Ni {1IS-, Almttitit- k Lailimilat Donderdag 12 Augustus 1397. 41ste Jaargang Ho. 3229. Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTEXTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Bureau: SCHAGEH, Liaan, B 4. UilgeverP. TRAPMAN. Medewerker J. W 1X K E L. Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 8.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTEXTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Rekendni ak ingen. Ge meenteSc hagen. POLITIE. Ter Secretarie dezer gemeente worden in lichtingen verzocht omtrent een verloren gouden broche met paars steentje, terwijl inlichtingen zyn te be komen omtrent een blauw katoenen buidel, inhoudende eenig geld. Binnenlandsch Nieuws. Dinsdagmorgen ruim 6 uur brak brand nit in de boerderij be woond dooi den heer C. Leeuwen te Sint Maarten. Het vuur verspreidde zich zoo snel, dat van den inboedel niets gered kon worden en alles een piooi der vlammen werd. De oorzaak is het broeien van hooi. Reeds den vorigen dag had men gespit, terwijl door de gemeente meuschen waren aangesteld, om het toen aanwezige vuur te blusschen. Dit werd 's avonds gestaakt, omdat men vermeende, dat het gevaar geweken was. Het woonhuis was verzekerd bij de Onderl. Brandwaarb. Maatsch. te Oudcaispel en de inboedel bij de heeren de Jong Co. te Amster dam. Te Callantsoog is uit zee aangespoeld een groot naambord, waarop stond SUZAN NE—BOULOGNE. Den 3den Ang. werdte Kolhorn, in het koffiehuis' „de Roode Leeuw," bij opbod aanbesteed het opbre ken en nieuw leggen van een straatweg op den havendijk (zoogenaamden turfdijk), alsmede h6t leggen van een paardeupad op den Wesfrieschen dijk, langs de Kreil. Het werk weid gegund aan den heer A, Droog, aldaar. Aan de te HEILOO den 4 d e n j.1. gehouden jaarlijksche harddraverij namen 9 paarden deel. De le prijs werd behaald door Witvoet," van den heer J. de Wit te 't FEUILLETON. Zandde 2e pr. door „De Kol," van den heer I. Snoek te Bergen (N.-H.)de 3e door Prinses," van den heer J. Da- lenherg te Schoorl. Verplichte keuring. Als gevolg der verplichte keuringen in de provincie Groningen telt de gemeente NIEUWOLDA op het stuk van paarden fokkerij thans eene vereeniging minder. In het hotel Bos werd vrijdagavond de hengst „Condor", die om cornage afgekeurd werd, onder de leden te koop geboden. Het toch scboone dier, dat een f 3000 kostte, heeft nn maar weinig waarde meer envan de aandeelen h f 140 werd nooit rente betaald. De vereeniging houdt hiermee op te bestaan. Vóór „Condor" werd nog geen f 140 geboden, doch het paard werd daarvoor niet gegund. Snel recht? Ten gevolge van een al te intiemen omgang van een bakker, een weduwnaar, met een meisje te WIJSTER, werd door twee mannen aldaar besloten, hem den bakker het ongeoorloofde van zijn handtling onder het oog te brengen. Zij werden echter niet zeer vriendelijk ont vangen en het bezoek eindigde met de krachtdadigste verzekering vaa den bak ker, dat hij het meisje nooit tot vrouw zou nemen. Dat was het teeken tot een formeelen aanval van de "Wijslei'sche boerschap, die zich inmiddels om de wo ning verzameld had. De bakker ver scheen met een beschuitenmes in de deur en liet zich ia bedreigingen niet onbe tuigd Doch toen de stormaanval begon met steensn en andere projectielen van allerlei aard, wierp hij de deur dicht en op slot. Eene hagelbui van steenen ging daarop door de ramen en vensters naai binnen, de pannen ratelden, door de zwa re keien getroffen, naar beneden, jonge dochters droegen iu hare