Brieven ui! fle Maasstaü.
VilirpM.
H
Zondag 27 Juni 1897.
S,
41ste Jaargang No. 3218.
V
BIJVOEGSEL.
Rotterdam, 22 Juni 1897.
No. 132.
FEUILLETON.
GEMENGD NIÉUWS.
gen'
G eneraal baron Von Kro-
sick, die onlangs het grootkruis van
den Rooden Adelaar heeft gekregen,
was vroeger kolonel van het regiment
huzaren, waarin ook keizer Wilhelm
II, voor hij den troon beklom, een rang
bekleedde.
Eens op een avond, tegen het einde
van een gastmaal, waartoe de jonge
Wilhelm, toen nog gewoon kapitein,
ook aartshertog Rudolf had uitgenoo
digd, sprak men over de voorgenomen,
verbeteringen In de cavalerie-manoeu-
vres. Wilhelm was voor die verbete
ringen en verdedigde zijne meening met
zooveel vuur en zekerheid, dat kolonel
Von Krosick hem in de rede viel met
de woorden:
Wat een onzin
't Is goed, kolonel, antwoordde
Wilhelm, nu zijt ge mijn meerdere en
moet ik me schikken naar uwe mee
ning maar onze rollen kunnen omkee-
ren en dan zullen we zien.
Op dien dag zal ik liever mijn
degen in stukken breken, dan onder
uwe bevelen te dienen, hernam de kolo
nel. Daarop stonden de twee prinsen
op en ginnen heen.
Tegen alle verwachting vertelde prins
Wilhelm hiervan niets aan zijn vader
noch aan zijn grootvader, en baron Van
Krosick hoorde er nooit meer van
spreken. Toen zijn vroegere onderge
schikte keizer werd, verwachtte hij
zijn pensioen te zullen krijgen; maar
SÏHAGER
DRAAIT,
en *g
Zoo hebben we dan den eersten verkie
zingsdag achter den rng en als de lezer
dezen onder de oogen krijgt, behooren ook
de herstemmingen tot het verleden.
Rotterdam, de door dik en dun liberale
stad, heeft bijgedragen voor een behoorlijk
aandeel in de enorme teleurstelliog, die de
vijftiende van Jnni der liberale partij ge
bracht heeft. Vijf leden te kiezen en
even zoovele porties in de teleorstelliDg
Zand er over. U znlt van uwen Rot-
terdamschen croniquenr niet verlangen, dat
hij een diepgaand betoog gaat honden over
de politieke consequenties van een üieuw
kiezerskorps. Anderen zullen dat varkentje
wel voor me wasschen, 't zon onder mijne
ongeoefende handen wellicht niet veel
schooner worden.
Er is in den verkiezingsdag kostelijks
genoeg, ook al laat men de kostelijke re
sultaten rnsten. Aan uwen kroniekschrijver
is de eer te beurt gevallen, lid te zija van
één der 38 stembureaux, en hij heeft, in
die kwaliteit, een driehonderdtal kiezers
onder zijne oogen gehad.
't "Was voor B. en W. niet gemakkelijk
indertijd ook uit eene bevolking van
300.000 zielen tweehonderd heereu ver
zameld te krijgen, die de bureaux van
stemopneming moesten vormen. De cir
culaire tenminste, die bij de candidaten
rondging, was zeer timide gesteld, met veel
omhaal en veel lof vooruit. Men las er
in van bezadigdheid, van politiek doorzicht,
van verstand en beleid, eafiD, we vonden
dat we aan onze eigen, door B. en W.
begrepen verdiensten tekort zouden doen,
als we eene zoo gewichtige en eervolle
opdracht lieten loopen.
Bovendien vonden velen onzer het be
langrijk en gewichtig, een inspecteerend
aandeel te nemen in het werk der ver
kiezingen, met de benoeming ts kunnen
„geuren* bij vrienden en magen, zoodat
tenslotte door het handig beroep op onze
ijdeiheid B. en W. hunne 200 stemopnemers
bijeen kregen.
Een dag vóór de verkiezing kregen we
een handigen leiddraad thuis, waarin we
konden lezen, wat we te doen en niet te
doen hadden en toen waren we behoorlijk
voorbereid.
Er is iets deftigs in, met z'n drietjes,
allen even gewichtig, te zitten achter eene
groene tafel, waarop de stembus staat.
