BrieYen uil ie Maassiafl.
Zondag 7 Maart 1S97.
41ste Jaargang No. 31S3.
BIJVOEGSEL.
Rotterdam, 3 Maart 1897.
No. 123.
Het is, dunkt me, voor den lezer van
de „Scbager Courant" ook wel eens
aardig na te zien gaan, hoe het met de
ontwikkeling van den Rotterdamschen
handel en de Rotterdamsche nijverheid
in den loop der eeuwen gegaan is.
Toevallig ben ik in de gelegenheid,
uit weinig bekende bron enkele van de
grondtrekken dier ontwikkeling hier
weer te geven.
Aan de beide compagniën, de Oost-
Indische en de West-Indische, heeft de
Maasstad veel te danken. Vooral de
laatstgenoemde heeft bijgedragen tot de
ontzaglijke ontwikkeling, die in de zeven
tiende eeuw viel waar te nemen. Waar
schijnlijk zochten de schepen dier com
pagnie bij voorkeur onze havens, om
dat de Oost-Indische die van Amster
dam en Middelburg bijna geregeld
vulden.
In 1584 was de stad nog op vele
plaatsen onbebouwd, hier en daar zelfs
moeras en in 1625 was zij reeds ver
dubbeld.
Zij telde 26000 inwoners, behalve de
vlotten, de bevolking van zeelieden en
kooplui. Het getal huizen bedroeg toen
4500. Er werden 20 oorlogsschepen in
de haven van Rotterdam uitgerust en
bemand, de haringvangst werd geregeld
met 60 k 80 schepen uitgeoefend.
In 1665 hadden we reeds meer dan
6000 huizen en 50.000 inwoners! Het
getal haringschepen bedroeg 300Er
voeren op de Fransche havens niet min
der dan 200 koopvaardijschepen en op
Schotland 100 schepen. Naar verhou
ding was voorts het getal schepen, dat
over den geheelen aardbol geregelde be
trekkingen onderhield.
Er heerschte in de stad groot vertier.
Men had hier vier ledermarkten per
jaar, door koning Filips II ingesteld, toen
Rotterdam gebukt ging onder de schade
van een' enormen brand, die de halve
stad had vernield.
Ook onze kermis was reeds in die
dagen ver boven vele kermissen in den
lande vermaard. Van alle zijden stroom
de het volk daarheen en men vindt er
gens geschreven, dat dagen achtereen
gedurende den kermistijd de passage in
de straten belemmerd was door de me
nigte menschen, die zich daar bewo
gen.
Tegenwoordig is dit zoo'n wonder
niet meerOok de nijverheid bloeide.
Door de overkomst van vele Vlamin
gen, waren de lakenweverijen sterk toe
genomen. In de eerste helft der 17de
eeuw vond men in Rotterdam maar
eventjes 30 groote bierbrouwerijen en
het Rotterdamsch bier genoot wijd en
zijd een goeden naam.
Dan was een belangrijke tak van be
drijf de zoutziederijen. Het spreekt
vanzelf voor een land van visscherij en
zuivelartikelen, dat zout graag gekocht
wordtook later, toen Rotterdam de
haringvisscherij staakte en die overliet
aan Vlaardingen en Maassluis.
Het ruwe zout kwam uit Spanje en
Portugal. Daar werd dan het grove
zout van gemaakt, dat aan de Marine,
aan de Oost- en West-Indische com-
paguiën en aan de particuliere reede-
rijen geleverd werd en ook diende bij
het bereiden van kaassoorten, die in
de omstreken van Leiden gemaakt wer
den. Voor andere kaassoorten en voor
de boter werd een fijner zout gebruikt,
waarvan de grondstof uit Frankrijk
kwam.
Dan was het raffineeren van sui
ker een belangrijke tak van nijverheid.
Er is een tijd geweest, dat in deze
stad meer dan dertig suikerraffinade
rijen aan het werk warennatuurlijk
niet alleen voor de binnenlandsche, maar
ook voor de buitenlandsche vraag. Thans
is onze laatste groote suikerraffinaderij
opgeheven.
In de dagen, dat Holland het middel
punt was van den wereldhandel, voor
zagen Amsterdam en Rotterdam in de
behoeften van bijna al de landen van
Europa.
Koffie, suiker, specerijen, katoen, ta
bak, thee, cacao, indigo, enz., waren de
voornaamste handelswaren, die de ko
loniën opleverden en waarvan Europa
door tusschenkomst van Hollandsche
kooplieden voorzien werd.
