Brie?ei uit de laassM
Li
4iste Jaargang No. j2i2.
Waaxom niet
naar Amerika
Zondag 22 Augustus 1ö97.
BIJVOEGSEL.
FEUILLETON.
Rotterdam, 18 Augustus 1897.
No. 137. /II
We hadden, vóór jareD, thuis ejjV
dienstmeid de lieve Kee is nu aA
ren ter ziele die behalve een grv'
aantal andere deugden, ook deze beza-X
dat zij een groot tegenstandster wa
van de kermis, mijn moeder noemdt
dit een van Kee's bijzondere dienst
bode-eigenschappen en ofschoon wij -
in helaas vroeg ontwikkeld cvnisme
den spot dreven met Kee's afkeer ei
dien trachten te verklaren in Keef
duidelijk zichtbare souvenirs aau eene
vroege pok—ziekte, welke souvenirs
kermisvrijers weinig aantrekken en
daardoor een krachtig verdedigingsmid
del tegen mogelijke aanslagen op lieve
eerbaarheid zijn, ofschoon wij hartelijk
genoeg beweerden, dat Kee wel tei
kermis zou gaan, als zich maar oen
compagnon de voyage opdeedmijne
moeder loofde in Kee haar afkeer en
beloonde dien met een dubbele kermisfooi.
In onze eerste ontwikkelingsjaren
heeft Kee op ons licht-ontvankelijk ge
moed zeer krachtig tegen de-Hrérmuf
gewerkt. Het lukte haar, inderdaad.
We waren al veertien, vóór we ten
slotte de stoute schoenen aantrokken.
Kee's waarschuwingen van ons aflj
schudden en ter kermisse togen. Nu,1
toen we eenmaal met het kwaad
hadden kennis gemaakt, konden Kee's
betoogen ons niet meer van verdere
kennismakingen terughouden. Ze kou
zoo gemoedelijk-ernstig praten, als ze
wilde, wij gingen kermishouden.
Al het goede, dat z(j in ons had
trachten te ontwikkelen, werd ver-)
stikt. En ons kermisgaan is één vaff
de nagelen aan de thans roeds ver-t
molmde doodkist wan Kee geweest.
Maar, al ging geheel de grCQte indruk
van Kee's betoog teloor, één indraT
bleef en,al klinkt het gek, 't is
toch waar nog leef ik een weinig
onder dien indruk.
Kee was namelijk bang als de dood voor
kermisgasten. Spullebazen en kraam-
kerels waren haar eene nachtmerrie
van angst en gruwel. Kermisklan- T
ten waren voor Kee zonder uitzon- L
dering roovers, moordenaars, dieven, f
slechtaards, gespuis wezens, die niet
in onze samenleving naast brave men
schen als Kee en- baars gelijken be
hoorden.
Jongeheeren, zei ze aflftjd alles, I
laat ik nog daar, maar dat dö permis
kermisgasten brengt, dat alleen ÏS~vsH
God geklaagd. Vuiler tuig is er niet.
Wees toch om 's hemels wil vooral op
je hoede, dat je niet door een van die
kerels gegapt wordt. Ik heb er he
laas voorbeelden van in mijne familie.
En dan vertelde ze altijd het ijselijk
verhaal waarnaar we, hoew^1 tgk
slotte géén onderdeel ons
bekend was, luisterden met volle aan
dacht, van een ongelukkig neefje,
op de Veemarkt wandelde tusschen
kramen, nu al wel zestig jaar geleden
Entrée een dubbeltje, jongeheer,
en voor uwes kost het maar een
stuiverriep een man voor een tent.
Kee's neefje voelde in zijn zak en tel
de nog acht duiten het rampzalig
overschot van een schelling kermis
geld. Hij offerde zijne laatste acht
duiten aan de kas, giDg het tentje biv
nen ensedert dien tijd heeft nie
mand Kee's neefje meer teruggezien.
Maar Kee had twintig jaar later in
een spul een jongetje op sterk water
zien staan, die zoo sprekend op het
verdwenen neefje leek, dat zij er ontdaan
van was.
Daarom, jongeheeren, wees voor-
RAAIT
10
Nair aanleiding van het ingezondene,
voorkomende in het n°. der Schager
Ct. d°. 1 Augustus, onderteekend door
den heer J'hn Los, geloof ik, in het al
gemeen belang te handelen, door de aan
dacht der Lezers te vragen voor het na
volgende
Toen ik nog in Schagen woonde en me
nigeen uit den landbouwenden stand sprak,
waaronder er waren, die den toestand in
ons land met weinig vooruitzicht bevonden,
heb ik weieens tegen dezen en genen gezegd
"Waarom gaat ge niet naar Amerika daar
is voor den nijveren, den kondigen land
bouwer wel een toekomst. En dan trachtte
ik deze mijne meening te staven door
hetgeen ik zoo dagelijks las in couranten
en tijdschriften over amerikaansche toe
standen. Ook werd door mij mede de
aandacht gevestigd op Transvaal. Doch
voorshands bepalen wij ons cu tot Amerika.