De stembus, waaruit het lot van vele
candidaten komen zal, de stembus, waarin
's volks wel en wee overdrachtelijk
gesproken wordt beslist, de stembus,
die de heldin was van het eenige jareD
onde liedje:
„Doe open de stembus, het volk staat er
[voor,
Doe open, of de boel gaat kapot
En nu staat zoo'n stembus daar en
ik eo mijn twee collega's zitten er ach
ter.
Met groote nauwgezetheid verrichten
we ons voorbereidend werk, we tellen
de briefjes en we kijken de stembus na,
of er niets inzit. Het ding was splinter
nieuw, maar de wet eischt dat zoo. Al
les in orde eu de kiezers kunnen ko
men.
Maak de deuren open gelast
de voorzitter plechtig de kiezers kan
nen komen.
De deuren gingen open
drieën kijken naar de kiezers.
"We keken vijf minuten, tien minu
ten, eea kwartier, er kwamen geen kie
zers. Toen keken we elkaar aan.
Zonden we niet iemand op den
uitkijk zetten vroeg ik niet, want ik
bedacht bijtijds, dat zoo'n vraag niet
overeenkomt met de waardigheid van
een stemopnemer
Precies half negen, een half nnr na
dato, kwam de eerste kiezer binnen, een
zeer verlegen en schuchtere werkman, die
dat werk blijkbaar voor den eersten keer aan
de hand hid.
De man kreeg zijn biljet en zei
er „dank u wel" voor.
Moet ik dat non invullen? vroeg
hij toen. We knikten alle drie ijverig
„ja* en we wezen tegelijk naar de ta
fel in den hoek. De man stapte er
heen, boog zich over en bleef er tien
minuten staan. Inmiddels kwamen er
twee kiezers, die beiden wetskecDis
toonden en hun biljet dadelijk invul
den.
Dan kwam de eerste kiezer vermoeid
en verlegen tot ons terug.
Meneeren, zei hij, ik wou u vragen,
ik kan niet lezen
O, neen, neen, neen, daar bemoeien
we ons niet mee, zei de voorzitter
we helpen niet.
Is het niet vijf letter* ging de
man onverdroten voort.
Wat vroeg ik.
Klerk. Weet n, ik won De Klerk
stemmen en dat is immers vijf letters
We hadden geen bezwaar, ja te knik-
1 ken en de man liep terug naar den
lessenaar. Lnid—op telde hij „een,
twee, drie, vier, vijf* en we zagen hem
eene groote streep halen door den
naam, dien hij met vijf letters ge
teld had. Met het open briefje
liep hij op ons toe en wij, als éón man,
wendden ons angstig af. Weg man,
wegschreeuwde de voorzitter. Doe
dicht, dat mag je ons niet laten zien.
De man liet ons duidelijk merken,
dat hij dat nu toch recht flauw van ons
vond, maar hij vouwde het briefje op en
stak het in de bos. Alvast een van on
waarde
Tot twaalf uur kregen wij van onze
kiezers om het kwartier een suikerlepeltje
vol, maar van twaalf tot twee werd
het zeer drnk. Wij hadden de handen
vol en we hadden aanhoudend onze oogen
noodig. Want telkens toonde een kiezer
zonderlinge en ongeoorloofde voornemens
ten opzichte van de stembus. Telkens
moesten wij kiezers verzoekeD, andere pa
piertjes uit de handen te leggen, opdat
dit niet bij vergissing in de stembus ver
dwalen zoutelkens moesten wij een
zeer kieslustige verhinderen, zijne oproe-
pingskaart in de bas te steken, telkens
werden we san de verleiding blootgesteld,
van in ons open voorgehouden briefjes te
moeten kijken.
Eén kwam heel gemoedelijk over de tafel
leunen en vroeg me hoog-ernstig: Wien
zou u me non raaien Ik bon niet van
duur brood, zie je.
Eeo ander vroeg ons, of we 'in ook al
konden zeggen, wie in dit bureau de meer
derheid had. „Astie anders een stemmetje
tekort komp, zal ik wel bijspringen
Een derde kiezer bracht eeD grooten
hond mêe, die direct op de tafel toeliep
en met voorbijzien van den san de stem-
bas verschuidigden eerbied ruw zijn kop
over de tafel liet gaan en dan naar mijn
gereedstaand broodje met vleeich Lapte.
Een vierde vroeg, toe ie z'n biljet
kreeg, of tie er nog ééatje hebben mocht
voor z'n broer, die ook kiezer was, dan
kon ie 't en passant invullen.