Hoe anders is dit thans Het spreekt
vanzelf, dat door de levendige handels
betrekkingen eene massa vreemdelingen
zich in Rotterdam kwam vestigen.
Zooveel Engelsche kooplieden kwamen
er, dat hun in 1598 een lokaal werd
afgestaan voor hunne godsdienstoefenin
gen en toen in 1635 de stapelplaats
van Engelsche waren van Delft naar Rot
terdam werd verplaatst, en dientenge
volge nog meer Engelschen kwamen,
werd hun door de Staten van Holland
een kerkje ter beschikking gesteld,
zonder eenige kosten en zeer voor
komend.
De Walen moesten voor hen uit het
Waalsche kerkgebouw verhuizen.
Doch in 1656 verloor Rotterdam het
voordeel, de Engelschen trokken voor
het grootste gedeelte weg en de Wa
len kregen hunne kerk terug.
Men sprong toen vrij zonderling met
rechten en privilegiën om. Zonder eenig
verweer moest men doen, wat Heeren
Staten bevolen.
Yoor de lakens kwam in de plaats
de tabak. Vóór de onafhankelijkheids
verklaring van de Amerikaansche Sta
ten hadden de Engelschen te Rotterdam
groote depóts van Amerikaansche tabak
in bladeren en later kwamen de Ame
rikanen ons hetzelfde voorrecht bren
gen- Tengevolge van de enorme op
hooping van tabak kwamen er in
Rotterdam vijftig tabaksfabrieken,
waarvan 25 alleen gekorven tabak
leverden. Gezamenlijk hielden deze fa
brieken ruim drieduizend man aan het
werk. Duitschland en Zwitserland
kochten de meeste tabak, ook naar
snuif was veel vraag. Er waren in
Rotterdam zes snuifmolens.
Zoo bloeide oudtijds in alle onder
dooien de nijverheid. Thans is Rotter
dam in hoofdzaak eene stad van han
del geworden en heeft de nijverheid
weinig meer om het lijf.
Engelschen en Duitschers verdienen
tegenwoordig zelf de winsten, die zij
ons vroeger gunden in de nijverheid.
De handel is inmiddels gegroeid tot
eene belangrijkheid, die bijna allen handel
in eenige stad van Europa over
treft en verder overtreffen zal.
Tienduizend menschen bestaan er
van.
Met de nijverheid is het vergane
glorie.
Dit is trouwens in vele opzichten
FEUILLETON.
zoo. Men herinnert zich, dat indertijd
bij de groote werkstaking een boot-
werkerbond werd opgericht, die ruim
4000 leden telde, in het bezit van een
eigen gebouw en van een stoombootje
en eene machttentoonspreiding, waar
voor men ontzag moest hebben.
Welnu, deze bootwerkersbond, in Mei
een reusachtig üchaam, is thans aan
tering gestorven. Verleden week kon
digde het bestuur, dat de verbrokkelde
massa nog wat bijeen trachtte te
houden, aan, dat duizend nieuwe le
den alleen de vereeniging redden kon
den. Deze duizend man kwamen na
tuurlijk niet en de bond bestaat niet
meer.
Veel goeds heeft hij gedaan en had
hij nog kunnen doen. Zoo ergens, dan
is onder onzen bootwerkersstand eene
krachtige organisatie noodig, om tegen
over tal van langzaam insluipende mis
bruiken te waken. In den tijd van
zijn bestaan is dit bewakingswerk vrij
geregeld en met zorg uitgevoerd. Thans
is de controle opgeheven en het oude
spelletje van willekeur van bazen en
van gedwongen uitbetaling in kroegen
kan weer beginnen.
De Rotterdamsche bootwerkers zijn
als de soldaten, die na harden strijd
eene sterke vesting hebben ingenomen
en zoodra zij binnen zijn, er een lollig
leventje van nemen en niet uitzien
naar den vijand, die behoedzaam aan
sluipt, de vesting herneemt en hen be
rooft van de vruchten van den strijd 1
Door schade en schande zijn deze
ook al niet wijs geworden.
We hebben hier deze week eene klei
ne werkstaking gehad, die juist één
dag geduurd heeft.
De glazen wasschersU kent natuur
lijk dat nieuw bedrijf, nieuw althans
in de uitgebreidheid van het oogenblik.
