Brieven ui! fle Maasstaü. VilirpM. H Zondag 27 Juni 1897. S, 41ste Jaargang No. 3218. V BIJVOEGSEL. Rotterdam, 22 Juni 1897. No. 132. FEUILLETON. GEMENGD NIÉUWS. gen' G eneraal baron Von Kro- sick, die onlangs het grootkruis van den Rooden Adelaar heeft gekregen, was vroeger kolonel van het regiment huzaren, waarin ook keizer Wilhelm II, voor hij den troon beklom, een rang bekleedde. Eens op een avond, tegen het einde van een gastmaal, waartoe de jonge Wilhelm, toen nog gewoon kapitein, ook aartshertog Rudolf had uitgenoo digd, sprak men over de voorgenomen, verbeteringen In de cavalerie-manoeu- vres. Wilhelm was voor die verbete ringen en verdedigde zijne meening met zooveel vuur en zekerheid, dat kolonel Von Krosick hem in de rede viel met de woorden: Wat een onzin 't Is goed, kolonel, antwoordde Wilhelm, nu zijt ge mijn meerdere en moet ik me schikken naar uwe mee ning maar onze rollen kunnen omkee- ren en dan zullen we zien. Op dien dag zal ik liever mijn degen in stukken breken, dan onder uwe bevelen te dienen, hernam de kolo nel. Daarop stonden de twee prinsen op en ginnen heen. Tegen alle verwachting vertelde prins Wilhelm hiervan niets aan zijn vader noch aan zijn grootvader, en baron Van Krosick hoorde er nooit meer van spreken. Toen zijn vroegere onderge schikte keizer werd, verwachtte hij zijn pensioen te zullen krijgen; maar SÏHAGER DRAAIT, en *g Zoo hebben we dan den eersten verkie zingsdag achter den rng en als de lezer dezen onder de oogen krijgt, behooren ook de herstemmingen tot het verleden. Rotterdam, de door dik en dun liberale stad, heeft bijgedragen voor een behoorlijk aandeel in de enorme teleurstelliog, die de vijftiende van Jnni der liberale partij ge bracht heeft. Vijf leden te kiezen en even zoovele porties in de teleorstelliDg Zand er over. U znlt van uwen Rot- terdamschen croniquenr niet verlangen, dat hij een diepgaand betoog gaat honden over de politieke consequenties van een üieuw kiezerskorps. Anderen zullen dat varkentje wel voor me wasschen, 't zon onder mijne ongeoefende handen wellicht niet veel schooner worden. Er is in den verkiezingsdag kostelijks genoeg, ook al laat men de kostelijke re sultaten rnsten. Aan uwen kroniekschrijver is de eer te beurt gevallen, lid te zija van één der 38 stembureaux, en hij heeft, in die kwaliteit, een driehonderdtal kiezers onder zijne oogen gehad. 't "Was voor B. en W. niet gemakkelijk indertijd ook uit eene bevolking van 300.000 zielen tweehonderd heereu ver zameld te krijgen, die de bureaux van stemopneming moesten vormen. De cir culaire tenminste, die bij de candidaten rondging, was zeer timide gesteld, met veel omhaal en veel lof vooruit. Men las er in van bezadigdheid, van politiek doorzicht, van verstand en beleid, eafiD, we vonden dat we aan onze eigen, door B. en W. begrepen verdiensten tekort zouden doen, als we eene zoo gewichtige en eervolle opdracht lieten loopen. Bovendien vonden velen onzer het be langrijk en gewichtig, een inspecteerend aandeel te nemen in het werk der ver kiezingen, met de benoeming ts kunnen „geuren* bij vrienden en magen, zoodat tenslotte door het handig beroep op onze ijdeiheid B. en W. hunne 200 stemopnemers bijeen kregen. Een dag vóór de verkiezing kregen we een handigen leiddraad thuis, waarin we konden lezen, wat we te doen en niet te doen hadden en toen waren we behoorlijk voorbereid. Er is iets deftigs in, met z'n drietjes, allen even gewichtig, te zitten achter eene groene tafel, waarop de stembus staat. De stembus, waaruit het lot van vele candidaten komen zal, de stembus, waarin 's volks wel en wee overdrachtelijk gesproken