BrieYen uil ie Maassiafl. Zondag 7 Maart 1S97. 41ste Jaargang No. 31S3. BIJVOEGSEL. Rotterdam, 3 Maart 1897. No. 123. Het is, dunkt me, voor den lezer van de „Scbager Courant" ook wel eens aardig na te zien gaan, hoe het met de ontwikkeling van den Rotterdamschen handel en de Rotterdamsche nijverheid in den loop der eeuwen gegaan is. Toevallig ben ik in de gelegenheid, uit weinig bekende bron enkele van de grondtrekken dier ontwikkeling hier weer te geven. Aan de beide compagniën, de Oost- Indische en de West-Indische, heeft de Maasstad veel te danken. Vooral de laatstgenoemde heeft bijgedragen tot de ontzaglijke ontwikkeling, die in de zeven tiende eeuw viel waar te nemen. Waar schijnlijk zochten de schepen dier com pagnie bij voorkeur onze havens, om dat de Oost-Indische die van Amster dam en Middelburg bijna geregeld vulden. In 1584 was de stad nog op vele plaatsen onbebouwd, hier en daar zelfs moeras en in 1625 was zij reeds ver dubbeld. Zij telde 26000 inwoners, behalve de vlotten, de bevolking van zeelieden en kooplui. Het getal huizen bedroeg toen 4500. Er werden 20 oorlogsschepen in de haven van Rotterdam uitgerust en bemand, de haringvangst werd geregeld met 60 k 80 schepen uitgeoefend. In 1665 hadden we reeds meer dan 6000 huizen en 50.000 inwoners! Het getal haringschepen bedroeg 300Er voeren op de Fransche havens niet min der dan 200 koopvaardijschepen en op Schotland 100 schepen. Naar verhou ding was voorts het getal schepen, dat over den geheelen aardbol geregelde be trekkingen onderhield. Er heerschte in de stad groot vertier. Men had hier vier ledermarkten per jaar, door koning Filips II ingesteld, toen Rotterdam gebukt ging onder de schade van een' enormen brand, die de halve stad had vernield. Ook onze kermis was reeds in die dagen ver boven vele kermissen in den lande vermaard. Van alle zijden stroom de het volk daarheen en men vindt er gens geschreven, dat dagen achtereen gedurende den kermistijd de passage in de straten belemmerd was door de me nigte menschen, die zich daar bewo gen. Tegenwoordig is dit zoo'n wonder niet meerOok de nijverheid bloeide. Door de overkomst van vele Vlamin gen, waren de lakenweverijen sterk toe genomen. In de eerste helft der 17de eeuw vond men in Rotterdam maar eventjes 30 groote bierbrouwerijen en het Rotterdamsch bier genoot wijd en zijd een goeden naam. Dan was een belangrijke tak van be drijf de zoutziederijen. Het spreekt vanzelf voor een land van visscherij en zuivelartikelen, dat zout graag gekocht wordtook later, toen Rotterdam de haringvisscherij staakte en die overliet aan Vlaardingen en Maassluis. Het ruwe zout kwam uit Spanje en Portugal. Daar werd dan het grove zout van gemaakt, dat aan de Marine, aan de Oost- en West-Indische com- paguiën en aan de particuliere reede- rijen geleverd werd en ook diende bij het bereiden van kaassoorten, die in de omstreken van Leiden gemaakt wer den. Voor andere kaassoorten en voor de boter werd een fijner zout gebruikt, waarvan de grondstof uit Frankrijk kwam. Dan was het raffineeren van sui ker een belangrijke tak van nijverheid. Er is een tijd geweest, dat in deze stad meer dan dertig suikerraffinade rijen aan het werk warennatuurlijk niet alleen voor de binnenlandsche, maar ook voor de buitenlandsche vraag. Thans is onze laatste groote suikerraffinaderij opgeheven. In de dagen, dat Holland het middel punt was van den wereldhandel, voor zagen Amsterdam en Rotterdam in de behoeften van bijna al de landen van Europa. Koffie, suiker, specerijen, katoen, ta bak, thee, cacao, indigo, enz., waren de voornaamste