Eene huismoeder kan zich abonneeren
tot het geregeld schoonhouden van hare
vensters.
Bij voorkeur zijn oud-matrozen met
dit werk belast, kerels als duivels, die
klauteren zóó hoog en zóó steil, dat
het u, die er beneden rustig naar staat
te kijkenin afwachting, dat er één
valtduizelt.
Met een eenvoudigen haak aan den
lederen gordel, gaan zij langs de smal
ste dakgoten en boenen den dakrand.
In korten tijd is de glazenwasscherij
populair geworden en een glazenwas-
scher is een vakman, voor wien zelfs
de voorzichtige dienstmeid, die zoo
maar niet den eersten den besten
neemt, niet den neus optrekt.
Welnu, een twintig van deze man
nen, boos omdat hun patroon twee
Hagenaars aan het werk had genomen,
staakten maandagmorgen het werk.
En dinsdagmorgen was het al weer
uit. De patroon nam hen onder ban
den en de Hagenaars blijven aan
het werk en allen stakers is voor hunne
zeer willekeurige handelwijze eene boe
te van 50 cent opgelegd. Daarmeê
uit.
Noem dat nu geen pech. Staken
een dag werkloos en dus zonder ver
diensten loopen géén eischen zien
ingewilligd en nog 50 ets. boete op
den koop toe.
Ic de staking is tegenwoordig te
veel naaperij.
Dadelijk maar staken, zonder mid
delen, zonder recht te weten, wat men
zelf wil, zonder overtuiging, zonder
moed.
Lui, die zóó dwaas staken als deze
glazenwasscbers, zijn waard, dat het
zóó dwaas afloopt, als het hier afliep.
D.
GEMENGD NIÉUWS.
scha6er
cbMTt.
Gsstilti GÉI
ROMAN
VAN
Beinhold O r t m ann.
8(-4—o—t-)
„Ja, vriendelijk waart ge zeker
begon SteiDÜeker wederom, na een oogen-
blik voor zich te hebben uitgestaard. „Maar
misschien waart ge te nederbaigend in awe
vriendelijkheid. Naturen als de hare zijn
voor zoo iets zeer vatbaar.
„Wanneer dat zoo is, maakt ge mij een
verwijt over iets, dat Diet is te veranderen.
En ik geloof, mijn zoon," voegde zij er
aarzelend aan toe, „dat gij voor haar zon
derling gedrag niet de rechte reden
zoekt.*
Zij moest de wonde plek getroffen heb
ben, want voor de eerste maal gedurende
het gesprek wendde hij haar zijn gelaat
geheel >oe, en eene geheime onrust flikkerde
er in zijne anders roo rustige oogea.
„Voor haar zonderling gedrag Wat
wilt ge daarmede zeggen Gelooft ge dan
te hebben bemerkt, dat baar optreden tn den
laaisten tijd is veranderd
De onde dame aarzelde onzeker of zij
het wagen mocht, meer te zeggen. Maar
eene korte poos te hebben nagedacht,
droeg de zorg voor de toekomst van baar'
zoon de zege weg.
.Niet zoozeer eenige verandering,
Franz. Ik heb Ilse's optreden reeds vreemd
gevonden vanaf bet oogenblik, dat zij ons
huis betrad. En ik heb in menigen slape-
loozen nacht tot God gebeden, dat m me
bange vrees eene dwaasheid mocht blijken
te lijn.*
Da vouwen in het voorhoofd van den
bouwmeester werden nog dieper.
„Waar vreest ge voor, moeder? Gij weet
tocü, dat ik er niet van houd, dat men met
Totdat tenslotte het te erg wordt
en beweging ODtstaat, misschien weer
eene werkstaking uitbreekt, een nieuwe
bond wordt opgerichten 't weer
precies eender gaat als nu.
mi) in raadselen spreekt."
„Ach, het valt mij zoo zwaarhet n te
moeteD zeggen- Ik zie toch telkens duide
lijker, hoeveel gij van haar hondt en hoe gij
alles doen wilt, om baar gelakkig te maken.
Wanneer ik denken moet, dat mijne woor
den u na pijn doen, zonder dat bet aan de
zaak wat zal kannen veranderen,
Steinacker kwam na dicht naast baar
staan. Op zijne vaal bleeke wangen gloeiden
een paar roode vlekken.
