Uit en voor de Pers.
GEMENGD NIEUWS.
Elft.
Elftwat is d&t P hoor ik menig
lezer van dit blad vragen. En geen won
der elft en bewoners van 't Noorder
kwartier zijn zaken, die dan al bijzonder
weinig met elkander in aanraking ko
men. Wat elf» is? 't Is een visch, die
nitslnitend in de maand April op Maas,
Waal, Rijn en Lek gevangen wordt. Hij
heeft de grootte van een flinken schelviscb,
maar is breeder van bouw, er zit
meer visch aan. In den loop der maand
April verlaat hij de zee, waar hij thuis
behoort en zwemt tegen den stroom der
groote rivieren op, om een veilig plekje
te zoeken, waar hij zijne kuit kan schie
ten, dat wil zeggen waar hij zieh van
zijne kuit kan ontdoen, om die op een on
diep, zonnig en zandig plekje neer te leg
gen. Die Kuit bestaat uit eenige hon
derdduizenden korrels, ter grootte van
een speldenkop. En uit elk korreltje of
eitje ontwikkelt zich een jong viscbje.
Van uitsterven of dood visschen is dus bij
deze soort vooreerst geen sprake. Ea thans,
terwijl men dit leest, is op de genoemde
rivieren alles in de weer, om deze over
heerlijk smakende visschen tijdens hun' in
tocht te bemachtigen. Hoe men ze eet?
Eenvoudig gekookteen eiersansje er
bij en klaar is het gerecht 1 Gestoofd
laat zij zich ook wel smaken, gebakken
is ze nog lekkerder, gerookt smaakt ze
puik en in 't zunr ingemaakt is ze eene
heerlijke versnapering. Kan men zich nu
prettiger visch voorstellen dan de elft,
die zich op alle denkbare manieren wil la
ten gebruiken Ze heeft een eigeuaardi-
gen smaak. Wie eenmaal elft geproeft
heeft, zal den smaak niet licht vergeten
eu wie den smaak goed te pakken heeft,
verlangt elk jaar opnieuw naar de maand
April terug. Zij kost als er nog al ge
vangen wordt van f 0.60 tot 1 gld.
per stuk. Dit jaar gaat het echter bij-
zooder slecht. Er wordt weinig gevan
gen, doch de echte liefhebbers zijn er nog
en zoodoende stond de visch deze week
a f 3.50 genoteerd.
Bij den visscher zelf is de visch door
de bank veel goedkooper. Wie de
moeite wil doen, hem op te zoeken
tijdens zijn bedrijf, betaalt iets meer dan
't halve geld, groot of klein, zoo le
vend uit de rivier. De elft wordt ge
vangen bij nacht en bij dag, dus op
twee verschillende tijden, maar ook op
twee verschillende wijzen. Willen wij
eens meegaan met den visscher bij nacht
Hij heeft eene roeiboot, een net en een
kamerard, die hem trouw ter zijde staat.
Het net heeft eeDe lengte van 250 300
Meter ja, ja 't is geen gekheid
en is Meter breed. De mazen zijn
zoo groot,Mat de kop van den visch er
door kan, doch het lichaam niet. Op
die mazen komt alles aan en de afme
tingen zijn bij de wet geregeld. Zijn ze
iets te klein, dan is men strafbaar en de
kantonrechter legt onveranderlijk eene boe
te op, benevens verbeurdverklaring van
het gebruikte vischwant, de boot inkluis.
Het verbazend lange net is van boven
voorzien van groote kurken, over gelijk
matige afstanden verdeeld en van onder
van stukjes bod. Werpt men het dus
in de rivier, dan staat het rechtop als
een hek door een weiland. Juist schier
dit net, ja, er tegen aan, is een tweede
aangebracht, even lang roair met zeer
groote mazen, waar men bijna 't hoofd
kan doorsteken. En laat ons nu met de
boot meegaan. Acht uur is het klokje
dsn zoeken alle zeilende schepen eene ve.-
lige ankerplaats en het i« verboden, in
verpacht vischwater fen anker te gaan,
behoudens aan den wal. E n der visschers
neemt de riemen en ro- it langs den wal
tegen stroom op, tot hij aan 't begin van
ziju vischterrein gekomen is. Nu begiut
het werk. liij weudt den kop zijner boot
naar den tegengestelden o«7er en roeit
daar langzaam en regelmatig op aan.