handelswaren, die de ko loniën opleverden en waarvan Europa door tusschenkomst van Hollandsche kooplieden voorzien werd. Hoe anders is dit thans Het spreekt vanzelf, dat door de levendige handels betrekkingen eene massa vreemdelingen zich in Rotterdam kwam vestigen. Zooveel Engelsche kooplieden kwamen er, dat hun in 1598 een lokaal werd afgestaan voor hunne godsdienstoefenin gen en toen in 1635 de stapelplaats van Engelsche waren van Delft naar Rot terdam werd verplaatst, en dientenge volge nog meer Engelschen kwamen, werd hun door de Staten van Holland een kerkje ter beschikking gesteld, zonder eenige kosten en zeer voor komend. De Walen moesten voor hen uit het Waalsche kerkgebouw verhuizen. Doch in 1656 verloor Rotterdam het voordeel, de Engelschen trokken voor het grootste gedeelte weg en de Wa len kregen hunne kerk terug. Men sprong toen vrij zonderling met rechten en privilegiën om. Zonder eenig verweer moest men doen, wat Heeren Staten bevolen. Yoor de lakens kwam in de plaats de tabak. Vóór de onafhankelijkheids verklaring van de Amerikaansche Sta ten hadden de Engelschen te Rotterdam groote depóts van Amerikaansche tabak in bladeren en later kwamen de Ame rikanen ons hetzelfde voorrecht bren gen- Tengevolge van de enorme op hooping van tabak kwamen er in Rotterdam vijftig tabaksfabrieken, waarvan 25 alleen gekorven tabak leverden. Gezamenlijk hielden deze fa brieken ruim drieduizend man aan het werk. Duitschland en Zwitserland kochten de meeste tabak, ook naar snuif was veel vraag. Er waren in Rotterdam zes snuifmolens. Zoo bloeide oudtijds in alle onder dooien de nijverheid. Thans is Rotter dam in hoofdzaak eene stad van han del geworden en heeft de nijverheid weinig meer om het lijf. Engelschen en Duitschers verdienen tegenwoordig zelf de winsten, die zij ons vroeger gunden in de nijverheid. De handel is inmiddels gegroeid tot eene belangrijkheid, die bijna allen handel in eenige stad van Europa over treft en verder overtreffen zal. Tienduizend menschen bestaan er van. Met de nijverheid is het vergane glorie. Dit is trouwens in vele opzichten FEUILLETON. zoo. Men herinnert zich, dat indertijd bij de groote werkstaking een boot- werkerbond werd opgericht, die ruim 4000 leden telde, in het bezit van een eigen gebouw en van een stoombootje en eene machttentoonspreiding, waar voor men ontzag moest hebben. Welnu, deze bootwerkersbond, in Mei een reusachtig üchaam, is thans aan tering gestorven. Verleden week kon digde het bestuur, dat de verbrokkelde massa nog wat bijeen trachtte te houden, aan, dat duizend nieuwe le den alleen de vereeniging redden kon den. Deze duizend man kwamen na tuurlijk niet en de bond bestaat niet meer. Veel goeds heeft hij gedaan en had hij nog kunnen doen. Zoo ergens, dan is onder onzen bootwerkersstand eene krachtige organisatie noodig, om tegen over tal van langzaam insluipende mis bruiken te waken. In den tijd van zijn bestaan is dit bewakingswerk vrij geregeld en met zorg uitgevoerd. Thans is de controle opgeheven en het oude spelletje van willekeur van bazen en van gedwongen uitbetaling in kroegen kan weer beginnen. De Rotterdamsche bootwerkers zijn als de soldaten, die na harden strijd eene sterke vesting hebben ingenomen en zoodra zij binnen zijn, er een lollig leventje van nemen en niet uitzien naar den vijand, die behoedzaam aan sluipt, de vesting herneemt en hen be rooft van de vruchten van den strijd 1 Door schade en schande zijn deze ook al niet wijs geworden. We hebben hier deze week eene klei ne werkstaking gehad, die juist één dag geduurd heeft. De glazen wasschersU kent