Uit en voor de Pers. GEMENGD NIEUWS. Elft. Elftwat is d&t P hoor ik menig lezer van dit blad vragen. En geen won der elft en bewoners van 't Noorder kwartier zijn zaken, die dan al bijzonder weinig met elkander in aanraking ko men. Wat elf» is? 't Is een visch, die nitslnitend in de maand April op Maas, Waal, Rijn en Lek gevangen wordt. Hij heeft de grootte van een flinken schelviscb, maar is breeder van bouw, er zit meer visch aan. In den loop der maand April verlaat hij de zee, waar hij thuis behoort en zwemt tegen den stroom der groote rivieren op, om een veilig plekje te zoeken, waar hij zijne kuit kan schie ten, dat wil zeggen waar hij zieh van zijne kuit kan ontdoen, om die op een on diep, zonnig en zandig plekje neer te leg gen. Die Kuit bestaat uit eenige hon derdduizenden korrels, ter grootte van een speldenkop. En uit elk korreltje of eitje ontwikkelt zich een jong viscbje. Van uitsterven of dood visschen is dus bij deze soort vooreerst geen sprake. Ea thans, terwijl men dit leest, is op de genoemde rivieren alles in de weer, om deze over heerlijk smakende visschen tijdens hun' in tocht te bemachtigen. Hoe men ze eet? Eenvoudig gekookteen eiersansje er bij en klaar is het gerecht 1 Gestoofd laat zij zich ook wel smaken, gebakken is ze nog lekkerder, gerookt smaakt ze puik en in 't zunr ingemaakt is ze eene heerlijke versnapering. Kan men zich nu prettiger visch voorstellen dan de elft, die zich op alle denkbare manieren wil la ten gebruiken Ze heeft een eigeuaardi- gen smaak. Wie eenmaal elft geproeft heeft, zal den smaak niet licht vergeten eu wie den smaak goed te pakken heeft, verlangt elk jaar opnieuw naar de maand April terug. Zij kost als er nog al ge vangen wordt van f 0.60 tot 1 gld. per stuk. Dit jaar gaat het echter bij- zooder slecht. Er wordt weinig gevan gen, doch de echte liefhebbers zijn er nog en zoodoende stond de visch deze week a f 3.50 genoteerd. Bij den visscher zelf is de visch door de bank veel goedkooper. Wie de moeite wil doen, hem op te zoeken tijdens zijn bedrijf, betaalt iets meer dan 't halve geld, groot of klein, zoo le vend uit de rivier. De elft wordt ge vangen bij nacht en bij dag, dus op twee verschillende tijden, maar ook op twee verschillende wijzen. Willen wij eens meegaan met den visscher bij nacht Hij heeft eene roeiboot, een net en een kamerard, die hem trouw ter zijde staat. Het net heeft eeDe lengte van 250 300 Meter ja, ja 't is geen gekheid en is Meter breed. De mazen zijn zoo groot,Mat de kop van den visch er door kan, doch het lichaam niet. Op die mazen komt alles aan en de afme tingen zijn bij de wet geregeld. Zijn ze iets te klein, dan is men strafbaar en de kantonrechter legt onveranderlijk eene boe te op, benevens verbeurdverklaring van het gebruikte vischwant, de boot inkluis. Het verbazend lange net is van boven voorzien van groote kurken, over gelijk matige afstanden verdeeld en van onder van stukjes bod. Werpt men het dus in de rivier, dan staat het rechtop als een hek door een weiland. Juist schier dit net, ja, er tegen aan, is een tweede aangebracht, even lang roair met zeer groote mazen, waar men bijna 't hoofd kan doorsteken. En laat ons nu met de boot meegaan. Acht uur is het klokje dsn zoeken alle zeilende schepen eene ve.