Brie?ei uit de laassM Li 4iste Jaargang No. j2i2. Waaxom niet naar Amerika Zondag 22 Augustus 1ö97. BIJVOEGSEL. FEUILLETON. Rotterdam, 18 Augustus 1897. No. 137. /II We hadden, vóór jareD, thuis ejjV dienstmeid de lieve Kee is nu aA ren ter ziele die behalve een grv' aantal andere deugden, ook deze beza-X dat zij een groot tegenstandster wa van de kermis, mijn moeder noemdt dit een van Kee's bijzondere dienst bode-eigenschappen en ofschoon wij - in helaas vroeg ontwikkeld cvnisme den spot dreven met Kee's afkeer ei dien trachten te verklaren in Keef duidelijk zichtbare souvenirs aau eene vroege pok—ziekte, welke souvenirs kermisvrijers weinig aantrekken en daardoor een krachtig verdedigingsmid del tegen mogelijke aanslagen op lieve eerbaarheid zijn, ofschoon wij hartelijk genoeg beweerden, dat Kee wel tei kermis zou gaan, als zich maar oen compagnon de voyage opdeedmijne moeder loofde in Kee haar afkeer en beloonde dien met een dubbele kermisfooi. In onze eerste ontwikkelingsjaren heeft Kee op ons licht-ontvankelijk ge moed zeer krachtig tegen de-Hrérmuf gewerkt. Het lukte haar, inderdaad. We waren al veertien, vóór we ten slotte de stoute schoenen aantrokken. Kee's waarschuwingen van ons aflj schudden en ter kermisse togen. Nu,1 toen we eenmaal met het kwaad hadden kennis gemaakt, konden Kee's betoogen ons niet meer van verdere kennismakingen terughouden. Ze kou zoo gemoedelijk-ernstig praten, als ze wilde, wij gingen kermishouden. Al het goede, dat z(j in ons had trachten te ontwikkelen, werd ver-) stikt. En ons kermisgaan is één vaff de nagelen aan de thans roeds ver-t molmde doodkist wan Kee geweest. Maar, al ging geheel de grCQte indruk van Kee's betoog teloor, één indraT bleef en,al klinkt het gek, 't is toch waar nog leef ik een weinig onder dien indruk. Kee was namelijk bang als de dood voor kermisgasten. Spullebazen en kraam- kerels waren haar eene nachtmerrie van angst en gruwel. Kermisklan- T ten waren voor Kee zonder uitzon- L dering roovers, moordenaars, dieven, f slechtaards, gespuis wezens, die niet in onze samenleving naast brave men schen als Kee en- baars gelijken be hoorden. Jongeheeren, zei ze aflftjd alles, I laat ik nog daar, maar dat dö permis kermisgasten brengt, dat alleen ÏS~vsH God geklaagd. Vuiler tuig is er niet. Wees toch om 's hemels wil vooral op je hoede, dat je niet door een van die kerels gegapt wordt. Ik heb er he laas voorbeelden van in mijne familie. En dan vertelde ze altijd het ijselijk verhaal waarnaar we, hoew^1 tgk slotte géén onderdeel ons bekend was, luisterden met volle aan dacht, van een ongelukkig neefje, op de Veemarkt wandelde tusschen kramen, nu al wel zestig jaar geleden Entrée een dubbeltje, jongeheer, en voor uwes kost het maar een stuiverriep een man voor een tent. Kee's neefje voelde in zijn zak en tel de nog acht duiten het rampzalig overschot van een schelling kermis geld. Hij offerde zijne laatste acht duiten aan de kas, giDg het tentje biv nen ensedert dien tijd heeft nie mand Kee's neefje meer teruggezien. Maar Kee had twintig jaar later in een spul een jongetje op sterk water zien staan, die zoo sprekend op het verdwenen neefje leek, dat zij er ontdaan van was. Daarom, jongeheeren, wees voor- RAAIT 10 Nair aanleiding van het ingezondene, voorkomende in het n°. der Schager Ct. d°. 