Mmmmit- k L11MI1L 41ste Jaargang No. 3191, Donderdag 1 April 1897. Ter afscheid Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTEEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Bureau: Si'HAWflS, Laan, JD 4. Uilgever: P. TRAPMAN. MedewerkerJ. W 1 Iv E L. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Atrónderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.2ö;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. GemeenleSchagen. Bekendiuakiugen. Jacht en Visscherij. Koepok-Inenting. lOct. 1882-31 Maart 1897. FEUILLETON. Binoenlandscb Nieuws. Wieringen. De Bnrgemesster der gemeente Schsgrn breogt ter kennis van de ingezetenen, dat de aanvragen ter bekoming van jacht- en vischacten, en van kostelooze vergunningen tot de uitoefening der visscherij, voor het seizoen 1897/98, ter Secretarie voor de be langhebbenden ter invulling verkrijgbar zijn, dagelijks, zoo- en feestdagen uitgezon derd, des voormiddags van 9 tot 12 nre. Schagen, 26 Maart 1897. De Burgemeester voornoemd, 8. BERMAN. Bargemeester en Wethouders van Scha gen brengen ter algemeene kennis, dat gelegenheid tot kostelooze inenting en herinenting zal worden gegeven op Vrij dag, 2 April e. k., des namiddags te ure, in de Gemeenteschool, door den heer A. C. Melchior, gemeentegeneesheer alhirr. Schagen, 26 Maart 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. Deze data geven aan het tijdperk, gedurende hetwelk het mij vergund is geweest, als uitgever-redacteur der Scha- ger Courant werkzaam te zijn. Familie-omstandigheden deden mij be sluiten een anderen werkkring aan te nemen en mijne uitgeverszaak aan derden over te doen. In deze korte mededeelingen ligt voor mij eene menigte van gewaarwor dingen opgesloten. Immers, had het leven mij niet voor de nieuwe keuze geplaatst, het ware mijn hartewensch geweest, zoolang mij het leven en de werkkracht gegeven waren, uitgever-redacteur der Schager Courant te blijven in welke hoeda nigheid mij zulk een ruim veld was ge boden, mede te arbeiden aan het alge- meen belang, mede te arbeiden aan den bloei van Schagen, de plaats, welke mij gedurende zoo groot tijdperk een aange naam verblijf een prettig tehuis is ge weest. Ga ik na, hoe, dank zij den onmis- baren steun van zoovelen, die mijne zaak begunstigden en het aantal abon- nés der Schager Courant steeds deden toenemen, het mij is mogen gelukken aan mijne zaak en aan de uitgave der Schager Courant zoodanige uitbreiding te geven, dat zij aan de billijke eischen heeft kunnen voldoen, dan wil ik gaarne erkennen, dat ik dankbaar ben jegens allen, die mij in verschillende opzichten daartoe steun en medewer king hebben verleend. Hartelijken dank aan al die vrienden en geestverwanten, die mij, in moeilij ke tijden met raad en daad ter zijde stonden en mij in staat stelden, te blij ven strijden en werken voor recht en waarheid, voor hervorming ook op maat schappelijk gebied. „Geen rozen zonder doornen," fluistert de herinnering aan 't verleden mij toe en ja, 't is waar, 't mag niet verheeld worden teleurstellingen bleven ook niet achterwege. Is mij eenerzijds ruimschoots gele genheid geboden, vele personen uit de ze gemeente, uit onze omgeving, ter zake van hun nobel karakter, hunne energie, hunne hartelijke medewerking, hoog te te achten en te eeren het is mij ook niet bespaard gebleven, te moeten ontwaren, hoe ook egoïsme en karakter loosheid mij in den weg traden. Ik wil dat geenszins verhelen men zou terecht dat verzwijgen aanstellerij kun nen noemen. Eo ook rijst in dit oo- genblik bij mij de vraag opof die teleurstellingen nog niet deze positieve kracht hebben gehad, dat zij voor mij de les bevatten, dat het hervormingswerk, aan hetwelk een ieder verplicht is, naar zijne beste krachten mede te werken, slechts geleidelijk kan voortschrijden, en al te veel ijver, hoe goed bedoeld, soms meer schade berokkent aan het goede doel, dan de tegenstand des vijands. „Maar rekent d' uitkomst niet, Doch telt het doel alleen"... zoo vermaande Tollens en die vermaning is nog van kracht. Geachte Lezers en Lezeressen, mijn op- VAN Reinhold O r tm ann. 15. (-4-0H-) „Och, mjjne lieve Ilse, zoo ging de oude vrouw op treurigen toon voort, „hoeernstig en oprecht beeft hij je lief gehad zjjno liefde voor jou, mijn kind, was dieper dan die hij voor mij ondervond. Voor had bjj met vreogde alles opgeofferd zijn goed en zijn leveD, wellicht ook zijne eer. Wanneer op offerende lietde recht geeft op tronw, ook op trouw na den dood, dan beeft mijn arme jongen daarop groote aanspraak.