Ni {1IS-,
Almttitit- k Lailimilat
Donderdag 12 Augustus 1397.
41ste Jaargang Ho. 3229.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTEXTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureau: SCHAGEH, Liaan, B 4.
UilgeverP. TRAPMAN.
Medewerker J. W 1X K E L.
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 8.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTEXTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Rekendni ak ingen.
Ge meenteSc hagen.
POLITIE.
Ter Secretarie dezer gemeente worden in
lichtingen verzocht omtrent een verloren
gouden broche met paars
steentje, terwijl inlichtingen zyn te be
komen omtrent een blauw katoenen
buidel, inhoudende eenig geld.
Binnenlandsch Nieuws.
Dinsdagmorgen ruim
6 uur brak brand nit in de boerderij be
woond dooi den heer C. Leeuwen te Sint
Maarten. Het vuur verspreidde zich zoo
snel, dat van den inboedel niets gered kon
worden en alles een piooi der vlammen
werd. De oorzaak is het broeien van
hooi. Reeds den vorigen dag had men
gespit, terwijl door de gemeente meuschen
waren aangesteld, om het toen aanwezige
vuur te blusschen. Dit werd 's avonds
gestaakt, omdat men vermeende, dat het
gevaar geweken was. Het woonhuis was
verzekerd bij de Onderl. Brandwaarb.
Maatsch. te Oudcaispel en de inboedel
bij de heeren de Jong Co. te Amster
dam.
Te Callantsoog is uit zee
aangespoeld een groot naambord, waarop
stond
SUZAN NE—BOULOGNE.
Den 3den Ang. werdte
Kolhorn, in het koffiehuis' „de Roode
Leeuw," bij opbod aanbesteed het opbre
ken en nieuw leggen van een straatweg
op den havendijk (zoogenaamden turfdijk),
alsmede h6t leggen van een paardeupad
op den Wesfrieschen dijk, langs de Kreil.
Het werk weid gegund aan den heer A,
Droog, aldaar.
Aan de te HEILOO den 4 d e n
j.1. gehouden jaarlijksche harddraverij namen
9 paarden deel. De le prijs werd behaald door
Witvoet," van den heer J. de Wit te 't
FEUILLETON.
Zandde 2e pr. door „De Kol," van
den heer I. Snoek te Bergen (N.-H.)de
3e door Prinses," van den heer J. Da-
lenherg te Schoorl.
Verplichte keuring.
Als gevolg der verplichte keuringen in
de provincie Groningen telt de gemeente
NIEUWOLDA op het stuk van paarden
fokkerij thans eene vereeniging minder.
In het hotel Bos werd vrijdagavond de
hengst „Condor", die om cornage afgekeurd
werd, onder de leden te koop geboden.
Het toch scboone dier, dat een f 3000
kostte, heeft nn maar weinig waarde meer
envan de aandeelen h f 140 werd
nooit rente betaald. De vereeniging houdt
hiermee op te bestaan.
Vóór „Condor" werd nog geen f 140
geboden, doch het paard werd daarvoor
niet gegund.
Snel recht?
Ten gevolge van een al te intiemen
omgang van een bakker, een weduwnaar,
met een meisje te WIJSTER, werd door
twee mannen aldaar besloten, hem den
bakker het ongeoorloofde van zijn
handtling onder het oog te brengen. Zij
werden echter niet zeer vriendelijk ont
vangen en het bezoek eindigde met de
krachtdadigste verzekering vaa den bak
ker, dat hij het meisje nooit tot vrouw
zou nemen. Dat was het teeken tot een
formeelen aanval van de "Wijslei'sche
boerschap, die zich inmiddels om de wo
ning verzameld had. De bakker ver
scheen met een beschuitenmes in de deur
en liet zich ia bedreigingen niet onbe
tuigd Doch toen de stormaanval begon
met steensn en andere projectielen van
allerlei aard, wierp hij de deur dicht en
op slot. Eene hagelbui van steenen ging
daarop door de ramen en vensters naai
binnen, de pannen ratelden, door de zwa
re keien getroffen, naar beneden, jonge
dochters droegen iu hare schorten steenen
en andere werptuigen aan, zoodat het een
algemeen bombardement was. De bak
ker deed wanhopige pogingen tot verde
diging en wierp de steenen met bliksem
Iets van het vuur en de hartstochtelijkheid
van het leed uit hare jeugd siddert nog
door in de stem der oude vrouw; en het
treurigst om te zien van alles een in
latere jaren zoo schaarsch geworden traan
rolt haar langs de rimpelige wang.