natuur lijk dat nieuw bedrijf, nieuw althans in de uitgebreidheid van het oogenblik. Eene huismoeder kan zich abonneeren tot het geregeld schoonhouden van hare vensters. Bij voorkeur zijn oud-matrozen met dit werk belast, kerels als duivels, die klauteren zóó hoog en zóó steil, dat het u, die er beneden rustig naar staat te kijkenin afwachting, dat er één valtduizelt. Met een eenvoudigen haak aan den lederen gordel, gaan zij langs de smal ste dakgoten en boenen den dakrand. In korten tijd is de glazenwasscherij populair geworden en een glazenwas- scher is een vakman, voor wien zelfs de voorzichtige dienstmeid, die zoo maar niet den eersten den besten neemt, niet den neus optrekt. Welnu, een twintig van deze man nen, boos omdat hun patroon twee Hagenaars aan het werk had genomen, staakten maandagmorgen het werk. En dinsdagmorgen was het al weer uit. De patroon nam hen onder ban den en de Hagenaars blijven aan het werk en allen stakers is voor hunne zeer willekeurige handelwijze eene boe te van 50 cent opgelegd. Daarmeê uit. Noem dat nu geen pech. Staken een dag werkloos en dus zonder ver diensten loopen géén eischen zien ingewilligd en nog 50 ets. boete op den koop toe. Ic de staking is tegenwoordig te veel naaperij. Dadelijk maar staken, zonder mid delen, zonder recht te weten, wat men zelf wil, zonder overtuiging, zonder moed. Lui, die zóó dwaas staken als deze glazenwasscbers, zijn waard, dat het zóó dwaas afloopt, als het hier afliep. D. GEMENGD NIÉUWS. scha6er cbMTt. Gsstilti GÉI ROMAN VAN Beinhold O r t m ann. 8(-4—o—t-) „Ja, vriendelijk waart ge zeker begon SteiDÜeker wederom, na een oogen- blik voor zich te hebben uitgestaard. „Maar misschien waart ge te nederbaigend in awe vriendelijkheid. Naturen als de hare zijn voor zoo iets zeer vatbaar. „Wanneer dat zoo is, maakt ge mij een verwijt over iets, dat Diet is te veranderen. En ik geloof, mijn zoon," voegde zij er aarzelend aan toe, „dat gij voor haar zon derling gedrag niet de rechte reden zoekt.* Zij moest de wonde plek getroffen heb ben, want voor de eerste maal gedurende het gesprek wendde hij haar zijn gelaat geheel >oe, en eene geheime onrust flikkerde er in zijne anders roo rustige oogea. „Voor haar zonderling gedrag Wat wilt ge daarmede zeggen Gelooft ge dan te hebben bemerkt, dat baar optreden tn den laaisten tijd is veranderd De onde dame aarzelde onzeker of zij het wagen mocht, meer te zeggen. Maar eene korte poos te hebben nagedacht, droeg de zorg voor de toekomst van baar' zoon de zege weg. .Niet zoozeer eenige verandering, Franz. Ik heb Ilse's optreden reeds vreemd gevonden vanaf bet oogenblik, dat zij ons huis betrad. En ik heb in menigen slape- loozen nacht tot God gebeden, dat m me bange vrees eene dwaasheid mocht blijken te lijn.* Da vouwen in het voorhoofd van den bouwmeester werden nog dieper. „Waar vreest ge voor, moeder? Gij weet tocü, dat ik er niet van houd, dat men met Totdat tenslotte het te erg wordt en beweging ODtstaat, misschien weer eene werkstaking uitbreekt, een nieuwe bond wordt opgerichten 't weer precies eender gaat als nu. mi) in raadselen spreekt." „Ach, het valt mij zoo zwaarhet n te moeteD zeggen- Ik zie toch telkens duide lijker, hoeveel gij van haar hondt en hoe gij alles doen wilt, om baar gelakkig te maken. Wanneer ik denken moet, dat mijne woor den u na pijn doen, zonder dat bet aan de zaak wat zal kannen veranderen, Steinacker kwam na dicht naast baar staan. Op zijne vaal bleeke wangen gloeiden een paar roode vlekken. „Daarover hadt gij eerder moeien naden ken, moeder*, teide bij hard. „Na gij mij zooveel hebt