* „Zeker mama 1 En die zou ik hem ook hebben toegestaan, ook al had hij die voor waarde in zijn stervensuur niet uitgesproken Hij en gij gij beiden kent mij weinig, anders badt gij nooit beloften of eeden van mij verlangd, nadat ik hem mijn woord ge geven had, dat ik zjjne vrouw zou wordeu; maar laat er ons na niet verder over spreken." De onde vrouw moest zich naar dien wensch voegen, maar zij kon zich van den drukkenden last niet losmaken, dat er een vreemde scheidsmuur tusschen haar beiden gerezen was dat zij niet meer zooals te voren in Ilse's hart kon lezen; „maar wellicht", zoo oordeelde de oude vrouw, „ligt dat aan mg eelve, en de smart eener moeder is wellicht anders dan die eener verloofde." Het weer werd in den loop van den dag nog slechter en Ilse was verwonderd, door haar venster nog eenige witte zeilen op zee te zien. Tegen den avond informeerde Ilse aan de meid, die de thee binnenbracht, o> de vissohers van Merditten ook in zulk een weer op zee gingen, om visoh te vangen. Het meisje schudde het hoofd. „Visscheu doen zg wel niet, maar de netten moeten worden binnengehaald, wanneer zij 10 niet aan de golven willen prgsgeven.^ «En is dat met hunne lichte en gebrekkige vaartuigen geen gevaarlijk werk? Ik had nooit geloofd, dat men in dergelijke noten doppen, bfl zulk weer, op see durfde gaan. rechten dank voor uwen moreelen en zakelijken steun. Van harte wensch ik u toe, dat zegen en voorspoed u in uw huisgezin en in uwen werkkring mogen ten deel vallen. Mag het zijn, dat mijn werken en streven uwe instemming, uwe erkenning heeft verworven, dan is dat voor mij het schoonste loon, daar ik dan in die ja ren, welke voor mij vormen de schoon ste bladzijden mijns levens zekerlijk niet te vergeefs heb geleefd. En nu nog één verzoekHet was mij gansch niet onverschillig, wie mij zou opvolgen. De omstandigheden heb ben het vergund, dat ik te dien op zichte mijn wensch vervuld zie. De man, die mij als uitgever-redac teur opvolgt, heeft reeds jaren mij terzijde gestaan, is voor u geen onbe kende. Wilt hem, mijn zwager P. Trapman doen deelen in even groote mede werking en zakelijken steun daarmede zult gij ongetwijfeld éók be- 1 hartigenhet algemeen belang uwer gemeente en van uw district. Als uitgever-redacteur roep ik u een hartelijk vaarwel toe als m e d e- werker evenwel hoop ik voortaan nog menigmaal met u te keuvelen over een en ander van algemeen belang. Jan Winkel. In bovenstaande, waarde Lezers en Lezeressen der Schager Courant, is u reeds mededeeling gedaan, dat vanaf 1 April do uitgave der Courant op mij is overgegaan en bij de aanvaarding van mijn nieuwen werkkring gevoel ik mij ge drongen, een enkel woord aan het af scheid van mijn voorganger toe te voegen. Gaarne beloof ik, mijne beste krach ten te sullen inspannen, om de uitgave der Schager Courant bevorderlijk te doen zijn aan algemeen en aan plaatse lijk belang. Met de bronnen, waarover ik te be schikken heb, hoop ik de Schager Courant te doen blijven, en zoo moge lijk nog in grooter mate te doen wor den, een vriend voor oud en jong, een vriend in de huiskamer. Alle moeite zal worden aangewend, om de inhoud zoo aantrekkelijk en zoo leerrijk moge lijk te doen zijn. „Nu ja, er blijven er dan ook eiken keer eenigen weg. Wannesr zij te lang wachten, of wanneer de storm te h lastig opkomt, verdrinken er gewoonlijk voor de oogen van anderen in de branding." „Dat is meer dan ontzettend. En slechts ter wille bnnner netten stellen zij hnn leven in gevaar „Ja, dat moeten zij wel. Want dat is alles, wat zij bezitten, en het wil zooveel zeggen als verdrinken of verhongeren.