schorten steenen en andere werptuigen aan, zoodat het een algemeen bombardement was. De bak ker deed wanhopige pogingen tot verde diging en wierp de steenen met bliksem Iets van het vuur en de hartstochtelijkheid van het leed uit hare jeugd siddert nog door in de stem der oude vrouw; en het treurigst om te zien van alles een in latere jaren zoo schaarsch geworden traan rolt haar langs de rimpelige wang. „Ik ben eene dwaze, onde vrouw, lieveling maar wanneer ik u zeg, dat ik na dien nacht mijn echtgenoot nog eenmaal wederzag, stijf en koud, dau zal het u ztker niet ver wonderen, dat ik toen bijna mijn verstand verloor. Den volgenden morgen kwam er een brief, de laatste, dien hij aan mij schreef. Hjj was van mij beeDgegaan, om mij nooit weer te zien, heengegaan voor altjjd, mot een vloak op de lippen. Dat meis je, mijne vijandin, weet het bet beste, waar mede zij zijne ziel vergiftigde. Daarna heb ik gebeden, en ik bid nog dagelijks, dat betgeen zij aan mij misdreven heeft, dobbel en nog eens dubbel aaD haar bezocht zal worden. In den volgenden nacht, brachten zij mijn man als lijk bij mjj. Hij was bjj eene spoorwegramp verongelukt, en soo hij vooraf van zijn dood geweten had, hij had er zich bepaald over verblijd, want, mijne lieve lingen zijn gelaat lag znlk een diep leed, zulk eene naamlooze smarten die eene nacht, in welken hij geloofd beeft, dat zijne vrouw niet dat reine schepsel was, zooals hij vertrouwde, bed hem wel tien jaar ouder gemaakt. Niet bet lijden van een smartelijken, gewelddadigen dood stond hem op het gelast te lezen, neen, de smart van een gebroken hart had haar, stempel op zijn gelaat gedrukt. En zij waagde nog te komen, om naar het resul taat harer handelingen te zien. loen gaf ik haar den brief te lezen en vroeg haar, zijn veronderd gelaat goed in haar ge heugen te prenten. En terwijl wij beiden aan zijne lijkbaar stonden, beb ik haar gevloekt, zoodat zij schreiend mijne kamer verliet. Sedert heb ik baar nooit weer-1 gezien. In dien nacht werd mijn kind ge- boreD, en bet stierf." Mevrouw Bryan staat plotseling van haar stoel op. „Ik geloof, dat ik u aan het weenen heb gemaakt. Laat dat, lief kind, de zaak is geen tranen waard. Adieu 1 Wat ben ik tcob eene groote zottin. Maar gij weet nu tenminste, waarom ik de wereld en de mensehen en alles ea ook waar om ik mijzelve haat." Met deze woorden verlaat zij de ka mer. Ines luistert als ia een droom naar bet wegrollen van bet rijtuig en denkt nog over de trenrige geschiedenis na, tot dat Alice baar boold door de denr Bleekt en vraagt ,Is zij wegP Ik ben bang voor die oude dame. Heeft zij geen thee gedron ken, Ines „Ik vergat 't,* zegt de jonge vrouw, slechts met moeite met hare gedachlen tot bet alledaagsche terogkeerend. „Zij ging zoo plotseling heen. No, dat doet ook weinig ter zake, nu kunnen «ij beiden de thee te zamen drinken. HOOFDSTUK XXXVI. Als de bladeren in de wonden van bet slot Dramaneen biuiu worden en de jagers cd de honden langs veld en weg jagen, begint bot oude schandaal overlees weder op te leven. De bewoners in de na buurschap vinden reden voor het opra kelen van het geval, door het verblijf van kolonel Bryan op het slot Drumaneen. De mensehen moeten toch immers over iets prateo. Ditmaal is de mooie lady Dermot de uitverkorene en zoodoende is zij in eens ieders mond. „Hoe onverstandig van sir Moritz „Is de man dan stekeblind „Ik heb steeds gezegd, dat zij lichtvaardig is," en hon derd dergelijke gezegden brengen de reeds bewegelijke tongen