wordt beslist, de stembus, die de heldin was van het eenige jareD onde liedje: „Doe open de stembus, het volk staat er [voor, Doe open, of de boel gaat kapot En nu staat zoo'n stembus daar en ik eo mijn twee collega's zitten er ach ter. Met groote nauwgezetheid verrichten we ons voorbereidend werk, we tellen de briefjes en we kijken de stembus na, of er niets inzit. Het ding was splinter nieuw, maar de wet eischt dat zoo. Al les in orde eu de kiezers kunnen ko men. Maak de deuren open gelast de voorzitter plechtig de kiezers kan nen komen. De deuren gingen open drieën kijken naar de kiezers. "We keken vijf minuten, tien minu ten, eea kwartier, er kwamen geen kie zers. Toen keken we elkaar aan. Zonden we niet iemand op den uitkijk zetten vroeg ik niet, want ik bedacht bijtijds, dat zoo'n vraag niet overeenkomt met de waardigheid van een stemopnemer Precies half negen, een half nnr na dato, kwam de eerste kiezer binnen, een zeer verlegen en schuchtere werkman, die dat werk blijkbaar voor den eersten keer aan de hand hid. De man kreeg zijn biljet en zei er „dank u wel" voor. Moet ik dat non invullen? vroeg hij toen. We knikten alle drie ijverig „ja* en we wezen tegelijk naar de ta fel in den hoek. De man stapte er heen, boog zich over en bleef er tien minuten staan. Inmiddels kwamen er twee kiezers, die beiden wetskecDis toonden en hun biljet dadelijk invul den. Dan kwam de eerste kiezer vermoeid en verlegen tot ons terug. Meneeren, zei hij, ik wou u vragen, ik kan niet lezen O, neen, neen, neen, daar bemoeien we ons niet mee, zei de voorzitter we helpen niet. Is het niet vijf letter* ging de man onverdroten voort. Wat vroeg ik. Klerk. Weet n, ik won De Klerk stemmen en dat is immers vijf letters We hadden geen bezwaar, ja te knik- 1 ken en de man liep terug naar den lessenaar. Lnid—op telde hij „een, twee, drie, vier, vijf* en we zagen hem eene groote streep halen door den naam, dien hij met vijf letters ge teld had. Met het open briefje liep hij op ons toe en wij, als éón man, wendden ons angstig af. Weg man, wegschreeuwde de voorzitter. Doe dicht, dat mag je ons niet laten zien. De man liet ons duidelijk merken, dat hij dat nu toch recht flauw van ons vond, maar hij vouwde het briefje op en stak het in de bos. Alvast een van on waarde Tot twaalf uur kregen wij van onze kiezers om het kwartier een suikerlepeltje vol, maar van twaalf tot twee werd het zeer drnk. Wij hadden de handen vol en we hadden aanhoudend onze oogen noodig. Want telkens toonde een kiezer zonderlinge en ongeoorloofde voornemens ten opzichte van de stembus. Telkens moesten wij kiezers verzoekeD, andere pa piertjes uit de handen te leggen, opdat dit niet bij vergissing in de stembus ver dwalen zoutelkens moesten wij een zeer kieslustige verhinderen, zijne oproe- pingskaart in de bas te steken, telkens werden we san de verleiding blootgesteld, van in ons open voorgehouden briefjes te moeten kijken. Eén kwam heel gemoedelijk over de tafel leunen en vroeg me hoog-ernstig: Wien zou u me non raaien Ik bon niet van duur brood, zie je. Eeo ander vroeg ons, of we 'in ook al konden zeggen, wie in dit bureau de meer derheid had. „Astie anders een stemmetje tekort komp, zal ik wel bijspringen Een derde kiezer bracht eeD grooten hond mêe, die direct op de tafel toeliep en met voorbijzien van den san de stem- bas verschuidigden eerbied ruw zijn kop over de tafel liet gaan en dan naar mijn gereedstaand broodje met vleeich Lapte. Een vierde vroeg, toe ie z'n biljet kreeg, of tie er nog ééatje hebben mocht voor z'n broer, die ook kiezer was, dan kon ie 't en passant invullen. Een vijfde