gezegd, zyt ge mij ook eene geheele verklaring schuldig. Waarover hebt ge u, wat Ilse betreft, te beklagen „Ik beklaag mij niet over haar, Frans maar ik mijn hemel, boe zal ik het n zeggen, wanneer gij mij met zulke oogen aanziet t" De bouwmeester speelde ongeduldig met zijn horlogeketting: „Och die aitvlnchten. Is het o dan heele- raaal niet mogelijk, om verstandig en bedaard te redeneeren „Na goed ik strijd al vele dagen met het ontzettende denkbeeld, dat zij a niet lief heeft, zooals eene verloofde haar toekom- stigen echtgenoot liefhebben moet*. Het beslissende woord was gesproken en mevrouw Steinacker sidderde reeds inwendig over hare vermetelheid. Zij was op een' heftigen uitval voorbereid en het deed baar daarom nog meer pijn, toen haar zoon na eene lange panze met eene heesche stem, doch blijkbaar volkomen kalm, zeide: „En waarom zoa zij mij dan haar ja woord gegeven hebben, en daar ge blijkbaar zoo goed in haar hart lezen kunt, zult ge a daaromtrent ook wel reeds eene meening hebben gevormd." „God gaf het, dat ik haar in het harte lezen kon. Neen, ik laat mij volstrekt niets op een scberpea blik voorstaan, en ik zal mij zeer gelakkig rekenen, wanneer ik mij bedrogen heb. Gelooft ge zeker aan hare liefde, Maar Steinacker viel zijne moeder onbarm hartig in de rede- „Gij wilt a aan het (woord op mijne Eene bru g i nstorting te Szaczava. In het Hongaarsche plaatsje Szaczava heeft dezer dagen een noodlottig onheil plaats gehad. Terwijl op de brug over de Sznczava-rivier eene groote menschen me nigte naar den ijsgang stond te kijkeD, stortte plotseling de btug onder de bui tengewone overbelasting in en ongeveer vijftig menschen geraakten in het ijskoude water. Een twintigtal personen klemden zich aan het drijfijs vast eD wisten zoo den oever te bereiken, terwijl een twin tigtal anderen zich met de grootste moei te op een eilandje in de rivier konden redden. Verscheidene ongelnkkigen echter werden door den stroom meegesleurd, liet reddingswerk leverde de grootste moeite op, want er was slechts eene boot voorhandeD, die met de redders tweemaal omsloeg. En kele episodes waren buitengewoon treffend. Zoo stond bijv. eeli kleine bakkersjongen twaalf oren achtereen, zich vastklemmend aan een wiigentak, tot aan den hals in het water. Tweemaal beproefde men, hem te redden, doch niemand kon in zijne nabij heid komen. Eindelijk klom de knaap in eene boot, die meD aan een tonw naar hem toe had laten drijven. Onmiddellijk daarop sloeg de boot om en de kleine verdween in de golven. Uit den omtrek daagden visschers ter redding op, terwijl de solda ten, die tot den reddingsdienst gereqnireerd wareD, zich door ware doodsverachting on derscheidden. Hoeveel menschenlevens de ramp geëischt heeft, is nog niet vastgesteld. Tot heden zijn negen lijken gevonden. Vetvlekken in boeken. Vetvlekken in boeken verwijdert mei het beste, wanneer men gebrande magne sia met benzine vermeDgt, totdat eene krui melige massa ontstaat, de vlek hiermede behoedzaam bedekt en inwrijft, en de al dus behandelde vlek eenigen tijd met een gewicht bezwaart. De magnesiakruimeltjes worden daatLa weggeklopt. Versche rlek- ken verdwijnen onmiddellijk, oude na her haling dezer behandeling. Een Engelsch afgevaar digde sprak onlangs voor zijne kiezeis en legde, om hun een begrip van zijn plichts ijver te geven, vollen nadruk op het feit, dat hij gedurende de laatste zittingsperio de meer dan 300 vragen tot den minister gericht had. Hij hield op, om de uitwer king van deze mededeeling te kunnen ga deslaan, toen op eens van het achterste van de galerij geroepen