1 Augustus, onderteekend door den heer J'hn Los, geloof ik, in het al gemeen belang te handelen, door de aan dacht der Lezers te vragen voor het na volgende Toen ik nog in Schagen woonde en me nigeen uit den landbouwenden stand sprak, waaronder er waren, die den toestand in ons land met weinig vooruitzicht bevonden, heb ik weieens tegen dezen en genen gezegd "Waarom gaat ge niet naar Amerika daar is voor den nijveren, den kondigen land bouwer wel een toekomst. En dan trachtte ik deze mijne meening te staven door hetgeen ik zoo dagelijks las in couranten en tijdschriften over amerikaansche toe standen. Ook werd door mij mede de aandacht gevestigd op Transvaal. Doch voorshands bepalen wij ons cu tot Amerika. Ook bracht het toeval mij indertijd in aanraking met den heer de Fries, en wat die mij verhaalde, deed mijne meening vaster wortel schieten. Het trok derhalve mijne aandacht, toen door Jokn Los mijne illusie op dit gebied zoo onbarmhartig werd in elkaar getrapt. Achterdochtig van aard, besloot ik eeus te ioformeeren bij vertrouwde vrienden, die ter zake van commerciëele verhoudingen met de amerikaansche toestanden in Texas, Kansas, Missouri en Dakota uitstekend bekend zijn. Daardoor ben ik in het bezit gekomen van tal van getuigenissen welke allen zonder uitzondering dus juist het te gendeel van John Los den heer A. Kuipers roemen als een door en door eer lijk man niet alleen, maar als iemand, die door zijne rijpe en veeljarige persoonlijke ondervinding, de juiste man is, in deze te oorderien. Voor vele Lezers—landbouwers der Scha ger Courant vind ik het van zeer groot belang ten opzichte der vraag, of landver huizing naar Amerika gewenscht is, al dan niet, klaarheid te verschaffen en raad ik belangstellenden met nadruk aan, het antwoord van den heer Kui pers aandachtig te lezen. Opmerking verdient, dat John Los be weert, dat in de o o s t e 1 ij k e Staten van Noord-Amerika honderden, ja, duizenden menschen zonder middel van bestaan zijn doch zulks is oud nieuws vele lieden, die naar steden trekken, welke overbevolkt zijn, vinden daar eenen zwaarderen strijd om het bestaan, dan in ons land het geval is en wel le. omdat zij de eng. taal niet kennen, 2e. dat de manier van werken, daar vereischt, hier geheel vreemd is. Doch de plaats, waarheen de heer Kuipers de Hollanders uitnoodigt te ko men, is niet in het oosten van Amerika, en niet in steden, doch in eene vruchtbare streek van lexaswaarover de heer Los zelf moet bekennen, niet veel inlichtingen te kunnen geven, daar hij op de bedoelde plaats, waarvan de heer Kuipers spreekt, niet geweest is. De heer Los heeft het hard over Dakota, maar dat beweren is in dit geval noode- loos, daar het zuiden vaD Texas en Dakota zoowat even ver van elkaar liggen, als Italië van Noorwegen. Volgens de logica van mr. Los, kunnen dus iu Italië geen sinaasappelen groeien, omdat iu het noordeD vau Noorwegen de strenge koude allen plantengroei belet. Het zou te veel plaatsruimte eischen, die allen hier af te drukken. Ook heeft het ons in het artikel van John Los gehinderd, dat hij den heer Kuipers er hard over valt, dat deze geen millioDair is. Ons dunkt, een man van eer toetst de karakterhoedanigheden van rijn naasten niet naar zijn geldkist. Maar als hooggeplaatste, zoowel als een voudige burgers uit het land, waar Kui pers woonde, schriftelijk verklaren, dat hg een eerlijk, een braaf, een humaan man is, dan is dat, duukt ons, de groot ste lof. En van hem, wien zulk een eervol ge tuigenis wordt verstrekt, heeft men zeker geen slechten raad te dochten. Daarom, Landbouwers, Tuinders en Vee- honiers, die hier in kommervolle omstan digheden moet leven, en nog op jeugdigen, krachtigen leeftijd zijt,denkt er eens rijpelijk over na, en vraagt u zelren eens af, of het voor uw huisgezin niet gewenscht is, betere levensvoorwaarden te verkrijgeD, door wat hier niet verkregen kan worden, te veroveren in een ander gewest, waar op goede gronden u de kans geboden wordt, uwe energie, uwe werkkracht beloond te vinden. Meermalen heb ik van jonge men schen gehoord, dat ze hun kapitaaltje er bij iu moesten boeren Is dat niet een ontzettende toestand? Waarom gaan de zulken niet naar betere oorden Omdat ze gehecht zijn aan hun