat en hare omgeving - is beslist Katholiek. Dat geven allen toe. In de overigen meent elk voor zich de baas te zullen zijn en er zijne candidaten te zullen doorhalen. Wie het aan 't rech te eind heeft, is mij niet bekend en dat interesseert mijn lezers ook niet veel, denk ik. Om nog eens terug te komen op de vereenigingen, met één heb ik thans kennis gemaakt, wier werk mij zeer sympathiek lijkt, ook al ga ik met haar leidend beginsel niet mee. Het is de vereeniging tot stadsevangelisatie „Je- ruel". Zij doet beslist enorm veel goeds. Het is eene Protestantsche vereeni ging, wier doel is, de opheffing der zon daren uit de ellendigste buurt van Rot terdam, de Zandstraat. Zij heeft ver leden jaar een huis gebouwd in één der zijstegen van de Zandstraat, en dat in gericht tot goedkoop logement. Het is thans populair als het huis van moeder Joostema. Moeder Joostema is een eenvoudig, zéér geloovig vrouwtje, dat met hare kinderen de directie van het huis voert. Ik heb haar, toen zij begon, gevraagd, of zij niet opzag tegen dit ruwe werk en toen antwoordde zij, eenvoudig en op recht Ik begon erg bang te wezen, maar dat duurde maar kortGod zal mij helpen. En nu het huis een jaar bestaat, ver telde moeder Joostema mij met blijd schap van het goed succes, dat Jeruel heeft. Met een' lieven glimlach noemde zij zich gelukkig, dat alles zoo gegaan was: Boven bidden en denken zijn wij geslaagd. Jeruel, ik en mijne broeders en zusters, hebben nu toegang tot in de slechtst befaamde huizen. Overal wor den wij vriendelijk, dikwijls zelfs met open armen ontvangen. Men ziet red ders in ons. Ons huis was al dadelijk te klein, er is plaats voor 40 menschen en iederen nacht logeeren er wel 50. Bij ons, dat weet een ieder, is men veilig, men wordt er niet uitgeschud en bestolen, zooals overal elders hier in de buurt. U weet, dat de Burgemeester bepaald heeft, dat er geen danshuizen meer mogen wezen buiten de Zandstraat en daar ben ik dol blij mêe. Nu ko men ze allen in de buurt en daarom zullen allen ten slotte bij Jeruel te rechtkomen. De politie kan met die menschen niet op schieten, wij wel. Wij hebben al menig arm meisje, dat uit de zonde wegwou, geholpen om naar hare ouders te gaan of eene betrekking te krijgen. De menschen denken zoo slecht over die afgedwaalden, zij stoo- ten die zoo hooghartig van zich af en er is toch zooveel berouw en zooveel verdriet onder. Wij zien dat het best. Wij werken ook niet met het zwaard, ons wapen is de liefde." Ziedaar eene overtuiging, die in haar naïef geloof roerend is. En werkelijk, Je ruel heeft al veel goeds gedaan. Jeru el werkt en redt. Onder zooveel nutteloos gepruts is het stil-werken van Jeruel eene blijde uitzon dering. Eene oase in eene woestijn van veel waardeloos vereenigingsleven. Gesloltn Gtlil, ROMAN VAN Tte inhold O r t m an n. 2. (+-o-+) Nadat llse's broeder aan de dear geklopt had, wierp Ilse fljks een' blik in den spie gel, om zich te overtuigen, of betgeen too- even was gesehied, ook sporen op haar gelaat bad achtergelaten. Toen zij zich van het tegenovergestelde had overtuigd, opende zij met een vroolijken groet bare kamerdeur. Walter was ongeveer twee jaar jonger dan zijne zuster en evenals zij w ,8 hij slank en teer van bouw. Hg had een fijn getee- kend gelaat en het eerste dons van den knevel gaf daaraan eene eigenaardige aan trekkelijkheid. Zijne vroolijk schitterende oogen bewezen agne zuster al dadelijk, dat hem iets aangenaams moest overkomen zijn. En bij hield haar daaromtrent ook niet lang in 't onzekere. ,,Een groot nieuwtje, zusje. Ik heb be zoek uit onze geboorteplaats en