* „Die arme, arme menschen. Vandaag zjjn toch zeker allen goed en wel in de haven gekomen, niet waar?* „Tot op één boot na, die nog buiten is. De visschers staan allen op bet strand en wachten. Maar sedert de wind zoo bot nit het noord-westen blaast, hebben zij geen hoop meer, dat het nog goed sfloopen kan. Zij meenendat de onde Endrnlat in zijn slecht vaartnig in 't geheel niet naar buien had mogen gaan. En bovendien heeft hij nog een badgast meegenomen. Het moet een verschrikkelijk lichtzinnig mensch zijn, die zoo iets durft te wagen.* Als had eene ijskoude band Ilse in het harte gegrepen, zoo was zij ineen gekrompen. Haar adem stokte en zij moest al hare krachten inspannen,om dien vreeselijken schrik niet aan de onde vronw te laten bemerken. „Een badgast zegt ge? En gij kent wellicht ook zijn naam „Neen,* zeide het meisje onverschillig. „Het moet een beer zijn, die dagelijks, ge durende een paar weken al, met Endrulat nit visschen is geweest en die, trots alle waar schuwingen, toch mee is gegaan. Dat het zijn laatste zeiltochtje is geweest, zal hij van morgen ook niet gedacht hebben.* „Inderdaad eene zeer laakbare lichtzinnig heid,* zeide mevrouw Steinacker meer kalm dJn angstig. „Maar wat scheelt jon, kind? Je beeft en trilt, als hadtje de koorts?" „O, het is niets, moeder wellicht de vochtige, koade lncht hier in de kamer. Ik zal een doek voor mij halen, daar ik nog iels boiten te doen heb." Zij wist nauwelijks wat sjj zeide en zij was zich van geen ander gevoel bewust dan van een vorig verlangen, om naar bniten te snellen, daarheen, waarde anderen op den terugkeer van de boot stonden te wachten. DatCzij daarmede iets onbehoorlijks deed, kwam haar niet in de gedachten, evenmin als sjj zich rekenschap gaf, waarom Met dezelfde bereidwilligheid als tot dusverre zullen de kolommen mijner courant openstaan voor een elk, ter be spreking van zakelijke belangen. Wat mijne politieke overtuiging be treft kan ik daarvan niet duidelijker kennis geven, dan dat de vooruitstreven de beginselen der voormalige redactie ook door mij worden beleden, en ook in mij de belangen van den landbouw een warm voorstander zullen vinden en, waar mij dat mogelijk is, zullen worden bevorderd. Alhoewel met den besten wil bezield, om het goede te doen, zou mij dat onmoge lijk zijn, wanneer mij niet in ruime mate de steun en medewerking van het pu bliek wordt geschonken, maar ik hoop uit het feit, dat mij reeds in mijn jaren lang verblijf in Schagen veel vriend schap en sympathie is bewezen, de ver wachting te mogen putten, dat de zake lijke en moreele steun, die der Schager Courant tot heden in zoo ruime mate is geschonken, ook mij niet zal worden onthouden en dat denkbeeld zal voor mij een prikkel te meer zijn,alles in 't werk te stellen, om mijne taak op waardige wijze te vervullen en mij van mijn plicht te kwijten. Volkomen ben ik mij bewust van het belangrijke van de taak, die ik mij op de schouders heb genomen en van het geen van mij wordt verlangd, maar met moed en vertrouwen en met goede hoop op de toekomst, heb ik haar aan vaard. Onder minzame aanbeveling, IJ. Trapman, Red.-Uitg. Schager Crt. De nieuwe lijst der kie- zers van ledeu voor de 2e Kamer der Staten Generaal en voor de Provinciale Staten in de gemeente Heer Hngowaard bedraagt 550 personen, en voor den ge meenteraad 495. De vorige lijst bedroeg 809 personen, waarvan om verschillende redenen 17 kie zers zijn geschrapt. De ter visie gelegde lijst wijst eene vermeerdering aan van 258 kiezers. Do partij der Protestantscbe kiezers wordt met de nieuwe lijst versterkt. zij het deed, Ze handelde slechts onder den indruk van een machtigen drang, die haar niet in staat stelde, ook aan andere indrukken gehoor te geven. Haastig had zij zich een doek, die in den gang hing, omgeslagen en was naar buiten gesneld. Zij voelde niet, hoe onvoldoende dit kleeding- stuk was, maar hare rokken