bracht z'n vrouw meê en 't mensch, dat achter hel hek stond, schreeuwde hem wel driemaal toe, dat ie Schaepman zwart moest mskea. In 's he mels naam geen ander Zoo hadden we van allerlei kleine en meestal niet onvermakelijke avontuurtjes, klaar wat we in bijna allen en dit tot ons genoegen opmerkten, was een ernstig besef, te ernstig misschien, van het te veirichteu werk. Er waren er, die bleek zagen en beef den. Wel tienmaal zijn we edelachtbare heeren genoemd en meer dan éón kiezer, die een ,'t is goed zoo* van den Voor zitter hoorde, ging even verheugd weg als een boosdoener, die van den rechter zijne vrijspraak hoort. We hebben later gemerkt, dat er verscheidene geweest zijn, die in de confusie van hun heiligen kiezersplicht het stembiljet precies zóó in de bus gooiden sis zij 't van den Voorzitter ontvangen hadden. Zij hadden de kleinigheid van het inval len vergeten. Veel vergissingen in het inval len hebben niet plaats gehad, hoewel ik stellig geloof, dat meel dan één zich in het zwartmaken vergist had en, omdat hij 't niet zeggen dorst, 't maar in de bus gooide. Eén kiezer, een welgedane kruidenier denk ik, kreeg aijn biljet en begon heel langzaam zijn bril schoon te vegen en dan in 't biljet te turen. Hij las het van A. tot Z., las toen nog eens en zei dan Stop is effetjes, dat is niet in den haak Waarom niet P vroegen wij, eerlijk gezegd wat verschrikt. - Omdat dokter Kuyper er niet opstaat. Natuurlijk nie-, die staat hier niet, zei de Voorzitter. Dat weet m'n ouwe nicht ook wel, SQauwée de man. Koyper staat in Am sterdam, maar ik won op 'm stemmen. Dat kan niet, vriend, je kuot alleen stemmen op de candidaten, die daar ge drukt staar. Dat wil ik niet. Ik wil stemmen op wien ik wil. 'k Heb altijd op Knyper gestemd en non doe 'k het weer I Dat mag niet. Dat is afgeschaft. Non, wil ik je dan is wat zeggen Dan kan jij an Van Houten zeggen en hij keek daarbij mij aaD, of ik speciaal met Van Houten bevriend was en de opdracht behoorde nit te voeren, „dat ik niet stem op dien hij wil. Hij kan met z'n kieswet naar de Mookerhei gaan. Jawel, dat zouwen die liberale heeren wel willen, hè. Ze ver drukken ons honderd jaar bekant, en non zouwen ze je ten slotte een briefje willen laten teekenen met namen, die zij d'r op gedrukt hebben. Dat zon wat moois zijn in ons vrije Nederland. Alva heeft zoo iets nog niet gedaan Bevend van woede ging de brave krui denier heeD, nadat hij het stembriefje voor onze voeten had gegooid. Wij lachten eens, stempelden op het briefje „ongeldig* en gingen op nieuwe kiezers zitten wachten. Tot vijf unr, toen waren er van de 500 kiezers 300 geweest en we gingen de stembus leegmaken. Al les te zamen hebben wij een niet onaar- digen dag gehad. D. 22. Het is reeds laat, als eindelijk het rjjtuig de laan naar Rivers oprolt en voor de deur stil boadt. Mevroaw Biake gaat naar bui'en, om bare dochter zelve te ontvangen en opent de huisdeur, eer er nog een bediende is verschenen. Ja. Alice is gekomen. Zij stapt nit het rijtuig, treedt de vestibule binnen en gaat langzaam op de trap toe. Doch mevrouw Blasé is te veel aan hare eigen ergernis overgegeven, om de smartelijke uitdrukking van bet gelaat van haar kind op te mer ken „Zoo, komt ge eindelijk thuis!* begint zij. „Alice, ik weet waarlijk niet, wat ik van uw onpassend en onwelvoeglijk ge drag denken moet. Zoo maar het huis van kapitein Lesroy binnen te dringen. Wat sollen de menscben er wel van zeggen, een dronkaard en eerloos mensch zooals hg is.