wjj wachtten reeds roet ongeduld op uwe te rugkomst. Kont ge niet raden, wie er zijn De jonge tooneelspeelster had plotseling ^ne kleur gekregen. »Hoe moet ik dat nn raden", zeide zij *l)!elend, „onze oude vrienden van voor- 660 hebben zich tot dusverre weinig om °ns bekommerd." enkele? Eene uitzondering, denk m°et ge toch wel maken. Heett Tneo- °i?r ^"^eck niet elke week aan mg ge schreven? En is het zijne schuld, dat wij geen gebruik gemaakt hebben van zijn aanbod, dat ons meer dan eens op de meest 'gngevoelige wgze gedaan is?" Ilse streek eene weerbarstige lok terecht, maar dat was slechts, zooals het scheen, een voorwendsel, om haar broeder haar ge laat niet behoeven te toonen. „Neen, dat moet ik u toegeven. Maar het is toch mijnbeer Rudeck niet, die „Die ons vandaag met een bezoek ver rast beeft jawel, hij is het. En hij heeft nog iemaod meegebracht, wiens Daam ik u liever dadelijk noemen wil, opdat gij u straks niet onaangenaam getroffen zult toonen den architect Steinacker." „Hoe Franz Steinacker De meest ver bitterde vijand van onzen vader „Gij weet, dat hij jarenlang zijn vertrouw de vriend geweest is, voor aleer de ver vreemding tusscben hen plaats vond. Er moet toen een misverstand plaats gehad heb ben, zeide de architect mij, toen ik mijne bevreemding over zijn bezoek aan den (Lg legde." „Wanneer bet slechts een misverstand was waarom heeft hij onzen vader dan niet in zijne laatste oogenblikken de hand ter ver - zoening gereikt? Waarom heeft bij hem dan nog openlijk aangevallen, toen hij wist, dat zijn tegenstander op het sterfbed lag en zich niet meer verdedigen kon „Dat zijn vragen, lieve Ilse, waarop ik u voorloopig nog het antwoord zal moeten schuldig blijven. Maar ik geloof, dat het ons niet toekomt om als inquisiteurs op te treden, daar Steinacker den eersten stap tot toenadering doet. Reeds de omstandigheid, dat hij onder geleide van Rudeck kwam, beeit bet mij onmogelijk gemaakt, hem brusk of onbeleefd te behandelen." „Zeker, dat is waar," bevestigde Ilse vriendelijk. „Ik maak n ook geen enkel verwijt. Maar wij mogen de heeren nn niet langer laten wachten. Kom, laat ons gaan De beide bezoekers stonden gelijktijdig van bunne stoelen op, toen Ilse op den drempel van de kamer van den student ver scheen de een vlug en met jeugdig vunr, alsof hij dit oogenblik met ongeduld verbeid had, de ander met eene zekere bestudeerde langzaamheid, die evenwel al de bewegingen van zijn lang lichaam kenmerkten. Zijn hoekig gelaat was niet onknap, maai de smalle lippen, met de naar beneden getrok ken mondboeken en koud de wereld inblik kende oogen, gaven hem iets hards en stnga, dat no juiat niet aangenaam aandeed. Dj jongste van de twee had niet alleen een frisch en blozend gelaat, maar ook iets van dat aantrekkelijke, dat ons al reedB op het eeiste gezicht behagen in iemand doet acheppeo, zonder dat daarvoor juist groote meoschenkennis noodig is. In dit ge val was het jeugdige, vroolijke gelaat een getrouwe spiegel van wat er in de aiel van den jongen man omgiDg, en de vreugde, die bem uit de oogen lichtte, kon elke oot- boezemiog over hei genot van het wederzien volkomen missen. „Hoe big ben ik toch, dat ik u eens terogzie, juffrouw Forbach. Eene reis voor zaken bracht mij in de nabijheid van nwe woonplaats en ik kon de verzoeking niet weerstaan, om eens een bezoek aan n te brengen. Ik boop, dat ge niet boos sijt, omdat ik n zoo ben komen over«alllen." Zij bad bem de baud gereikt en achter eene zekere meisjesachtige verlegenheid ver ried zjj duidelijk de vreugde, welke dit be zoek baar scbouk. „Gij weet, dat ge ons van