LI Zondag 29 Augustus 1397, 41ste Jaargang No. 3234. Een en ander over dienstplicht. 1 BIJVOEGSEL. GEMENGD NIEUWS. t RA NT. Yan sommige zijden wordt aan de liberale bladen verweten, dat zij in de verkiezingsdagen het erg druk hadden over de afschaffing der plaatsvervanging en nu er geheel over zwijgen. Men schijnt te meenen, dat zij daarin een wapen zien in den verkiezingsstrijd, maar het niet ernstig meenen met het beginsel zelf. Dat zal te zijner tijd wel anders blijken. De uitslag van den ver kiezingsstrijd heeft de zege gegeven aan hen, die de dienstvervanging afgeschaft willen zien. Zij hebben nu af te wach ten, welke voorstellen gedaan zullen worden, en eerst als die niet aan de verwachting mochten beantwoorden, of zich te lang laten wachten, dan is het tijd voor hen, om zich weder te doen hooren. Zij zullen intusschen dien tijd wel zelve kiezen en zich niet door scheeve voorstellingen, van welke zijde ook, laten verlokken tot een nu in al len gevalle onvruchtbaren strijd. Zoo zij één ding vurig verlangen, de voorstan ders van den persoonlijken dienstplicht, dan is het dit, dat dit hoogst gewichtig beginsel niet langer zij een onderwerp van politieken strijd, maar dat ieder, die er over te oordeelen heeft, het en kel beoordeele uit het oogpunt van het vaderlandsch belang. Wanneer wij dan nu ook den dienst plicht tot het onderwerp van eenige op merkingen maken, is het niet om een lans te breken voor de afschaffing der plaatsvervanging. Dat wij daarvóór zijn en daarvóór blijven, behoeft onzen lezers niet gezegd te worden. En wie er ver der nieuwsgierig naar is, moet maar geduld oefenen tot de tijd van spreken in deze ook voor ons weer gekomen is. Al wat we nu beoogen is den weg voor latere bespreking te effenen, door ee nige punten, waaromtrent men nog al eens in dwaling verkeert, in het juiste licht te stellen. Vrij algemeen bestaan er onjuiste denkbeelden omtrent de verhouding, waarin legersterkte, jaarlijksche lichting en diensttijd tot elkander staan, als mede over het verschil tusschen dienst en oefentijd. Ieder, die bij de militie ingedeeld wordt, heeft tegenwoordig een diensttijd van 5 jaren. Dat wil zeggen, dat hij gedurende 5 jaren beschikbaar moet zijn, om, als hij opgeroepen wordt, in het le ger te dienen. Maar zijn oefentijd is korterdie ver schilt naar gelang van het wapen, waar bij hij ingedeeld wordt, en dan nog weer naar gelang hij al of niet bij het zoogenaamd „blijvend" gedeelte komt te behooren. Of de oefentijd langer of kor ter zijn moet, hangt af van de mate van geoefendheid, die men in den soldaat verlangt en is dus hoofdzakelijk een tech nisch vraagstuk, dat geheel onafhanke lijk is van den duur van den diensttijd. Men kan een korten oefentijd bij een langen diensttijd hebben en omgekeerd. De diensttijd hangt samen met de le gersterkte en het bedrag der jaarlijksche lichting. De legersterkte, en daarmee de druk der persoonlijke lasten op de natie, hangt af van de taak, die men FEUILLETON. ïïl 40. HOOFDSTUK XXXXII. Het is nog dezelfde dag, waarop het kind overleden is. Lady Dermot heeft naar de stad geschreven en ronwklaeren be steld een klein hoopje zwsrtgerande brief jes liggen naast baar, dese zullen morgen de wereld doen weten, dat bet kind dood is. Boven, in de verst verwijderde kamer, ligt de kleine onder een wit laken. De zachte handjes en voetjes, die zoo dik wijls vroolijk en opgewekt geklapt en getrappeld bebbeD, liggen na stil o, zoo stil. De gordijnen zijn voor elk venster neer gelaten en de bedienden loopen op bnnne