* Alice draait het doodsbleeks, door smart verwrongen gelaat hare moeder toe en zij zegt: „Hij is dood.' Daarna gaa; zij de trap op, naar hare kamer. HOOFDSTUK XXI. In eene kist, door eenige maonen ge dragen en waarop een enkele krans, de laatste hulde van bet meisje, dat hem zoo lief heeft gehad, wordt Jim naar zijne laatste rustplaats gebracht. Die vroolijke, luchthartige Jim, die nooit anders dan lachend en opgewekt zijn huis verliet. Het is meer eene bijeenkomst van vrienden en bekenden, dan eene begrafenis. Dicht ach ter de lijkkoets wordt, gezadeld en ge toomd, het paard geleid, dat Jim op dien ongelukkigen rendag bereed. Daarachter volgt John met de honden, die oveneeDs hun heer de laatste eer bewij zen. Daarna komt eene heele massa ken nissen en bakenden. Ieder lid van de jacht club heett zich verplicht beschouwd, aan Jim deze laatste eer te bewijzen, die, trots al zjjoe gebreken, op ende op sportbroeder is ge weest. De lauge stoet beweegt ziob kalm voorwaarts eu zoo wordt kapitein Lesrcy met achting en eerbied begraven. AlleB is voorbij t John Ker, zijn beste en dierbaarste vriend,werpt nog een langen en droeven afscheidsblik op de laatse rustplaats van Jim, dan gaan allen heen, en zij laten hem alleen hem, den vroolijken, gezelligen Jim, die geen enkel uur aaneen eenzaamheid ver dragen koD. De paarden draven langzaam naar huis, het publiek lacht en babbelt over geheel andere dingen over Jim Lesroy behoeft men niet meer te praten, hij is dood Slechts de oude, grijze jager big ft nog eene poos aan het graf staan, eer hij langzaam, met tranen in de oogen, naar buis gaatde honden volgen hem op den voet, alsof ook zij over bun heer treu ren, met wien zij zoo menigen vroolijken dag op het veld bebben doorgebracht. „Hjj was een goede en een vriendelijke meester,* zoo spreekt de oude man voor zich heen, terwijl bij de blikken der ver standige eo weemoedige oogen der dieren ontmoet. „Een heer eo meester, zooals wij geen van allen ooit weer zullen krijgen.* In Rivers helpen mevrouw Blake en Flo ra Alioe's verlies dragen op hare manier. Me vrouw Blake spreekt en klaagt er tegen een ieder over, die bij haar komt. „Het ongelukkigste van de geschiede nis is, dat Alice niet met hem getrouwd is; zij kon als zijne weduwe bet verliea niet dieper gevoelen, dan nu, en dan was zq voor haar geheele leven eigenares van het kasteel van Jim geweest. Zooals de zaken nu staan, geloof ik nauwelijks, dat er een tes ament voorhanden is, en zoodoende gal zij ook niets erven. Ik viod het zeer onrechtvaardig van een man, een meisje aan zich te verbinden en dan roekeloos het le ven Ie verliezen, zonder een testament ten gunste van haar gemaakt te hebben.* „En daar hij zieanu buiten het bereik vsn Een verschrikkelijke val. Toen dinsdagmorgen omstreeks 8 unr de portier van het Théatre de la Répnbli- que te Parijs de deuren van den schouw burg open wilde zetten, om de zaal te luchten, zag hij op een fauteuil in het parket een man zitten, die scheen te slapeD, daar hij het hoofd op de borst liet hangen en op het geroep van den portier geen ant woord gat. De man scheen in 't geheel niet in het parket thnis te hooren, afge zien van het feit, dat zoo vroeg in den morgen niemand in den schouwbnrg iets te maken had zijne kleeren deden althans vermoeden, dat hij het niet te breed kon hebben. De onbekende scheen ook een be jaard man te zijn, want hij had grijs haar, dat van onder eene zwarte pet te voor schijn kwam. Toen de portier meer licht inliet en naderbij kwam, kon hij een kreet van ontzetting niet weerhouden. De in het parket zittende man had geen pet op, doch eene groote hoeveelheid geronnen bloed kleefde hem in het haar, terwijl er langzaam bloed vloeide uit eene groote wond, die de