Een vijfde bracht z'n vrouw meê en
't mensch, dat achter hel hek stond,
schreeuwde hem wel driemaal toe, dat ie
Schaepman zwart moest mskea. In 's he
mels naam geen ander
Zoo hadden we van allerlei kleine en
meestal niet onvermakelijke avontuurtjes,
klaar wat we in bijna allen en dit tot
ons genoegen opmerkten, was een ernstig
besef, te ernstig misschien, van het te
veirichteu werk.
Er waren er, die bleek zagen en beef
den. Wel tienmaal zijn we edelachtbare
heeren genoemd en meer dan éón kiezer,
die een ,'t is goed zoo* van den Voor
zitter hoorde, ging even verheugd weg als
een boosdoener, die van den
rechter zijne vrijspraak hoort. We
hebben later gemerkt, dat er verscheidene
geweest zijn, die in de confusie van
hun heiligen kiezersplicht het stembiljet
precies zóó in de bus gooiden sis zij 't
van den Voorzitter ontvangen hadden.
Zij hadden de kleinigheid van het inval
len vergeten.
Veel vergissingen in het inval
len hebben niet plaats gehad, hoewel ik
stellig geloof, dat meel dan één zich in
het zwartmaken vergist had en, omdat
hij 't niet zeggen dorst, 't maar in de
bus gooide.
Eén kiezer, een welgedane kruidenier
denk ik, kreeg aijn biljet en begon heel
langzaam zijn bril schoon te vegen en
dan in 't biljet te turen. Hij las het
van A. tot Z., las toen nog eens en zei dan
Stop is effetjes, dat is niet in den
haak
Waarom niet P vroegen wij, eerlijk
gezegd wat verschrikt.
- Omdat dokter Kuyper er niet opstaat.
Natuurlijk nie-, die staat hier niet,
zei de Voorzitter.
Dat weet m'n ouwe nicht ook wel,
SQauwée de man. Koyper staat in Am
sterdam, maar ik won op 'm stemmen.
Dat kan niet, vriend, je kuot alleen
stemmen op de candidaten, die daar ge
drukt staar.
Dat wil ik niet. Ik wil stemmen
op wien ik wil. 'k Heb altijd op Knyper
gestemd en non doe 'k het weer I
Dat mag niet. Dat is afgeschaft.
Non, wil ik je dan is wat zeggen
Dan kan jij an Van Houten zeggen en
hij keek daarbij mij aaD, of ik speciaal met
Van Houten bevriend was en de opdracht
behoorde nit te voeren, „dat ik niet stem
op dien hij wil. Hij kan met z'n kieswet
naar de Mookerhei gaan. Jawel, dat zouwen
die liberale heeren wel willen, hè. Ze ver
drukken ons honderd jaar bekant, en non
zouwen ze je ten slotte een briefje willen
laten teekenen met namen, die zij d'r op
gedrukt hebben. Dat zon wat moois zijn
in ons vrije Nederland. Alva heeft zoo
iets nog niet gedaan
Bevend van woede ging de brave krui
denier heeD, nadat hij het stembriefje voor
onze voeten had gegooid.
Wij lachten eens, stempelden op het
briefje „ongeldig* en gingen op nieuwe
kiezers zitten wachten. Tot vijf unr, toen
waren er van de 500 kiezers 300 geweest
en we gingen de stembus leegmaken. Al
les te zamen hebben wij een niet onaar-
digen dag gehad. D.
22.
Het is reeds laat, als eindelijk het rjjtuig
de laan naar Rivers oprolt en voor de deur
stil boadt. Mevroaw Biake gaat naar bui'en,
om bare dochter zelve te ontvangen en opent
de huisdeur, eer er nog een bediende is
verschenen.
Ja. Alice is gekomen. Zij stapt nit het
rijtuig, treedt de vestibule binnen en gaat
langzaam op de trap toe. Doch mevrouw
Blasé is te veel aan hare eigen ergernis
overgegeven, om de smartelijke uitdrukking
van bet gelaat van haar kind op te mer
ken
„Zoo, komt ge eindelijk thuis!* begint zij.
„Alice, ik weet waarlijk niet, wat ik
van uw onpassend en onwelvoeglijk ge
drag denken moet. Zoo maar het huis
van kapitein Lesroy binnen te dringen.
Wat sollen de menscben er wel van
zeggen, een dronkaard en eerloos
mensch zooals hg is.*
Alice draait het doodsbleeks, door
smart verwrongen gelaat hare moeder toe
en zij zegt: „Hij is dood.' Daarna gaa;
zij de trap op, naar hare kamer.