teenen, alsof zwaardere schreden den kleine daarboven in zijn slaap zonden storen. Lady Dermot, die met het adresseeren der briefjes is klaar gekomen en menig kopje thee behaaglijk heeft leeggeslnrpt, ■iet nn eens naar Moritz om. Zij vindt hem in een klein kamertje, een soort bibliotheek, dat lady Dermot gewoon lijk gebruikt, om haar middagslaapje te doen. Met een gelaat, dat past aan de treuri ge omstandigheden, treedt zg zachtkens binnendaarop echter is rij niet voorbereid, hem evenals eene vronw vreenecde, met de banden voor de oogen geslagen, te rallen vinden. Zij gaat naar bem toe en legt bem de koele hand op het neergebogen hoofd. „Mijn goede Moritz, ik dacht niet, dat ge dat kleine kind zoo innig lief hadt.* Hij heft het gelaat opdat gelaat is ver wrongen en ontsteld. „Ik treor niet om het kind,* zegt bij „maar ach, moeder, toen hjj mj met hare oo- gen aanzag, ,mgne vronw, mijne vroaw J aan het leger toedenkt en van de wijze, waarop men meent, die te kunnen ver vullen. Met wiskunstige zekerheid is dat niet uit te makenmaar dit staat vast, dat, naarmate meD zekerder zijn wil, dat het leger zijne taak behoor lijk kunne vervullen, het sterker en de last dus zwaarder moet zijn dat, naar mate men den last lichter maakt, de kans grooter wordt, dat het leger voor zijne taak te zwak blijke. Het is de taak der deskundigen, om hier den juisten middenweg te vinden, en den last niet zwaarder te maken, dan die ter bereiking van het beoogde doel moet zijn. Zij, die met al te veel ijver voor verlichting der persoonlijke lasten zijn, mogen intusschen wel dit bedenken, dat men bij overdrij ving in die richting de gevaren vergroot voor hen, die tot den dienst geroepen worden. Hoe minder het leger voor zijne taak berekend is, hoe meer gevaar het loopt verslagen te worden en groote ver liezen te lijden. De zwaarte der persoonlijke diensten wordt dus beheerscht door de vereischte sterkte en geoefendheid van het leger. Hoe die last verdeeld zal worden is ee ne vraag, welker beantwoording tot de bepaling van het bedrag der jaarlijksche lichting en van den diensttijd leidt. Hoe grooter de jaarlijksche lichting, hoe korter de diensttijd, hoe kleiner de lich ting, hoe langer de diensttijd. Thans krij gen wij bij eene jaarlijksche lichting van 11.000 man zoowat 50.000 man troe pen (er vallen er natuurlijk elk jaar wat uit). Stel nu, dat men, de schutterij af schaffende, 100.000 man zou willen heb ben, dan zou men de jaarlijksche lich ting op 22 000 moeten brengen, als men den diensttijd op 5 jaar wilde houden, of den diensttijd op 10 jaar moeten stellen, als men de lichting op 11.000 wilde houden. Of wel, men zou den diensttijd op 6 jaar kunnen stellen en de lichting op 17.000bij 7 jaar zou die 15.000, bij 8 jaar 13.000, bij 9 jaar 12.000 ongeveer moeten zijn. Uit deze beschouwing volgt, dat eene gelijkmatige verdeeling van den last zou meebrengen een zoo groot mogelijke lichting en een zoo kort mogelijken dienst tijd. En op dat standpunt plaatsen zich de voorstanders van den algemeenen dienstplicht. Er zijn hiertegen echter be zwaren. In de militaire zullen wij ons niet al te veel verdiepen, maar slechts op één wijzen, dat in cijfers is uit te drukken. Yan de door een zeker aantal lichtingen verkregen sterkte is de eerste altijd on- of mingeoefend en heeft dus voor de verdediging de minste waarde. Hoe grooter nu het aantal lichtingen is, hoe kleiner het percentage dier min- ot ongeoefenden is. Bij 10 lichtingen valt slechts Yio van leger in die termen, bij 5 lichtingen */s, bij