werd: »Nu, of ge dan ook een onwetende kerel zijt geweest I" Mond- en klauwzeer. In eene geneeskandige vereeniging te Berlijn heeft de officier van gezondheid, dr. Bnssenius, medegedeeld, dat hij den bacil van het mond- en klauwzeer inderdaad heeft gevonden. Met eene cnltunr daarvan had hij een kalf ingeënt, in hetwelk hij, toen het ziek geworden en geslacht was, de verschijnselen van de ziekte heeft te ruggevonden. Een Fransche boer. Dat Zola in LaTerre geen on waarheden vertelde bij het teekenen van de geldzucht van den Fransehen boer, die tot zulke vreeselijke misdaden jegens de Daaste bloedverwanten leidt, wordt weer eens bewezen door een dezer dagen in het departement Ande gevoerd strafproces. De beschuldigde was een boer, die kor ten tijd zijn 70-jarigen vader bij zich aan huis had gehad. De zoon eischte echter, dat de vader, ten nadeele van zijn twee de kind, een testament maakte ten zijnen voordeele, of wel een kwart van zijne be zittingen aan hem gaf bij schenking onder de levenden. De vader weigerde en daar op behandelde de zoon bem zoo slecht, dat de onde man besloot, weer al leen te gaan wonen. Dat deed hij, maai de zoon weigerde toeD, de kleeren van zijn vader af te geven hij had, beweerde hij, voor levensonderhond nog 20 francs te vordereD. Eenigen tijd later kwam de zoon met een houweel op schouder voorbij de denr van zijn vader. Deze hield hem staande en vroeg naar zijne kleeren, waarop de zoon zijn honweel greep en hem zulk een slag tegen de borst gaf, dat de onde man omver viel. Daarop sloeg de ellendeling met zijn houweel zijn vader op het hoofd, de schonders en de armen en brak hem zes ribben. Niemand was er bij tegen woordig geweest, maar een bnurman had toch iets gehoord en kwam aanloopen. De zoon ging kalm naar buis; de vader stierf een paar uur later. Op de zitting ontkende de moordenaar niethij is veroordeeld tot levenslangen dwangarbeid. Een fortuin met koord e- dansen verdient. Blondin is begraven op het kerkhof van Kensal-Green, waar hij voor eenige jaien een familiegraf had gekocht. Op zijn graf steen slaat eene afbeelding van zijn' tocht over de Niagara. De steen draagt boven dien eene zilveren plaat, waarin de volgen de woordeD zijn gegraveerd„Franpois Gravelot Blondin overleed den 22sten Februari 1897 in den ouderdom van 73 jaar*. Blondin laat een fortnin na van f 900.000, geheel met koordedansen ver diend. Een congres van moeders. De Amerikanen, zegt men wel eens, hebben alevel wat raars. Dat is zoo, maar dat raars, dat bijzondere en nieuwe, is ook wel eens goed. In onze tijden van ver gadering en vereeniging heeft men er nooit aan gedacht, dat ook moeders wel eens bijeen konden komen, om over hare kinderen te spreken. Het bleef weer aan de Amerikanen voorbehouden, om in die richting den eersten stap te doen. In Washington is een nationaal Congres van moeders bijeen geweest. Er werden heel verschillende voordrachten gehouden, door dr. Ada L. Thomas bijv. over„Ongelukken en wat te doen, vóór de dokter komt door mevr. Hom peen over„hoe de vrees te bestrijden bij kinderen door Alice Fietcber over «rde noodzakelijkheid van scholen voorde opleiding van kinderjuffrouwen», door Jeanette Rickard over: „De voedÏDg van kinderen», enz. Mevr. Mand Ballington Booth hield eene zeer toegejnichte rede over„Moederliefde*. Twee jonge Britten. Thomas en James Walker, oud vijf en drie jaren, kwamen dezer dagen, door niemand vergezeld, uit New-York te Liverpool aan met de stoomboot L u- vraag onttrekken moeder, maar naar mijn oordeel dient het tot niets, dat wij verstop pertje met elkander spelen. Wanneer