Oaderwijl behandelt zijn kameraad het
net, want terwijl de een roeit, werpt da
ander dit gelijkmatig en netjes buiten
boord, zoodat het, als eene schutting, in de
rivier komt te stam. Toch raakt het nergens
den grond. Staande drijft het met den
stroom mee. Steeds houdt de visscher het
begin vau het net, waaraan een drijvend
tonnetje verbonden is, in het oog, om
zooveel mogelijk bij het uitwerpen de
rechte lijn te bewaren. Dit tonnetje is
daartoe voorzien van eene helder branden
de lantaarn, die er boven op staat en
zoodanig bevestigd is, dat omsLan
z;lfs bij het ruwste weer tot de onmogelijk
heden behoort. Is het geheele dubbele
net nu uitgeroeid, dan laat de visscher
doodeenvoudig alies drijven met 't tij
meê. De elft, als hij nu in de buurt is,
zwemt altijd tegen stroom in en derhalve
regelrecht met ziju kop door een der ve
le honderden mazen van het staande want.
Bemerkt hij den strik, dan schiet hij
met kracht vooruit en het voornet mee
sleurend, gaat hij door een der groo
te mazen van het achternet, dat zich
natuurlijk als een strik achter hem sluit,
en bij wurmt zich zoo vast, da» hij ten
laatste noch voor noch achteruit kan
en lijdelijk op verlossing moet wachten.
Is men nu al drijvend aan het einde van
het vischwater gekomen, dan haalt de vis
scher even geregeld het net binnen als
hij het uitgeworpen heeft. En elke ge
vangen elft wordt met een vriendelijken
blik welkom geheeten, daar hij een groo-
ten halven gulden vertegenwoordigt.
Opmerkenswaardig is het, dat dit dier
geene hMve minuut buiten zijn element
kan levenzoo is zij binnen de boot en
zoo is zij dood. Gewoonlijk maakt de vis
scher drie reizen per nacht en 's morgens
in de vroegte wordt de vangst bij een
vasten opkooper van de hand gedaan, die
ze heinde en ver verzendt, behalve naar
ons Noorderkwartier. Waar kan dit toch
in zitten Visch, die 's nacbts gevangen
is, kan b. v. via Geldermalsen, Utrecht,
Amsterdam 's morgens om 12 nur in
Schagen zijn, mits ze maar vooruit besteld
wordt. En goed frisch verpakt, blijft de
visch 48 uur hard en verscb. En de hee-
ren Quakermaat te Gorinchem of de hee-
ren Tongerloo te Brakel zullen toch even
goed nierheen als naar elders willen ver
zenden. Of wisten de handelaars, wien
znlks aanging, de adressen niet dan we
ten zij ze nu. Wilt ge nu nog eens een
kijkje nemen bij de dagvisscherij Dit is
natuurlijk veel aardiger en veel gezelliger
niet zoo duister als 's nachts en ook lang
niet zoo koud en guur. Het tooneel der
werkzaamheden is thans eene zandplaat van
vrij groote uitgestrektheid en in de rivier
gelegen. Alleen bij hoog water staat zij
onder. Op die plaat veieenigen zich een
veertigtal visschers, die een paar verbazend
i lange netten zegens genoemd zullen
hanteeren. Die zegens zijn ook van ka.k
en lood voorzleu en worden, evenals het
want bij nacht, in hunne volle lengte uit
geroeid, doch het eene einde blijft op de
plaat, terwijl htt andere met de visschers
op de plaat in verbinding blijft door
middel van lange, stevige lijnen.
Ook hier do«t nu de strooming der
rivier zijnen invloed op het net gelden.
Het drijft weg, maat alle visschers trek
ken terwijl met vereende krachten aan
de lijn, ja soms zet men een paard er voor.