geboor tegrond, aan hunne familie Maar wat voor waarde heeft de idee geboortegrond, als diezelfde geboortegrond ons niet kan on derhouden En wat is beterdicht bij zijne familie te leven en gebrek te lijden, of ver wsg van de familie en welvaart voor zijn eigen gezin Waarom of ik dit alles hier neerschrijf, wel omdat het mij altijd zoo heett getroffeD, dat zoovele jongelui in den boe renstand zich maar zoo weerstandloos neer legden hij de bestaande toestanden van maLise, zonder eerst hnn werkkracht en energie en moed tot ontwikkeling te bren gen in met oordeel gekozen landeD in andere werelddeelen. Wanneer het getij verloopt, moeten de bakens verzet. Die les mag voorzeker ook wel gelden voor onze jongere landbou wers. En nu is het zeker waar, dat, e- venals niet elk, die een lang mes draagt, eed besta kok is, niet alle landbouwers geschikt zijn, om landverhuizers te zijn, die met reden mogen verwachten, dat hnn pogen met gnnstigen uitslag bekroond kan worden. Maar wij gelooven niet mis te tasten door te beweren, dat menige wak kere, ijverige boerenzoon of boerenar beider, niet gebakerd in een wieg, op den bodem waarvan de gouden—erfenis reeds beschikbaar werd gelegd, met al zijn gesloof en gezwoeg hier de oude knecht blijft, terwijl hij daar ginds zich zou kun nen opwerken. Mocht mijn geschrijf tot het verkrijgen van een beteren levens standaard voor enkelen of voor meerderen een klein steentje bijdragen, dat is de wensch van hem, die jaren in uw midden heeft geleefd, met U heeft geleefd en ook in de toekomst belang blijft stellen in de bevordering van uwen welstand, van uwe welvaart. Jan Winkel. Hoorn, 17 Augustus '97. Ouddorp, 12 Augustus 1897. Mijnheer de Redacteur Niemand zonder vijand Jan Las haat mij en waarom Mij werd door een mijner vrienden een uitknipsel uit Uw couraDt toegezonden, waarin een schrijven voorkomt van Jan Los, Sioux Oenter, lowa. Deze Los beleedigt mg .in dat schrijven en zegt, ik een leugenaar ben, enz., enz. Wie Jan Los is zal bij U in Noord- Holland wel bekend zijn. Weet U, of hij een man was die orde op zijn ziken stelde en voor zijn vrouw en kinderen een zorg- .0,' ging kolonel Bryan na een poosje voort, „ik verliet o valsch, omdat ik ont zettend in de schulden stak en omdat een vriend mij het verwjjt deed, dat het meer dan lichtzinnig was, onder dergelijke om standigheden eau huwelijk aan te gaan. Tot mijne verdediging heb ik niets aan te voeren. Mijn oude oom deed mij den eed zweren, dat ik geen andere vroaw zou trouwen, dan die hij voor mij zou uit kiezen. O, Sybille, ik was een man met ondervinding en kennis, en gij nog een jong meisje. Na eenigen tijd praatte ik mij eelt' voor, dat gij ook zonder mij wel gelukkig zoudt worden en ik koesterde de gedachte, dat ik weer tot u zou kunnen terugkeeren, op den dag, dat mijn oom ge storven was en mjj tot zijn erfgenaam gemaakt had. Ik heb ellendig zelfzuch tig en slecht gehandeld. Denk daaraaD, Sybille mijne vroaw 1 Ook moet Pe daaraan danken, dat ge dikwijls, zeer dürwijls bij mij kwaamt en ik n een paar maai bijna in den dood heb gedreven.' „Paul, Paul 1' snikte Sybille, die niet langer deze zelfbeschuldiging kon aanhooreD. „Spreek daar niet verder over.' ,Ik moet u alles vertellen," ging hij voort, „ik moet u zeggen, dat ik n daarom zelfs gehaat heb, en toen ik lady Dermot, uwe zuster, voor de eerste maal zag, geloofde ik, dat gij het waart, en de hemel moge het mij vergeven ik waz er big om, dat gij een anderen man gevonden hadt.' öybiUe he t de handen op, maar zegt niets en hij vervolgt „Ik hield de aan mijn oom gedane belof te en zag overal naar eene voor mij geschik te vrouw rond, maar gedurende al dien tijd was bet mij onmogelijk, de herinnering aan n uit mijn hart te bannen, gij zweefdet mij steeds voor oogen. Dan