„Ik ben eene dwaze, onde vrouw, lieveling
maar wanneer ik u zeg, dat ik na dien nacht
mijn echtgenoot nog eenmaal wederzag,
stijf en koud, dau zal het u ztker niet ver
wonderen, dat ik toen bijna mijn
verstand verloor. Den volgenden morgen
kwam er een brief, de laatste, dien hij aan
mij schreef. Hjj was van mij beeDgegaan,
om mij nooit weer te zien, heengegaan voor
altjjd, mot een vloak op de lippen. Dat meis
je, mijne vijandin, weet het bet beste, waar
mede zij zijne ziel vergiftigde. Daarna heb
ik gebeden, en ik bid nog dagelijks, dat
betgeen zij aan mij misdreven heeft, dobbel
en nog eens dubbel aaD haar bezocht zal
worden. In den volgenden nacht, brachten
zij mijn man als lijk bij mjj. Hij was bjj
eene spoorwegramp verongelukt, en soo hij
vooraf van zijn dood geweten had, hij had er
zich bepaald over verblijd, want, mijne lieve
lingen zijn gelaat lag znlk een diep leed, zulk
eene naamlooze smarten die eene
nacht, in welken hij geloofd beeft, dat
zijne vrouw niet dat reine schepsel
was, zooals hij vertrouwde, bed hem wel tien
jaar ouder gemaakt. Niet bet lijden van
een smartelijken, gewelddadigen dood stond
hem op het gelast te lezen, neen, de
smart van een gebroken hart had haar,
stempel op zijn gelaat gedrukt. En zij
waagde nog te komen, om naar het resul
taat harer handelingen te zien. loen
gaf ik haar den brief te lezen en vroeg haar,
zijn veronderd gelaat goed in haar ge
heugen te prenten. En terwijl wij beiden
aan zijne lijkbaar stonden, beb ik haar
gevloekt, zoodat zij schreiend mijne kamer
verliet. Sedert heb ik baar nooit weer-1
gezien. In dien nacht werd mijn kind ge-
boreD, en bet stierf."
Mevrouw Bryan staat plotseling van
haar stoel op.
„Ik geloof, dat ik u aan het weenen
heb gemaakt. Laat dat, lief kind, de zaak
is geen tranen waard. Adieu 1 Wat ben
ik tcob eene groote zottin. Maar gij weet
nu tenminste, waarom ik de wereld en
de mensehen en alles ea ook waar
om ik mijzelve haat."
Met deze woorden verlaat zij de ka
mer. Ines luistert als ia een droom naar
bet wegrollen van bet rijtuig en denkt
nog over de trenrige geschiedenis na, tot
dat Alice baar boold door de denr Bleekt
en vraagt
,Is zij wegP Ik ben bang voor die
oude dame. Heeft zij geen thee gedron
ken, Ines
„Ik vergat 't,* zegt de jonge vrouw,
slechts met moeite met hare gedachlen
tot bet alledaagsche terogkeerend. „Zij ging
zoo plotseling heen. No, dat doet ook
weinig ter zake, nu kunnen «ij beiden de
thee te zamen drinken.
HOOFDSTUK XXXVI.
Als de bladeren in de wonden van
bet slot Dramaneen biuiu worden en de
jagers cd de honden langs veld en weg
jagen, begint bot oude schandaal overlees
weder op te leven. De bewoners in de na
buurschap vinden reden voor het opra
kelen van het geval, door het verblijf
van kolonel Bryan op het slot Drumaneen.
De mensehen moeten toch immers over
iets prateo. Ditmaal is de mooie lady
Dermot de uitverkorene en zoodoende is
zij in eens ieders mond.
„Hoe onverstandig van sir Moritz „Is
de man dan stekeblind „Ik heb steeds
gezegd, dat zij lichtvaardig is," en hon
derd dergelijke gezegden brengen de reeds
bewegelijke tongen der vriendinnen en vrien
den nog in grooter beroering, en de inidjes
rondom Drumaneen hebben er groote vaar
digheid in verkregen, om den splinter in het
oog van bnn naaste op te merken, maar bun
eigen balk geheel over het boofd te zien.