- lige ankerplaats en het i« verboden, in verpacht vischwater fen anker te gaan, behoudens aan den wal. E n der visschers neemt de riemen en ro- it langs den wal tegen stroom op, tot hij aan 't begin van ziju vischterrein gekomen is. Nu begiut het werk. liij weudt den kop zijner boot naar den tegengestelden o«7er en roeit daar langzaam en regelmatig op aan. Oaderwijl behandelt zijn kameraad het net, want terwijl de een roeit, werpt da ander dit gelijkmatig en netjes buiten boord, zoodat het, als eene schutting, in de rivier komt te stam. Toch raakt het nergens den grond. Staande drijft het met den stroom mee. Steeds houdt de visscher het begin vau het net, waaraan een drijvend tonnetje verbonden is, in het oog, om zooveel mogelijk bij het uitwerpen de rechte lijn te bewaren. Dit tonnetje is daartoe voorzien van eene helder branden de lantaarn, die er boven op staat en zoodanig bevestigd is, dat omsLan z;lfs bij het ruwste weer tot de onmogelijk heden behoort. Is het geheele dubbele net nu uitgeroeid, dan laat de visscher doodeenvoudig alies drijven met 't tij meê. De elft, als hij nu in de buurt is, zwemt altijd tegen stroom in en derhalve regelrecht met ziju kop door een der ve le honderden mazen van het staande want. Bemerkt hij den strik, dan schiet hij met kracht vooruit en het voornet mee sleurend, gaat hij door een der groo te mazen van het achternet, dat zich natuurlijk als een strik achter hem sluit, en bij wurmt zich zoo vast, da» hij ten laatste noch voor noch achteruit kan en lijdelijk op verlossing moet wachten. Is men nu al drijvend aan het einde van het vischwater gekomen, dan haalt de vis scher even geregeld het net binnen als hij het uitgeworpen heeft. En elke ge vangen elft wordt met een vriendelijken blik welkom geheeten, daar hij een groo- ten halven gulden vertegenwoordigt. Opmerkenswaardig is het, dat dit dier geene hMve minuut buiten zijn element kan levenzoo is zij binnen de boot en zoo is zij dood. Gewoonlijk maakt de vis scher drie reizen per nacht en 's morgens in de vroegte wordt de vangst bij een vasten opkooper van de hand gedaan, die ze heinde en ver verzendt, behalve naar ons Noorderkwartier. Waar kan dit toch in zitten Visch, die 's nacbts gevangen is, kan b. v. via Geldermalsen, Utrecht, Amsterdam 's morgens om 12 nur in Schagen zijn, mits ze maar vooruit besteld wordt. En goed frisch verpakt, blijft de visch 48 uur hard en verscb. En de hee- ren Quakermaat te Gorinchem of de hee- ren Tongerloo te Brakel zullen toch even goed nierheen als naar elders willen ver zenden. Of wisten de handelaars, wien znlks aanging, de adressen niet dan we ten zij ze nu. Wilt ge nu nog eens een kijkje nemen bij de dagvisscherij Dit is natuurlijk veel aardiger en veel gezelliger niet zoo duister als 's nachts en ook lang niet zoo koud en guur. Het tooneel der werkzaamheden is thans eene zandplaat van vrij groote uitgestrektheid en in de rivier gelegen. Alleen bij hoog water staat zij onder. Op die plaat veieenigen zich een veertigtal visschers, die een paar verbazend i lange netten zegens genoemd zullen hanteeren. Die zegens zijn ook van ka.k en lood voorzleu en worden, evenals het want bij nacht, in hunne volle lengte uit geroeid, doch het eene einde blijft op de plaat, terwijl htt andere met de visschers op de plaat in verbinding blijft door middel van lange, stevige lijnen. Ook hier do«t nu de strooming der rivier zijnen invloed op het net gelden. Het drijft weg, maat alle visschers trek ken terwijl met vereende