„Daarover hadt gij eerder moeien naden
ken, moeder*, teide bij hard. „Na gij mij
zooveel hebt gezegd, zyt ge mij ook eene
geheele verklaring schuldig. Waarover hebt
ge u, wat Ilse betreft, te beklagen
„Ik beklaag mij niet over haar, Frans
maar ik mijn hemel, boe zal ik het n
zeggen, wanneer gij mij met zulke oogen
aanziet t"
De bouwmeester speelde ongeduldig met
zijn horlogeketting:
„Och die aitvlnchten. Is het o dan heele-
raaal niet mogelijk, om verstandig en bedaard
te redeneeren
„Na goed ik strijd al vele dagen met
het ontzettende denkbeeld, dat zij a niet
lief heeft, zooals eene verloofde haar toekom-
stigen echtgenoot liefhebben moet*.
Het beslissende woord was gesproken en
mevrouw Steinacker sidderde reeds inwendig
over hare vermetelheid. Zij was op een'
heftigen uitval voorbereid en het deed baar
daarom nog meer pijn, toen haar zoon na
eene lange panze met eene heesche stem, doch
blijkbaar volkomen kalm, zeide:
„En waarom zoa zij mij dan haar ja
woord gegeven hebben, en daar ge blijkbaar
zoo goed in haar hart lezen kunt, zult ge
a daaromtrent ook wel reeds eene meening
hebben gevormd."
„God gaf het, dat ik haar in het harte
lezen kon. Neen, ik laat mij volstrekt niets
op een scberpea blik voorstaan, en ik zal
mij zeer gelakkig rekenen, wanneer ik mij
bedrogen heb. Gelooft ge zeker aan hare
liefde,
Maar Steinacker viel zijne moeder onbarm
hartig in de rede-
„Gij wilt a aan het (woord op mijne
Eene bru g i nstorting te
Szaczava.
In het Hongaarsche plaatsje Szaczava
heeft dezer dagen een noodlottig onheil
plaats gehad. Terwijl op de brug over de
Sznczava-rivier eene groote menschen me
nigte naar den ijsgang stond te kijkeD,
stortte plotseling de btug onder de bui
tengewone overbelasting in en ongeveer
vijftig menschen geraakten in het ijskoude
water. Een twintigtal personen klemden
zich aan het drijfijs vast eD wisten zoo
den oever te bereiken, terwijl een twin
tigtal anderen zich met de grootste moei
te op een eilandje in de rivier konden
redden. Verscheidene ongelnkkigen echter
werden door den stroom meegesleurd, liet
reddingswerk leverde de grootste moeite op,
want er was slechts eene boot voorhandeD,
die met de redders tweemaal omsloeg. En
kele episodes waren buitengewoon treffend.
Zoo stond bijv. eeli kleine bakkersjongen
twaalf oren achtereen, zich vastklemmend
aan een wiigentak, tot aan den hals in het
water. Tweemaal beproefde men, hem te
redden, doch niemand kon in zijne nabij
heid komen. Eindelijk klom de knaap in
eene boot, die meD aan een tonw naar hem
toe had laten drijven. Onmiddellijk daarop
sloeg de boot om en de kleine verdween
in de golven. Uit den omtrek daagden
visschers ter redding op, terwijl de solda
ten, die tot den reddingsdienst gereqnireerd
wareD, zich door ware doodsverachting on
derscheidden. Hoeveel menschenlevens de
ramp geëischt heeft, is nog niet vastgesteld.
Tot heden zijn negen lijken gevonden.
Vetvlekken in boeken.
Vetvlekken in boeken verwijdert mei
het beste, wanneer men gebrande magne
sia met benzine vermeDgt, totdat eene krui
melige massa ontstaat, de vlek hiermede
behoedzaam bedekt en inwrijft, en de al
dus behandelde vlek eenigen tijd met een
gewicht bezwaart. De magnesiakruimeltjes
worden daatLa weggeklopt. Versche rlek-
ken verdwijnen onmiddellijk, oude na her
haling dezer behandeling.
Een Engelsch afgevaar
digde sprak onlangs voor zijne kiezeis en
legde, om hun een begrip van zijn plichts
ijver te geven, vollen nadruk op het feit,
dat hij gedurende de laatste zittingsperio
de meer dan 300 vragen tot den minister
gericht had. Hij hield op, om de uitwer
king van deze mededeeling te kunnen ga
deslaan, toen op eens van het achterste
van de galerij geroepen werd: »Nu,
of ge dan ook een onwetende kerel zijt
geweest I"
Mond- en klauwzeer.