Het is zondag, een stille berfstzondag, met
een zweem van vorst in de lacht, trots den
zomerhemel. Op den grond liggen, schitte
rend vanuit den bruinen, verdroogden bast
te voorschijn komende, eene menigte kastan
jes. De kinderen zien er verlangend op
neer en hebben het vaate plan, om, waoneer zij
straks nit de kerk komen, er zooveel mo
gelijk mede van naar buis te dragen.
Het klokgelui weerklinkt door de lucht. De
Grimshaw's, die met baar allen naar de kerk
gaan, bebben hare zomerjarken nog aan en
bare groote zomerhoeden nog op, maar dikke,
warme manteltjes beschermen de magere
schouders. Zij kannen bet nauwelijks over
het hart verkrijgen, om naar de Dermotscbe
equipage te kijken, welke langzaam naar
de kerk rijdt, want zij ontwaren kolonel
Bryan, die lachend cn pratecd tegenover de
vrouw van sir Moritz zit, die er bekoorlijk,
voor bare eigen veiligheid en voor da tongen
der nabuurschap veel te bekoorlijk, uitziet-
snelheid nit de woonkamer door de ven
sters den aanvallers naar het boofd en
wilde zich, nadat alles was vernield, nog
niet gewonnen geven.
Dsn volgenden dag eene herhaling der
scène. Nadat hij het vernielde zoo goed
en zoo kwaad mogelijk door timmerman
en glazenmaker had doen herstellen, werd
des avonds met verdubbelde woede weer
alles kort en klein gebombardeerd.
De steenen ea andere projectielen wer
den op een boerenwagen aangevoerd. De
verhouding tegenover den bakker, die
overigens niets te wenschen overliet, is
nu zeer gespannen. Hij wordt als 'l
ware geboycot. De timmerman, die daar
ter plaatse woont, heeft aauzegging ge
kregen, dat, als bij andermaal den boel
repareert, hij voor de gevolgen daarvan
most instaan. Zelfs dsn bnren is ontra
den, hem het noodige water voor zijn
huishouding nit put of pomp te laten
halen.
Als vervolg op bovenstaande deelt de
Aster Ct, het volgende mede
De zaak met den bakker te Wijster
P. Werndly begint zoo ernstig in hare
gevolgen te worden, dat het hoog tijd is,
dat de politie tusschen beiden komt, om
verdere onheilen te voorkomen.
Zondag is Wijster getuige geweest van
eene ongekende, ongehoorde, ongeëvenaarde
volkswoede.
Het was, zoo 't schijnt, afgesproken, om
des namiddags „wasschöp" te houden. Da
bakker zon, het kostte wat het kostte, op
den wagen met eene stroopop. Men zou
hem voor schande en spot door de buurt
schap rijden en zelfs moet, naaT vrij ver
nemen, het voornemen geweest zijn, om
met hem naar Beilen te trekken. Niet
alleen te Wijster, maar ook te Drijber en
Spier droeg men van die afspraak ken
nis, waarvan 't gevolg was, dat er ook
uit beide laatstgenoemde plaatsen velen
zich te Wijstei bevonden.
De bakker, die van ten en ander lont
geroken had, had inmiddels nog een zoon
tje van omstreeks 12 jaar naar Beilen ge
zonden om de politie te halen voor zijne
veiligheid. Dit jongentje werd op weg
daarheen aangehouden en gedwongen, te-
rag te keeren en werd zelfs zoo erg mis
handeld dat het bloedende tehuis kwam.
Dientengevolge was er bij hetgeen gebeur
de, geen politieman tegenwoordig en het
zou de vraag geweest zijn, of een paar
politie-agenten wel iets tegen de woede
van het volk zonden hebben kunnen doen.
Te ongeveer drie uur werd, evenals bij
andere samenkomsten van meer vredelis-
venden aard, het „boerenhoren" geblazen
en spoedig daarop had zich eene menigte,
die wel op 400 500 man mag worden
geschat, in de nabijheid van des bakkers
woning bijeenverzameld, waaronder tal
van nieuwsgierigen, die wachtten op de
diugen, die gebeuren zouden. Natuurlijk
heeft zoo'n „wasschöphouderij" altijd veel
bekijks.