onbekende eenige uren te voren aan het hoofd motst hebben beko men. Zijne kleederen waren doorweekt van het bloed. De man verroerde zich niet; hij was echter niet dood, doch alleen be wusteloos. Het was een toeschouwer, een rnim 60-jarig man uit den arbeidersstand, die den vorigen avond de voorstelling van „Le Batard ronge'' had bijgewoond, doch niet in het parket, maar boven op de ga lerij. Hoewel „Be Bitard rouge" een zeer passioneel stuk is, was de man waarsohijn- lijk in beschonken toestand in slaap ge vallen. Vermoedelijk is hij kort daarna on der de bank gerold, want door de ronde, die een half uur na afloop der voorstel ling het gebouw inspecteerde, werd niet» bijzonders bemerkt. De slapende moet midden in den nacht wakker geworden zijn, terwijl het in den schouwbnrg pikdonker was. Wat er verder gebeurde ligt voor de hand. De ongelukkige, ia de meening, dat hij over een bank klom, werkte zich over de balastrade der buitengewoon hooge ga lerij en stortte in de diepte. In zijn val verbrijzelde hij verscheidene koperen lach tere der Ipger liggende loges en balcons. Beneden moet hij echter, in weerwil van de vreeselijke verwonding, die hij bekwam, nog kracht genoeg gehad hebben, om op te staan en in een der fauteuils neer te zinken, waar hij den geheelen nacht door bracht. De verwonde werd onmiddellijk naar het ziekenhuis vervoerd. Zeer waarschijn lijk zal hij dit ontzettend avontuur overle ven. Een compliment. Zij: Maar mijnbeer, wat bent u een vleier Hij Wanneer ik zeg U benteen en gel dan vlei ik u niet, maar de engelen. Bewijs van verliefdheid. Junge vronw Daar heb je het al, wij zijn pas een maand getrouwd en nn hon je al niet meer van me. Jonge man Hoe kom je daaraan, lie veling. Je bent me dierbaarder dan ooit. Jonge vrouwDat zeg je, maar je meent het niet. Toen je bij ons thuis kwam, wou je haast nooit iets eten, en dan zei mama, dat je werkelijk verliefd was, omdat je zoo weinig at. Jonge man Dat was zoo lieve, en Jonge vrouwEn nu heb je van mor gen al gegromd, omdat ik het ontbijt vergeten had klaar te zetten. Niet zoo heel erg. A.Joris dient zijne vrouw de zolen uit zijn sloffen B.No, als hij 't nog op zijn sloffen af kan is hft nog zoo erg niet. het gerecht bevindt, kunt gjj hem niet eens van woordbreuk beschuldigen,* spotte me vrouw Bryao, tot wie deze woorden toevallig gericbt waren. Het is de dag van de begrafenis van Jim en mevrouw Blake heeft nauwelijks geduld genoeg, om de terugkomst van Algy af te wachten. Het kan immers mogelijk zijn, dat Jim aan zijne verloofde nog iets belangrijks heeft vermaakt? Mevrouw Bryan wekt spottend dat geloof nog meer op en breDgt bare vriendin, me vrouw Blake, in zeer opgewonden stemming „Het is zeer goed mogeljjk, dat hij haar alles nog vermaakt heeft,* zegt ze bedacht zaam. „Dat verwacht ik nauwelijks,* antwoordt mevrouw Blake bescheiden, ofschoon de hebzucht baar uit de oogen licht. „Wan neer Jim's kasteel niet op de mannelijke erfgenamen moet overgaan, mag hij het Alice voor haar leven lang vermaken- In dat geval zouden wij Rivers verkoopen en op dat kasteel onzen intrek nemen. Het is een mooi, oud slot. Natuurlijk zou ik den afloop van dit zaakje veel rustiger afwachten, als mijne lieve Alice met hem getrouwd wasdese val is erg ongelegen gekomen, daar wij de bruiloft in dezen zomer dachten te vieren.* De kleine, ronde oogen van mevrouw Bryan schitteren ondeugend. „Dan is bet gelukkig, dat Jim den nek gebroken heelt, aoders bad hij het arme kind het hart gebroken.