In eene geneeskandige vereeniging te
Berlijn heeft de officier van gezondheid, dr.
Bnssenius, medegedeeld, dat hij den bacil
van het mond- en klauwzeer inderdaad
heeft gevonden. Met eene cnltunr daarvan
had hij een kalf ingeënt, in hetwelk hij,
toen het ziek geworden en geslacht was,
de verschijnselen van de ziekte heeft te
ruggevonden.
Een Fransche boer.
Dat Zola in LaTerre geen on
waarheden vertelde bij het teekenen van
de geldzucht van den Fransehen boer, die
tot zulke vreeselijke misdaden jegens de
Daaste bloedverwanten leidt, wordt weer
eens bewezen door een dezer dagen in
het departement Ande gevoerd strafproces.
De beschuldigde was een boer, die kor
ten tijd zijn 70-jarigen vader bij zich aan
huis had gehad. De zoon eischte echter,
dat de vader, ten nadeele van zijn twee
de kind, een testament maakte ten zijnen
voordeele, of wel een kwart van zijne be
zittingen aan hem gaf bij schenking onder
de levenden. De vader weigerde en daar
op behandelde de zoon bem zoo slecht,
dat de onde man besloot, weer al
leen te gaan wonen. Dat deed hij, maai
de zoon weigerde toeD, de kleeren van zijn
vader af te geven hij had, beweerde hij,
voor levensonderhond nog 20 francs te
vordereD.
Eenigen tijd later kwam de zoon met
een houweel op schouder voorbij de denr
van zijn vader. Deze hield hem staande
en vroeg naar zijne kleeren, waarop de
zoon zijn honweel greep en hem zulk een
slag tegen de borst gaf, dat de onde man
omver viel. Daarop sloeg de ellendeling
met zijn houweel zijn vader op het hoofd,
de schonders en de armen en brak hem
zes ribben. Niemand was er bij tegen
woordig geweest, maar een bnurman had
toch iets gehoord en kwam aanloopen. De
zoon ging kalm naar buis; de vader stierf
een paar uur later.
Op de zitting ontkende de moordenaar
niethij is veroordeeld tot levenslangen
dwangarbeid.
Een fortuin met koord e-
dansen verdient.
Blondin is begraven op het kerkhof van
Kensal-Green, waar hij voor eenige jaien
een familiegraf had gekocht. Op zijn graf
steen slaat eene afbeelding van zijn' tocht
over de Niagara. De steen draagt boven
dien eene zilveren plaat, waarin de volgen
de woordeD zijn gegraveerd„Franpois
Gravelot Blondin overleed den 22sten
Februari 1897 in den ouderdom van 73
jaar*.
Blondin laat een fortnin na van
f 900.000, geheel met koordedansen ver
diend.
Een congres van moeders.
De Amerikanen, zegt men wel eens,
hebben alevel wat raars. Dat is zoo, maar
dat raars, dat bijzondere en nieuwe, is ook
wel eens goed. In onze tijden van ver
gadering en vereeniging heeft men er nooit
aan gedacht, dat ook moeders wel
eens bijeen konden komen, om over hare
kinderen te spreken. Het bleef weer aan
de Amerikanen voorbehouden, om in die
richting den eersten stap te doen. In
Washington is een nationaal Congres
van moeders bijeen geweest. Er
werden heel verschillende voordrachten
gehouden, door dr. Ada L. Thomas bijv.
over„Ongelukken en wat te doen, vóór
de dokter komt door mevr. Hom
peen over„hoe de vrees te bestrijden bij
kinderen door Alice Fietcber over
«rde noodzakelijkheid van scholen voorde
opleiding van kinderjuffrouwen», door
Jeanette Rickard over: „De voedÏDg van
kinderen», enz. Mevr. Mand Ballington
Booth hield eene zeer toegejnichte rede
over„Moederliefde*.
Twee jonge Britten.
Thomas en James Walker, oud vijf en
drie jaren, kwamen dezer dagen, door
niemand vergezeld, uit New-York te
Liverpool aan met de stoomboot L u-
vraag onttrekken moeder, maar naar mijn
oordeel dient het tot niets, dat wij verstop
pertje met elkander spelen. Wanneer gij
de gedachte koestert, dat Ilse mij niet lief
heeft, dan hebt ge n over al het andere ook
reeds eene meening gevormd. En het was
dwaas, bet eene te zwijgen, na ge a reeds
hebt laten verlokken, om bet andere nit te
spreken."