der vriendinnen en vrien den nog in grooter beroering, en de inidjes rondom Drumaneen hebben er groote vaar digheid in verkregen, om den splinter in het oog van bnn naaste op te merken, maar bun eigen balk geheel over het boofd te zien. Het is zondag, een stille berfstzondag, met een zweem van vorst in de lacht, trots den zomerhemel. Op den grond liggen, schitte rend vanuit den bruinen, verdroogden bast te voorschijn komende, eene menigte kastan jes. De kinderen zien er verlangend op neer en hebben het vaate plan, om, waoneer zij straks nit de kerk komen, er zooveel mo gelijk mede van naar buis te dragen. Het klokgelui weerklinkt door de lucht. De Grimshaw's, die met baar allen naar de kerk gaan, bebben hare zomerjarken nog aan en bare groote zomerhoeden nog op, maar dikke, warme manteltjes beschermen de magere schouders. Zij kannen bet nauwelijks over het hart verkrijgen, om naar de Dermotscbe equipage te kijken, welke langzaam naar de kerk rijdt, want zij ontwaren kolonel Bryan, die lachend cn pratecd tegenover de vrouw van sir Moritz zit, die er bekoorlijk, voor bare eigen veiligheid en voor da tongen der nabuurschap veel te bekoorlijk, uitziet- snelheid nit de woonkamer door de ven sters den aanvallers naar het boofd en wilde zich, nadat alles was vernield, nog niet gewonnen geven. Dsn volgenden dag eene herhaling der scène. Nadat hij het vernielde zoo goed en zoo kwaad mogelijk door timmerman en glazenmaker had doen herstellen, werd des avonds met verdubbelde woede weer alles kort en klein gebombardeerd. De steenen ea andere projectielen wer den op een boerenwagen aangevoerd. De verhouding tegenover den bakker, die overigens niets te wenschen overliet, is nu zeer gespannen. Hij wordt als 'l ware geboycot. De timmerman, die daar ter plaatse woont, heeft aauzegging ge kregen, dat, als bij andermaal den boel repareert, hij voor de gevolgen daarvan most instaan. Zelfs dsn bnren is ontra den, hem het noodige water voor zijn huishouding nit put of pomp te laten halen. Als vervolg op bovenstaande deelt de Aster Ct, het volgende mede De zaak met den bakker te Wijster P. Werndly begint zoo ernstig in hare gevolgen te worden, dat het hoog tijd is, dat de politie tusschen beiden komt, om verdere onheilen te voorkomen. Zondag is Wijster getuige geweest van eene ongekende, ongehoorde, ongeëvenaarde volkswoede. Het was, zoo 't schijnt, afgesproken, om des namiddags „wasschöp" te houden. Da bakker zon, het kostte wat het kostte, op den wagen met eene stroopop. Men zou hem voor schande en spot door de buurt schap rijden en zelfs moet, naaT vrij ver nemen, het voornemen geweest zijn, om met hem naar Beilen te trekken. Niet alleen te Wijster, maar ook te Drijber en Spier droeg men van die afspraak ken nis, waarvan 't gevolg was, dat er ook uit beide laatstgenoemde plaatsen velen zich te Wijstei bevonden. De bakker, die van ten en ander lont geroken had, had inmiddels nog een zoon tje van omstreeks 12 jaar naar Beilen ge zonden om de politie te halen voor zijne veiligheid. Dit jongentje werd op weg daarheen aangehouden en gedwongen, te- rag te keeren en werd zelfs zoo erg mis handeld dat het bloedende tehuis kwam. Dientengevolge was er bij hetgeen gebeur de, geen politieman tegenwoordig en het zou de vraag geweest zijn, of een paar politie-agenten wel iets tegen de woede van het volk zonden hebben kunnen doen. Te ongeveer drie uur werd, evenals bij andere samenkomsten van meer vredelis- venden aard, het „boerenhoren" geblazen en spoedig