Eerst komt het net nu krom te star.r,
zoetjes aan wordt het een zak
ea eindelijk zijn ds beide eind
punten bij elkander, terwijl de visch,die
zich list verschalken, in de enge ruimte
heen en wêsr zwemt. Door nu stadig
aan het net op de plaat te halen wordt
de rnimte voor de gevangenen al minder
en minder, tot men eindelijk de visch
kan zien spartelen. Nu begeven de vis
schers zich, voorzien van groote water
laarzen te water en scheppen met groo'e
schepnetten de elften er nit. En terwijl
men aldus het eene net binnenhaalt, wordt
het andere te water gebracht, zoodat er
met schik geen viscbje kan ontsnappen.
Een algemeen hoeratje gaat er op^jils
er toevallig een zilm in 't net verdwaald
is, want die vertegenwoordigt alleen ge
middeld 10 k 20 Gld. Groote teleurstel
ling evenwel, als er dan bij toeval politie
aanwezig is. Dan moeten zij het kostbare
hapje weer laten zwemmen, daar voor zalm
de verboden vischtijd is ingetreden. De
resultaten der verschillende trekken zijn
zeer niteenlonpand. Steller dezes is er bij
tegenwoordig geweest, dat er in een trek
drie elften gevangen werden, doch in den
daarop volgenden bijna duizend.
Voor de aanstaande kar
mis ontving een caféhouder te GRONIN
GEN de volgende aanbieding
Daar ze Mij u Adres heben
Op Gegeefen zoo Neem ik de vrijheit u
Een paar leteren te schrijfeu Eu Deeze
zijn Dienende Om Aan te informeeren
Of u van Dit Jaar Met De Kermis Goet
Meziek zouw willen heben wij spelen O-
fer Al Netjes en vatzoenlijk mijne vrouw
speelt vijn viool en ik akordieon meziek
met voor Dragten Kortom ik Durf te ze
gen Dat u Nog Nooit zulk meziek in u
Huis hep Gehat Als wij Een Afont bij
u Gespeelt heben is Er Geen Een Kaste-
lijn in grooningen Die het zoo Druk zal
heben Als u in Dien u Er zin An hep
ver wagt ik zietoo Antwoort trug.
Treurig. Te OUD-ZEVE
NAAR viel dezer dagen het vierjarig
kind van een arbeider, terwijl het een
stokje in de hand had. Het stokje drong
door den neus in de hersenen, tengevolge
waarvan het kind overleden is.
Hutbewoners. Als men
niet wist, dat er streken in ons land zijn,
met name inSchoterland en West
stellingwerf, waar eene „woning" iets is,
dat van een paar planken en wat plaggen
in weinige uren in de hei gebouwd wordt,
zou men het volgende gesprek, dat het
Schoolblad meedeeltnauwelijks kunnen be
grijpen
Onderwijzer. Waarom ten je gister
niet in de school geweest
Leerling. Wij zijn verhuisd, meester.
Onderwijzer. Maar kon je daarom niet in
geleiden. Zij vindt haai vriend ditmaal zeer
eigenaardig, daar hij zijn minder goed hu
meur zoo duidelijk toont, dat hij, terwijl hij
haar naar de eetzaal geleidt, geen enkel woord
spreekt. Lady Dermot Tolgt het paar mat
lues, wier ongelukkig groote schoenen op
den parketvloer bij iederen tred een luiden
klank doen hooreD. Sir Moritz fronste, dit
hoorend, de wenkbrauwen en die vouwen
werden nog dieper, toen het jonge meisje
bij tet binnentreden van de eetzaal en bij
het zien van de rijkversierde tafel, met hel
dere stem uitriep:
„O, hoe prachtig I Is dat bier iederen
avond zoo mooi fVervolgens ging zij
voort, terwijl zij Sir Moritz verwijteed
aauriet: „en gij zeidet, dat de eieren en
karbonaden bij mij u meer dan voldoende
waren."
Juffrouw Blake lachte vrooljjk. Lady
Dermot zeide enkele vriendelijke woorden
en Sir Moritz buigt enkele oogecblikken
zijn trots opgericht boofd, terwijl hij met
heimelijke onrust Ines gadeslaat, onderwijl
hare blikken vol verrukking over de tafel
zweven.