gij de gedachte koestert, dat Ilse mij niet lief heeft, dan hebt ge n over al het andere ook reeds eene meening gevormd. En het was dwaas, bet eene te zwijgen, na ge a reeds hebt laten verlokken, om bet andere nit te spreken." „Hoe neemt ge uwe moeder in 't verhoor Frans. Dat ik er het mjjne over gedaebt heb, nu ja dat sal ik niet loochenen. Ilse staat alleen en sonder eenige bescher ming op de wereld. In hare loopbaan als tooneelspeelster, beeft sij niet dat gelnk gehad, 't welk zij er zich van had voorgesteld en zoodoende waren bare vooruitzichten op de toekomst droef genoeg. Daar waamt gij plotseling en bood haar een geachten naam en eene nette positie aan, die iedere dame van haar stand haar met recht zon kannen benijden. Zoa zij een nog ganstiger lot kaDnen wenschen dan dit En was bet niet meer dan begrijpelijk, dat zij ja zeide, zon der dat zij zich lang bedacht P* „Eene aardige verklaring even vleiend voor mij als voor mijne verloofde. Maar gesteld nn eens, dat ge gelijk hadt, wat zondt ge mij dan do aanraden te doen?* De onde vrouw biet hare handen omboog en tranen schemerden baar in de oogen. „Mijn jongen, hoe kant gij awe moeder daarnaar vragen? Wanneer gij de zeker heid hebt, dat zij u niet liefheeft, dan bebt ge ook de zekerheid, dat ge nooit gelakkig met haar worden kant." Een paar seconden bleef het stil, daarna riep de bouwmeester raw ait „Neen, dat is vrouwenlogica. Het kan zijn, dat, wanneer zy mij niet liefheeft, zij niet gelakkig wordt, maar ik ik zal baar in ieder geval de mijne mogen noemen. En dat is voorloopig alles, wat ik begeer.' „Franz kreet de moeder. „Neen, dat kan, dat mag je ware meening niet zijn. Zoo kant gij ia ernst niet spreken gij, die tot heden niet de minste smet op awe manneneer hebt gedold." Franz Steinacker begon zijne wandeling door de kamer opnieuw, maar hij deed het c s rii a der C n n a r d-maatschappn. Du moeder dezer kinderen w»8 in Maar» 1 1 gestorven en de vader wsa haar in Del cember 1895 in het graf voorafgegaan. De grootouders der kleine weezen wonen in het graafschap Inven.esa en daar zij er op gesteld waren, de kinderen tot zich te nemen, wendden zij zich tevergeefs tot alle Trans-Atlantische stoom vaart maat- schappijen, om de kleinen over te bren gen maar deze weigerden alle, omdat de kinderen onder niemands geleide waren behalve de C n n a r d-Maatschappu. Eeni ge dagen geleden ontvingen de grootou ders een telegram, dat de kinderen veilig waren overgekomen. De grootouders ver- trokken daarop naar Liverpool, en de kinderen, die alzoo alleen van uit Virgi- nië eene reis van 4000 mijlen hadden ge maakt, werden naar Inverness medegenomen. Cycloon te Port Darwin. Onlangs deed het bericht de ronde, dat Port Darwin door een orkaan verwoest waa. In een particulier echrijveD, te Am sterdam ontvangen, worden nadere bij„^ derheden omtrent de ramp medegedeeld. Het is gedateerd: Port Darwin 11 Jan.'97, en wij ontleenen er het volgende aan „Het was in den morgen van Donder dag den 7n. Januari, dat een storm los brak over dit land, waardoor elk huis, met uitzondering van één, legen den grond werd geslagen. Liter brak eene aardi/W ving nit, en de maren sommige van 3 steenen dik werden tegen den grond geslagen. De regen viel in stroomen ge durende 3 dagen. In al die ellende heeft een ieder in natte kleederen rondgedwaald. Talrijk zijn de slachtoffers. Eenigen heb ik van onder de ruïnen zien opdelven zonder hoofd. Ik voor mij ben er goed afgeko men uijne bagage is in een' wanhopi- gen toestand, maar binnen 10 dagen ver trek ik naar Sing^poier'öffl^BMffiwe^ te