HOOFDSTUK XXI.
In eene kist, door eenige maonen ge
dragen en waarop een enkele krans, de
laatste hulde van bet meisje, dat hem zoo
lief heeft gehad, wordt Jim naar zijne
laatste rustplaats gebracht. Die vroolijke,
luchthartige Jim, die nooit anders dan
lachend en opgewekt zijn huis verliet. Het
is meer eene bijeenkomst van vrienden en
bekenden, dan eene begrafenis. Dicht ach
ter de lijkkoets wordt, gezadeld en ge
toomd, het paard geleid, dat Jim op dien
ongelukkigen rendag bereed.
Daarachter volgt John met de honden,
die oveneeDs hun heer de laatste eer bewij
zen. Daarna komt eene heele massa ken
nissen en bakenden. Ieder lid van de jacht
club heett zich verplicht beschouwd, aan Jim
deze laatste eer te bewijzen, die, trots al zjjoe
gebreken, op ende op sportbroeder is ge
weest. De lauge stoet beweegt ziob kalm
voorwaarts eu zoo wordt kapitein Lesrcy
met achting en eerbied begraven.
AlleB is voorbij t John Ker, zijn beste
en dierbaarste vriend,werpt nog een langen en
droeven afscheidsblik op de laatse rustplaats
van Jim, dan gaan allen heen, en zij laten hem
alleen hem, den vroolijken, gezelligen Jim,
die geen enkel uur aaneen eenzaamheid ver
dragen koD. De paarden draven langzaam
naar huis, het publiek lacht en babbelt over
geheel andere dingen over Jim Lesroy
behoeft men niet meer te praten, hij is dood
Slechts de oude, grijze jager big ft nog
eene poos aan het graf staan, eer hij
langzaam, met tranen in de oogen, naar
buis gaatde honden volgen hem op den
voet, alsof ook zij over bun heer treu
ren, met wien zij zoo menigen vroolijken
dag op het veld bebben doorgebracht.
„Hjj was een goede en een vriendelijke
meester,* zoo spreekt de oude man voor
zich heen, terwijl bij de blikken der ver
standige eo weemoedige oogen der dieren
ontmoet. „Een heer eo meester, zooals wij
geen van allen ooit weer zullen krijgen.*
In Rivers helpen mevrouw Blake en Flo
ra Alioe's verlies dragen op hare manier. Me
vrouw Blake spreekt en klaagt er tegen
een ieder over, die bij haar komt.
„Het ongelukkigste van de geschiede
nis is, dat Alice niet met hem getrouwd is;
zij kon als zijne weduwe bet verliea niet
dieper gevoelen, dan nu, en dan was zq
voor haar geheele leven eigenares van het
kasteel van Jim geweest. Zooals de zaken
nu staan, geloof ik nauwelijks, dat er
een tes ament voorhanden is, en zoodoende
gal zij ook niets erven. Ik viod het zeer
onrechtvaardig van een man, een meisje aan
zich te verbinden en dan roekeloos het le
ven Ie verliezen, zonder een testament ten
gunste van haar gemaakt te hebben.*
„En daar hij zieanu buiten het bereik vsn
Een verschrikkelijke val.
Toen dinsdagmorgen omstreeks 8 unr
de portier van het Théatre de la Répnbli-
que te Parijs de deuren van den schouw
burg open wilde zetten, om de zaal te
luchten, zag hij op een fauteuil in het parket
een man zitten, die scheen te slapeD, daar
hij het hoofd op de borst liet hangen en
op het geroep van den portier geen ant
woord gat. De man scheen in 't geheel
niet in het parket thnis te hooren, afge
zien van het feit, dat zoo vroeg in den
morgen niemand in den schouwbnrg iets
te maken had zijne kleeren deden althans
vermoeden, dat hij het niet te breed kon
hebben. De onbekende scheen ook een be
jaard man te zijn, want hij had grijs haar,
dat van onder eene zwarte pet te voor
schijn kwam. Toen de portier meer licht
inliet en naderbij kwam, kon hij een
kreet van ontzetting niet weerhouden. De
in het parket zittende man had geen pet
op, doch eene groote hoeveelheid geronnen
bloed kleefde hem in het haar, terwijl er
langzaam bloed vloeide uit eene groote
wond, die de onbekende eenige uren te
voren aan het hoofd motst hebben beko
men. Zijne kleederen waren doorweekt van
het bloed. De man verroerde zich niet;
hij was echter niet dood, doch alleen be
wusteloos. Het was een toeschouwer, een
rnim 60-jarig man uit den arbeidersstand,
die den vorigen avond de voorstelling van
„Le Batard ronge'' had bijgewoond, doch
niet in het parket, maar boven op de ga
lerij. Hoewel „Be Bitard rouge" een zeer
passioneel stuk is, was de man waarsohijn-
lijk in beschonken toestand in slaap ge
vallen. Vermoedelijk is hij kort daarna on
der de bank gerold, want door de ronde,
die een half uur na afloop der voorstel
ling het gebouw inspecteerde, werd niet»
bijzonders bemerkt. De slapende moet
midden in den nacht wakker geworden zijn,
terwijl het in den schouwbnrg pikdonker
was. Wat er verder gebeurde ligt voor de
hand. De ongelukkige, ia de meening, dat
hij over een bank klom, werkte zich over
de balastrade der buitengewoon hooge ga
lerij en stortte in de diepte. In zijn val
verbrijzelde hij verscheidene koperen lach
tere der Ipger liggende loges en balcons.