krachten aan de lijn, ja soms zet men een paard er voor. Eerst komt het net nu krom te star.r, zoetjes aan wordt het een zak ea eindelijk zijn ds beide eind punten bij elkander, terwijl de visch,die zich list verschalken, in de enge ruimte heen en wêsr zwemt. Door nu stadig aan het net op de plaat te halen wordt de rnimte voor de gevangenen al minder en minder, tot men eindelijk de visch kan zien spartelen. Nu begeven de vis schers zich, voorzien van groote water laarzen te water en scheppen met groo'e schepnetten de elften er nit. En terwijl men aldus het eene net binnenhaalt, wordt het andere te water gebracht, zoodat er met schik geen viscbje kan ontsnappen. Een algemeen hoeratje gaat er op^jils er toevallig een zilm in 't net verdwaald is, want die vertegenwoordigt alleen ge middeld 10 k 20 Gld. Groote teleurstel ling evenwel, als er dan bij toeval politie aanwezig is. Dan moeten zij het kostbare hapje weer laten zwemmen, daar voor zalm de verboden vischtijd is ingetreden. De resultaten der verschillende trekken zijn zeer niteenlonpand. Steller dezes is er bij tegenwoordig geweest, dat er in een trek drie elften gevangen werden, doch in den daarop volgenden bijna duizend. Voor de aanstaande kar mis ontving een caféhouder te GRONIN GEN de volgende aanbieding Daar ze Mij u Adres heben Op Gegeefen zoo Neem ik de vrijheit u Een paar leteren te schrijfeu Eu Deeze zijn Dienende Om Aan te informeeren Of u van Dit Jaar Met De Kermis Goet Meziek zouw willen heben wij spelen O- fer Al Netjes en vatzoenlijk mijne vrouw speelt vijn viool en ik akordieon meziek met voor Dragten Kortom ik Durf te ze gen Dat u Nog Nooit zulk meziek in u Huis hep Gehat Als wij Een Afont bij u Gespeelt heben is Er Geen Een Kaste- lijn in grooningen Die het zoo Druk zal heben Als u in Dien u Er zin An hep ver wagt ik zietoo Antwoort trug. Treurig. Te OUD-ZEVE NAAR viel dezer dagen het vierjarig kind van een arbeider, terwijl het een stokje in de hand had. Het stokje drong door den neus in de hersenen, tengevolge waarvan het kind overleden is. Hutbewoners. Als men niet wist, dat er streken in ons land zijn, met name inSchoterland en West stellingwerf, waar eene „woning" iets is, dat van een paar planken en wat plaggen in weinige uren in de hei gebouwd wordt, zou men het volgende gesprek, dat het Schoolblad meedeeltnauwelijks kunnen be grijpen Onderwijzer. Waarom ten je gister niet in de school geweest Leerling. Wij zijn verhuisd, meester. Onderwijzer. Maar kon je daarom niet in geleiden. Zij vindt haai vriend ditmaal zeer eigenaardig, daar hij zijn minder goed hu meur zoo duidelijk toont, dat hij, terwijl hij haar naar de eetzaal geleidt, geen enkel woord spreekt. Lady Dermot Tolgt het paar mat lues, wier ongelukkig groote schoenen op den parketvloer bij iederen tred een luiden klank doen hooreD. Sir Moritz fronste, dit hoorend, de wenkbrauwen en die vouwen werden nog dieper, toen het jonge meisje bij tet binnentreden van de eetzaal en bij het zien van de rijkversierde tafel, met hel dere stem uitriep: „O, hoe prachtig I Is dat bier iederen avond zoo mooi fVervolgens ging zij voort, terwijl zij Sir Moritz verwijteed aauriet: „en gij zeidet, dat de eieren en karbonaden bij mij u meer dan voldoende waren." Juffrouw Blake lachte vrooljjk. Lady Dermot zeide enkele vriendelijke woorden en Sir Moritz buigt enkele oogecblikken zijn trots opgericht