harte welkom zijt, mijnheer Rudeck." Nu stond ook eindelijk de architect aan hare zijde. „Ik heb geen aanspraak op eene even har telijke begroeting, juffrouw Forbach maar ik vraag u, wat ik ook aan nwen broeder heb gevraagd: laat ods vergeten, wat er gedurende de laatste jaren is voorgevallen. Veroorloof mij, mg uw vriend te noemen." Hij stak haar zgne hand toe, eene groote, magere band, met knokkelige vingers en na een onmerkbaar aarzelen, legde Ilse hare smalle rechter in de zgne. Maar zij trok ook weder spoedig hare hand terug en zij kon geen antwoord op zijne verzoenende woor den vinden. „Willen de heeren niet weder plaats ne men?" zeide zij. „Zeker hebt gij ods aller lei uit ome oude vaderstad te vertellen." „No, juist niet veel," zeide Rndeck oolijk. „Het gaat daar alles zijn gewoon gangetje. Een paar verloviogen en audere De ware geschiedenis van E 1 i z a's vlucht. In de Berne Ssisse wordt in de Parijsche correspondentie op gezag van een Ameriitaanschen geestelijke, die van de ge beurtenis zoo goed als ooggetuige geweest is, de volgende lezing gegeven van den historischen giondslag, waarop het beroem de verhaal in mevr. Beecher Stowe's «Ne- gerhut" omtrent Eliza's vlucht berust. De vrouw heette Eliza. Zij was eeae kloeke negerin, gehuwd en moeder van zes kin deren, wier meesters ia Kentncky woonden, in de nabijheid van eene rivier, aan de o- verzijde waarvan de Ohio is. Eliza had het waagstuk ondernomen, man en kinde ren, met medewerking van de blanken der abolitionistische partij, op de vlucht te helpen naar Canada. Zij begon met haar' man, dien zij 's nachts in eene boot naar den oever van de Obio overbracht, waar hij in jammerlijken toestand, overdekt met rijp en verstijfd van koude, aankwam hij was bij het aan land stappen in het water gevallen. Eliza vertrouwde hem toe aan zijne beschermers en was vóór den ochtend weder bij haar' meester. Zes weken later kwam zij op denzelf den oever terng met haar jongste kind, dat zij met een' doek op haar' rag had ge- borden. De rivier krnide. Eliza had zich van eene plank voorzien, die haar tot brng diende om van de e^ne ijsschots op de an dere over te gaan. Zij volbracht den over tocht zonder eenige andere hnlp; het zon ongelooflijk schijnen, als het niet bevestigd werd door een achtenswaardig geestelijke, mr. Rankin, die haar voornaamste helper was. Men zeide haar, waar zij haar' man in Canada zon vinden, en zij ging daarheen, maar verklaarde, dat zij op dien en dien datum sou terugkeeren, om de vijf kinde ren, die zij had achtergelaten, te halen. Tevergeefs zocht men haar van eene on derneming, die dolzinnig scheeD, af te brengen. Op den bepaalden dag kwam zij weder, verkleedde zich als man en ging naar de plantage van haar' meester terng, waar zij zich schuil hield. Het was beschikt, dal eene boot haar 's oachts op zekere plaats aan den oever zon wachten. Het gelakte Eliza, met hare vijf kinderen uit het «ne gerkwartier" te ontsnappen, en op het be paalde uur begaf zij zich naar de afge sproken plaats. Ongelukkig had zij niet kunnen besluiten, met leege handen heen te gaan. Zij had tweehonderd pond gewicht aan verschillende voorwerpen meegenomen, waarvan zij zes pakken voor haar en hare vijf kinderen had gemaakt, en zoo belast had zij een'tocht van 11 mijlen onderno men. De kleinsten van de negertjes bleven natuurlijk met hunne vracht onderweg ste ken. Hunne moeder die niets wilde achter laten, zette toen haar eigen pak neder, en liep heen en weer, om eerst de kinderen, daarna de pakken te halen, nam dan hare eigea vracht weer op en zoo ging het al door. Het gevolg was, dat