kwam lady Dermot en dia zeide mij, dat ge op sterven laagt. Yrouw, mijn engel, kunt ge het mij verge ven F Ik dacht, dat dit de beste oplossing zou kunnen sijn, maar toen ik o stervend zag, toen ontwaakte mijn hart. En na zweer ik n, Sybille, de gebeele herinnering aan vroeger dagen keerde terug, den tijd, dat ge mijne kleioe lieveling waart en zoodoende ben ik weder bij n gekomen, mjjn dierbaar wijfje, om u deemoedig eD berouwvol te vragen, of ge een nieuw leven met mij wilt aanvangen?' Iu zijn hart weet en gevoelt hg, dat niets in staat is, ooit weder goed ie maken, wat zjj beeft moeten lijden, en toch gelooft hij, dat hare liefde bereid en in staat is, den sluier over het verledea te dekken eu dat zijn terugkeer voor haar eene volkomen genoeg doening is. Hg zegt haar, dat bij in Australië een land streek gepacht beeft, en dat zij zoo spoedig mogelijk naar de nieuwe wereld zullen ver- t rek keu. Sybille stemt gretig toe, zelfs ais bij haar vertelt, dat het schip reeds over morgen vertrekt. Vervolgens komt de onaangenaamste pe riode vau zijne biecht,waarin zijne zelfzuchtige natuur zich geheel opeubaart. „Wij moeten alles geheim houden* fluistert hij. Mijn oude oom is den dood nabij en wanneer hij wist, dat ik getrouwd ben, hg zou in staat zga, het testament nog te ver anderen. Gjj weet, Sybille, ik ben een man zonder middelen en van alle zijden door schnideischers bestormd. Dit land in Aus- tralië behoort mijn ouden oom en ik heb hem beloofd, binnen eeu jaar terug te koeren en dan het meisje te trouwen, dat hij voor dragend man en vader was, of dat hij een geldverkwister was, die geen orde op zijn zaken stelde en zijn vrouw in armoede bracht F Ik wil Jan Los nergens van beschuldigen hij heeft mij zelf verteld, dat hij naar Amerika getrokken was en zijne vrouw achtergelaten had (hoeveel kinderen is mij niet bekeDd) waarover ik hem onder houden heb. Jan Los kwam bij ons in Dakota en is niet geslaagd, en waarom niet? Het is mij onbekend, dal hij ooit een koe in eigendom gehad heeft. Ook iz mij onbekend, hij in Dakota ooit een bushel graan geteeld heeft. Kan zoo iemand het laodbouwvak, veeteelt, zuivel bereiding beoordeelen Ik heb altijd ge zegd, iedereen i« niet geschikt voor Dakota en wel het minst leegloopers, laiaards, geld verkwisters, zij, die geen orde op zaken stel len, die meenen, dat de dollar met leegloopen uit den grond in den zak komt. Neen, zul ke zalitm nooit slagen in Dakota, daar moet gearbeid worden door de hand van den vlijtigen landman, veeteler, zuivelbereider. Zelfs in een land, overvloeiend van melk en honing, zal een luiaard, een baantje zoekend, niet gemakkelijk slagen, en men kan van zulke leegloopers nooit veel ver wachten, in hun werken, iu hun spreken, en ook niet in hun BchrijveD. Jan Los schrijft over amerikaansche toestanden. Ik zeg, die zijn iu dat groo- te land niet overal hetzelfde. In de groo- te fabriekssteden ben ik het met Jan Los eens, daar heb ik ook zelf een onderzoek ingesteld, daar is op heden het aanbod van werkkrachten grooter dan de vraag, en zullen er nog vele jaren overheen kunnen loopen, eer die toestanden weer goed zijn, daarom verwijs ik ons volk niet naar die groote steden. Los zegt, dat de landbouwers over ge heel Amerika steen en been klagen, dit is niet waar, dit gezegde bewijst, dat Los niet met de toestanden in Amerika bekeDd is, en hoe zou hij er beter mede bekend kunnen zijn dan een ervaren landbouwer? Jan Los woont in lowa en daar zijn de toestanden nog niet zoo slecht, men heeft daar jaar op jaar een goeden oogst gehad en de prijzen der tarwe waren in het jaar 1896 een derde hooger dan in 1895. Dan zeg ik U, de toestanden van den boer in het Zuiden, overal waar katoen en rijst verbouwd wordt, zijn heden rooskleurig, zij hebben