nauw bijeen ne mend,stapte zij,zoo vlag haar dat maar eenigs- z<ns mogelijk was, voorwaarts. De zwarte storm wolken joegen dreigend boven haar hoold en balderend blies de noordwesten wind over de haicenhooge golven. Het daglicht begon reeds eenigszins te ver dwijnen, en met onwillekeurig voorover gebo gen lijf richtten de ernstig zwijgende mannen, die bij honno hoog op het strand getrokken too'en stonden, de scherpe oogen naar zee, waarover zich hoe langer hoe meer de don kere schaduwen van de schemering uitbreid den. Slechts eene enkele vrouw stond er tusschen die mannen, eene magere gestalte. Ilse her- kende haar en snelde op haar toe. „Mjjn God, vrouw Ecdrulat is het waar Is uw man nog bniten Slechts een oogenbiik wendde de oude het hoofd om. Haar rimpelig gelaat had eene nog harder uitdrukking dan gewoonlijk. Van eene vreeselgke spanning eener aDgstige ver wachting was daarin niets te lezen, evenmin als van verwondering over de groote deel neming der vreemde dame. „Ja, nu is hel zijne beurt. Ik heb het ge weten, toen hij vanmorgen nilging. En dat beertje uit de stad heb ik het ook gezegd maar zij wilden beiden niet naar mij luisteren, maar nu is het uit uit 1» „Maar bet is immers nog niet zeker, dat zij niet terugkomen zollen er is nog hoop, niet waar, vrouw Endrulat er is nog hoop De oude schudde het hoofd. „Zij komen niet weer terng. 't Is na beter voor hen, dat zij buiten blijven, dan bier in de branding tegen de sreenen ver pletterd te worden.* Op de verdere vragen van het jonge meisje gaf zij geen acht meer. Zich tot de mannen te wenden, daartoe bad Ilse geen moed. Zg las immers op hnn gelaat, dat geen enkele haar te woord zon staan. Zoodoende zweeg zij en wachtte evenals de anderen. Daar maakte een der mannen tegen zijn uurman eene korte opmerking en wees tegelijk naar een donker punt in de verlet waar de blik van een leek niets andera dan zee en lacht zoo hebben ontdekt. De aan gesprokene knikte toestemmend en het half luide woord ging van mond tot mond, zon der dat de ruwe gezichten verrieden, of het goed of kwaad nieuws was. Ook tot de onde vronw en het jonge meisje kwam het. Zij stonden daar beiden onbcweegljjk in zee te staren, onbekommerd er over, of de wind hare rokken aan flarden woei en de golven haar over de voeten spoelden. De oude autwoorddo niets. Geen sche mer van hoop lichtte haar in de oogen, goen kreet klonk er van hare lippen. Slechts hare oogen wendden zich in de aangewezen richting en keken nog scherper in de grau we opkomende schemering. Ilse For- b ch bezat evenwel niet zulk een9 zetfbe- heersching als deze, aan veel leed gewende, vrouw. Met de beide handen om klemde zij den arm van de oude eu riep: „Zij zijn daar? Zjj keeren terug? O, ik smeek je wijs mij tooh de boot ik zie haar niet." „Daar!" Inidde het antwoord en hierbij wees de vrouw in de richting, waar de boot na en dan eens zichtbaar was. „Maar het helpt hen niets. Door de branding komen zij toch niet." Ilse spande hare niterste krachten in, om in de aangeduide richting iets anders te zien dan lacht en water. Maar er moesten nog eenige kwellende minnten verloopen, eer ook zij den omtrek van een figuur gewaar werd, dat de anderen al reeds sedert een paar oogenblikken als het zeil van eene op de golven danzende boot hadden herkend. En na eerst pakte haar de angst over den onzekeren afloop met ontzettende kracht aan. Want dat de strijd van het kleine, ge brekkige vaartuig met de woedende golven een ongelukkig verloop zou hebben, drong zich telkens sterker en sterker aan baar op. 't Eene oogenbiik stond de boot huizenkoog verheven, om in 't volgende oogenbiik met groote snelheid in de diepte te verdwijnen. Bijna zonder te weten, wat zij deed, had Ilse baar arm om bet middel van de onde vronw Endrnlat geslagen, om bij die vronw nit het volk stean te zoeken voor de boven matige emart, die haar dreigde te verplet teren. In dit oogenbiik van gemeenzaam J.l. Zaterdag had alhier de aanbeste ding plaats voor de bewerking van den weg van Hippolitushoef nanr den Oever. Ie. Yan den Oever tot het Magazijn, aannemer W. Hoofdvoor f 18. 