Ook bracht het toeval mij indertijd in
aanraking met den heer de Fries, en wat
die mij verhaalde, deed mijne meening
vaster wortel schieten.
Het trok derhalve mijne aandacht, toen
door Jokn Los mijne illusie op dit gebied
zoo onbarmhartig werd in elkaar getrapt.
Achterdochtig van aard, besloot ik eeus
te ioformeeren bij vertrouwde vrienden,
die ter zake van commerciëele verhoudingen
met de amerikaansche toestanden in Texas,
Kansas, Missouri en Dakota uitstekend
bekend zijn.
Daardoor ben ik in het bezit gekomen
van tal van getuigenissen welke allen
zonder uitzondering dus juist het te
gendeel van John Los den heer A.
Kuipers roemen als een door en door eer
lijk man niet alleen, maar als iemand, die
door zijne rijpe en veeljarige persoonlijke
ondervinding, de juiste man is, in deze
te oorderien.
Voor vele Lezers—landbouwers der Scha
ger Courant vind ik het van zeer groot
belang ten opzichte der vraag, of landver
huizing naar Amerika gewenscht is,
al dan niet, klaarheid te verschaffen en
raad ik belangstellenden met nadruk
aan, het antwoord van den heer Kui
pers aandachtig te lezen.
Opmerking verdient, dat John Los be
weert, dat in de o o s t e 1 ij k e Staten van
Noord-Amerika honderden, ja, duizenden
menschen zonder middel van bestaan zijn
doch zulks is oud nieuws vele lieden,
die naar steden trekken, welke overbevolkt
zijn, vinden daar eenen zwaarderen strijd
om het bestaan, dan in ons land het geval
is en wel
le. omdat zij de eng. taal niet kennen,
2e. dat de manier van werken, daar
vereischt, hier geheel vreemd is.
Doch de plaats, waarheen de heer
Kuipers de Hollanders uitnoodigt te ko
men, is niet in het oosten van Amerika,
en niet in steden, doch in eene vruchtbare
streek van lexaswaarover de heer Los
zelf moet bekennen, niet veel inlichtingen
te kunnen geven, daar hij op de bedoelde
plaats, waarvan de heer Kuipers spreekt,
niet geweest is.
De heer Los heeft het hard over Dakota,
maar dat beweren is in dit geval noode-
loos, daar het zuiden vaD Texas en Dakota
zoowat even ver van elkaar liggen, als
Italië van Noorwegen. Volgens de logica
van mr. Los, kunnen dus iu Italië geen
sinaasappelen groeien, omdat iu het noordeD
vau Noorwegen de strenge koude allen
plantengroei belet.
Het zou te veel plaatsruimte eischen,
die allen hier af te drukken.
Ook heeft het ons in het artikel van
John Los gehinderd, dat hij den heer
Kuipers er hard over valt, dat deze geen
millioDair is.
Ons dunkt, een man van eer toetst
de karakterhoedanigheden van rijn naasten
niet naar zijn geldkist.
Maar als hooggeplaatste, zoowel als een
voudige burgers uit het land, waar Kui
pers woonde, schriftelijk verklaren, dat hg
een eerlijk, een braaf, een humaan
man is, dan is dat, duukt ons, de groot
ste lof.
En van hem, wien zulk een eervol ge
tuigenis wordt verstrekt, heeft men zeker
geen slechten raad te dochten.
Daarom, Landbouwers, Tuinders en Vee-
honiers, die hier in kommervolle omstan
digheden moet leven, en nog op jeugdigen,
krachtigen leeftijd zijt,denkt er eens
rijpelijk over na, en vraagt u zelren eens
af, of het voor uw huisgezin niet gewenscht
is, betere levensvoorwaarden te verkrijgeD,
door wat hier niet verkregen kan worden,
te veroveren in een ander gewest, waar op
goede gronden u de kans geboden wordt,
uwe energie, uwe werkkracht beloond te
vinden. Meermalen heb ik van jonge men
schen gehoord, dat ze hun kapitaaltje er
bij iu moesten boeren Is dat niet een
ontzettende toestand? Waarom gaan de
zulken niet naar betere oorden
Omdat ze gehecht zijn aan hun geboor
tegrond, aan hunne familie Maar wat voor
waarde heeft de idee geboortegrond, als
diezelfde geboortegrond ons niet kan on
derhouden En wat is beterdicht bij
zijne familie te leven en gebrek te lijden,
of ver wsg van de familie en welvaart
voor zijn eigen gezin
Waarom of ik dit alles hier neerschrijf,
wel omdat het mij altijd zoo heett
getroffeD, dat zoovele jongelui in den boe
renstand zich maar zoo weerstandloos neer
legden hij de bestaande toestanden van
maLise, zonder eerst hnn werkkracht en
energie en moed tot ontwikkeling te bren
gen in met oordeel gekozen landeD
in andere werelddeelen.