Toen op een gegeven oogenblik eene
zuster van het bedrogen meisje met haren
man, die met den bakker een onderhoud
hadden gehad over de aanhangige quaestie,
zijne woning verlieten en mededeelden,
dat bij onhandelbaar was en nergens van
wilde weten, begon de aanval op diens
woning, die na de vernieling van woens
dagavond weer eenigszins was hersteld.
Als moest het geheele huis onder een
regen van keisttenen geraseerd worden,
viel men met ongekende woede er op aan.
In een oogenblik waren alle 24 ruiten
met het hontwerk in de vensiers aan
gruis. Onophoudelijk regende het stee
nen van zwaar kaliber in de woning en
brachten in de woonkamer groote vernie
ling aan meublement enz., teweeg. De
deureD kraakten in haie sluitingen en
het pannendak had het zwaar te verant
woorden. Meer dan 1000 pannen ziju
vernield, naar een ooggetuige ons verze
kerde.
De bakker, die weduwnaar is, bevond
zich met drie zijuer kinderen boven in
het achterhuis op hooi of rogge in de
zoogenaamde hanebalken, van waar hij
door het vernielde dak onophoudelijk met
met een revolver op zijne belagers vuur
Lady Dermot draagt een nieuw, bruin rijden
kleed, met een daarbij passend hoedje, en
de dames Grimshaw, die zich nog met hare
zomergardorobe behelpen mceten, werpen
haar bij het uitstijgen van het rijtuig nijdige
en wangunstige blikken toe.
Ines lacht haar vriendelijk toe, als zij
haar voorbijgaandaarna volgt tij te in
de kerk.
Gedurende den godsdienst zjjn de loidjes
gewoonlijk niet too aandachtig, om geen
tijd over le houden, om over lady Dermot's
coquetteeren, zooals men bet noemt, hare
opmerkingen (e maken en zich over sir Moritz
te verwonderen.
Onbevangen oogen en onbevooroordeelde
Inidjes vermogen niets anders te zien, dan
eene kleine, in 't bruin gekleede dame, welke
bescheiden en stil in hare bank zitnaast
haar heeft kolonel Bryan plaats genomen,
die er treuriger en ernstiger uitziet dan
gewoonlijk. Aan de andere tijde van de
bank zit sir Moritz, met eene roos in bet
knoopsgat, welke zjjoe vrouw hem daar
hedenmurgen beeft vastgehecht. Een vreemde
zou zeggen, dat zijn gelaat er gelukkig en
tevreden uitziet, evenzoo bet zachte, teere
gezichtje van de kleine Ines. Meer dan
eenmaal deükt de jonge moeder gedurende
den dienst aan haren lievea knaap thuis, en
zij gevoelt warmen dank voor al dio goede
gaven des hemels in zich opkomen. En
toch beweren de vrienden, dat sir Moritz
er zeer ongelukkig uitziet. Ten overvloede
heeft de kleine Ines haar gezangenboek thuis
gelaten zoodoende biedt kolonel Bryan haar
aan, bij hem in te kijkeD, over welk aanbod
een gloeiende blos hare wangen klenrt.
Zij denkt aan Sybille en het is haar bijna
onmogelijk, het boek san te raken, dat hij
in de handen houdt. Dat baar blozen, zoo
wel als hare verlegenheid, wordt opgemerkt,
is natnnrlgk. Het gevolg daarvan is, dat
Ines met kolonel Bryan san vele koffietafels
het onderwerp van gesprek zjjn.
Lady Dermot, de weduwe, neemt de op
dracht op zich, baar zoon een kleinen weok
te geven, over de dwaasheid, dat hg zijne
vtonw dagelijks en urenlang met kolonel
Bryan alleen laat. Dat zij deze opmerking
met den noodigen tact doet, is onloochenbaar.
Sir Moritz luistert naar de woorden mij
ner moeder, als begrjjpt hij er niets van
vervolgens proest hij het nit van het lachen.