2e. Van den Schulpendijk tot den weg naar Yatrop, aann. 6orn. Muitv. f 14. 3e. Van den Vatropperweg naar Sroerf, aannemer A. Akkerhuis, voor18. 4e. Van Sinerf tot den Stroeërhoiweg, aannemer Jn. Boves, voor f 15 5e. Van den Hofweg tot de laan der Willemsweel, aann. D. Zatburg, v. f 14. 6e. Van de laan der Weel tot den straat weg te Hipp., aann. D. Zasburg,v.f 14. Te zamen f 93.— Bovenstaande werken zijn aan de aannemers gegund. Maandag, den 29en Maart, bad te Winkel in tegenwoordigheid van ean 13-tal belangstellenden, waaronder de heer C. Bobel, Rijkslandbouwieeraar te Schagen eene commissie nit het Bestuur der Afdeeling Waard en Groet van de „Hollandsche Maatschappij van Landbouw," bestaande uit de heeren J. H. Berkenbosch, J, van der Stok en K. Breebaart Jz., het examen plaats van den dezen winter ge houden Landbouw-cursus. De vragen, door bet Hoofd van den cursus, den heer J. Porteaan de 9 leerlingen der 2e klasse gedaan, waren in hoofdzaak over veevoeder, de melk en hare eigenschappen, den grond en zijne eigenschappen,grassoorten, zaaizaden en kunstmeststoffen, waarbij nog eenig schriftelijk werk werd gemaakt, dat door den heer Nobel werd nagezien. In dien tijd werden de 4 leerlingen der eerste klas door den heer S. Vonk, eveneens onder wijzer aan den Cursus, ondervraagd over de taiidensteisels van koe, paard en mensch, spijsvertering, inzonderheid der koe, be paling van den ouderdom der paarden naar de tanden en door den heer Porte over den grond en zijne eigenschappen. De leerlingen toonden, dat zij met vracht het onderwijs der heeren Porte en Ponk hebben gevolgd en aan zes, die den geheelen Cursus hebben bijgewoond, namelijk P. Blokker, C. Bijhouwer, C. Keizer, A. Winkel, H. Zeeman en P, van Zoonen kon dan ook een diploma worden uitgereikt. Dit deed de heer Nobel met eene toespraak, waarin hij er vooral op wees, dat de op- lijden was er geen onderscheid meer in hare maatschappelijke positie. De zwakke, liefhebbende, de vertwjjfeling nabij zijnde vrouw, zocht troost eu moed, niet bij de ruwe, onopgevoede visschersvrouw, maar bij haar, in wi9r ziel het elfde lijden werd afgespeeld als in de hare. Eu de grijze oude stiet haar niet terug. Dien grooten haat, die alles verfoeide en vervloekte, wat zich in den glans van den rijkdom kou baden, ook dien haat werd het zwijgen opgelegd door de duistere majesteit van het beslissende oogenbiik. Nader en nader kwam de boot. Duideljjk waren nu hare omtrekken kenbaar, wanneer zjj door een golf werd opgenomen- Zoo klein reeds was de afstand tusschen het vaartuig en de kust geworden, dat Ilse niet begreepwaarom nog geen nitroep van ju belend gelok nit den kring oprees waarom nog immer die doffe ernst over huDne ge laatstrekken lag. Daar gleed het zeil naar beneden, de gevaarlijke branding was bereikt. Wanneer er nog redding was, dan kon dit slechts door roeien gebeuren. „Nu komt het laatste 1" mompelde de oude. De mannen echter zooveel handen er maar plaats konden vinden duwden, zonder dat er een commando gegeven was, met vereende krachten eene boot te water. „Wanneer hen in de branding een onge luk overkomt, zullen hunne kameraden hen helpen, Diet waar vroeg Ilse, door doods angst gemarteld. Doch weder antwoordde de vrouw met eene onbegrijpelijke kalmte, met een ontkennend gebaar„Zij zullen doen, wat zij doeD kunnen, maar helpen knnnen zij hen niet." Eene nieuwe, pikzwarte wolk, die pijlsnel van uit het westen kwam opzetten, had plot seling de laatste schemering doen verdwijnen, zoodat het scherpste visschersoog nauwelijks de boot op het witte schuim kon gewaar worden. Ilse meende niet anders, dan dat de boot in den kokenden vloed verdwenen was en wierp zich met een gillenden kreet op de kDieëu „Heere God in den hemel help hem laat mij in zijne p'aats sterven!" Toen verloor «ij het bewastzijn en wist niet meer, wat er met haar geschiedde. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 1