Eene verschrikkelijke vrees heeft zich van
hem meester gemaakt, de vrees, dat lues
aan tafel de onbehoorlijkste fouten zal be
gaan eu hij slaat baar opmerkzaam gade.
Zij schijnt onbeholpen genoeg, om eene zonde
tegenover de etiqaette te begaanzij ziet
eohter verwonderd naar de menigte bloemen,
die er op tafel staan en fluistert: „Hoe
heerlijk-*
Eenige malen ziet zij, terwijl de tafel-
knccht de spijzen ronddient, hulpbehoe
vend naar lady Dermot en Sir Moritz
wordt tot zijn schrik gewaar, dat zij
niet weet, boe zij zich moet gedragen.
Hij ziet, hoe rij zich met haar vork zelf
een aardappel op haar bord legt, vervol
gens slaat zij een blik op juffrouw Blake
om te zien, boe die doet. Hij ziet no, hoe
zij beschaamd de ocgen neerslaat, als zij
haren misgreep bemerkt.
Over 't geheel liep het nog vrij goed af.
Zij had nocb haar glas in één teug leegge
dronken, noch met baar mes gegeten, of
iets omgestooten, en hij bemerkte met ge
noegen, dat bet meisje eene zeer sterk ont
wikkelde opmerkingsgave bad en aan een
kleinen wenk genceg bad.
Lady Dermot slaat haar eveneens gade,
zij fluistert het door de vreemde omgeving
verlegen zijnde kind eenige vriendelijke,
ofschoon niets zeggende woorden in het
oor en Ines geeft slechts schncbfere ant
woorden. Op juffrouw Blabe's schouders
rust de taak, het gesprek gaande te houden,
eene opdraobt, waarvan zij zich schitterend
kwijt, zoodat zelfs Sir Moritz bijna tegen
zijn wil cok in het gesprek betrokken
Het optreden van juffrouw Blake is ditmaal
meer zelfbewust en beslist dan gewoonlijk,
't schijnt haar grootendeels to doen te zijn,
om het contrast tnsschen het angstige ge
zichtje naast baar en zichzelve zoo groot
mogelijk te doen zijn.
Sir Moritz bemerkt heel goed de volkomen
rekerheid en gedecideerdheid van baar op
treden en hei is ook haar opzet, dat bij bet
bemerkt. Hare koele, witte handen rusten
stil en gemakkelijk in elkander, terwijl Ines
met hare broine vingers onophoudelijk in
beweging is. Juffrouw BLke draagt in elke
beweging eene bestudeerde en toch schijnbaar
onbestudeerde gratie; Ines' bewegingen zijn
schuchter en plotseling.
Sir Moritz wendt het hoofd naar Ines en
bij ziet in een paar donkere, zwaarmoedige
oogen, zoo diep en helder als een bergstroom,
zoo innig en vol wisselende uitdrukkingen, en
zijn hart staat stil. Slechts één enkelen blik
op dit natuurlgke kind, en vergeten is dat
schitterende beeld asn zijne zijde, vergeten
die steeda zoo bewonderde, rustige, koele,
statige en prachtige dame, en bij denkt slechts
„een gelaat evecals dat van die kleine daar,
dat lachen en wetnen, verduisteren en vroo-
lijk stralen kan, is vóói al het andere bet
aankijken waard."
Toen het dessert afgeloopen was, staat
lady Dermot op. Juffrouw Blake doet even-
zoo, Ines echter bljjft zitten en ziet met
eene smeekende uitdrukking sir Moritz aan,
eene uitdrukking, dio duidelijker dan woordeD
zegt
„Mag ik bij n blijven
.Ga met mijne moeder mee, ik kom
dadeljjk," fluistert hij haastig, want hij
ziet, dat juflrouw Blake koude verwonde
ring over deze inbreuk op de etiquette toont
en hoort zjjne moeder zeggen
„Kom k'eine, wij gaaD nu weder naar
het salon."
Maar Ines bljjft op hare plaats zitten.
„Laat mij bij u blijven," smeekt zij, ter
wijl zij zieh tot Sir Moritz wendt, want
zij is zich niets anders bewust, dan dat
men van baar eiecht, dat zij zich scheidt van
het eenige gezicht, dat baar bekend is
en dat haar vtiendeljjk toelacht. Ycor die
kalme en bedatrde d, mes is zij bang.