* „Ik geloof, dat dat nn eveneens het ge val is,* antwoordt mevrouw Blake treurig, terwijl zij voor een oogenblik hare egoïstische gedachten op zij zet en diep medelijden gevoelt met het jonge meisje, dat op haar kamertje aan eene razeode smart ten prooi is. „Kinderen brengen groote zorgen met zich mede,* zegt zij plotseling. „Dat is een verdriet, dat ,u gelukkig be spaard gebleven is, mevrouw Bryan,* voegt zg er aan toe. De oude dame verheft zich onrustig van haar stoel, „Eén kind bezat ik. Na zon zij zel ve reeds weder kinderen kunnen hebben, als zij leefde, mijne lieve kleine.* En over Niet tegengesproken. Maar man, je stelt je weer aau, alsof je den daivel in 't lijf bad Dat zal ook wel zoo zijn, want ik zit met jou al zoo lang in de maag. Verkeerd begrepen. Een Ier vertelde in een gezelschap, dat hij een oorveeg had gehad. „Na, die beleediging had toch zeker wel gevol gen werd er gevraagd. „Zeker,* was 't antwoord, „want acht dagen later was mijn gezicht nog opgezwollen.* Rhodes en Barnat o. D»1 Cecil Rhodes zelfs Barnato te slim af was als bewijs daarvan wordt thans het volgende vermeld. Eenige jaren geleden had de De Beers Co. 220,000 karaat dismaDt in vooraad. Barnato deed een bod voor die enorme hoeveelheid in eens. Rhodes dacht even na en antwoordde „Gij kunt den geheelen voorraad krijgen op één voorwaarde.' „En dat is „Dat ik iets te zien krijg, wat nog geen sterveling heeft gezien., „Name lijk „Een emmer vol diamanten alles bijeeD." »Top,* zeide Barnato, die meende niet te daar betaald te hebben. Men haalde de diamanten, stortte ze in een emmer, spreidde ze daarna over eene tafel uit en liet den hoop photographeeren. Maar het gevolg was, dat Rhodes zes weken lang de geheele diamantenmarkt be- heerschte want zoo lang duurde het, al vorens de dooreen gemeDgde diamanten weder in al de 160 soorten waren ge sorteerd I Een doodronnis. Men herinnert thans, wat koningin Vic toria deed met het eerste doodvonnis, dat haar ter onderteekening werd voorgelegd. Het vonnis was geveld over een soldaat, die voor de derde maal gedeserteerd was. „Is er niets ten gnnste van den man te zeggen vroeg de jonge koningin haren raadsman, den „ijzeren" hertog van Wel lington. „Niets, uwe majesteit," luidde het antwoord, „de man is driemaal wtg- geloopen." „Is er dan niet eene enkele verzachtende omstandigheid aanwezig zoo hield Victoria aan. „Ik weet geen enkele,* zeide de hertog, „de man is misschien een braaf mensch, maar een heel slecht soldaat." „Nu* riep Victo ria verheugd nit, „als hij dan misschien een braaf mensch is, zal ik hem maar laten leven.* Ea zij teekende het dood vonnis niet. IJzerdraad is volstrekt geen uitvinding van den laatsten tijd. In de ruinen van Pompeji heeft men stuk ken ijzerdraad gevonden en het is toch al meer dat achttien eenwen geledeD, dat Pompeji werd verwoest. Dienstmeisje (in een win kel) Een half kilo thee, asjeblieft I Bediende Groene of zwarte, juffrouw DienstmeisjeDat doet er niet toe, me vrouw is toch blind 1 Stelt u voor, dat uwe kof fers aan een grensstation doorzichtig ge maakt worden met X—stralen, om te onderzoeken, of ga ook contrabande mee voert 1 En wezenlijk men heeft bij de belgische douane proeven genomen met deze wijze van visitatie, die, naar luid der berichten, goed geslaagd moeten zijn. Mag men de mededeeling gelooven, dan zal weldra in België de visitatie door middel van X-stralcn worden toegepast. Eene advertentie door bloembedden. Znlk eene advertentie vindt men bij zijn voet van Ardenlee m Schotland. De bedden elk eeDe reusachtige letter van 40 lang eu het geheel vormt den naam van L een Ghsgowsch nieuwsblad. De geheels..? lengte van den regel is 123 voel. ijL advertentie staat op de helling van heuvel, en door de