goede oogsten gehad èn van katoen èn van rijst, eu hoog iu prijs. Katoenboeren maakten in de laatste jaren 35 k 40 Dollars uit een baal katoen (een baal weegt 500 pond en de eerste kwali teit brengt 8 ct. (amerikaanschen Dollar- •cent) per pond op.) Voor 5 6 jaar was de prijs daarvan lager dan thans 7oor tarwe, mais, haver en gerst. Wat men in het Oosten en het Westen verbouwt, is in de laatste jaren iu prijs gedaald, slechts de tarwe is meer gerezen. Katoen, rijst en vroege aardappelen zijn in de laatste jaren iu prijs gestegen. In het ZuideD, aan de Golf van Mexico, heb ik meermalen een onderzoek ingesteld en daar maakt de boer, tuinman, fruitteler, wijubouwer, boomkweeker, bloemist, vee teler, zuivelbereider, visscher, enz., goeda zaken en verdient veel geld. Het land is laag in prijs, eerste kwa liteit vette kleigronden, gezond klimaat, re genval voldoende, warune zonneschijn, laDge zomers, korte, zachte winters. Los zegt,Zuid- Texas, waar Knipers van spreekt, ben ik niet geweesthoe kan Los dan zeggen, dat de landbouwers over geheel Amerika klagen steen en been Geachte Lezers, Los zegt, allen die inlichtingen verlangen van het Oost en West, Zuid- of Noord-Amerika, kunnen die gratis hij hem bekomen. Het is mij eeu raadsel, hoe hij die geven kan. Los wilde eeu baantje zoeken in Dakota en is niet geslaagd, vandaar getrokken naar lowa, daar is het hem gelukt, een post kantoor te krijgen, het is wel te wenschen, mü heelt bestemd.' Na heeft Brysn het zwaarste overwon nen, vol verwachting ziet bij haar aan. ,Mag ik het Ines, meadeelen F* vraagt j zij, nadenkend zijn ernstig gelaat gade slaande. ,Ja," antwoordt hij. „Ik geloof, dat lady Dermot en haar man het wel welen moeieD, maar zij mogen volstrekt het ge heim niet prijsgeven.' Zacht slaat bij zijne armen om haar heen, soo zacht en lieflijk, als hij dat gewoon was le doen in vroeger tijden, en toch, hoe anders doet deze liefko zing haar na eau. Kan zij hem ooit weder haar volkomea vertrouwen schenken F Kan het grootste geluk der wereld haar heur barteleed doen vergeten F Trots dat alles vlijt zij haar bleek kopje tegen zijne borst, als is zij gelukkig, nu eene plaats gevonden te heb- ben, waar zij van de rostelooze kwellin gen van den laatsten tijd kan uitrusten. „Vertel mij," fluistert hij, „vertel mij van ons kind.' „Ons kind 1" Het moederhart klopt luid van vreagde. Dichter drukt zij zich tegen hem aan en hare oogen schitteren, als zij hem nu voor de eerste maal al bet lief en leed kan toevertrouwen, dat zij met haar kleineD jongen heeft beleefd. Twee dagen later staan zij op het schip dat ben naar hnn nieuw vaderland bren gen zal. De knaap juicht op zijns vaders arm en wanneer er in de oogen van Sybille tranen staaD, is bet niet van verdriet. HOOFDSTUK XL. De goede nabuurschap heeft haar oordeel geveld over lues. Zij allen hebben op den rech terstoel gezeten en de jury, die niet éénmaal het voor en tegen heeft overwogen, heeft het schuldig uitgesproken. Deze uitspraak is gelijk aan levenslange „verbanning*. Een woord, om haar te verdedigen, werd dst hij du wat geld kan overzenden naar zijne vrouw, die hij achtergelaten heeft. Anders is mij onbekend, dat Los inlich tingen kan geven van eenig land. Jan Los zegt, Dakota is bijna geheel ongeschikt voor landbouw. Ik heb in al mijDe leziDgen Dakota niet eenmaal aanbevolen, hoewel als Los gezegd had, Dakota is bijna geheel ODgeschikt voor luiaards, leegloopers, baantjeszoekers, dan was ik het geheel met hem eens, maar nu niet. Dakota heeft rijke es smalle oogsten gehad, dat weet Jan Los ook wel: 1882-1888-1884- 1887-1888-1891-1892 waren rijke oog sten en de zeven eerste genoemde jaren flinke prijzen 1890 de oogst deels mis lukt en 1894 op plastsen, ook in onze nederzetting, totaal mislukt. 