zij, in plaats van om twee nar in den ochtend op de bepaalde plaats aan te komen, er eerst om zes uur kwam. De boot was vertrokken men meende, dat het plan mislukt was. Zij verloor echter hare tegenwoordigheid van geest niet en waadde door de rivier, om de honden, die men er toen op af lichtte, om jacht op menschen te makeD, van haar spoor te brengeD. Zoo kwam zij aan eene bevriende woning, waar zij met hare kinderen verborgen werd. Eenige u*en later bespenide de geestelijke, die deze bij zonderheden mededeelt, een' troep van een- en-dertig ruiters, met geweren gewapend en door honden voorafgegaan, die de on gelukkige zochten. Bij riep eenige jonge lieden bijeen en gezamenlijk maakten zij eene afleiding, die de honden en de ruiters op een verkeerd spoor bracht, en hen ver van de rivier lokte, terwijl Eliza in eene veerboot werd overgezet naar de woning van den predikant Rankin. Daar bleef zij veertien dagen verborgeD, waarna zij in een vrachtschip met eene lading meel en zeme len naar Canada vervoerd werd. Even bniten het station Menheniot (Gornwall) zijn een aantal man nen, die aan het spoorwegviaduct werkten, van eene hoogte van 150 voet geslingerd, tengevolge van het breken van een' stei ger. Elf hunner werden dood opgenomen en een twaalfde overleed kort daarop. Drie anderen redden zich door zich vast te klem men aan uitstekende balken en touwen. Sommigen der ongelnkkigen kwamen in hunnen val op de telegraafdraden neer en werden vreeselijk verminkt. De sleepboot Ville d'E v i- an had zondagsorgen de haven van Ge- nève verlaten. Anderhalf nur later was zij in de nabijheid van Nyon aan het Meer van Genève, en de stuurman had jnist zgne orders gegeven, om de haven van dat station in te varen, toen een heftige wind stoot de boot omwierp. Het waterstroom, de onmiddellijk de machinekamer in en eenige minuten later zonk het vaa.tnig in de diepte van 30 meter. De machinist en de matrozen sprongen nog bijtijds van boord, maar de stoker, die bij de machine gebleven was, raakte onder de boot Do stuurman bleef het langste op het schip- eindelijk wierp hij een luik op de golven en daar werkte hij zich op. Maar toen kwam de stoker weer naar boven, en hij greep zich vast aan de voeten van den stuurman. Daarop ontstond een strijd om het leven, en eindelijk verdween de etoker voor goed in het meer, voor de oogen van zijne makkers, die hem niet konden helpen daar zij al hunne krachten noodig hadden om tegen de hooge golven op te zwem men. ongelukkige gebeurtenissen. Maar ik ben een slechte berichtgever voor dergelgke dingen. Zooiets kunt gij n niet beter dan door mijne zusters laten vertellen, die rui men daarvoor een grooter plaatsje in hare gedachten af. De meisjes laten n ook dui- sendmaal groeten en hopen op een spoedig bezoek van n." Het gelaat van Ilse verduisterde sich en si) schudde beslist het hoofd. „Ik geloof niet, dat ik ooit vrij willig in mgna vaders woonplaats zal terugkeeren. Er sijn daar voor mij te treurige herinneringen* „Slechts treurige vroeg bij met een ze ker verwijt, en toen sij hem aanzag, dreet het lnid kloppen van haar hart wederom een verraderlijk rood naar hare waDgen. „En bovendien beb ik voor de volgen de maand geen gelegenheid, daar er dan voor mg geen verlof te verkrijgen is. En in laDgen tijd is er geen feestdag in siebt". „Ook mijne moeder heeft mij opgedragen, u in haar naam hartelijk nit te noodigen," klook de droge stem van den architect. „De oude vrouw sou oprecht big sijn, wan neer sg n ten haren huite een aangenaam verblijf zon kannen aanbieden." „Gij zult mij ten zeerste verplichten, wanneer