heldere kleuren de bloemen is zij op een afstand var mijl al te lezen. Volks geloof. In Bazel doopt men bij voorkeur op den feestdag vao Maria Boodschap, om-.. dat de zuigeling dan gemakkelijk zal lee- ren spreken. In het Hannoverscbe mag niemand het nog ongedoopte kind bij den naam noe men, daar het dan stom wordt, geen kind het gerimpelde gelaat zweelt een trek van diepe smart. „Zij was slechts een dag oud, dat tij stierf,* voegt sij er met eene korte, barde stem aan toe. „Adieu, me vrouw Blake, ik hoop, dat uwe booge verwachtingen verwezenlijkt mogen worden, ofschoon het volgens het spreekwoord een ongelukkig ding is, te rekenen op datgene, wat een doode achter Iaat.* Een uur later komt mevrouw Blake te weten, dat Jim Lesroy stierf, zonder een testament achter te laten, ja, zonder een enkelen wensob omtrent het een of ander te hebben uitgesproken. Zoodoende ging het familieslot van Jim in andere handen over. Mevrouw Blake begeeft zich dadelijk naar de kamer harer dochter. Alice zit in de grauwe avondschemering in een hoek, het gelaat van het venster afgewend. „De begrafenis is voorbij,* begint zij, op de io bet zwart gekleede gestalte neder- siende.„Algy is teruggekeerd. Hij aegt, dat bet eene zeer indraknekkende begrafenis was.* Alice beeft. Jim dood I Jim begraven! Niemand zal hem dan ooit weerzien t Zij slaat bare door tranen verduisterde oogen tot hare moeder op. „Ik kau daar vandaag niet met u over spreken-* „Ik verlang ook volstrekt niet van u, dat ge er over spreektik dacht slechts, dat ge er gaarne iets van zoudt hooren vertellen- Er is bijna geen oog droog gebleven, zegt Algy, eu geen der bekenden ontbrak. Eeue ontelbare menigte Btond rondom het graf.* Het doet het jonge meisje ontzettende pijn, hare moeder over de begrafenis van Jim te hooren praten, alsof het een gewoon bal of iets dergelijks was. „Hebt ge er soms nog aan gedacht, dat Jim u iets zou vermaken, heelt hij daar omtrent ook het een of aoder tegen u ge zegd vraagt mevrouw Blake, het gelaat toevallig afwendend, zoodat zij Alice's blik niet behoeft te ontmoeten. „Mg iets vermaken 1 O mama, meent ge, dat ik ia slaat zou zijn, om vandaag aan dergelyke dingen te denken Eu de toon der smarte, die in de stem weerkliokt, is aangrjjpend. Mevrouw Blake gaat op de deur toe en spreekt„Nu, er is ook geen reden voor, om daarover na te denkeD, er is geen testament. En gij, die du zijne we duwe hadt kunnen zijn, gij krijgt nu geen cent. Ik zou wel eens willen weten, Alice, of gij het soms voor mij een gsnot noemt, mede het verdriet te moeten aanzien, dat gij aan den dag legt voor een maD, die juist tijdig genoeg gestorven is, om u niet ongelukkig te maken en wiens dood eene goede waarschuwing is voor anderen.* Met deze woorden gaat zij de kamer uit, Alice aan hare smart overlatende. De gezelligheid is dien dag in den huize Rivers niet zeer groot. Alice blgft op bere kamer, Fiora bevindt ziob in het sa lon, maar verkeert in eene allesbehalve vroolijke stemming en mevroaw Blake kan Jim nog maar altoos niet vergeven, dat hij geen testament gemaakt heeft. „Wat denkt ge met Alice te beginnen?' vraagt Flora, als de moeder, met hoogroode wangen door het onderhond met hare jong ste dochter, het salon binnenstapt. „Gij moet haar voor verstrooiing op reis zenden. Het zal voor u, evenals voor mij, ondraaglijk zijn, haar in dat zwarte kleed rondom ons te zien leven, alsof een enkel man het waard is, om één traan voor hem te stor ten* en haar mooi, kcud gelaat toont geen greintje deelneming, als zij het hare moeder toewendt en de groote oogen tot haar opslaat. „Ik vind het zeer begrijpelijk, dat