Sir Moritz haalt de schenders op, ver
volgens Ie.ebt hij vioclijk; zij is inmers
neg maar etn kind, dat nitt beter weet.
Nu weerklinkt wederom de stem van
Lady Dermot;
de school komen
Leerling. Neen, meester, w int ik moest
eerste eene nieuws woning helpen bouwen.
Deze dagen had eon werk
man in de Gasthuislaan te DELIT een
erfeuisja ontvangen van f 75. Er
werd besloten, hiervoor een feestje te hou
den, wiaraan zijne 50-jarige huishondster,
de wed. K., goed mededeed. Er werd
zooveel gedronken, d»t de man weldra
in handen der politie was en op het bu
reau zijn roes moest uitslapen De huis
houdster kwam eT minder goed af. Door
de buren gewaarschuwd, trad een agent
van politie hare woning binnen en vond
haar dood op den grond liggen.
Protectievan wie en
door wie
De Prov. Gren. Crt. van maandag 1.1.
bevat een ingezonden stuk, waarin ds schr.
meedeelt, dat een groot (grond)eigenaar in
de provincie Groningen aan een zijner
hnurboeren volgend briefje geschreven
heeft
„Den heer
«Daar wij tengevolge van de nieuwe
„kieswet wellicht protectie zullen krij-
»gen, die dus van invloed zal zijn op
,de verhuringen der landerijen, willen
jwij met het verhuren der plaats nog
„eerst wachten en zullen daarop nader
^terugkomen.
„Groetend
Wel een bewijs, dat de boeren veel van
protectie zouden profiteeren.
Bedelmonniken en de kieswet.
Bij het gemeentebestuur te Borne is door mr. Hat-
tink te Almeloo een bezwaarschrift ingediend tegen
de plaatsing van een twaalftal paters te Zenderen
op de kiezerslijsten. Volgens de door hen gedane
aangifte verklaren deze priesters ieder voor zich, te
zijn ondergeschikt R. K. priesler, gebruikt tot het
verrichten van kerkelijke diensten en zulks in dienst
van G van Wamel te Zenderen, en dat zij in deze
dienstbetrekking over het laatstverloopen iaar hebben
genoten een inkomen in geld, als in hunne aangifte is
gespecificeerd.
De heer G. van Wamel is de prior van het kloos
ter te Zenderen, waarvan eigenares is de Roomsch-
Katholieke parochie te Boxmeer.
Mr. Hattink acht de plaatsing der twaalf paters
als loonkiezers in strijd met de wet. Zij toch wonen
met genoemden prior samen en behooren met hem
tot de Orde der Carmelieten, zijnde eene orde van
bedelmonniken, volgens den leefregel, in 1247 door
Paus Benedictus IV aan hen gegeven, die de ge
strengheid van leven getemperd en de orde tot eene
bedelorde gemaakt heeft.
Al mogen de leefregels door latere Pausen gewij
zigd ziju, zoodat de leden der orde, naar den door
hen gevolgden leefregel, in observanten of barrevoe-
ters, conventualen of geschoeiden en tertiarrii onder
verdeeld zijn, z. i. is de orde toch eene bedelorde (cf.
Brockhaus Conversations-lexicon.
De novitii, in de orde opgenomen wordende, moe
ten o. a. de gelofte van gehoorzaamheid aan de he
velen der superieuren en van armoede afleggen,
terwijl de band, tusschen den prior van het klooster
en de paters-kloosterlingen bestaande, niet is eene
dienstbetrekking, voortspruitende uit eeue overeen
komst, waarbij zij hunne diensten verhuren eu de pri
or deze voor zich zeiven huurt, maar eene uit reli—
gieuse verhoudingen ontstaande ondergeschiktheid
(ct. Walter, Lehrbuch des Kirchenrechts, 14e druk
1 f 330, 331 en 332 en de daar aangehaalde schrij
vers).