1885-1886- 1889-1893-1895-1896, deze jaren in het zuiddeel van Dakota de oogst middelma tig, in onze nederzetting beneden middel matig, zie hier tnijn verslag. Maar itn spreekt Jan Los in het geheel niet van veeteelt. - Jan Los weet zeer goed, dat de vee teelt in Zaid-Dakota ieder jaar een winstgevende zaak geweest is. En waar om zwijgt hij daarvan, omdat hij er niets van geprobeerd heeftLos zegt, Los en A. Kuipers weten zeer goed dat er nog nooit 600 k 700 Hollandsche familiën ge woond hebben, ook geen negen Hollaud- sche kerken zijn. Los, ik aal de negen Hollandsche ker ken opnoemen, de eerste Hollandsche gemeente van de Chr. Ger. kerk is ge sticht 14 Februari 1883, dit was de eerste van dat kerkgenootschap, van dat groote Dakota, dat elfmaal zoo groot is als Nederland, draagt den naam Overijsel; No. 2 van hetzelfde kerkgenootschap draagt den naam Friesland, No. 3 is ge sticht aan de platte creek, waarvoor ik die akkers grond gratis heb afgestaan, No. 4 is geslicht te Sprik creekde twee laatste,zijn Dulch Reforuted of gereformeerd, No. 5 New Holland Chr. Ger., No. 6 Harsissons een Chr. Ger., No. 7 Harsissons Ger., (Harsissons is een Hollandsch stadje met twee groote kerkert en twee predikan ten,) No. 8 Grand View, Chr. Ger., No. 9 Grand View, Gereformeerd. Iu het jaar 1894 telde de gereformeer de gemeente te Harsissons zoo ik meen 120 families en zijn, zoo ik meen, bij de 400 zitplaatsen in de kerk, New-Holland telde toen 100 families, die lid waren van de kerk, nu zijn er door het invallen van de droogte vele families vertrokken naar elders. Nu zal het aan geen tegenspraak liggen, als ik zeg, dat er 600 k 700 Hollandsche families daar zijn in Zuid-Da- kota, op het land, waar in 1881 nog niet een Hollandsche familie bekend was. Laat Los nn verklaren, welke kerk er niet bestaat, mijn Lezer als Los waarheid spreekt, waren in Charles en Dooglaa Co. geen negen kerken gesticht. Dat de oogst in deze groote, uitgebreide Hollandsche nederzetting in 1894 mislukt is, heb ik in ieder mijner lezingen medegedeeld, dat hulp moest komen heb ik overal verteld. Ik stel de zaken niet te rooskleurig voor, waar Los mij van beschuldigt. Ik ver klaar, dat na 1892 te toestanden in Qa- kota minder gunstig geworden ziju. Maar wat doet Los nu die plsalst daar het woordje *on" tusschen en nu zegt hij 't is eeu leugen. OI wat een Los karakter, die ieder zoo publiek aan de kaak wil stellesleest de circulaire, Los zegt, dat die sinjenr Kuipers een rus tend landbouwer is, verder, dat Kuipertje een rustend landbouwer is, hij is een oud man zonder middelen. Mijn lezer, ik schaam mij er niet voor, ik 3 jaar in een zoden hut gewoond heb, die mij buiten werkloon drie dollar gekost heeft. In 1882 ben ik met Joh. Bos, bij U wel bekend, samen begonnen te boeren, daar wij bei den ts weinig geld haddeD, om hoofd voor hoofd te beginnen. Wij maaxten het eer- er niet gesproken, omdat er geen verdedi ger was. Verscheidene omstandigheden van den meest overtuigenden aard hadden tot de bevestiging van het oordeel bijgedragen. Het was eene ontzettende misdaad in aller oog en moest ook met eene geweldige straf gestraft worden. Mevrouw Qrimshaw verbiedt haren doch ters, lady Dermots naam te noemen en blijft niet in gebreke, dit aan al hare kennissen mede te deelen. Dat de „zoete, jonge on schuldige kinderen" dit interessant thema op bare kamers bespreken, is niet alleen mogelijk, maar bepaald zekerwant dat sir Moritz, om de uitdrukking eens te bezi gen, „weer te nemen is", werkt op de gan- sche nabuurschap op geweldige wijze. ledereen weet, dat hij naar buis is te ruggekeerd en dat hij zich op zijn slot be graven houdt. Diegenen, die bet gelnk heb ben gebad, op den weg van het station naar zijn rijtuig een blik op zijn veranderd ge laat te