boofd, terwijl hij met heimelijke onrust Ines gadeslaat, onderwijl hare blikken vol verrukking over de tafel zweven. Eene verschrikkelijke vrees heeft zich van hem meester gemaakt, de vrees, dat lues aan tafel de onbehoorlijkste fouten zal be gaan eu hij slaat baar opmerkzaam gade. Zij schijnt onbeholpen genoeg, om eene zonde tegenover de etiqaette te begaanzij ziet eohter verwonderd naar de menigte bloemen, die er op tafel staan en fluistert: „Hoe heerlijk-* Eenige malen ziet zij, terwijl de tafel- knccht de spijzen ronddient, hulpbehoe vend naar lady Dermot en Sir Moritz wordt tot zijn schrik gewaar, dat zij niet weet, boe zij zich moet gedragen. Hij ziet, hoe rij zich met haar vork zelf een aardappel op haar bord legt, vervol gens slaat zij een blik op juffrouw Blake om te zien, boe die doet. Hij ziet no, hoe zij beschaamd de ocgen neerslaat, als zij haren misgreep bemerkt. Over 't geheel liep het nog vrij goed af. Zij had nocb haar glas in één teug leegge dronken, noch met baar mes gegeten, of iets omgestooten, en hij bemerkte met ge noegen, dat bet meisje eene zeer sterk ont wikkelde opmerkingsgave bad en aan een kleinen wenk genceg bad. Lady Dermot slaat haar eveneens gade, zij fluistert het door de vreemde omgeving verlegen zijnde kind eenige vriendelijke, ofschoon niets zeggende woorden in het oor en Ines geeft slechts schncbfere ant woorden. Op juffrouw Blabe's schouders rust de taak, het gesprek gaande te houden, eene opdraobt, waarvan zij zich schitterend kwijt, zoodat zelfs Sir Moritz bijna tegen zijn wil cok in het gesprek betrokken Het optreden van juffrouw Blake is ditmaal meer zelfbewust en beslist dan gewoonlijk, 't schijnt haar grootendeels to doen te zijn, om het contrast tnsschen het angstige ge zichtje naast baar en zichzelve zoo groot mogelijk te doen zijn. Sir Moritz bemerkt heel goed de volkomen rekerheid en gedecideerdheid van baar op treden en hei is ook haar opzet, dat bij bet bemerkt. Hare koele, witte handen rusten stil en gemakkelijk in elkander, terwijl Ines met hare broine vingers onophoudelijk in beweging is. Juffrouw BLke draagt in elke beweging eene bestudeerde en toch schijnbaar onbestudeerde gratie; Ines' bewegingen zijn schuchter en plotseling. Sir Moritz wendt het hoofd naar Ines en bij ziet in een paar donkere, zwaarmoedige oogen, zoo diep en helder als een bergstroom, zoo innig en vol wisselende uitdrukkingen, en zijn hart staat stil. Slechts één enkelen blik op dit natuurlgke kind, en vergeten is dat schitterende beeld asn zijne zijde, vergeten die steeda zoo bewonderde, rustige, koele, statige en prachtige dame, en bij denkt slechts „een gelaat evecals dat van die kleine daar, dat lachen en wetnen, verduisteren en vroo- lijk stralen kan, is vóói al het andere bet aankijken waard." Toen het dessert afgeloopen was, staat lady Dermot op. Juffrouw Blake doet even- zoo, Ines echter bljjft zitten en ziet met eene smeekende uitdrukking sir Moritz aan, eene uitdrukking, dio duidelijker dan woordeD zegt „Mag ik bij n blijven .Ga met mijne moeder mee, ik kom dadeljjk," fluistert hij haastig, want hij ziet, dat juflrouw Blake koude verwonde ring over deze inbreuk op de etiquette toont en hoort zjjne moeder zeggen „Kom k'eine, wij gaaD nu weder naar het salon." Maar Ines bljjft op hare plaats zitten. „Laat mij bij u blijven," smeekt zij, ter wijl zij zieh tot Sir Moritz wendt, want