Wanneer het getij verloopt, moeten de
bakens verzet. Die les mag voorzeker ook
wel gelden voor onze jongere landbou
wers. En nu is het zeker waar, dat, e-
venals niet elk, die een lang mes draagt,
eed besta kok is, niet alle landbouwers
geschikt zijn, om landverhuizers te zijn,
die met reden mogen verwachten, dat hnn
pogen met gnnstigen uitslag bekroond kan
worden. Maar wij gelooven niet mis te
tasten door te beweren, dat menige wak
kere, ijverige boerenzoon of boerenar
beider, niet gebakerd in een wieg, op den
bodem waarvan de gouden—erfenis reeds
beschikbaar werd gelegd, met al zijn
gesloof en gezwoeg hier de oude knecht
blijft, terwijl hij daar ginds zich zou kun
nen opwerken. Mocht mijn geschrijf tot
het verkrijgen van een beteren levens
standaard voor enkelen of voor meerderen
een klein steentje bijdragen, dat is de
wensch van hem, die jaren in uw midden
heeft geleefd, met U heeft geleefd en ook
in de toekomst belang blijft stellen in de
bevordering van uwen welstand, van uwe
welvaart.
Jan Winkel.
Hoorn, 17 Augustus '97.
Ouddorp, 12 Augustus 1897.
Mijnheer de Redacteur
Niemand zonder vijand Jan Las haat
mij en waarom
Mij werd door een mijner vrienden een
uitknipsel uit Uw couraDt toegezonden,
waarin een schrijven voorkomt van Jan
Los, Sioux Oenter, lowa.
Deze Los beleedigt mg .in dat schrijven
en zegt, ik een leugenaar ben, enz., enz.
Wie Jan Los is zal bij U in Noord-
Holland wel bekend zijn. Weet U, of hij
een man was die orde op zijn ziken stelde
en voor zijn vrouw en kinderen een zorg-
.0,' ging kolonel Bryan na een poosje
voort, „ik verliet o valsch, omdat ik ont
zettend in de schulden stak en omdat een
vriend mij het verwjjt deed, dat het meer
dan lichtzinnig was, onder dergelijke om
standigheden eau huwelijk aan te gaan.
Tot mijne verdediging heb ik niets aan te
voeren. Mijn oude oom deed mij den eed
zweren, dat ik geen andere vroaw zou
trouwen, dan die hij voor mij zou uit
kiezen. O, Sybille, ik was een man met
ondervinding en kennis, en gij nog een
jong meisje. Na eenigen tijd praatte ik
mij eelt' voor, dat gij ook zonder mij wel
gelukkig zoudt worden en ik koesterde de
gedachte, dat ik weer tot u zou kunnen
terugkeeren, op den dag, dat mijn oom ge
storven was en mjj tot zijn erfgenaam
gemaakt had. Ik heb ellendig zelfzuch
tig en slecht gehandeld. Denk daaraaD,
Sybille mijne vroaw 1 Ook moet
Pe daaraan danken, dat ge dikwijls, zeer
dürwijls bij mij kwaamt en ik n een paar
maai bijna in den dood heb gedreven.'
„Paul, Paul 1' snikte Sybille, die niet
langer deze zelfbeschuldiging kon aanhooreD.
„Spreek daar niet verder over.'
,Ik moet u alles vertellen," ging hij
voort, „ik moet u zeggen, dat ik n daarom
zelfs gehaat heb, en toen ik lady Dermot,
uwe zuster, voor de eerste maal zag, geloofde
ik, dat gij het waart, en de hemel moge
het mij vergeven ik waz er big om, dat
gij een anderen man gevonden hadt.'
öybiUe he t de handen op, maar zegt
niets en hij vervolgt
„Ik hield de aan mijn oom gedane belof
te en zag overal naar eene voor mij geschik
te vrouw rond, maar gedurende al dien tijd
was bet mij onmogelijk, de herinnering aan
n uit mijn hart te bannen, gij zweefdet mij
steeds voor oogen. Dan kwam lady Dermot
en dia zeide mij, dat ge op sterven laagt.