slaan, zijn de personen van meer dan gewone beteekenis. Bleek, vervallen en ellendig zag hij er genoeg uit, om zelfs aan zijne meest verbitterde vijanden genoegeo le bereiden. De wereld kaD intosscben al den angst en het schaamtegevoel, welke zijn kommer schier ondragelgk maken, slechts raden want hoe innig hg zijne vrouw heeft lief gehad, zal buiten zijn hart niemand ooit weten. Weinige dagen zijn verioopen, jen toch komt het hem voor als een groot deel van zijn leven), «inda hij den voet weder op vader- landscben bodem zette en zoo big was, zijne kleine Ines te zullen wederiien. „O, mijne vrouw, mijne vrouwroept hij in de vertwijfeling zijns harten de eene maal na de andere. Had Ines geweten, hoezeer hg naar haar verlangde, bad zij maar zijne uitroepen kannen hooren en eenig denkbeeld gehad van de dwaling, wel ke stap voor stap was ontstaan, om haar voor altijd van haar man te schei- ste joar zooveel geld, wij ieder voor ons zelf in 1883 boeren kondeD. In het be gin hadden wij geen stoelen, geen tafel, slechts een Koe, van een kregen wij spoedig meer, iu 1885 bouwden wij een huis van gezaagd hout en in 1888 had den wij 25 melk- en kalfkoeien, daarbij jong veeik verkoop aan mijn zoon $1700 land, wat ik in 1882 voor niet gekregen heb, ik verkoop voor $300 een baisje met huissteden nabij de kerk, die op mijn land gebonwd is. In 1894 verhuur ik mijne boerderij met 10 kalf-koeien er bij, de opbrengst om de helft wat van de koeien kwam, die van bouwland ora i/3 van de opbrengst. De boer gebruikte van mijn trekvee, en gereedschappen. Wij hadden bovendien nog een 20 stuk Gustvee en ossen waar de buurboer opzicht over bad. Van de op brengst v»n vee enz. konden wij ruim leven.' Wij leefden stil, ik had een paard en buggy en reed waarheen ik wezen wil de mijn vrouw had een koe, wat kippen en een klein tuintje. En nu zei ik, dat ik was in 13 jaar tijd van een armen hutbewoner in die ledigliggende grasvel den met die landgescheoken een rustend landbouwer geworden. Los zegt maar zoo los, als ik in Nederland was, zou ik tiaar het Armenhuis moeten (wat een hart) Los zegt, van de 100 landverhuizers zijn er 5 die slagen, 95 niet. Als Los bedoelt, van de 100 lui aards, leegloopers, baantjeszoekers zijn er 5 die slagen, dan wil ik dat niet tegen spreken, want Los is ten laatste ook ge slaagd. Ik weet, van 10, die werken wil- leD, orde op zaken stellen, zijn er wel 9 geslaagd, en die niet geslaagd zijn, wat is daarvan de reden. Het is niet hetzelfde, waar men zich neerzet, die nn vertrekt naar de groote steden, om werk te zoeken, zal niet slagen, maar wil hij trekken naar het WesteD, waar dit jaar weer een rijke oogst is, dan zal hij werk vinden tegen een goed daggeld, dat weet ik wel, als in Zuid-Dakota zulk een rijke oogst is, als zij in de conranten melden, zullen daar handen te kort zijn; in 1891 bood ik tevergeefs 2 Dollar per dag in den oogsttijd en toen was er den geheelen winter werk met maisplnkkeD tegen een Dollar per dag en hooger. Mijnheer de Redacteur, ik zal uwen Le zers nooit aanraden, om informatiën te ne men naar de landbouwtoestandeu bij Jan Los. De man ie geen landbouwer, noch veeteler. Iuformeert bij beproefde land bouwers. DaDitl Ellenbroek, een man van bijna 70 jaar oud, is uit lowa, Middel burg, veitrokken naar Zuid-Texas, Li- verpool. De man is, denk ik, 30 jaar land bouwer in Amerika, heeft veel ondervin ding, heeft veel gereisd, om eene plaats te zoeken voor zijne zeven kinderen en zich zelf, hij heeft in lowa zijn land verkocht, en heeft in Ttxas beste zeekleigronden teruggekocht en wel 1280 acres. Dit is een vertrouwd man, hij is jaren ouderling in de afgescheiden ketk geweest, het is geen Losje. Ik wensch te sluiten, of nog dit, daar Los mij voor eenen leugenaar uitgemaakt heeft, wilde