zij is zich niets anders bewust, dan dat men van baar eiecht, dat zij zich scheidt van het eenige gezicht, dat baar bekend is en dat haar vtiendeljjk toelacht. Ycor die kalme en bedatrde d, mes is zij bang. Sir Moritz haalt de schenders op, ver volgens Ie.ebt hij vioclijk; zij is inmers neg maar etn kind, dat nitt beter weet. Nu weerklinkt wederom de stem van Lady Dermot; de school komen Leerling. Neen, meester, w int ik moest eerste eene nieuws woning helpen bouwen. Deze dagen had eon werk man in de Gasthuislaan te DELIT een erfeuisja ontvangen van f 75. Er werd besloten, hiervoor een feestje te hou den, wiaraan zijne 50-jarige huishondster, de wed. K., goed mededeed. Er werd zooveel gedronken, d»t de man weldra in handen der politie was en op het bu reau zijn roes moest uitslapen De huis houdster kwam eT minder goed af. Door de buren gewaarschuwd, trad een agent van politie hare woning binnen en vond haar dood op den grond liggen. Protectievan wie en door wie De Prov. Gren. Crt. van maandag 1.1. bevat een ingezonden stuk, waarin ds schr. meedeelt, dat een groot (grond)eigenaar in de provincie Groningen aan een zijner hnurboeren volgend briefje geschreven heeft „Den heer «Daar wij tengevolge van de nieuwe „kieswet wellicht protectie zullen krij- »gen, die dus van invloed zal zijn op ,de verhuringen der landerijen, willen jwij met het verhuren der plaats nog „eerst wachten en zullen daarop nader ^terugkomen. „Groetend Wel een bewijs, dat de boeren veel van protectie zouden profiteeren. Bedelmonniken en de kieswet. Bij het gemeentebestuur te Borne is door mr. Hat- tink te Almeloo een bezwaarschrift ingediend tegen de plaatsing van een twaalftal paters te Zenderen op de kiezerslijsten. Volgens de door hen gedane aangifte verklaren deze priesters ieder voor zich, te zijn ondergeschikt R. K. priesler, gebruikt tot het verrichten van kerkelijke diensten en zulks in dienst van G van Wamel te Zenderen, en dat zij in deze dienstbetrekking over het laatstverloopen iaar hebben genoten een inkomen in geld, als in hunne aangifte is gespecificeerd. De heer G. van Wamel is de prior van het kloos ter te Zenderen, waarvan eigenares is de Roomsch- Katholieke parochie te Boxmeer. Mr. Hattink acht de plaatsing der twaalf paters als loonkiezers in strijd met de wet. Zij toch wonen met genoemden prior samen en behooren met hem tot de Orde der Carmelieten, zijnde eene orde van bedelmonniken, volgens den leefregel, in 1247 door Paus Benedictus IV aan hen gegeven, die de ge strengheid van leven getemperd en de orde tot eene bedelorde gemaakt heeft. Al mogen de leefregels door latere Pausen gewij zigd ziju, zoodat de leden der orde, naar den door hen gevolgden leefregel, in observanten of barrevoe- ters, conventualen of geschoeiden en tertiarrii onder verdeeld zijn, z. i. is de orde toch eene bedelorde (cf. Brockhaus Conversations-lexicon. De novitii, in de orde opgenomen wordende, moe ten o. a. de gelofte van gehoorzaamheid aan de he velen der superieuren en van armoede afleggen, terwijl de band, tusschen den prior van het klooster en de paters-kloosterlingen bestaande, niet is eene dienstbetrekking, voortspruitende uit eeue overeen komst, waarbij zij hunne diensten verhuren eu de pri or deze voor zich zeiven huurt, maar eene uit reli— gieuse verhoudingen ontstaande ondergeschiktheid (ct. Walter, Lehrbuch des Kirchenrechts, 14e druk 1 