koopen. „Verbeeld n, in de kamer, waar ik sliep, werd op eens het dak van het huis gernkt en de zinken platen, waarait de daken hier bestaan, barricadeerden mijne denr, zoodat ik met een' stoel de rui ten van mijn venster kapot sloeg, om er nit te komen. Ik ben toen de familie gaan opzoeken in haar woonvertrek, maar wat ik daar zag was nog erger, want de lui waren onder de tafel gekropen en het dak lag recht over de tafel. „De telegraafpalen liggen tegen den grond en een locaal spoortje is weggevoer* door den zondvloed. „Het dnnrt hier minstens 14 dagen, voor en aleer hulp kan opdagen. Aan e- ten en drinken komt gebrek. Na een paar dagen van koorts, was ik echter der gezond." Hbld. De groote prijs. De laatste trekking der loten voor tentoonstelling van 1900 heeft plaats n. had. De prijs van een half millioen fran ken is ten deel gevallen aan een welge» Bteld en gunstig bekend werkmansgezin. De man had een paar weken geleden twee loten gekocht en met zijne vrouw het plan netje gemsakt, deze ten geschenke te ge ven aan haar' broer, die met hen woonde. „Dank je wel", zeide de broer, „als ik win, zal ik met jelni deelen". Of hij, nu het zoo'n groote som is, ook zal doeD, wat hij gezegd heeft? Practisch. Een Amerikaansch rechter heeft voor gesteld, de doodstraf af te schaffen voor de doodstraf heeft hij iets znders g7 den. Hij wil, dat alle moordenaars hnn le^ ven lang znllen werken voor degenen, die door de vermoorden worden acbtergelaten. na, om den hem vorschend aanzienden oogen zijner moeder te ontgaan. „En wat heeft dit met mjjne eer te ma ken vroeg bij rnw. „Moet ik mij dan mijn vnrigsten wensch ontzeggen, omdat Ilse het eerst in ods huwelijk leeren zal, mij op de rechte manier lief te hebben En badt gij dan werkelyk verwacht moeder, dat ik na uw gezegde mijne verloving ver breken zon „Niet op mijn gezegde, Franz I Daar wake God voor want ik kan mij vergis sen, maar dat gjj haar ernstig op de proef sondt stellen dat gij haar op haar ge weten af zondt vragen, of xjj u lief beeft ja, dat heb ik vast verwacht. En ik beb geen oogenblik getwijfeld, dat gij haar ver smaden zondt, Steinacker stond weder voor het raam en zag naar bniten; door eene enkele armbewe ging legde bij zijner moeder het zwijgen op zijne stem klook mat, toen hij zeide„Be houd de rest maar voor u, moeder I Gij weet wel, dat gij n vergist bebt. NeeD, ik zal baar niets vragen en ik zal ook niet dulden, dat iemand anders bet in mijne plaats doet, want ik wil niet weten, hoe het er io haar bart nitziet. Hoort ge, moe der Ik wil het niet. En ik hoop, dat ge alles doen znlt, wat maar eenigszins in uwe macht is, om Ilse het verblijf in uw huis zoo aan- geuaam mogelijk te maken. Zij mag zich niet vervelen, opdat het oogenblik eens zal aanbreken, waarop zij berouw zal gevoelen over haar besluit. Want het is goed, dat I ge het weet moeder hoe ge daar ook over deokeD moogt den dag, waarop Hse voor mij verloren gaat, zal ik niet over leven." Reeds bij de laatste woorden was hij op de denr teegesiapt nog altijd met af gewend gelaat, en nn wierp hij haar achter zich in het slot, zoodat een dreunende slag het hnis doorklonk en de osde vrouw ver schrikt in haar stoel ineendook- „Mijn God mijn God, wat is er van hem geworden," klaagde zij zacht, terwijl groote tranen haar langs de wangen liepen, en werktuigelijk herhaalden hare lippen ca een oogenblik „Wat is er van hem ge worden mijn arme, arme jongen." HOOFDSTUK IX. „Ik heb eene interessante nieuwigheid voor u, lieve Ilse," zeide de regeerings- bouwmeester twee dagen later, terwyl zij aan tafel zaten. „Gij zult er n nog eene kleine straf voor moeten getroosten, dat gij eens de stoutheid hebt gehad, awe hand naar roem en eer nit te strekken." Ilse, die bleek en zwijgend aan tafel zat, zag hem bevreemd aan. „Eene straf hoedat?