Yrouw, mijn engel, kunt ge het mij verge
ven F Ik dacht, dat dit de beste oplossing
zou kunnen sijn, maar toen ik o stervend
zag, toen ontwaakte mijn hart. En na zweer
ik n, Sybille, de gebeele herinnering aan
vroeger dagen keerde terug, den tijd,
dat ge mijne kleioe lieveling waart en
zoodoende ben ik weder bij n gekomen,
mjjn dierbaar wijfje, om u deemoedig eD
berouwvol te vragen, of ge een nieuw leven
met mij wilt aanvangen?'
Iu zijn hart weet en gevoelt hg, dat niets
in staat is, ooit weder goed ie maken, wat zjj
beeft moeten lijden, en toch gelooft hij, dat
hare liefde bereid en in staat is, den sluier
over het verledea te dekken eu dat zijn
terugkeer voor haar eene volkomen genoeg
doening is.
Hg zegt haar, dat bij in Australië een land
streek gepacht beeft, en dat zij zoo spoedig
mogelijk naar de nieuwe wereld zullen ver-
t rek keu. Sybille stemt gretig toe, zelfs ais
bij haar vertelt, dat het schip reeds over
morgen vertrekt.
Vervolgens komt de onaangenaamste pe
riode vau zijne biecht,waarin zijne zelfzuchtige
natuur zich geheel opeubaart.
„Wij moeten alles geheim houden* fluistert
hij. Mijn oude oom is den dood nabij en
wanneer hij wist, dat ik getrouwd ben, hg
zou in staat zga, het testament nog te ver
anderen. Gjj weet, Sybille, ik ben een man
zonder middelen en van alle zijden door
schnideischers bestormd. Dit land in Aus-
tralië behoort mijn ouden oom en ik heb
hem beloofd, binnen eeu jaar terug te koeren
en dan het meisje te trouwen, dat hij voor
dragend man en vader was, of dat hij een
geldverkwister was, die geen orde op zijn
zaken stelde en zijn vrouw in armoede
bracht F Ik wil Jan Los nergens van
beschuldigen hij heeft mij zelf verteld, dat
hij naar Amerika getrokken was en zijne
vrouw achtergelaten had (hoeveel kinderen
is mij niet bekeDd) waarover ik hem onder
houden heb. Jan Los kwam bij ons in
Dakota en is niet geslaagd, en waarom
niet? Het is mij onbekend, dal hij ooit
een koe in eigendom gehad heeft. Ook
iz mij onbekend, hij in Dakota ooit een
bushel graan geteeld heeft. Kan zoo
iemand het laodbouwvak, veeteelt, zuivel
bereiding beoordeelen Ik heb altijd ge
zegd, iedereen i« niet geschikt voor Dakota
en wel het minst leegloopers, laiaards, geld
verkwisters, zij, die geen orde op zaken stel
len, die meenen, dat de dollar met leegloopen
uit den grond in den zak komt. Neen, zul
ke zalitm nooit slagen in Dakota, daar moet
gearbeid worden door de hand van den
vlijtigen landman, veeteler, zuivelbereider.
Zelfs in een land, overvloeiend van melk
en honing, zal een luiaard, een baantje
zoekend, niet gemakkelijk slagen, en men
kan van zulke leegloopers nooit veel ver
wachten, in hun werken, iu hun spreken,
en ook niet in hun BchrijveD.
Jan Los schrijft over amerikaansche
toestanden. Ik zeg, die zijn iu dat groo-
te land niet overal hetzelfde. In de groo-
te fabriekssteden ben ik het met Jan Los
eens, daar heb ik ook zelf een onderzoek
ingesteld, daar is op heden het aanbod
van werkkrachten grooter dan de vraag, en
zullen er nog vele jaren overheen kunnen
loopen, eer die toestanden weer goed zijn,
daarom verwijs ik ons volk niet naar die
groote steden.
Los zegt, dat de landbouwers over ge
heel Amerika steen en been klagen, dit
is niet waar, dit gezegde bewijst, dat Los
niet met de toestanden in Amerika bekeDd
is, en hoe zou hij er beter mede bekend
kunnen zijn dan een ervaren landbouwer?
Jan Los woont in lowa en daar zijn de
toestanden nog niet zoo slecht, men heeft
daar jaar op jaar een goeden oogst gehad
en de prijzen der tarwe waren in het jaar
1896 een derde hooger dan in 1895. Dan
zeg ik U, de toestanden van den boer in
het Zuiden, overal waar katoen en rijst
verbouwd wordt, zijn heden rooskleurig,
zij hebben goede oogsten gehad èn van
katoen èn van rijst, eu hoog iu prijs.