„Ines zal Bryan begunstigen! Wat een
onzin! Zij heeft mij op alle mogelijke ma
nieren trachten te verhinderen, om hem nit
te noodigeo, zij mag hem ten eenenmale niet
lijden, dat weet ik zeer goed."
Bij deze woordeu krullen de lippen zjjoer
moeder zich toch wel wat zonderling.
„Het is een groote zegeo, dat gg geen
ijverzuchtig man rijt," segt zij droog.
de, Hoe 't mogelijk is, dat daarbij geen
dooden zijn te betreuren, is bijna onbe
grijpelijk. Naar Pen ooggetuige ons ver
zekerde, zijn slechts (wee personen uit de
menigte door een kogel getroffeB, waar
van een aan het been of in de knie, de
andere slechts in de kleeren. Naar men
zegt, zijn er w»l 20 30 schoten door
hem gelost, telkens op de meest bedreig
de pnnten. Het bombardement duurde
gernimen tijd, en middelerwijl lag een
4-jarig kind in de woonkamer te bed.
Welken angst dat onschuldig kind, als
mede zijne drie broertje* en zusjes, die
zich bij den vader van 3 tot 7 uur in
den namiddag in het borenhuis bevonden,
moeten hebben doorgestaan, is niet te be
schrijven.
Om den indrak van het geheel onder
woorden te brengen, is ook haast onmoge
lijk. Het was eene algeheele nitstorting
van volkswoede, waartegen gezond ver
stand noch redelijkheid iets vermocht te
doen, iets in het vreedzame dorpsleven on
gehoords.
Met kruiwagens weiden steenen aange
voerd. Moeders met kinderen op den
arm bewogen zich tusschen de menigte,
om hunnen zoons of echtgenooten te ont
raden, zich vooraan te wagen, als bpducht
voor hun leren en veiligheid. Vrouwen
smeekten hnnne wederhelften, om naar
huis te gaan, doch alles tevergeefsmen
was verblind voor gevaar en alles ging
op in den stroom van woede en vernielzucht.
Eet respectabel ingezetene gelakte het
eindelijk, de menigte eenigszins tot beda
ren te brengenhij ging daarop in de
woning van den bakker, om deze zoo mo
gelijk in overleg te brengen. Terloops zij
hier opgemerkt, dat deze misschien
voor één of twee honderd galden ten be
hoeve van de bedrogen dienstmeid alle el
lende en schade had kunnen voorkomen.
Zoo heel onbillijk was die eisch tegenover
den bakker niet. Doch het gelukte ook
dezen vredestichter Diet, iets te verrichten.
Des bakkers antwoord was beslist weige
rend om eeuige schikking met hem te
treffen.
„Ik ben alleen ijverzuchtig op mijn kind
antwoordt hij lachend. „Ines gaat geheel in
den knaap op-*
Hij heeft nooit aan Ines getwijfeld en kan
ook niet aan haar twijfelen. Toen tij hem
met een werkelijk vei drie! ig gelaat verzocht
„Doe het ter wille van mij, noodig kolo
nel Bryan niet nit, ik mag hem niet lij
den," toen heeft bij haar uitgelachen. Ko
lonel Bryan kwam, en noeh sir Moritz, noch
eenig ander schepsel heeft maar het minste
denkbeeld van bet geheim, 't welk dag en
nacht als een berg zoo zwaar cp locs' hart
drukt.
„Da kleine is ziek 1*
Met door vrees wijdgeopende oogen en
bleeke wangen staat Ines daar en ziet tot
baar man op, terwijl eene smart, die alleen
een moederhart vermag te gevoelen, haar
tot in haar binnenste doet boven. Zij zijn
juist van een diner thuisgekomen en staan
nog in den gang, als hun het bericht reeds
gemeld wordt,
„Kunnen wij niet dadeljjk met bet rjjtuig
naar een arts zenden Deze practisebe raad
komt van kolonel Bryan en wordt zoo dadelijk
ten nitvoer gebracht-
De paarden draven door den donkeren nacht,
om den ouden dokter te halen, die reeds
vele mensehen in de wereld, maar ook eene
macht van mensehen nit de wereld geholpen
heeft, zcoals de Inidjes rondom Dramaneen
zeggen.