Beneden moet hij echter, in weerwil van
de vreeselijke verwonding, die hij bekwam,
nog kracht genoeg gehad hebben, om op
te staan en in een der fauteuils neer te
zinken, waar hij den geheelen nacht door
bracht. De verwonde werd onmiddellijk naar
het ziekenhuis vervoerd. Zeer waarschijn
lijk zal hij dit ontzettend avontuur overle
ven.
Een compliment. Zij:
Maar mijnbeer, wat bent u een vleier
Hij Wanneer ik zeg U benteen en
gel dan vlei ik u niet, maar de engelen.
Bewijs van verliefdheid.
Junge vronw Daar heb je het al, wij
zijn pas een maand getrouwd en nn hon
je al niet meer van me.
Jonge man Hoe kom je daaraan, lie
veling. Je bent me dierbaarder dan ooit.
Jonge vrouwDat zeg je, maar je
meent het niet. Toen je bij ons thuis
kwam, wou je haast nooit iets eten, en
dan zei mama, dat je werkelijk verliefd
was, omdat je zoo weinig at.
Jonge man Dat was zoo lieve, en
Jonge vrouwEn nu heb je van mor
gen al gegromd, omdat ik het ontbijt
vergeten had klaar te zetten.
Niet zoo heel erg.
A.Joris dient zijne vrouw de zolen
uit zijn sloffen
B.No, als hij 't nog op zijn sloffen
af kan is hft nog zoo erg niet.
het gerecht bevindt, kunt gjj hem niet eens
van woordbreuk beschuldigen,* spotte me
vrouw Bryao, tot wie deze woorden toevallig
gericbt waren.
Het is de dag van de begrafenis van Jim
en mevrouw Blake heeft nauwelijks geduld
genoeg, om de terugkomst van Algy af te
wachten. Het kan immers mogelijk zijn, dat
Jim aan zijne verloofde nog iets belangrijks
heeft vermaakt?
Mevrouw Bryan wekt spottend dat geloof
nog meer op en breDgt bare vriendin, me
vrouw Blake, in zeer opgewonden stemming
„Het is zeer goed mogeljjk, dat hij haar
alles nog vermaakt heeft,* zegt ze bedacht
zaam.
„Dat verwacht ik nauwelijks,* antwoordt
mevrouw Blake bescheiden, ofschoon de
hebzucht baar uit de oogen licht. „Wan
neer Jim's kasteel niet op de mannelijke
erfgenamen moet overgaan, mag hij het
Alice voor haar leven lang vermaken- In
dat geval zouden wij Rivers verkoopen en
op dat kasteel onzen intrek nemen. Het is
een mooi, oud slot. Natuurlijk zou ik den
afloop van dit zaakje veel rustiger afwachten,
als mijne lieve Alice met hem getrouwd
wasdese val is erg ongelegen gekomen,
daar wij de bruiloft in dezen zomer
dachten te vieren.*
De kleine, ronde oogen van mevrouw
Bryan schitteren ondeugend.
„Dan is bet gelukkig, dat Jim den nek
gebroken heelt, aoders bad hij het arme
kind het hart gebroken.*
„Ik geloof, dat dat nn eveneens het ge
val is,* antwoordt mevrouw Blake treurig,
terwijl zij voor een oogenblik hare
egoïstische gedachten op zij zet en diep
medelijden gevoelt met het jonge meisje,
dat op haar kamertje aan eene razeode smart
ten prooi is. „Kinderen brengen groote
zorgen met zich mede,* zegt zij plotseling.