Katoenboeren maakten in de laatste jaren
35 k 40 Dollars uit een baal katoen (een
baal weegt 500 pond en de eerste kwali
teit brengt 8 ct. (amerikaanschen Dollar-
•cent) per pond op.) Voor 5 6 jaar was
de prijs daarvan lager dan thans 7oor
tarwe, mais, haver en gerst.
Wat men in het Oosten en het Westen
verbouwt, is in de laatste jaren iu prijs
gedaald, slechts de tarwe is meer gerezen.
Katoen, rijst en vroege aardappelen zijn
in de laatste jaren iu prijs gestegen. In
het ZuideD, aan de Golf van Mexico,
heb ik meermalen een onderzoek ingesteld
en daar maakt de boer, tuinman, fruitteler,
wijubouwer, boomkweeker, bloemist, vee
teler, zuivelbereider, visscher, enz., goeda
zaken en verdient veel geld.
Het land is laag in prijs, eerste kwa
liteit vette kleigronden, gezond klimaat, re
genval voldoende, warune zonneschijn, laDge
zomers, korte, zachte winters. Los zegt,Zuid-
Texas, waar Knipers van spreekt, ben ik
niet geweesthoe kan Los dan zeggen,
dat de landbouwers over geheel Amerika
klagen steen en been
Geachte Lezers, Los zegt, allen die
inlichtingen verlangen van het Oost en
West, Zuid- of Noord-Amerika, kunnen
die gratis hij hem bekomen. Het is mij
eeu raadsel, hoe hij die geven kan. Los
wilde eeu baantje zoeken in Dakota en
is niet geslaagd, vandaar getrokken naar
lowa, daar is het hem gelukt, een post
kantoor te krijgen, het is wel te wenschen,
mü heelt bestemd.'
Na heeft Brysn het zwaarste overwon
nen, vol verwachting ziet bij haar aan.
,Mag ik het Ines, meadeelen F* vraagt j
zij, nadenkend zijn ernstig gelaat gade
slaande.
,Ja," antwoordt hij. „Ik geloof, dat
lady Dermot en haar man het wel welen
moeieD, maar zij mogen volstrekt het ge
heim niet prijsgeven.'
Zacht slaat bij zijne armen om haar
heen, soo zacht en lieflijk, als hij dat
gewoon was le doen in vroeger tijden,
en toch, hoe anders doet deze liefko
zing haar na eau.
Kan zij hem ooit weder haar volkomea
vertrouwen schenken F Kan het grootste
geluk der wereld haar heur barteleed doen
vergeten F Trots dat alles vlijt zij haar
bleek kopje tegen zijne borst, als is zij
gelukkig, nu eene plaats gevonden te heb-
ben, waar zij van de rostelooze kwellin
gen van den laatsten tijd kan uitrusten.
„Vertel mij," fluistert hij, „vertel mij van
ons kind.'
„Ons kind 1" Het moederhart klopt luid
van vreagde. Dichter drukt zij zich tegen
hem aan en hare oogen schitteren, als zij
hem nu voor de eerste maal al bet lief en
leed kan toevertrouwen, dat zij met haar
kleineD jongen heeft beleefd.
Twee dagen later staan zij op het schip
dat ben naar hnn nieuw vaderland bren
gen zal. De knaap juicht op zijns vaders
arm en wanneer er in de oogen van Sybille
tranen staaD, is bet niet van verdriet.
HOOFDSTUK XL.
De goede nabuurschap heeft haar oordeel
geveld over lues. Zij allen hebben op den rech
terstoel gezeten en de jury, die niet éénmaal
het voor en tegen heeft overwogen, heeft
het schuldig uitgesproken. Deze uitspraak
is gelijk aan levenslange „verbanning*.
Een woord, om haar te verdedigen, werd
dst hij du wat geld kan overzenden naar
zijne vrouw, die hij achtergelaten heeft.
Anders is mij onbekend, dat Los inlich
tingen kan geven van eenig land.
Jan Los zegt, Dakota is bijna geheel
ongeschikt voor landbouw. Ik heb in al mijDe
leziDgen Dakota niet eenmaal aanbevolen,
hoewel als Los gezegd had, Dakota is bijna
geheel ODgeschikt voor luiaards, leegloopers,
baantjeszoekers, dan was ik het geheel met
hem eens, maar nu niet. Dakota heeft
rijke es smalle oogsten gehad, dat weet
Jan Los ook wel: 1882-1888-1884-
1887-1888-1891-1892 waren rijke oog
sten en de zeven eerste genoemde jaren
flinke prijzen 1890 de oogst deels mis
lukt en 1894 op plastsen, ook in onze
nederzetting, totaal mislukt. 1885-1886-
1889-1893-1895-1896, deze jaren in het
zuiddeel van Dakota de oogst middelma
tig, in onze nederzetting beneden middel
matig, zie hier tnijn verslag. Maar itn
spreekt Jan Los in het geheel niet van
veeteelt. -
Jan Los weet zeer goed, dat de vee
teelt in Zaid-Dakota ieder jaar een
winstgevende zaak geweest is. En waar
om zwijgt hij daarvan, omdat hij er niets
van geprobeerd heeftLos zegt, Los en
A. Kuipers weten zeer goed dat er nog
nooit 600 k 700 Hollandsche familiën ge
woond hebben, ook geen negen Hollaud-
sche kerken zijn.