daarop had zich eene menigte, die wel op 400 500 man mag worden geschat, in de nabijheid van des bakkers woning bijeenverzameld, waaronder tal van nieuwsgierigen, die wachtten op de diugen, die gebeuren zouden. Natuurlijk heeft zoo'n „wasschöphouderij" altijd veel bekijks. Toen op een gegeven oogenblik eene zuster van het bedrogen meisje met haren man, die met den bakker een onderhoud hadden gehad over de aanhangige quaestie, zijne woning verlieten en mededeelden, dat bij onhandelbaar was en nergens van wilde weten, begon de aanval op diens woning, die na de vernieling van woens dagavond weer eenigszins was hersteld. Als moest het geheele huis onder een regen van keisttenen geraseerd worden, viel men met ongekende woede er op aan. In een oogenblik waren alle 24 ruiten met het hontwerk in de vensiers aan gruis. Onophoudelijk regende het stee nen van zwaar kaliber in de woning en brachten in de woonkamer groote vernie ling aan meublement enz., teweeg. De deureD kraakten in haie sluitingen en het pannendak had het zwaar te verant woorden. Meer dan 1000 pannen ziju vernield, naar een ooggetuige ons verze kerde. De bakker, die weduwnaar is, bevond zich met drie zijuer kinderen boven in het achterhuis op hooi of rogge in de zoogenaamde hanebalken, van waar hij door het vernielde dak onophoudelijk met met een revolver op zijne belagers vuur Lady Dermot draagt een nieuw, bruin rijden kleed, met een daarbij passend hoedje, en de dames Grimshaw, die zich nog met hare zomergardorobe behelpen mceten, werpen haar bij het uitstijgen van het rijtuig nijdige en wangunstige blikken toe. Ines lacht haar vriendelijk toe, als zij haar voorbijgaandaarna volgt tij te in de kerk. Gedurende den godsdienst zjjn de loidjes gewoonlijk niet too aandachtig, om geen tijd over le houden, om over lady Dermot's coquetteeren, zooals men bet noemt, hare opmerkingen (e maken en zich over sir Moritz te verwonderen. Onbevangen oogen en onbevooroordeelde Inidjes vermogen niets anders te zien, dan eene kleine, in 't bruin gekleede dame, welke bescheiden en stil in hare bank zitnaast haar heeft kolonel Bryan plaats genomen, die er treuriger en ernstiger uitziet dan gewoonlijk. Aan de andere tijde van de bank zit sir Moritz, met eene roos in bet knoopsgat, welke zjjoe vrouw hem daar hedenmurgen beeft vastgehecht. Een vreemde zou zeggen, dat zijn gelaat er gelukkig en tevreden uitziet, evenzoo bet zachte, teere gezichtje van de kleine Ines. Meer dan eenmaal deükt de jonge moeder gedurende den dienst aan haren lievea knaap thuis, en zij gevoelt warmen dank voor al dio goede gaven des hemels in zich opkomen. En toch beweren de vrienden, dat sir Moritz er zeer ongelukkig uitziet. Ten overvloede heeft de kleine Ines haar gezangenboek thuis gelaten zoodoende biedt kolonel Bryan haar aan, bij hem in te kijkeD, over welk aanbod een gloeiende blos hare wangen klenrt. Zij denkt aan Sybille en het is haar bijna onmogelijk, het boek san te raken, dat hij in de handen houdt. Dat baar blozen, zoo wel als hare verlegenheid, wordt opgemerkt, is natnnrlgk. Het gevolg daarvan is, dat Ines met kolonel Bryan san vele koffietafels het onderwerp van gesprek zjjn. Lady Dermot, de weduwe, neemt de op dracht op zich, baar zoon een kleinen weok te geven, over de dwaasheid, dat hg zijne vtonw dagelijks en urenlang met kolonel Bryan alleen laat. Dat zij deze opmerking met den noodigen tact doet, is onloochenbaar. Sir Moritz luistert naar de woorden mij ner moeder, als begrjjpt hij er niets van