gij haar mijn' daok daarvoor wil de! uitspreken. Onse ervaringen na myns vaders dood hadden mij op zooveel vrien delijkheid niet durven doen hopen." De architect moest de bitterheid, die er in dit antwoord schnilde, op den koop toe nemen en bij begreep ze blijkbaar ook, want zgne lippen persten sich op elkander. Vlaar hij zeide niets en er ontstond eene korte pzuze, waaraan de stndent een einde maakte. „Wij hadden reeds voor je komst beslo ten, Ilse, om gemeenschappelijk bij Lachs- webr te gaan eten. Er ontbreekt niets aan, dan owe toestemming Ilse, en ik heb de taak op mij genomen, die van n te vra gen." „Eigenlijk moest ik mijne nienwe rol nog wat bestndeeren", zeide zij onzeker, „maar wanneer gij in zekere mate ai reeds mijn woord gegeven hebt Inmiddels had men van den oever sf het gevaar gezien. Vijf booten werden er met veel moeite heen geroeid, en het ge lukte, de schipbreukelingen te redden, dia zich aan kisten, ledige vaten en planken boven water hielden. Rnim 20 minuten hadden de mannen in het koude water doorgebracht, en zij waren dan ook "allen" volkomen verstijfd, toen zij aan wal werdan gebracht. De kleeren moesten ban van het lijf gesneden worden. Twee uren lang waren doctoren met hen bezig; toen wt- ren de drenkelingen buiten gevaar. Het lijk van den stoker werd later opge haald. E ene gevangenis voor kin- deren. üt De vorige week is in Griekenland de eerste gevangenis geopend, bestemd voor jeugdige gevangenen. De zeer groote inrichting is te danken aan de weldadig heid van een Griek, AveroS genoemd, die de gevangenis heeft laten bouwen ter her innering aan de zilveren bruilof^ ;,?^den koning en de Koningin van <?(e- Er zijn 180 cellen in. TotnogV, „zegenin de kinderen met de oudere m j)e„ gen opgesloten. yaQ een De lynchwet. Een der N ew-Yorksche bladen Daar ginds in het bloedige Zuiden had rechter Lynch zich voorgenomen aan een brutalen neger volksgerechtigheid uit te oefenen. In het donkerste van den nacht biak men de gevangenis open, maar had het ongeluk, den veikeerde te nemen en op te hangen. Eerst op den terngweg hoorde men de dwaling uit den mond vfift den sherif, die met den werkelij ken schul dige achterna kwam. Groote schrik. Men vroeg heen en weer, wat te doeD, toen eindelijk een nit den hoop het woord nam en zeide: «Gentlemen, de wet verbiedt, wegenB een misdaad tweemaal te straffen. Alloh, schenken wij den anderen neger leven en vrijheid. Laten wij hem het ei- 4 gendom van den sherif." En zoo geschil de het. Wat een stierenvechtei verdient. Rafael Guerra, beter bekend als Guer- rita, de beroemdste stierenvechter van den tegenwoordigen tijd, heelt voor het aan staande seizoen, dat met Paschen begint, reeds met alle ondernemers van stiereuge* vechten in Spanje contracten algesloten- Hij heeft zich in het geheel v°°r cotrida's verbonden en ontvangt voor dere voorstelling gemiddeld 6000 peseta» (f 8000); in het geheele seizoen hij dus een honorarium van fa peseta's. Rekent men daarvan voor on* kosten 180,000 peseta's af, dan blijft er nog een nette-opbrengst van 300.000 peseta's. „O, maar eene weigering, daar komt niets van in", verzekerde Rudeck. „Ik beb er mg al zooveel van voorgesteld, om eens rus tig met u te kunnen babbelen*. Na eene korte poos waren zij allen op weg naar den restaurant. De architect bad voorgesteld, om een rijtuig te nemen, maar ■ijn plan was overstemd geworden, daar de anderen er de voorkeur aaD gaven, om op dien helderen herfstdag te gaan wandelen. Zooals natuurlijk was, bad Steinacker zich bij den student gevoegd en waren dezen voor- uitgestapt, terwijl Ilse en Rndeck een