Los, ik aal de negen Hollandsche ker
ken opnoemen, de eerste Hollandsche
gemeente van de Chr. Ger. kerk is ge
sticht 14 Februari 1883, dit was de
eerste van dat kerkgenootschap, van dat
groote Dakota, dat elfmaal zoo groot is
als Nederland, draagt den naam Overijsel;
No. 2 van hetzelfde kerkgenootschap
draagt den naam Friesland, No. 3 is ge
sticht aan de platte creek, waarvoor ik die
akkers grond gratis heb afgestaan, No.
4 is geslicht te Sprik creekde twee
laatste,zijn Dulch Reforuted of gereformeerd,
No. 5 New Holland Chr. Ger., No. 6
Harsissons een Chr. Ger., No. 7 Harsissons
Ger., (Harsissons is een Hollandsch stadje
met twee groote kerkert en twee predikan
ten,) No. 8 Grand View, Chr. Ger., No.
9 Grand View, Gereformeerd.
Iu het jaar 1894 telde de gereformeer
de gemeente te Harsissons zoo ik meen
120 families en zijn, zoo ik meen, bij de
400 zitplaatsen in de kerk, New-Holland
telde toen 100 families, die lid waren van
de kerk, nu zijn er door het invallen van
de droogte vele families vertrokken naar
elders. Nu zal het aan geen tegenspraak
liggen, als ik zeg, dat er 600 k 700
Hollandsche families daar zijn in Zuid-Da-
kota, op het land, waar in 1881 nog niet
een Hollandsche familie bekend was.
Laat Los nn verklaren, welke kerk er
niet bestaat, mijn Lezer als Los waarheid
spreekt, waren in Charles en Dooglaa Co.
geen negen kerken gesticht. Dat de oogst
in deze groote, uitgebreide Hollandsche
nederzetting in 1894 mislukt is, heb ik in
ieder mijner lezingen medegedeeld, dat
hulp moest komen heb ik overal verteld.
Ik stel de zaken niet te rooskleurig voor,
waar Los mij van beschuldigt. Ik ver
klaar, dat na 1892 te toestanden in Qa-
kota minder gunstig geworden ziju.
Maar wat doet Los nu die plsalst
daar het woordje *on" tusschen en nu
zegt hij 't is eeu leugen. OI wat een
Los karakter, die ieder zoo publiek aan de
kaak wil stellesleest de circulaire, Los
zegt, dat die sinjenr Kuipers een rus
tend landbouwer is, verder, dat Kuipertje
een rustend landbouwer is, hij is een oud
man zonder middelen. Mijn lezer, ik
schaam mij er niet voor, ik 3 jaar in een
zoden hut gewoond heb, die mij buiten
werkloon drie dollar gekost heeft. In 1882
ben ik met Joh. Bos, bij U wel bekend,
samen begonnen te boeren, daar wij bei
den ts weinig geld haddeD, om hoofd voor
hoofd te beginnen. Wij maaxten het eer-
er niet gesproken, omdat er geen verdedi
ger was. Verscheidene omstandigheden van
den meest overtuigenden aard hadden tot
de bevestiging van het oordeel bijgedragen.
Het was eene ontzettende misdaad in aller
oog en moest ook met eene geweldige straf
gestraft worden.
Mevrouw Qrimshaw verbiedt haren doch
ters, lady Dermots naam te noemen en blijft
niet in gebreke, dit aan al hare kennissen
mede te deelen. Dat de „zoete, jonge on
schuldige kinderen" dit interessant thema
op bare kamers bespreken, is niet alleen
mogelijk, maar bepaald zekerwant dat
sir Moritz, om de uitdrukking eens te bezi
gen, „weer te nemen is", werkt op de gan-
sche nabuurschap op geweldige wijze.
ledereen weet, dat hij naar buis is te
ruggekeerd en dat hij zich op zijn slot be
graven houdt. Diegenen, die bet gelnk heb
ben gebad, op den weg van het station naar
zijn rijtuig een blik op zijn veranderd ge
laat te slaan, zijn de personen van meer
dan gewone beteekenis. Bleek, vervallen
en ellendig zag hij er genoeg uit, om zelfs
aan zijne meest verbitterde vijanden genoegeo
le bereiden.