vervolgens proest hij het nit van het lachen. „Ines zal Bryan begunstigen! Wat een onzin! Zij heeft mij op alle mogelijke ma nieren trachten te verhinderen, om hem nit te noodigeo, zij mag hem ten eenenmale niet lijden, dat weet ik zeer goed." Bij deze woordeu krullen de lippen zjjoer moeder zich toch wel wat zonderling. „Het is een groote zegeo, dat gg geen ijverzuchtig man rijt," segt zij droog. de, Hoe 't mogelijk is, dat daarbij geen dooden zijn te betreuren, is bijna onbe grijpelijk. Naar Pen ooggetuige ons ver zekerde, zijn slechts (wee personen uit de menigte door een kogel getroffeB, waar van een aan het been of in de knie, de andere slechts in de kleeren. Naar men zegt, zijn er w»l 20 30 schoten door hem gelost, telkens op de meest bedreig de pnnten. Het bombardement duurde gernimen tijd, en middelerwijl lag een 4-jarig kind in de woonkamer te bed. Welken angst dat onschuldig kind, als mede zijne drie broertje* en zusjes, die zich bij den vader van 3 tot 7 uur in den namiddag in het borenhuis bevonden, moeten hebben doorgestaan, is niet te be schrijven. Om den indrak van het geheel onder woorden te brengen, is ook haast onmoge lijk. Het was eene algeheele nitstorting van volkswoede, waartegen gezond ver stand noch redelijkheid iets vermocht te doen, iets in het vreedzame dorpsleven on gehoords. Met kruiwagens weiden steenen aange voerd. Moeders met kinderen op den arm bewogen zich tusschen de menigte, om hunnen zoons of echtgenooten te ont raden, zich vooraan te wagen, als bpducht voor hun leren en veiligheid. Vrouwen smeekten hnnne wederhelften, om naar huis te gaan, doch alles tevergeefsmen was verblind voor gevaar en alles ging op in den stroom van woede en vernielzucht. Eet respectabel ingezetene gelakte het eindelijk, de menigte eenigszins tot beda ren te brengenhij ging daarop in de woning van den bakker, om deze zoo mo gelijk in overleg te brengen. Terloops zij hier opgemerkt, dat deze misschien voor één of twee honderd galden ten be hoeve van de bedrogen dienstmeid alle el lende en schade had kunnen voorkomen. Zoo heel onbillijk was die eisch tegenover den bakker niet. Doch het gelukte ook dezen vredestichter Diet, iets te verrichten. Des bakkers antwoord was beslist weige rend om eeuige schikking met hem te treffen. „Ik ben alleen ijverzuchtig op mijn kind antwoordt hij lachend. „Ines gaat geheel in den knaap op-* Hij heeft nooit aan Ines getwijfeld en kan ook niet aan haar twijfelen. Toen tij hem met een werkelijk vei drie! ig gelaat verzocht „Doe het ter wille van mij, noodig kolo nel Bryan niet nit, ik mag hem niet lij den," toen heeft bij haar uitgelachen. Ko lonel Bryan kwam, en noeh sir Moritz, noch eenig ander schepsel heeft maar het minste denkbeeld van bet geheim, 't welk dag en nacht als een berg zoo zwaar cp locs' hart drukt. „Da kleine is ziek 1* Met door vrees wijdgeopende oogen en bleeke wangen staat Ines daar en ziet tot baar man op, terwijl eene smart, die alleen een moederhart vermag te gevoelen, haar tot in haar binnenste doet boven. Zij zijn juist van een diner thuisgekomen en staan nog in den gang, als hun het bericht reeds gemeld wordt, „Kunnen wij niet dadeljjk met bet rjjtuig naar een arts zenden Deze practisebe raad komt van kolonel Bryan en wordt zoo dadelijk ten nitvoer gebracht- De paarden draven door den donkeren nacht, om den ouden dokter te halen, die reeds vele mensehen in de wereld, maar ook eene macht van mensehen nit de wereld geholpen heeft, zcoals de Inidjes rondom Dramaneen