ik een paar getuigschriften aanbieden, om die te plaatsen. Dit nog, zou er bij U niet een hotel houder zijn, die een avond aan mij zijn zaal zou willen afstaan, dat ik ook bij U eens sprak over den landbouw, tuinbouw, veeteelt, en zuivelbereiding, enz. Mijn adres is Heerengracht 226, Am sterdam. Dankzeggend voor de plaatsruimte, Uw dienaar A. Q. A. Kuipers, Platte Znid Dakota, Noord-Amerika, tijdelijk in Nederland. den I I Terwijl sir Moritz iu zijne kamer, ver san alle menschen, onder den last Tan zijn leed bijna beawykt, snelt lees, ter wille Tan baar zcod, naar bnis. De regen Talt in stroomen neder, tsd boom en struik loopt bet water onophou delijk ceder, de bladeren üggeD, doorweekt Tan bet water, door den wind op boopen gedreven. Slechts in Ines' hart ia geen koude en geen regen. Big, kin- derlgk big, komt zij in het slot aan. Haar eerste blik geldt bet TeDSter Tan de kin derkamer en zg lacht, als zij deze, zooals gewoonljjk, verlicht ziet. Mijn kind, mgn zoet kind!» jnicbt haar hart, want zij verlangt er vurig naar, het lieflijke gezichtje te kussen, het te warmen, en de ronde handjes in de haren te nemen en weder die heldere kin derstem te hooren. Met den wenecb, haren lieveling eens te TerraaaeD, schelt zij zachtzij staat voor de poort en wacht, tpt de denr geopend zal worden. Binnen twee minuten tal zij bij bem »ijn, zal bij zgne kleine armen verlan gend naar baar uitstrekken en zal zg baar kleinood aan haar hart kunnen druk ken. En Moritz, ach, wanneer hij naar hnis komt, hoe zal zg dan hare armen om zijn hals slaan, en bem de geschiedenis der arme Sybille vertellen. Zeker, zeker, bij kan haar daarom niet beknorren 1 Hij is zoo kort bij baar, maar zij weet het niet 1 Zonder op te letten, is zij het ven ster voorbijgegaan, waarachter bij in zgne studeerkamer gezeten is, eo het licht in het kindervertrek, waarnaar zij zoo met groote belangstelling heeit gekeken, schijnt in eene leege kamergeen kinderiachen verbreekt de daar heerschende stilte. le aan- fje, die ;hen de I geleden. Nn wordt de deur geopend en voor de groote, verwonderde oogen van den por tier staat zijne jonge meesteres in den stroo menden regen. Vroolijk en gelukkig gaai tij den ouden man, die als aau den grond genageld stnat, voorbij. Met een vriendelijk hoofdknikje begroet .tg hem. Dan valt In s' oog plotseling op de overjas van baar man, die in de vestibule op een stoel ligt het is dezelfde, die Mo ritz bij zijn vertrek droeg en bij dit ge zicht begint haar hart in waren jubel te kloppen. „Sir Moritz is teraggekeerd F" roept zij met brandende wangen en schitterende oo- gen. „Ik zal mijnheer melden, dat gij hier zijt, Milady,' zegt de oude, en zgn stem drukt den twijfel nit, die zgn hart vervalt „of hg baar weder in genade aanuemen zal,F* Doch Ines vliegt hem voorbij. „Ik zal zelve wel gaan," antwoordt zn, vau verrassing bevend en toch door e^he lichte vrees bevangen, wat hg wel van hare afwezigheid zal hebben gedacht. Hoe vu rig wenscht zij nu, dat zij maar een en kel woord bad achtergelaten. Doch zij kon toch immers niet verwachten, dat hij vroeger zou terugkeeren F Het kind alles alles is vergeten in de vreugde van het oogenblik. Slechts eene deur scheidt haar van baar manZacht draait zij den knop om, dan blijft zij met een gelukkig, guitig gelaat op den drempel staan, terwijl bg, dcor het gedruis op merkzaam gewoiden, het gelaat naar de deur wendt om te zieo, wie hem in zijne een zaamheid dorft te storen. In dit oogenblik evenwel verdwijnt elk tee-'S ken van vreagde van haar gelaaLj—JfjC^ zicht, dat haar nu aanziet, ig bleek ontsteld- „Hij weet alles!" is hare eerste gedaoh tedan echter, eer zg nog in staat is, de verandering iu het wezen van haar man *o1"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 5