„Dat is een verdriet, dat ,u gelukkig be
spaard gebleven is, mevrouw Bryan,* voegt
zg er aan toe. De oude dame verheft zich
onrustig van haar stoel,
„Eén kind bezat ik. Na zon zij zel
ve reeds weder kinderen kunnen hebben,
als zij leefde, mijne lieve kleine.* En over
Niet tegengesproken.
Maar man, je stelt je weer aau, alsof
je den daivel in 't lijf bad
Dat zal ook wel zoo zijn, want ik
zit met jou al zoo lang in de maag.
Verkeerd begrepen.
Een Ier vertelde in een gezelschap,
dat hij een oorveeg had gehad. „Na, die
beleediging had toch zeker wel gevol
gen werd er gevraagd. „Zeker,* was
't antwoord, „want acht dagen later was
mijn gezicht nog opgezwollen.*
Rhodes en Barnat o. D»1
Cecil Rhodes zelfs Barnato te slim af was
als bewijs daarvan wordt thans het
volgende vermeld. Eenige jaren geleden
had de De Beers Co. 220,000 karaat
dismaDt in vooraad. Barnato deed een
bod voor die enorme hoeveelheid in eens.
Rhodes dacht even na en antwoordde
„Gij kunt den geheelen voorraad krijgen
op één voorwaarde.' „En dat is
„Dat ik iets te zien krijg, wat nog
geen sterveling heeft gezien., „Name
lijk „Een emmer vol diamanten
alles bijeeD." »Top,* zeide Barnato,
die meende niet te daar betaald te hebben.
Men haalde de diamanten, stortte ze in
een emmer, spreidde ze daarna over eene tafel
uit en liet den hoop photographeeren.
Maar het gevolg was, dat Rhodes zes
weken lang de geheele diamantenmarkt be-
heerschte want zoo lang duurde het, al
vorens de dooreen gemeDgde diamanten
weder in al de 160 soorten waren ge
sorteerd I
Een doodronnis.
Men herinnert thans, wat koningin Vic
toria deed met het eerste doodvonnis, dat
haar ter onderteekening werd voorgelegd.
Het vonnis was geveld over een soldaat,
die voor de derde maal gedeserteerd was.
„Is er niets ten gnnste van den man te
zeggen vroeg de jonge koningin haren
raadsman, den „ijzeren" hertog van Wel
lington. „Niets, uwe majesteit," luidde
het antwoord, „de man is driemaal wtg-
geloopen." „Is er dan niet eene enkele
verzachtende omstandigheid aanwezig
zoo hield Victoria aan. „Ik weet geen
enkele,* zeide de hertog, „de man is
misschien een braaf mensch, maar een
heel slecht soldaat." „Nu* riep Victo
ria verheugd nit, „als hij dan misschien
een braaf mensch is, zal ik hem maar
laten leven.* Ea zij teekende het dood
vonnis niet.
IJzerdraad is volstrekt
geen uitvinding van den laatsten tijd. In
de ruinen van Pompeji heeft men stuk
ken ijzerdraad gevonden en het is toch
al meer dat achttien eenwen geledeD, dat
Pompeji werd verwoest.
Dienstmeisje (in een win
kel) Een half kilo thee, asjeblieft I
Bediende Groene of zwarte, juffrouw
DienstmeisjeDat doet er niet toe, me
vrouw is toch blind 1
Stelt u voor, dat uwe kof
fers aan een grensstation doorzichtig ge
maakt worden met X—stralen, om te
onderzoeken, of ga ook contrabande mee
voert 1 En wezenlijk men heeft bij de
belgische douane proeven genomen met
deze wijze van visitatie, die, naar luid der
berichten, goed geslaagd moeten zijn.
Mag men de mededeeling gelooven, dan
zal weldra in België de visitatie door
middel van X-stralcn worden toegepast.
Eene advertentie door
bloembedden.
Znlk eene advertentie vindt men bij
zijn
voet
van
Ardenlee m Schotland. De bedden
elk eeDe reusachtige letter van 40
lang eu het geheel vormt den naam van L
een Ghsgowsch nieuwsblad. De geheels..?
lengte van den regel is 123 voel. ijL
advertentie staat op de helling van
heuvel, en door de heldere kleuren
de bloemen is zij op een afstand var
mijl al te lezen.