f 330, 331 en 332 en de daar aangehaalde schrij vers). Mr. H. acht het ook onaannemelijk, dat de prior eener in armoede levende orde, die geen privaat ei gendom heeft, in een jaar tijds aan twaalf van zijne krachtens geloften ondergeschikten te zamen de som van f 4435 of in doorsnede per hoofd plus minus f369.50 zou uitbetalen voor kerkelijke diensten, in zijn dienst verricht; dat, indien de prior hen wer kelijk tot zijn dienst gebruikte, deze diensten zouden zijn persoonlijke diensten, verricht door loontrekken de, inwonende, mannelijke personen, en vermoedelijk eene aargifte als zoodanig voor de personeele belastiiig over 1897 door hem niet is gedaan. „Mijn lief kind, het is dames niet ge oorloofd, na het diner in geselschap van de heereo achter te blijven." Meer dau de woorden is het de toon, welke het jonge meisje bedroeft. Oogen- blikkelijk staat zij van baar stoel op, terwijl er tranen in hare oogen staan en haar gezichtje van schaamte en verlegen heid gloeit. Sir Moritz voelt meerhef spottend lachen van Flora, dan hjj het ziet. Terwijl hij de denr voor de dames opent, verneemt hij duidelijk haar spottend fluisteren „Het zal n heel wat moeite kosten, Mo ritz, om nwe beschermelinge te temmen od te dre«seeren." Hij antwoordde beslister dan verstandig en noodig was „Ik trek zelfs onwetendheid boven gemaakt heid.* „En onopgesierde schoonheid I* antwoord de zij met een niet mis te begrijpen, zjjde- ÜDgschen blik op Ines' eenvoudig en slordig kleed. Arme InesHet voetspoor van Lady Dermot volgend, hoort zij eene vriendelijke stem flaisteren „Wees maar niet zoo treurig Ines, al die humbug zult ge spoedig genceg kennen.* Zij antwoordde met een treurig lachje en wenschte zich terng aan de zee in het een zame, witte huis, waar niemand er zieb om bekommerde, wat zij zeide, wat zij deed, of hoe zij gekleed ging. Zoo lang Ines leeft, zal zij zieh dat ont zettend halt unr blijven herinieren, dat na haar eerste diner op Drumaneen volgde die vragen, die opmerkingen, hare eigen schuwe antwoorden, bare groote neerslach tigheid en het schaamtegevoel, dat haar terneer drukte, al de onvriendelijkheden, die haar op zoo zoetsappigen toon gezegd wer den en het ondragelijke gevoel van ongeluk en verlatenheid, 'twclk bare wangen deed branden en baar bart BDgstig deed klop pen. Juffrouw Blake zit zeer gemakkelijk in eene sierlijke houdiDg in een ccqaet arm- s'celtje en ziet Ines keeltjes aan, terwjjl zij allerlei Tragen tot de kleine richt. „Zirgtge? Houdt ge van dansen Houdt ge veel van handwerkjes i Speelt ge cricket P Kent ge paardrijden P" Op al die vrtgen antwoordde Ines: „neen, neen, neen, neen, neen I" totdat Flora het vrzgen moe scheen te worden. Ines tegt plotseling met een spottenden glimltch cm bare lippen en terwijl bare cogec ondeugend schittere n „Kunt ge twemmen P Kunt ge roeien P Prinses Reseda. In het hotel Bellevue te Parijs Wee de dezer 'daeeu eene dame nit Londen van zeer voorname manieren, die, verge' zeld van eene kamenier, te voet 0f 1," omnibus, zeer dikwijls zelfs op de j^. periale gezeten, door Parijs zwierf en door. drong tot in de verst afgelegen wijken" Eiken morgen kocht zij van eene armé bloem verkoopster in de rne St. Roche een bloemruikertje, waarin altijd een takje reseda moest voorkomen. De bloemen, verkoopster, die telkens een lO-frankstufc ontving, was overgelukkig met deze klam en haar den naam