* „De kantonrechter Baldenins heeft mij van middag een bezoek gebracht op mijn bureau. Hij is voorzitter van bet comité, dat eene weldadigheidsvoorstelling beelt op tonw gezet, ten gunste van dien grooten brand in Steinau. It dereen schijnt zich voor dit feest te interesseeren en hij rekeDt natuurlijk ook op ons." „Wanneer gy gaarne wilt, dat wy er heen gaan, dan zal dat gebenren, maar wat gij nn bedoelt met eene straf De architect lachte. „Dat was maar eene scherts. Ik wilde er h slechts op voorbereiden, dat men meer dan bloot een bezoek van u verlangt. Men boopt op nwe medewerking als kunstena res*. Ilse schudde haastig afwjjzend het hoold. „Neen neen- Gjj bebt dien heer na tuurlijk dadelijk gezegd, dat daar niets van kan komen." „Hoe had ik dat kunnen doen. Ik ge looide integendeel, dat het je genoegen zon doen. En dan de goede man is werke lyk in verlegenheid. Van al de jonge da mes van het gezelschap is er niet een in siaat, om hetgeen geëischt wordt ten nitvoer te brengen." „En waarin zal dat dan wel bestaan „Er is sprake over het declameeten van een vers, dat uitgesproken moet worden by een tableau van levende beelden. Wanneer ik het goed begrepen heb, moet het zoo iets melodramatisch zijn- Baldenins wist nog heel goed, boe mooi gij dergelijke dingen vroe ger voordroegt, en ik kon toch niet zeggen, we de ge- dat ge dit talent niet meer bezit*. „Gy hadt dat gerust mogen doen- Maar als ge eene toezegging nit mijn naam ge daan hebt, is dat geheel iets anders." De bouwmeester wierp zijne moeder eenen snellen blik toe, die zeggen wilde„ziet ge we), dat er maar weinig toe noodig is, om haar tot gezelligheid over te balen". Luide herbaalde by evenwel, dat bij rco eigenmachtig niet opgetreden was. maar dat hij den kantonrechter toch hoop bad gege- „Vandaag of morgen zal hy hier persoonlijk komen, oma nwe toestemming te vragen, en gy weet nn, dat ge een goed wetk znlt doen, wanneer ge die geelt Hiermede was deze zaak afgedaan en toen de kantonrechter reeds den volgenden dag kwam, gaf zij gulweg hare V, Wanneer Franz gemeend bad, dat hy Ilse hiermede een genoegen zon bereideD en are üdelheid als kanstenares biermede gevleid zou worden, dan had hg ztch in igne hoop bedrogen. Zg scheen bare medewerking by het feest meer als een offer, aan hem geDrachty te beschouwen, dan als een haar welkom zijnd genoegen. De verheven uitdrukkingen van den stadsdichter mochten haar niet be zielen en de repetitiën, welke voor allen eene bron van groot genot waren, vond rij zoo onaangenaam, dat zij een regis-enr verlof vroeg maar tbnis te mogen blyven. AI het onschuldig coquetteeren en babbe len, dat daarbij onvermydelyk scheen, be reidden haar een naamloos wee en wekteB gevoelens in hare ziel op, die haar met schaamtegevoel voor zicbzelve vervnlden. Dat vermakelijk konten, 't welk zy eens zoo aange naam en Vett'S had gevonden, was haar nu vreemd geworden in die eenige maan den, dat zg ait deze sfeer was weg geweest, 't Was, alsof zij door een menschenieeftjjd van dié dagen gescheiden was en zg ver langde te midden van bet vroolijke gezel schap vurig naar het stille buis, waar zij nu thuis behoorde, omdat de doffe neer slachtigheid, die baar daar telketis drukte, toch nog draaglijker was, dan de gedachten, welke zy in vroolyker gezelschap maar niet vau zich kon afzetten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 5