Volks geloof.
In Bazel doopt men bij voorkeur op
den feestdag vao Maria Boodschap, om-..
dat de zuigeling dan gemakkelijk zal lee-
ren spreken.
In het Hannoverscbe mag niemand het
nog ongedoopte kind bij den naam noe
men, daar het dan
stom wordt,
geen kind
het gerimpelde gelaat zweelt een trek van
diepe smart. „Zij was slechts een dag
oud, dat tij stierf,* voegt sij er met eene
korte, barde stem aan toe. „Adieu, me
vrouw Blake, ik hoop, dat uwe booge
verwachtingen verwezenlijkt mogen worden,
ofschoon het volgens het spreekwoord een
ongelukkig ding is, te rekenen op datgene,
wat een doode achter Iaat.*
Een uur later komt mevrouw Blake
te weten, dat Jim Lesroy stierf, zonder een
testament achter te laten, ja, zonder een
enkelen wensob omtrent het een of ander
te hebben uitgesproken.
Zoodoende ging het familieslot van Jim
in andere handen over.
Mevrouw Blake begeeft zich dadelijk naar
de kamer harer dochter. Alice zit in de
grauwe avondschemering in een hoek, het
gelaat van het venster afgewend.
„De begrafenis is voorbij,* begint zij, op
de io bet zwart gekleede gestalte neder-
siende.„Algy is teruggekeerd. Hij aegt, dat bet
eene zeer indraknekkende begrafenis was.*
Alice beeft. Jim dood I Jim begraven!
Niemand zal hem dan ooit weerzien t Zij
slaat bare door tranen verduisterde oogen
tot hare moeder op.
„Ik kau daar vandaag niet met u over
spreken-*
„Ik verlang ook volstrekt niet van u, dat ge
er over spreektik dacht slechts, dat ge er
gaarne iets van zoudt hooren vertellen-
Er is bijna geen oog droog gebleven, zegt
Algy, eu geen der bekenden ontbrak.
Eeue ontelbare menigte Btond rondom het
graf.*
Het doet het jonge meisje ontzettende
pijn, hare moeder over de begrafenis van
Jim te hooren praten, alsof het een gewoon
bal of iets dergelijks was.
„Hebt ge er soms nog aan gedacht, dat
Jim u iets zou vermaken, heelt hij daar
omtrent ook het een of aoder tegen u ge
zegd vraagt mevrouw Blake, het gelaat
toevallig afwendend, zoodat zij Alice's blik
niet behoeft te ontmoeten.
„Mg iets vermaken 1 O mama, meent ge,
dat ik ia slaat zou zijn, om vandaag aan
dergelyke dingen te denken Eu de toon
der smarte, die in de stem weerkliokt,
is aangrjjpend.
Mevrouw Blake gaat op de deur toe
en spreekt„Nu, er is ook geen reden
voor, om daarover na te denkeD, er is
geen testament. En gij, die du zijne we
duwe hadt kunnen zijn, gij krijgt nu
geen cent. Ik zou wel eens willen weten,
Alice, of gij het soms voor mij een gsnot
noemt, mede het verdriet te moeten aanzien,
dat gij aan den dag legt voor een maD,
die juist tijdig genoeg gestorven is, om u
niet ongelukkig te maken en wiens dood
eene goede waarschuwing is voor anderen.*
Met deze woorden gaat zij de kamer uit,
Alice aan hare smart overlatende.
De gezelligheid is dien dag in den huize
Rivers niet zeer groot. Alice blgft op
bere kamer, Fiora bevindt ziob in het sa
lon, maar verkeert in eene allesbehalve
vroolijke stemming en mevroaw Blake kan
Jim nog maar altoos niet vergeven, dat hij
geen testament gemaakt heeft.
„Wat denkt ge met Alice te beginnen?'
vraagt Flora, als de moeder, met hoogroode
wangen door het onderhond met hare jong
ste dochter, het salon binnenstapt. „Gij moet
haar voor verstrooiing op reis zenden. Het
zal voor u, evenals voor mij, ondraaglijk
zijn, haar in dat zwarte kleed rondom ons
te zien leven, alsof een enkel man het
waard is, om één traan voor hem te stor
ten* en haar mooi, kcud gelaat toont
geen greintje deelneming, als zij het hare
moeder toewendt en de groote oogen tot
haar opslaat.