van prinses Reseda. In het vreemdelingenboek was de dame ingeschreven als lady Lenor. Als htt thans, zooals in den goeden ouden tijd de plicht van een reiziger nog was, om' inlichtingen te geven omtrent het doel van zjjoe reis, dan had lady Lenor rubriek moeten aanvullen op de vc wijze„Om voor een voikstooneelstnk passende studiën te maken. Deze dame is in werkelijkheid de doch ter der koningin van Engeland, mar. kiezin Louise van Lorne. Op het oogen- blik is zij reeds weer iu Londen. De belangwekkende prinses, die als door een wonder zich heeft weten te onttrekken aan de valkenblikken der Parijsche repor ters, zal nu in alle kalmte een tooneel- stuk gaan schrijven uit het Parijsche volksleven, dat, naar men zegt, met mu ziek van Sullivan vertoond zal worden op een der particuliere tooneelen van ko ningin Victoria, voor geooodigden alleen. Eene onmoetiiig van een verslaggever, die den boer opgaat. De N. R. Cl. geeft het volgende vermakelij ke verhaalHet tooneel verbseldt een dorpskoffiahuis, de verslaggever zit in een hoek aan een wankelachtig tafeltje. Een bejaarde boer, die wat laat komt, zet zich links van hem. De verslaggever begint zijn werk, De boer wordt attent, monstert papier, pot lood en den schrijvenden mensch met de grootste verbazing, buigt zich voorover, hangt zwaar over het tuimelachlige tafel tje, blaast rookwolken als van een fa brieksschoorsteen in het gelaat van den reporter. Eindelijk gcoit hij er nit: »Bè-je op nemer De verslaggever, vermoedend, dat dit de plattelandsbenaming is voor zijn métier, knikt van ja en vervolgt zijn arbeid. Als de verwondering van den toeschou wer haar toppunt heeft bereikt, wordt de fok voor den dag gehaald, maar ook daar mede gewapend, gelukt het den belang stellende niet te ontcijferee, wat op de witte blaadjes gekrabbeld wordt. Nu na dert het boofd van den boer bedenkelijk dicht dat van den schrijver, hij schraapt zijn keel en fluistert, zoo hard dat de achtersten in het zaaltje het kunnen hoo- ren #Es 'k je doü strék 'n kejekkie geef, lees-ie 't me dan 's veur De journalist, die 't haast uitproesf, schudt van neen en wijst naar deD spre ker. Er wordt geroepen sst, estDe re denaar houdt even op. De voorzitter Blaat met zijn hamer. De man van da pers blaast op zijne beurt groote rookwolken in t gelaat van den belangstellenden kwel- „Kuut ge op krijtbergen klauteren en de eieren nit da nesten der vogels halen „Begrijpt ge, hetgeen de golven in een stillen nacht tot elkander spreken Kunt go vissohen?* Lady Dermot kon bij dezen zet op zijn pas, een glimlach niet onderdrukken. De frissche, heldere stem had deze vra gen, welke met juflrouw Blako's verhoor niets gemeen hadden, vlug nitgestooten. „Goed getroefd 1* denkt Sir Moritz, ter wijl hij ongezien aan de deur staat en Ines met ht.ro brandende wangen en schitteren de oogen gadeslaat, terwijl zij de welopge voede dame der wereld een lesje toe dient. Juflrouw Blake gaf langzaam een ont- kennend antwoord op al de vragen van de kleine en voegde er aan toe „Ge hebt zeer wonderlijke ideeën, juf frouw Dermot." Eu het jonge meisje antwoordde snel „Nu, de uwen komen mij niet minder wonderlijk voor. Ik begrijp slechts dat, wat ik gewoon geweest ben om te doen, eu ik geloof, dat dit bij u ook het geval wel zal zijn.