Mr. H. acht het ook onaannemelijk, dat de prior
eener in armoede levende orde, die geen privaat ei
gendom heeft, in een jaar tijds aan twaalf van zijne
krachtens geloften ondergeschikten te zamen de som
van f 4435 of in doorsnede per hoofd plus minus
f369.50 zou uitbetalen voor kerkelijke diensten, in
zijn dienst verricht; dat, indien de prior hen wer
kelijk tot zijn dienst gebruikte, deze diensten zouden
zijn persoonlijke diensten, verricht door loontrekken
de, inwonende, mannelijke personen, en vermoedelijk
eene aargifte als zoodanig voor de personeele belastiiig
over 1897 door hem niet is gedaan.
„Mijn lief kind, het is dames niet ge
oorloofd, na het diner in geselschap van
de heereo achter te blijven."
Meer dau de woorden is het de toon,
welke het jonge meisje bedroeft. Oogen-
blikkelijk staat zij van baar stoel op,
terwijl er tranen in hare oogen staan en
haar gezichtje van schaamte en verlegen
heid gloeit.
Sir Moritz voelt meerhef spottend lachen
van Flora, dan hjj het ziet. Terwijl hij
de denr voor de dames opent, verneemt
hij duidelijk haar spottend fluisteren
„Het zal n heel wat moeite kosten, Mo
ritz, om nwe beschermelinge te temmen od
te dre«seeren."
Hij antwoordde beslister dan verstandig
en noodig was
„Ik trek zelfs onwetendheid boven gemaakt
heid.*
„En onopgesierde schoonheid I* antwoord
de zij met een niet mis te begrijpen, zjjde-
ÜDgschen blik op Ines' eenvoudig en slordig
kleed.
Arme InesHet voetspoor van Lady
Dermot volgend, hoort zij eene vriendelijke
stem flaisteren
„Wees maar niet zoo treurig Ines, al die
humbug zult ge spoedig genceg kennen.*
Zij antwoordde met een treurig lachje en
wenschte zich terng aan de zee in het een
zame, witte huis, waar niemand er zieb
om bekommerde, wat zij zeide, wat zij deed,
of hoe zij gekleed ging.
Zoo lang Ines leeft, zal zij zieh dat ont
zettend halt unr blijven herinieren, dat
na haar eerste diner op Drumaneen volgde
die vragen, die opmerkingen, hare eigen
schuwe antwoorden, bare groote neerslach
tigheid en het schaamtegevoel, dat haar
terneer drukte, al de onvriendelijkheden, die
haar op zoo zoetsappigen toon gezegd wer
den en het ondragelijke gevoel van ongeluk
en verlatenheid, 'twclk bare wangen deed
branden en baar bart BDgstig deed klop
pen.
Juffrouw Blake zit zeer gemakkelijk in
eene sierlijke houdiDg in een ccqaet arm-
s'celtje en ziet Ines keeltjes aan, terwjjl zij
allerlei Tragen tot de kleine richt.
„Zirgtge? Houdt ge van dansen Houdt
ge veel van handwerkjes i Speelt ge cricket P
Kent ge paardrijden P"
Op al die vrtgen antwoordde Ines: „neen,
neen, neen, neen, neen I" totdat Flora het
vrzgen moe scheen te worden.
Ines tegt plotseling met een spottenden
glimltch cm bare lippen en terwijl bare
cogec ondeugend schittere n
„Kunt ge twemmen P Kunt ge roeien P
Prinses Reseda.
In het hotel Bellevue te Parijs Wee
de dezer 'daeeu eene dame nit Londen
van zeer voorname manieren, die, verge'
zeld van eene kamenier, te voet 0f 1,"
omnibus, zeer dikwijls zelfs op de j^.
periale gezeten, door Parijs zwierf en door.
drong tot in de verst afgelegen wijken"
Eiken morgen kocht zij van eene armé
bloem verkoopster in de rne St. Roche
een bloemruikertje, waarin altijd een takje
reseda moest voorkomen. De bloemen,
verkoopster, die telkens een lO-frankstufc
ontving, was overgelukkig met deze klam
en haar den naam van prinses Reseda.