„Ik vind het zeer begrijpelijk, dat zijn
dood haar aan het hart gaatzij heeft hem
zeer lief,* antwoordt mevroaw Blake mede
lijdend.
„Ja, maar het is allesbehalve prettig
voor mij, om telkens en telkens door
Alice's weenen gestoord te worden. Sedert
Jim de oogen gesloten heeft, beeft zij nog
niet opgehouden met weenen."
„Waarheen meent ge, dat wij zonden
kannen gaan vraagt mevrouw Blake,
die zich naar ouder gewooote door bare
heerschzuchtige dochter laat leiden.
Juffrouw Blake fronst het voorhoofd.
In Gotha mag geen kind ten doop
worden gehoudeD, dat niet het een of sn-
der geleend kleedingstuk aanheeft, daar
het anders later geen crediet zal genieten.
In het Ertsgebergte mogen de peters op
weg naar de kerk niet omkijken, opdat
het kind niet nieuwsgierig wordeals zij
een slentel of een mes bij zich dragen,
krijgt net kind een gesloten karakter of
wordt een moordenaar.
Wanneer in de Oberpfaltz een prieslei
zich bij het honden van de dooprede ver
spreekt, worden de knapen lstcx^water-
zuchtig en de meisjes heksen.
In Mecklenbnrg mag het kind onder
den doop niet heen en weer worden ge
schud, anders heeft hst later last, dat heiX
veel kleeren verslijt.
In Thüringen stampt de peter drie-g'
maal op den kerkdrempel, eene beweging,
die het kind tegen kiespijn beschermt.
Worden in sommige streken van Prui
sen vele kinderen gelijktijdig gedoopt, dan
komen eerst de meisjes aan de beu.t, an
ders loopen dezen later de mannen na en
zouden de jongens nooit een baard krjj-
Van kinderen, die ónder het
schreien, gelooft men in Zwitserland, dat'
zij goede Christenen worden, in Oosten-
rij ksch-Silezië daarentegen, dat zij jong
zullen sterven.
„Wij? Ik ga hier niet vandaan.*
„Ik dacht, dat het erg prettig zou zijn,
als wij allen te zamen voor een paar maan
den Riverz den rug toekeerden, en dat het
vooral voor n zeer gewenscht was, Flora,'
voegt mevrouw Blake er heteekenisvol
aan toe. Flora lacht.
„Niet waar, dan zullen de mensehen zeg
gen zie, zij kan het niet veidragen, Moriti
te zien trouwen Integendeel, ik denti op
hunne bruiloft te dansen en mij daar zeer
te amoseerenl Gelooft ge dan werkelijk,
dat ik er mij iets van zal aantrekken, dat
hij een aoder uitverkoren heeft?* vraagt
zij met eene zekere heftigheid. Mevrouw Blake
autwoordt op een toon, waaruit de over
tuiging spreest:
„Och, ik geloof dat ook niet, want jou
laat iedereen en alles houd."
Ge hebt gelijk. Maak n maar niet be
zorgd ter wille van mg. Mij zal het niet in
het hoofd komen, om goed te gaau doen en
de armen alles achterna te sjouwen. Hef was
uw eigeD werk, dat gij mij tot lady Dermot
verheffen wildet en hebt mij sedert jaren
die gedachte in het hoofd gepraat; ge hebt
dus ook alleen u zelve daarover te kapittelen."
„Nu goed, dan zal ik haar trachten taaWt.
reden, om voor een poosje op reis te gaan.*
Juffrouw Blake staat op en gaat naar
de piaDo.
„Ja mama, doe dat om 's hemelswil.*
„Gij zult toch niet piano gaan spelen, Flora?
Dat r.ou Alice zeer onaangenaam zijn.*
„Ach, wat een ontin I Wij kunnen ons
tocti niet ter wille van bare treurigheid
allemaal maar begraven."
Eu Alice boort op hare kamer bet vroo-
li)ko getokkel op de piano, het zijn de
melodieën van de laatste walsen, die Alioe
met Jim op dat laatste bal beeft gedansten
met onbeschrijflijke pjjn tracht het arme
meisje de lonen ie ontvlieden, die haar
oor en hart tegelijkiijdig als met scherpe
messen snijden. _>4rJ
Op het graf van Jim knielt Alics
tranen vergieitnd, en het gevoel v*0 'Ml
verlatenheid, dat in haar binnenste6.. arnl®n
haar bijna te zwaar. tegen
„Jim, Jim, mijn Jim 1" fluistei hare slem
wanneer
ik ster-