zeggen. Ines snelt met een gelaat, soo wit als het kleed, dat zij draagt, Moritz voorbij naar de kinderkamer. Hjj volgt baar laDgzamer en vindt de kleine in een toe stand, die hem volstrekt geen zorg baart. „Beangstig n niet," zegt kolonel Bryan troostend en mompelt zoo iets van lan den krijgen, terwij! Ines weder op haar man toetreedt. Daarna gaat Bryan naar de rookkamer en is nienwsgierig, of men van hem verwacht, dat bij zich niet zal terogtrekken, vooraleer het oordeel van den dokter bekend is. In de kinderkamer sit Ines weldra met baren lieveling in de armen, met klop pend hart naar het pijnlijke weenen van den kleine luisterend, dat gansch niet gelijkt op het gewoonlijk krachtig schreien van den kleinen erfgenaam. Met de handen op den rog ziet sir Mo ritz ernstig op zjjoe vrouw neder, zooals zij zich over haar kind neerbuigt en hare wang tegen het koortsachtig gloeiend kopje van den kleine vlijt, die zijne bandjes naar haar uitsteekt en met de kleine, onrustige vingers in bet parel snoer groeselt, want Ines, beeft hare witte japon nog niet uitgedaan. Vaster en vaster drukt zij den knaap, die in een warmen doek gebuid is, tegen baar ang stig kloppend hart. .Mijn baby, mijn joDgeu. Moedertje is hij je, moedertje zal je weder ge zond maken 1* zoo Huister t zij met be vende stem. „Moritz, hg is zoo moe, kijk eens naar zjjn lief gezichtje. Waarom verliet ik hem ook Een oogenblik legt zij hem in haar arm terug en ziet angstig in het kleine, smartelijk vertrok ken gezichtje. „Mjjn kind, mijn alles roept zjj, en de tranen vallen haar langs de wangen en op het kind neder. Sir Moritz en de baker doen al han best, om baar te kalmeeren. „Ines, mjjne lieve, ge moet niet zoo weeuent* roept haar man, op wien hare vrees beangstigend werkt, „Ik bid u, milady, wind n niet zeo op. Het kind mankeert niets bijzonders, er zal een tand doorbreken. Ieder kiod moot die periode doormaken." Eaarbjj slaat de baker bet rokjo van den kleine op en wrijft de rose, kleine voetjes met bare handen. „Ik beb hem zooeven een warm bad gegeven, en zie maar, hjj voelt al reeds verlichting. Geef het kiod na aan mij, dan zal ik wat met hem op en neder loopen." „Dat sal ik zelf wel doen," antwoordt Ines, die den knaap geen oogenblik nit de han den geven wil. Zjjn kopje dicht tegen haar warmen hals drnkkend, begint zjj de kamer op en neer te loopen, terwijl zjj al die dwaze troost- woordjes fluistert, welke slechts vcor kin- derooreu geschapen zjjn. Sir Moritz slaat haar zwjjgend gade, zooals zjj daar bijna radeloos op en neder wandelt. Het hoofdje van bet kind is op haar schou der gezonken, het klagend weenen heeft opgehouden en Ines beeldt zicb in, dst de kleine kalmer wordt, omdat sjj den joDgen in de armen houdt. In volgende dagen zal sir Moritz nog dikwjjls aan die scèoe denken, aan de liefde en de vrees, welke zich op het gelaat zjjner vrouw afspiegelen, aan de innige omarming, welke ieder gevaar ver moest houden van den lieven, kleinen last- Hjj zal nog dikwjjls met vertwjjfeling daaraan denken, aan hetgeen, waaraan hjj na geen waaide hecht, en wat bier in de kinder kamer gebeurt, zal hem in later dagen nog menigmaal in de gedachten komen. Het schjjnt lang te duren, eer de dokter komt. Ines, die met bet lijden van den kleine onbekend is, verkeert nog in gestsdigen angst, terwijl de baker tact*o!(r) de jonge moeder aliertei geschiedenissen vertelt van kinderen, die onder bare handen gestorven, zijn, enz. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 1