zijn dood haar aan het hart gaatzij heeft hem zeer lief,* antwoordt mevroaw Blake mede lijdend. „Ja, maar het is allesbehalve prettig voor mij, om telkens en telkens door Alice's weenen gestoord te worden. Sedert Jim de oogen gesloten heeft, beeft zij nog niet opgehouden met weenen." „Waarheen meent ge, dat wij zonden kannen gaan vraagt mevrouw Blake, die zich naar ouder gewooote door bare heerschzuchtige dochter laat leiden. Juffrouw Blake fronst het voorhoofd. In Gotha mag geen kind ten doop worden gehoudeD, dat niet het een of sn- der geleend kleedingstuk aanheeft, daar het anders later geen crediet zal genieten. In het Ertsgebergte mogen de peters op weg naar de kerk niet omkijken, opdat het kind niet nieuwsgierig wordeals zij een slentel of een mes bij zich dragen, krijgt net kind een gesloten karakter of wordt een moordenaar. Wanneer in de Oberpfaltz een prieslei zich bij het honden van de dooprede ver spreekt, worden de knapen lstcx^water- zuchtig en de meisjes heksen. In Mecklenbnrg mag het kind onder den doop niet heen en weer worden ge schud, anders heeft hst later last, dat heiX veel kleeren verslijt. In Thüringen stampt de peter drie-g' maal op den kerkdrempel, eene beweging, die het kind tegen kiespijn beschermt. Worden in sommige streken van Prui sen vele kinderen gelijktijdig gedoopt, dan komen eerst de meisjes aan de beu.t, an ders loopen dezen later de mannen na en zouden de jongens nooit een baard krjj- Van kinderen, die ónder het schreien, gelooft men in Zwitserland, dat' zij goede Christenen worden, in Oosten- rij ksch-Silezië daarentegen, dat zij jong zullen sterven. „Wij? Ik ga hier niet vandaan.* „Ik dacht, dat het erg prettig zou zijn, als wij allen te zamen voor een paar maan den Riverz den rug toekeerden, en dat het vooral voor n zeer gewenscht was, Flora,' voegt mevrouw Blake er heteekenisvol aan toe. Flora lacht. „Niet waar, dan zullen de mensehen zeg gen zie, zij kan het niet veidragen, Moriti te zien trouwen Integendeel, ik denti op hunne bruiloft te dansen en mij daar zeer te amoseerenl Gelooft ge dan werkelijk, dat ik er mij iets van zal aantrekken, dat hij een aoder uitverkoren heeft?* vraagt zij met eene zekere heftigheid. Mevrouw Blake autwoordt op een toon, waaruit de over tuiging spreest: „Och, ik geloof dat ook niet, want jou laat iedereen en alles houd." Ge hebt gelijk. Maak n maar niet be zorgd ter wille van mg. Mij zal het niet in het hoofd komen, om goed te gaau doen en de armen alles achterna te sjouwen. Hef was uw eigeD werk, dat gij mij tot lady Dermot verheffen wildet en hebt mij sedert jaren die gedachte in het hoofd gepraat; ge hebt dus ook alleen u zelve daarover te kapittelen." „Nu goed, dan zal ik haar trachten taaWt. reden, om voor een poosje op reis te gaan.* Juffrouw Blake staat op en gaat naar de piaDo. „Ja mama, doe dat om 's hemelswil.* „Gij zult toch niet piano gaan spelen, Flora? Dat r.ou Alice zeer onaangenaam zijn.* „Ach, wat een ontin I Wij kunnen ons tocti niet ter wille van bare treurigheid allemaal maar begraven." Eu Alice boort op hare kamer bet vroo- li)ko getokkel op de piano, het zijn de melodieën van de laatste walsen, die Alioe met Jim op dat laatste bal beeft gedansten met onbeschrijflijke pjjn tracht het arme meisje de lonen ie ontvlieden, die haar oor en hart tegelijkiijdig als met scherpe messen snijden. _>4rJ Op het graf van Jim knielt Alics tranen vergieitnd, en het gevoel v*0 'Ml verlatenheid, dat in haar binnenste6.. arnl®n haar bijna te zwaar. tegen „Jim, Jim, mijn Jim 1" fluistei hare slem wanneer ik ster-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 5