„Hoe neemt ge uwe moeder in 't verhoor
Frans. Dat ik er het mjjne over gedaebt
heb, nu ja dat sal ik niet loochenen.
Ilse staat alleen en sonder eenige bescher
ming op de wereld. In hare loopbaan als
tooneelspeelster, beeft sij niet dat gelnk
gehad, 't welk zij er zich van had voorgesteld
en zoodoende waren bare vooruitzichten op
de toekomst droef genoeg. Daar waamt gij
plotseling en bood haar een geachten naam
en eene nette positie aan, die iedere dame
van haar stand haar met recht zon kannen
benijden. Zoa zij een nog ganstiger lot
kaDnen wenschen dan dit En was bet niet
meer dan begrijpelijk, dat zij ja zeide, zon
der dat zij zich lang bedacht P*
„Eene aardige verklaring even vleiend
voor mij als voor mijne verloofde. Maar
gesteld nn eens, dat ge gelijk hadt, wat
zondt ge mij dan do aanraden te doen?*
De onde vrouw biet hare handen omboog
en tranen schemerden baar in de oogen.
„Mijn jongen, hoe kant gij awe moeder
daarnaar vragen? Wanneer gij de zeker
heid hebt, dat zij u niet liefheeft, dan bebt
ge ook de zekerheid, dat ge nooit gelakkig
met haar worden kant."
Een paar seconden bleef het stil, daarna
riep de bouwmeester raw ait
„Neen, dat is vrouwenlogica. Het kan zijn,
dat, wanneer zy mij niet liefheeft, zij niet
gelakkig wordt, maar ik ik zal baar
in ieder geval de mijne mogen noemen.
En dat is voorloopig alles, wat ik begeer.'
„Franz kreet de moeder. „Neen, dat
kan, dat mag je ware meening niet zijn.
Zoo kant gij ia ernst niet spreken gij,
die tot heden niet de minste smet op awe
manneneer hebt gedold."
Franz Steinacker begon zijne wandeling
door de kamer opnieuw, maar hij deed het
c s rii a der C n n a r d-maatschappn. Du
moeder dezer kinderen w»8 in Maar» 1 1
gestorven en de vader wsa haar in Del
cember 1895 in het graf voorafgegaan.
De grootouders der kleine weezen wonen
in het graafschap Inven.esa en daar zij
er op gesteld waren, de kinderen tot zich
te nemen, wendden zij zich tevergeefs tot
alle Trans-Atlantische stoom vaart maat-
schappijen, om de kleinen over te bren
gen maar deze weigerden alle, omdat de
kinderen onder niemands geleide waren
behalve de C n n a r d-Maatschappu. Eeni
ge dagen geleden ontvingen de grootou
ders een telegram, dat de kinderen veilig
waren overgekomen. De grootouders ver-
trokken daarop naar Liverpool, en de
kinderen, die alzoo alleen van uit Virgi-
nië eene reis van 4000 mijlen hadden ge
maakt, werden naar Inverness medegenomen.
Cycloon te Port Darwin.
Onlangs deed het bericht de ronde, dat
Port Darwin door een orkaan verwoest waa.
In een particulier echrijveD, te Am
sterdam ontvangen, worden nadere bij„^
derheden omtrent de ramp medegedeeld.
Het is gedateerd: Port Darwin 11 Jan.'97,
en wij ontleenen er het volgende aan
„Het was in den morgen van Donder
dag den 7n. Januari, dat een storm los
brak over dit land, waardoor elk huis,
met uitzondering van één, legen den grond
werd geslagen. Liter brak eene aardi/W
ving nit, en de maren sommige van
3 steenen dik werden tegen den grond
geslagen. De regen viel in stroomen ge
durende 3 dagen. In al die ellende heeft
een ieder in natte kleederen rondgedwaald.
Talrijk zijn de slachtoffers. Eenigen heb
ik van onder de ruïnen zien opdelven zonder
hoofd. Ik voor mij ben er goed afgeko
men uijne bagage is in een' wanhopi-
gen toestand, maar binnen 10 dagen ver
trek ik naar Sing^poier'öffl^BMffiwe^
te koopen.