In het vreemdelingenboek was de dame
ingeschreven als lady Lenor. Als htt
thans, zooals in den goeden ouden tijd
de plicht van een reiziger nog was, om'
inlichtingen te geven omtrent het doel
van zjjoe reis, dan had lady Lenor
rubriek moeten aanvullen op de vc
wijze„Om voor een voikstooneelstnk
passende studiën te maken.
Deze dame is in werkelijkheid de doch
ter der koningin van Engeland, mar.
kiezin Louise van Lorne. Op het oogen-
blik is zij reeds weer iu Londen. De
belangwekkende prinses, die als door een
wonder zich heeft weten te onttrekken
aan de valkenblikken der Parijsche repor
ters, zal nu in alle kalmte een tooneel-
stuk gaan schrijven uit het Parijsche
volksleven, dat, naar men zegt, met mu
ziek van Sullivan vertoond zal worden
op een der particuliere tooneelen van ko
ningin Victoria, voor geooodigden alleen.
Eene onmoetiiig van een
verslaggever, die den boer opgaat. De
N. R. Cl. geeft het volgende vermakelij
ke verhaalHet tooneel verbseldt een
dorpskoffiahuis, de verslaggever zit in een
hoek aan een wankelachtig tafeltje. Een
bejaarde boer, die wat laat komt, zet zich
links van hem.
De verslaggever begint zijn werk, De
boer wordt attent, monstert papier, pot
lood en den schrijvenden mensch met de
grootste verbazing, buigt zich voorover,
hangt zwaar over het tuimelachlige tafel
tje, blaast rookwolken als van een fa
brieksschoorsteen in het gelaat van den
reporter.
Eindelijk gcoit hij er nit: »Bè-je op
nemer
De verslaggever, vermoedend, dat dit de
plattelandsbenaming is voor zijn métier,
knikt van ja en vervolgt zijn arbeid.
Als de verwondering van den toeschou
wer haar toppunt heeft bereikt, wordt de
fok voor den dag gehaald, maar ook daar
mede gewapend, gelukt het den belang
stellende niet te ontcijferee, wat op de
witte blaadjes gekrabbeld wordt. Nu na
dert het boofd van den boer bedenkelijk
dicht dat van den schrijver, hij schraapt
zijn keel en fluistert, zoo hard dat de
achtersten in het zaaltje het kunnen hoo-
ren
#Es 'k je doü strék 'n kejekkie geef,
lees-ie 't me dan 's veur
De journalist, die 't haast uitproesf,
schudt van neen en wijst naar deD spre
ker. Er wordt geroepen sst, estDe re
denaar houdt even op. De voorzitter Blaat
met zijn hamer. De man van da pers
blaast op zijne beurt groote rookwolken in
t gelaat van den belangstellenden kwel-
„Kuut ge op krijtbergen klauteren en de
eieren nit da nesten der vogels halen
„Begrijpt ge, hetgeen de golven in een
stillen nacht tot elkander spreken Kunt
go vissohen?*
Lady Dermot kon bij dezen zet op zijn
pas, een glimlach niet onderdrukken.
De frissche, heldere stem had deze vra
gen, welke met juflrouw Blako's verhoor
niets gemeen hadden, vlug nitgestooten.
„Goed getroefd 1* denkt Sir Moritz, ter
wijl hij ongezien aan de deur staat en Ines
met ht.ro brandende wangen en schitteren
de oogen gadeslaat, terwijl zij de welopge
voede dame der wereld een lesje toe
dient.
Juflrouw Blake gaf langzaam een ont-
kennend antwoord op al de vragen van de
kleine en voegde er aan toe
„Ge hebt zeer wonderlijke ideeën, juf
frouw Dermot."
Eu het jonge meisje antwoordde snel
„Nu, de uwen komen mij niet minder
wonderlijk voor. Ik begrijp slechts dat,
wat ik gewoon geweest ben om te doen,
eu ik geloof, dat dit bij u ook het geval wel
zal zijn.*
„Ach, gewoonten van het platteland!"
zegt de schoonheid lachend en met een ge
laat, dit zegt, dat zij zich verre boven
het kind verheven acht; ook lady Dermot
laebt en zegt vriendelijk tot Ines:
„Mijne lieve, gij moog» op het laatste
nu geen antwoord meer geven. Wanneer
gij verstandiger zijn zult, zult ge ook meer
aan do gewoonten van de menscheD hier
gewennen."