De wereld kaD intosscben al den angst
en het schaamtegevoel, welke zijn kommer
schier ondragelgk maken, slechts raden
want hoe innig hg zijne vrouw heeft
lief gehad, zal buiten zijn hart niemand ooit
weten. Weinige dagen zijn verioopen, jen toch
komt het hem voor als een groot deel van
zijn leven), «inda hij den voet weder op vader-
landscben bodem zette en zoo big was, zijne
kleine Ines te zullen wederiien.
„O, mijne vrouw, mijne vrouwroept hij
in de vertwijfeling zijns harten de eene
maal na de andere. Had Ines geweten,
hoezeer hg naar haar verlangde, bad zij
maar zijne uitroepen kannen hooren en
eenig denkbeeld gehad van de dwaling, wel
ke stap voor stap was ontstaan, om
haar voor altijd van haar man te schei-
ste joar zooveel geld, wij ieder voor ons
zelf in 1883 boeren kondeD. In het be
gin hadden wij geen stoelen, geen tafel,
slechts een Koe, van een kregen wij
spoedig meer, iu 1885 bouwden wij een
huis van gezaagd hout en in 1888 had
den wij 25 melk- en kalfkoeien, daarbij
jong veeik verkoop aan mijn zoon
$1700 land, wat ik in 1882 voor niet
gekregen heb, ik verkoop voor $300
een baisje met huissteden nabij de kerk,
die op mijn land gebonwd is.
In 1894 verhuur ik mijne boerderij met
10 kalf-koeien er bij, de opbrengst om
de helft wat van de koeien kwam, die
van bouwland ora i/3 van de opbrengst.
De boer gebruikte van mijn trekvee, en
gereedschappen. Wij hadden bovendien nog
een 20 stuk Gustvee en ossen waar de
buurboer opzicht over bad. Van de op
brengst v»n vee enz. konden wij ruim
leven.' Wij leefden stil, ik had een paard
en buggy en reed waarheen ik wezen wil
de mijn vrouw had een koe, wat kippen
en een klein tuintje. En nu zei ik, dat
ik was in 13 jaar tijd van een armen
hutbewoner in die ledigliggende grasvel
den met die landgescheoken een rustend
landbouwer geworden. Los zegt maar
zoo los, als ik in Nederland was, zou
ik tiaar het Armenhuis moeten (wat
een hart) Los zegt, van de 100
landverhuizers zijn er 5 die slagen,
95 niet. Als Los bedoelt, van de 100 lui
aards, leegloopers, baantjeszoekers zijn er
5 die slagen, dan wil ik dat niet tegen
spreken, want Los is ten laatste ook ge
slaagd. Ik weet, van 10, die werken wil-
leD, orde op zaken stellen, zijn er wel 9
geslaagd, en die niet geslaagd zijn, wat is
daarvan de reden. Het is niet hetzelfde,
waar men zich neerzet, die nn vertrekt
naar de groote steden, om werk te zoeken,
zal niet slagen, maar wil hij trekken naar
het WesteD, waar dit jaar weer een rijke
oogst is, dan zal hij werk vinden tegen
een goed daggeld, dat weet ik wel, als
in Zuid-Dakota zulk een rijke oogst is,
als zij in de conranten melden, zullen
daar handen te kort zijn; in 1891 bood
ik tevergeefs 2 Dollar per dag in den
oogsttijd en toen was er den geheelen
winter werk met maisplnkkeD tegen een
Dollar per dag en hooger.
Mijnheer de Redacteur, ik zal uwen Le
zers nooit aanraden, om informatiën te ne
men naar de landbouwtoestandeu bij Jan
Los. De man ie geen landbouwer, noch
veeteler. Iuformeert bij beproefde land
bouwers. DaDitl Ellenbroek, een man van
bijna 70 jaar oud, is uit lowa, Middel
burg, veitrokken naar Zuid-Texas, Li-
verpool. De man is, denk ik, 30 jaar land
bouwer in Amerika, heeft veel ondervin
ding, heeft veel gereisd, om eene plaats te
zoeken voor zijne zeven kinderen en zich
zelf, hij heeft in lowa zijn land verkocht,
en heeft in Ttxas beste zeekleigronden
teruggekocht en wel 1280 acres. Dit is
een vertrouwd man, hij is jaren ouderling
in de afgescheiden ketk geweest, het is
geen Losje.
Ik wensch te sluiten, of nog dit, daar
Los mij voor eenen leugenaar uitgemaakt
heeft, wilde ik een paar getuigschriften
aanbieden, om die te plaatsen.