„Verbeeld n, in de kamer, waar ik
sliep, werd op eens het dak van het huis
gernkt en de zinken platen, waarait de
daken hier bestaan, barricadeerden mijne
denr, zoodat ik met een' stoel de rui
ten van mijn venster kapot sloeg, om er
nit te komen. Ik ben toen de familie
gaan opzoeken in haar woonvertrek, maar
wat ik daar zag was nog erger, want de lui
waren onder de tafel gekropen en het dak
lag recht over de tafel.
„De telegraafpalen liggen tegen den
grond en een locaal spoortje is weggevoer*
door den zondvloed.
„Het dnnrt hier minstens 14 dagen,
voor en aleer hulp kan opdagen. Aan e-
ten en drinken komt gebrek. Na een
paar dagen van koorts, was ik echter
der gezond." Hbld.
De groote prijs.
De laatste trekking der loten voor
tentoonstelling van 1900 heeft plaats n.
had. De prijs van een half millioen fran
ken is ten deel gevallen aan een welge»
Bteld en gunstig bekend werkmansgezin.
De man had een paar weken geleden twee
loten gekocht en met zijne vrouw het plan
netje gemsakt, deze ten geschenke te ge
ven aan haar' broer, die met hen woonde.
„Dank je wel", zeide de broer, „als ik
win, zal ik met jelni deelen".
Of hij, nu het zoo'n groote som is, ook
zal doeD, wat hij gezegd heeft?
Practisch.
Een Amerikaansch rechter heeft voor
gesteld, de doodstraf af te schaffen voor
de doodstraf heeft hij iets znders g7
den. Hij wil, dat alle moordenaars hnn le^
ven lang znllen werken voor degenen, die
door de vermoorden worden acbtergelaten.
na, om den hem vorschend aanzienden oogen
zijner moeder te ontgaan.
„En wat heeft dit met mjjne eer te ma
ken vroeg bij rnw. „Moet ik mij dan
mijn vnrigsten wensch ontzeggen, omdat
Ilse het eerst in ods huwelijk leeren zal,
mij op de rechte manier lief te hebben
En badt gij dan werkelyk verwacht moeder,
dat ik na uw gezegde mijne verloving ver
breken zon
„Niet op mijn gezegde, Franz I Daar
wake God voor want ik kan mij vergis
sen, maar dat gjj haar ernstig op de proef
sondt stellen dat gij haar op haar ge
weten af zondt vragen, of xjj u lief beeft
ja, dat heb ik vast verwacht. En ik beb
geen oogenblik getwijfeld, dat gij haar ver
smaden zondt,
Steinacker stond weder voor het raam en
zag naar bniten; door eene enkele armbewe
ging legde bij zijner moeder het zwijgen op
zijne stem klook mat, toen hij zeide„Be
houd de rest maar voor u, moeder I Gij
weet wel, dat gij n vergist bebt. NeeD, ik
zal baar niets vragen en ik zal ook niet
dulden, dat iemand anders bet in mijne
plaats doet, want ik wil niet weten, hoe
het er io haar bart nitziet. Hoort ge, moe
der Ik wil het niet. En ik hoop, dat ge alles
doen znlt, wat maar eenigszins in uwe macht
is, om Ilse het verblijf in uw huis zoo aan-
geuaam mogelijk te maken. Zij mag zich
niet vervelen, opdat het oogenblik eens zal
aanbreken, waarop zij berouw zal gevoelen
over haar besluit. Want het is goed, dat I
ge het weet moeder hoe ge daar ook
over deokeD moogt den dag, waarop Hse
voor mij verloren gaat, zal ik niet over
leven."
Reeds bij de laatste woorden was hij op
de denr teegesiapt nog altijd met af
gewend gelaat, en nn wierp hij haar achter
zich in het slot, zoodat een dreunende slag
het hnis doorklonk en de osde vrouw ver
schrikt in haar stoel ineendook-
„Mijn God mijn God, wat is er van
hem geworden," klaagde zij zacht, terwijl
groote tranen haar langs de wangen liepen,
en werktuigelijk herhaalden hare lippen ca
een oogenblik „Wat is er van hem ge
worden mijn arme, arme jongen."
HOOFDSTUK IX.