„De hemel behoede het kind vooreen
dergelijk verstand I» valt nn Sir Moritz
met nadruk in, terwjjl hjj de drie vrou
wen nadert.
Op deze wjjze gaat de avond voorbij.
Juffrouw Blake ziDgt ten slotte nog een
lied; sir Moritz slaat de bladen omen luis-
tert beleefd toe, ofschoon bij geen liefhebber
van deze muziek is.Een jachtlied, of iets krach-
tigs vmdt hij nog al aardig. Hg kan der
gelijke dingen met zijne forsche welluiden
de stem zeer goed voordragen, en zijne
oogen schitteren bjj de gedach e aan het
jachtvermaak; ook tene oude ballade vindt
001 18 'n *»&at, hem eenige oogen-
blikken onder den indruk te brengen. Maar
juffrouw Blake'a italiaansche minneliedjes
kunnen hem maar met bekoreD, hoe schoon
zg ook worden voorgedragen.
Is dat een nieuw liedje, Flora vraagt
hij, ais ?g geëindigd heelt. Zij ziet hem
verwijtend aan.
,Een nieuw lied, Moritz P Weet ge dan
niet, dat ge het mjj zelf gegeven hebt?*
„Zoo Nu, dat was ik inderdaad vergeten,"
antwoordde hij, terwijl hij doer de mat ver
lichte kamer naar Ines ziet, op wier donker
gezichtje de vuurgloed ouder den schoorsteen
een verrukkelijk schijnsel werpt.
Juffrouw Blake ziet dien blik en staat zoo
plotseling van de piano op, dat het muziek
boek met kracht op de toetsen valt. Sir
Moritz zookt de verschillende bladen weer
bij elkander, vervolgens gaat hij langzaam
naar de dames.
„Zingt ge ook Ines vroeg hg. Het
jonge meisje ziet hem ernstig aan en ant
woordt dan zonder eenige verlegenheid of
aarzeling
.Ja.»
Juffrouw Blake hoort vraag en antwoord
en merkt dan lachend op
„Tot mij zeidet ge zooeven, dat ge niet
zingt."
„Ik meende daarmede, dat ik nooit zing,
of ik moet alleen zjjn,* antwoordt Ines
bescheiden. „Oom Ben stond mij nooit toe
te zingen, omdat, zooals hij zeide, ik mijn
moeders stem had."
Lady Dermot ziet snel van haar hand
werkje op en spreekt met opvallenden haast
„Ines, ik ben er van overtuigd, dat ge zeer
moede zult zijn en gaarne (e bed gaan wilt.'
Zoodoende zeide men elkander reeds
vroegtijdig goeden nacht.
Juffrouw Blake neemt hare kaars van
tafel en denkt er verwonderd over na, welk
geheim er wel om Ines' moeder zweven
kanwant zij beeft zich onmogelijk jn
dien half verschrikten, half onrustigen uit
roep van lady Dermot kannen vergissen.
Sir Moritz trekt zioh op zjjne eigen ka
mer terug.
Hij steekt eene pijp aan en begint ds
verschillende brieven, die er tijdens zijne
afwezigheid gekomen zjjn, door te lezen.
Lang bljjft bjj aan dat werkje niet bezig,
want al reeds spoedig wordt de deur ge
opend en zjjne moeder treedt binnen.
Ben je aan je werk, Moritz P" vraagt zjj-
„Niet dringend,» luidt het antwoord, ter
wijl bjj zjjne brieven ter zjjde schuift en de
PUP D't den mond neemt.
„O, mijnentwege behoeft ge niet met roo-
ken te eindigen, wanneer ge trek hebt", zegt
lady Dermot vriendeljjk. En hj) blaast in
stille afwachting de blauwe rookwolkjes
verder de lueht in, want hjj weet, dat zjjoe
moeder, die zoo sterk aan de etiquette bangt,
dit verlof niet zon hebben gegeven, als er
geen lang bezoek of een vrieudeljjk verzoek
achter zat.
WORDT VERVOLGD-