* „Ach, gewoonten van het platteland!" zegt de schoonheid lachend en met een ge laat, dit zegt, dat zij zich verre boven het kind verheven acht; ook lady Dermot laebt en zegt vriendelijk tot Ines: „Mijne lieve, gij moog» op het laatste nu geen antwoord meer geven. Wanneer gij verstandiger zijn zult, zult ge ook meer aan do gewoonten van de menscheD hier gewennen." „De hemel behoede het kind vooreen dergelijk verstand I» valt nn Sir Moritz met nadruk in, terwjjl hjj de drie vrou wen nadert. Op deze wjjze gaat de avond voorbij. Juffrouw Blake ziDgt ten slotte nog een lied; sir Moritz slaat de bladen omen luis- tert beleefd toe, ofschoon bij geen liefhebber van deze muziek is.Een jachtlied, of iets krach- tigs vmdt hij nog al aardig. Hg kan der gelijke dingen met zijne forsche welluiden de stem zeer goed voordragen, en zijne oogen schitteren bjj de gedach e aan het jachtvermaak; ook tene oude ballade vindt 001 18 'n *»&at, hem eenige oogen- blikken onder den indruk te brengen. Maar juffrouw Blake'a italiaansche minneliedjes kunnen hem maar met bekoreD, hoe schoon zg ook worden voorgedragen. Is dat een nieuw liedje, Flora vraagt hij, ais ?g geëindigd heelt. Zij ziet hem verwijtend aan. ,Een nieuw lied, Moritz P Weet ge dan niet, dat ge het mjj zelf gegeven hebt?* „Zoo Nu, dat was ik inderdaad vergeten," antwoordde hij, terwijl hij doer de mat ver lichte kamer naar Ines ziet, op wier donker gezichtje de vuurgloed ouder den schoorsteen een verrukkelijk schijnsel werpt. Juffrouw Blake ziet dien blik en staat zoo plotseling van de piano op, dat het muziek boek met kracht op de toetsen valt. Sir Moritz zookt de verschillende bladen weer bij elkander, vervolgens gaat hij langzaam naar de dames. „Zingt ge ook Ines vroeg hg. Het jonge meisje ziet hem ernstig aan en ant woordt dan zonder eenige verlegenheid of aarzeling .Ja.» Juffrouw Blake hoort vraag en antwoord en merkt dan lachend op „Tot mij zeidet ge zooeven, dat ge niet zingt." „Ik meende daarmede, dat ik nooit zing, of ik moet alleen zjjn,* antwoordt Ines bescheiden. „Oom Ben stond mij nooit toe te zingen, omdat, zooals hij zeide, ik mijn moeders stem had." Lady Dermot ziet snel van haar hand werkje op en spreekt met opvallenden haast „Ines, ik ben er van overtuigd, dat ge zeer moede zult zijn en gaarne (e bed gaan wilt.' Zoodoende zeide men elkander reeds vroegtijdig goeden nacht. Juffrouw Blake neemt hare kaars van tafel en denkt er verwonderd over na, welk geheim er wel om Ines' moeder zweven kanwant zij beeft zich onmogelijk jn dien half verschrikten, half onrustigen uit roep van lady Dermot kannen vergissen. Sir Moritz trekt zioh op zjjne eigen ka mer terug. Hij steekt eene pijp aan en begint ds verschillende brieven, die er tijdens zijne afwezigheid gekomen zjjn, door te lezen. Lang bljjft bjj aan dat werkje niet bezig, want al reeds spoedig wordt de deur ge opend en zjjne moeder treedt binnen. Ben je aan je werk, Moritz P" vraagt zjj- „Niet dringend,» luidt het antwoord, ter wijl bjj zjjne brieven ter zjjde schuift en de PUP D't den mond neemt. „O, mijnentwege behoeft ge niet met roo- ken te eindigen, wanneer ge trek hebt", zegt lady Dermot vriendeljjk. En hj) blaast in stille afwachting de blauwe rookwolkjes verder de lueht in, want hjj weet, dat zjjoe moeder, die zoo sterk aan de etiquette bangt, dit verlof niet zon hebben gegeven, als er geen lang bezoek of een vrieudeljjk verzoek achter zat. WORDT VERVOLGD-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 6