Ines snelt met een gelaat, soo wit als
het kleed, dat zij draagt, Moritz voorbij
naar de kinderkamer. Hjj volgt baar
laDgzamer en vindt de kleine in een toe
stand, die hem volstrekt geen zorg baart.
„Beangstig n niet," zegt kolonel Bryan
troostend en mompelt zoo iets van lan
den krijgen, terwij! Ines weder op haar
man toetreedt. Daarna gaat Bryan naar
de rookkamer en is nienwsgierig, of men
van hem verwacht, dat bij zich niet zal
terogtrekken, vooraleer het oordeel van
den dokter bekend is.
In de kinderkamer sit Ines weldra met
baren lieveling in de armen, met klop
pend hart naar het pijnlijke weenen van
den kleine luisterend, dat gansch niet gelijkt
op het gewoonlijk krachtig schreien van
den kleinen erfgenaam.
Met de handen op den rog ziet sir Mo
ritz ernstig op zjjoe vrouw neder, zooals
zij zich over haar kind neerbuigt en hare
wang tegen het koortsachtig gloeiend
kopje van den kleine vlijt, die zijne
bandjes naar haar uitsteekt en met de
kleine, onrustige vingers in bet parel
snoer groeselt, want Ines, beeft hare
witte japon nog niet uitgedaan. Vaster
en vaster drukt zij den knaap, die in een
warmen doek gebuid is, tegen baar ang
stig kloppend hart.
.Mijn baby, mijn joDgeu. Moedertje is
hij je, moedertje zal je weder ge
zond maken 1* zoo Huister t zij met be
vende stem. „Moritz, hg is zoo moe, kijk
eens naar zjjn lief gezichtje. Waarom
verliet ik hem ook Een oogenblik
legt zij hem in haar arm terug en ziet
angstig in het kleine, smartelijk vertrok
ken gezichtje. „Mjjn kind, mijn alles
roept zjj, en de tranen vallen haar langs
de wangen en op het kind neder.
Sir Moritz en de baker doen al han
best, om baar te kalmeeren.
„Ines, mjjne lieve, ge moet niet zoo
weeuent* roept haar man, op wien hare
vrees beangstigend werkt,
„Ik bid u, milady, wind n niet zeo
op. Het kind mankeert niets bijzonders,
er zal een tand doorbreken. Ieder kiod
moot die periode doormaken." Eaarbjj slaat
de baker bet rokjo van den kleine op en
wrijft de rose, kleine voetjes met bare
handen. „Ik beb hem zooeven een warm
bad gegeven, en zie maar, hjj voelt
al reeds verlichting. Geef het kiod na
aan mij, dan zal ik wat met hem op en
neder loopen."
„Dat sal ik zelf wel doen," antwoordt Ines,
die den knaap geen oogenblik nit de han
den geven wil.
Zjjn kopje dicht tegen haar warmen hals
drnkkend, begint zjj de kamer op en neer
te loopen, terwijl zjj al die dwaze troost-
woordjes fluistert, welke slechts vcor kin-
derooreu geschapen zjjn.
Sir Moritz slaat haar zwjjgend gade,
zooals zjj daar bijna radeloos op en neder
wandelt.
Het hoofdje van bet kind is op haar schou
der gezonken, het klagend weenen heeft
opgehouden en Ines beeldt zicb in, dst de
kleine kalmer wordt, omdat sjj den joDgen
in de armen houdt. In volgende dagen
zal sir Moritz nog dikwjjls aan die scèoe
denken, aan de liefde en de vrees, welke
zich op het gelaat zjjner vrouw afspiegelen,
aan de innige omarming, welke ieder gevaar
ver moest houden van den lieven, kleinen
last- Hjj zal nog dikwjjls met vertwjjfeling
daaraan denken, aan hetgeen, waaraan hjj na
geen waaide hecht, en wat bier in de kinder
kamer gebeurt, zal hem in later dagen
nog menigmaal in de gedachten komen.
Het schjjnt lang te duren, eer de dokter
komt. Ines, die met bet lijden van den kleine
onbekend is, verkeert nog in gestsdigen
angst, terwijl de baker tact*o!(r) de jonge
moeder aliertei geschiedenissen vertelt van
kinderen, die onder bare handen gestorven,
zijn, enz.
WORDT VERVOLGD.