eindje daarachter volgden, welke afstand echter on der het gesprek hoe langer hoe grooter werd. Zij stapten in den beginne zwijgend naast ei kander voort, ongemerkt was hun onderbond levendiger geworden en babbelden tij vroo lijk, zoodat de bouwmeester telkenmale llse's vroolijken lach boorde. Dan trachtte bij zg ne Bchreden wel wal in te korten om den voorsprong op het jonge paar wat te doen verkleinen, maar Walter, die hierin volstrekt geen erg had, maakte door bet haastig na elkander halen ?ijner lange beenen dit plan onmogelgk. Zoodoende kwam bet, dat zij beiden reeds eenige minuten aan de gedek te tafel zaten, toen de acbterblg venden ein delijk verschenen. Op bet droge gelaat van den architeet was volstrekt geene ontstem ming te leien, maar bij sloeg bij bet bin nentreden van bet jonge paar dadelijk een' vorscbenden blik op de tooneelspeelster, welke deze zeer in verlegenheid bracht. Het stgve gelaat van den architect werk te in den beginne wel eenigszins verkoelend op de vroolijke luim der jongelui, doch Rudeck's ware inborst kwam spoedig genoeg duidelijk voor den d >g en Bleepte broer en zuster met zich mede. Zijne ver kwikkende vroolijkbeid en zijne onverholen tevredenheid met zijn levenslot, maakten bem tot een aangenaam en gezellig menscb. Hij was onuitputtelijk in vrooljjke uitvallen en spottende opmerkingen, waaraan echter elke boosaardigheid ontbrak. De kwartier tjes vlogen voorbij en al een paar maal was de groote wijzer in de rondte geweest, eer dat een der drie joDgelni aan verdekken dacht, toen SteR&cker eindelyk zgn horloge nit den zak baalde en verklaarde, dat bij nog eene samenkomst met een' collega had. „Ik mag geen nwer echter aanraden, mij te begeleiden- Onder geen enkele omstan digheid wil ik nw aller genoegen verstoren. Ik vrees al reeds, dat mjjne tegenwoordig heid u al lang genoeg geweest is." Daarop kon natuorlyk maar één ant woord zgn, n.1. dat er besloten werd, even eens op te breken en in h®' geselschap van den architect naar buis te wandelen, of schoon bij met ironische bescheidenheid tegen dit feit protesteerde. Men moest bekeonen, dat bij zich volalrekt niet op den voorgrond plaatste. Hg deed geen enkele poging om de bevoorrechte plaats aan de zijde van Ilse te verwerven, otschoon Ru deck hem lijd en gelegenheid genoeg TiSt^ om der jonge dame zijnen arm aan te bieden. Alsof bet eene zaak was, die vanzelf sprak, voegde hg sich wederom aan de zijde van den stndent en op siraat wendde hg geen enkele maal bet h'oofd om, om zich ervan te overtuigen, hoever de beide anderen achter bleven- Hg hoorde nu ook met meer llse's vroo- Iijken lach. Want ofschoon men luidruchtig en vroolijk den restaurant had verlaten, had er zich al weldra een ernstig gesprek tus scben de beide jongelui ontsponnen. Hel was voor mij eene verlichting, toen ik boorde, dat mijnheer Steinacker Diel om ODzeDtwege hier gekomen is,' bad Ilse ge* zegd. „Wanneer hem nu een confrater wacht, kannen wij ook wel aannemen, dat bij ons alleen plichtmatig heelt opgezocht. Ik kan n oaaromtrent geen beslist ant woord geven, want ik trof hem vanmorgen, tot mijDO groote verwondering in den trein aan. Maar waarom is het u zoo aangenaam, om te weten, dat hij Diet om uwentwege gekomen is „Omdat ik niet in staat ton sijn, hem voor tolk een bewijs van belangstelling na al het gebeurde, te bedanken. Ik kan nu een maal niet vergeten, wat er tuaschen hemen mijn' vader is gebeurd, en hoe leelgkofn dat ook in de ooren mag klinken, -7- kan aan de oprechtheid van zgne vriend- scnap geen geloof slaan."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 5