„Ik heb eene interessante nieuwigheid
voor u, lieve Ilse," zeide de regeerings-
bouwmeester twee dagen later, terwyl zij aan
tafel zaten. „Gij zult er n nog eene kleine
straf voor moeten getroosten, dat gij eens
de stoutheid hebt gehad, awe hand naar
roem en eer nit te strekken."
Ilse, die bleek en zwijgend aan tafel zat,
zag hem bevreemd aan.
„Eene straf hoedat?*
„De kantonrechter Baldenins heeft mij van
middag een bezoek gebracht op mijn bureau.
Hij is voorzitter van bet comité, dat
eene weldadigheidsvoorstelling beelt op tonw
gezet, ten gunste van dien grooten brand in
Steinau. It dereen schijnt zich voor dit feest
te interesseeren en hij rekeDt natuurlijk ook
op ons."
„Wanneer gy gaarne wilt, dat wy er
heen gaan, dan zal dat gebenren, maar wat
gij nn bedoelt met eene straf
De architect lachte.
„Dat was maar eene scherts. Ik wilde
er h slechts op voorbereiden, dat men meer
dan bloot een bezoek van u verlangt. Men
boopt op nwe medewerking als kunstena
res*.
Ilse schudde haastig afwjjzend het
hoold.
„Neen neen- Gjj bebt dien heer na
tuurlijk dadelijk gezegd, dat daar niets van
kan komen."
„Hoe had ik dat kunnen doen. Ik ge
looide integendeel, dat het je genoegen zon
doen. En dan de goede man is werke
lyk in verlegenheid. Van al de jonge da
mes van het gezelschap is er niet een in
siaat, om hetgeen geëischt wordt ten nitvoer
te brengen."
„En waarin zal dat dan wel bestaan
„Er is sprake over het declameeten van
een vers, dat uitgesproken moet worden by
een tableau van levende beelden. Wanneer
ik het goed begrepen heb, moet het zoo iets
melodramatisch zijn- Baldenins wist nog heel
goed, boe mooi gij dergelijke dingen vroe
ger voordroegt, en ik kon toch niet zeggen,
we
de
ge-
dat ge dit talent niet meer bezit*.
„Gy hadt dat gerust mogen doen- Maar
als ge eene toezegging nit mijn naam ge
daan hebt, is dat geheel iets anders."
De bouwmeester wierp zijne moeder eenen
snellen blik toe, die zeggen wilde„ziet ge
we), dat er maar weinig toe noodig is, om
haar tot gezelligheid over te balen".
Luide herbaalde by evenwel, dat bij rco
eigenmachtig niet opgetreden was. maar dat
hij den kantonrechter toch hoop bad gege-
„Vandaag of morgen zal hy hier persoonlijk
komen, oma nwe toestemming te vragen, en
gy weet nn, dat ge een goed wetk znlt
doen, wanneer ge die geelt
Hiermede was deze zaak afgedaan en toen
de kantonrechter reeds den volgenden dag
kwam, gaf zij gulweg hare V,
Wanneer Franz gemeend bad, dat hy Ilse
hiermede een genoegen zon bereideD en are
üdelheid als kanstenares biermede gevleid
zou worden, dan had hg ztch in igne hoop
bedrogen. Zg scheen bare medewerking by
het feest meer als een offer, aan hem geDrachty
te beschouwen, dan als een haar welkom
zijnd genoegen. De verheven uitdrukkingen
van den stadsdichter mochten haar niet be
zielen en de repetitiën, welke voor allen
eene bron van groot genot waren, vond rij
zoo onaangenaam, dat zij een regis-enr verlof
vroeg maar tbnis te mogen blyven. AI
het onschuldig coquetteeren en babbe
len, dat daarbij onvermydelyk scheen, be
reidden haar een naamloos wee en wekteB
gevoelens in hare ziel op, die haar met
schaamtegevoel voor zicbzelve vervnlden. Dat
vermakelijk konten, 't welk zy eens zoo aange
naam en Vett'S had gevonden, was haar
nu vreemd geworden in die eenige maan
den, dat zg ait deze sfeer was weg geweest,
't Was, alsof zij door een menschenieeftjjd
van dié dagen gescheiden was en zg ver
langde te midden van bet vroolijke gezel
schap vurig naar het stille buis, waar zij
nu thuis behoorde, omdat de doffe neer
slachtigheid, die baar daar telketis drukte,
toch nog draaglijker was, dan de gedachten,
welke zy in vroolyker gezelschap maar niet
vau zich kon afzetten.