Dit nog, zou er bij U niet een hotel
houder zijn, die een avond aan mij zijn
zaal zou willen afstaan, dat ik ook bij U
eens sprak over den landbouw, tuinbouw,
veeteelt, en zuivelbereiding, enz.
Mijn adres is Heerengracht 226, Am
sterdam.
Dankzeggend voor de plaatsruimte,
Uw dienaar
A. Q. A. Kuipers,
Platte Znid Dakota,
Noord-Amerika,
tijdelijk in Nederland.
den I I
Terwijl sir Moritz iu zijne kamer, ver san
alle menschen, onder den last Tan zijn leed
bijna beawykt, snelt lees, ter wille Tan
baar zcod, naar bnis.
De regen Talt in stroomen neder, tsd
boom en struik loopt bet water onophou
delijk ceder, de bladeren üggeD,
doorweekt Tan bet water, door den wind op
boopen gedreven. Slechts in Ines' hart
ia geen koude en geen regen. Big, kin-
derlgk big, komt zij in het slot aan. Haar
eerste blik geldt bet TeDSter Tan de kin
derkamer en zg lacht, als zij deze, zooals
gewoonljjk, verlicht ziet.
Mijn kind, mgn zoet kind!» jnicbt haar
hart, want zij verlangt er vurig
naar, het lieflijke gezichtje te kussen, het
te warmen, en de ronde handjes in de
haren te nemen en weder die heldere kin
derstem te hooren.
Met den wenecb, haren lieveling eens te
TerraaaeD, schelt zij zachtzij staat voor de
poort en wacht, tpt de denr geopend zal
worden. Binnen twee minuten tal zij bij
bem »ijn, zal bij zgne kleine armen verlan
gend naar baar uitstrekken en zal zg
baar kleinood aan haar hart kunnen druk
ken.
En Moritz, ach, wanneer hij naar hnis
komt, hoe zal zg dan hare armen om zijn
hals slaan, en bem de geschiedenis der
arme Sybille vertellen. Zeker, zeker, bij
kan haar daarom niet beknorren 1
Hij is zoo kort bij baar, maar zij weet
het niet 1
Zonder op te letten, is zij het ven
ster voorbijgegaan, waarachter bij in zgne
studeerkamer gezeten is, eo het licht in het
kindervertrek, waarnaar zij zoo met groote
belangstelling heeit gekeken, schijnt in eene
leege kamergeen kinderiachen verbreekt
de daar heerschende stilte.
le aan-
fje, die
;hen de I
geleden.
Nn wordt de deur geopend en voor
de groote, verwonderde oogen van den por
tier staat zijne jonge meesteres in den stroo
menden regen.
Vroolijk en gelukkig gaai tij den ouden man,
die als aau den grond genageld stnat, voorbij.
Met een vriendelijk hoofdknikje begroet .tg
hem. Dan valt In s' oog plotseling op de
overjas van baar man, die in de vestibule
op een stoel ligt het is dezelfde, die Mo
ritz bij zijn vertrek droeg en bij dit ge
zicht begint haar hart in waren jubel te
kloppen.
„Sir Moritz is teraggekeerd F" roept zij
met brandende wangen en schitterende oo-
gen.
„Ik zal mijnheer melden, dat gij hier zijt,
Milady,' zegt de oude, en zgn stem drukt
den twijfel nit, die zgn hart vervalt
„of hg baar weder in genade aanuemen
zal,F* Doch Ines vliegt hem voorbij.
„Ik zal zelve wel gaan," antwoordt zn,
vau verrassing bevend en toch door e^he
lichte vrees bevangen, wat hg wel van hare
afwezigheid zal hebben gedacht. Hoe vu
rig wenscht zij nu, dat zij maar een en
kel woord bad achtergelaten. Doch zij
kon toch immers niet verwachten, dat hij
vroeger zou terugkeeren F
Het kind alles alles is vergeten in
de vreugde van het oogenblik. Slechts eene
deur scheidt haar van baar manZacht
draait zij den knop om, dan blijft zij met een
gelukkig, guitig gelaat op den drempel
staan, terwijl bg, dcor het gedruis op
merkzaam gewoiden, het gelaat naar de deur
wendt om te zieo, wie hem in zijne een
zaamheid dorft te storen.
In dit oogenblik evenwel verdwijnt elk tee-'S
ken van vreagde van haar gelaaLj—JfjC^
zicht, dat haar nu aanziet, ig bleek
ontsteld-
„Hij weet alles!" is hare eerste gedaoh
tedan echter, eer zg nog in staat is, de
verandering iu het wezen van haar man *o1"