nog minder lichtingen wordt dit onvoldoende geoefende deel nog grooter. Doch er is ook verschil in persoon lijke en financieële lasten. De persoonlijke lasten, in vredes tijd wel te verstaan, worden grooter, naarmate de diensttijd korter is en de j lichting grooter wordt. Want de oefen- I tijd, die gevorderd wordt, om den mili cien tot een bruikbaar soldaat te maken, is voor allen gelijk. En als men dus den diensttijd op de helft verkort, maar de lichting tweemaal zoo groot maakt, dan moeten tweemaal zooveel jongelie den in den wapenhandel geoefend wor- den, en drukt die last tweemaal zoo zwaar op de natie, want dat komt bij j elke lichting terug. En uit deze verzwaring van de per- Dit is een smart, welke boven lady Der- mot'a begrip gaatderbalve verlaat zjj baar zoon met eenige gemompelde, medelijdende woorden, maar neemt het vaste besluit, dat haar zoon van Ines scheiden en Flora Blake trouwen moet. Naast dit luchtkasteel boawt zij er nog een en wel, dat zij spoedig weder naar Dramaneen ral gaan, om de huishouding daar onder bare leiding te nemen. .Kom, ga met mij mede, om nog eenmaal naar hem ie kijkenbij ziet er nit als een engel*, zegt Alice Blake eenige aren later tot den bekommerden vader. Slechts mot tegenzin dnldt hij, dat Aliee hem meeneemt, om nog eenmaal zijn kind te zien. Dag en nacht vervolgt hem de eigenaar dige blik der stervende oogen, die blik, welke hem een stil verwijt scheen te maben diezelfde blik, waarmede Ines hem placht aan te zien, wanneer hij een oogenblikje boos op baar was. Na is het kleine gezichtje marmerwit en smal, do zoete mond gesloten, en de lange, donkere wimpers rnsten op de wangen. Hoe lief ligt hjj daar, met de schaduw van zijn laatste lachje op de stomme lip pen. Zoo bleek, r.oo onnatuurlijk bleek ligt hij op zijne versierde rustplaats, sneeuwklok jes in zijne kleine, gevonwen handen, welke Ines eens zoo innig liefhad. Alice vloeien de tranen langs de wangen. Sir Moritz ziet zwijgend, met een onbewe gelijk gelaat, voor zich heen. Hij slaat Ali- de gade, die behoed «aam eenige lokjes van 1 het voorhoofd van het kind knipt die kleine lokjes, die zoozeer op die van Ines gelijken. Zij ontmoet zijn blik en fluis tert „Ik zal die voor zijne moeder be- waren.* De lippen van den verlaten echt genoot sidderen. Hij wendt zich om, om te gaan, doch Alice houdt hem terug, terwijl zg hem zacht bij de hand vat. „Gij hebt hem nog niet gekost.* „Ik kan niet- Sedert zij mij verliet, heb ik nog geen levend wezen gekast.* „Hij leeft niet hij is dood," dringt Alice aan. „Hij is uw zoon, en lues had hem zoo innig lief." soonlijke lasten volgt verzwaring der ti- nancieële lasten. Want elke milicien, die geoefend wordt, kost een zeker bedrag en hoe meer er dus jaarlijks geoefend worden, hoe meer geld dit den plan de kosten zal. Dat is een zeer eenvou dig rekensommetje, Niet zoo eenvoudig is het, de slotsom te trekken uit deze beschouwingen. Uit militair en financieel oogpunt zou men moeten zeggen men make de lichting zoo klein, den diensttijd zoo lang mogelijk uit het oogpunt der gelijkmatige ver deeling van lasten zou men moeten ko men tot algemeenen dienstplicht. De wa re oplossing is ook hier het zoeken van een redelijken middenweg. Dus geen algemeene dienstplicht. En gij wilt afschaffing der dienstvervanging Zeker. Hier is eene andere dwaling, waarin velen verkeeren, en die tot veel onbedoelden tegenstand heeft ge leid. Toen men hier den strijd tegen de plaatsvervanging begon aan te binden, noemde men het stelsel, dat daaruit geboren zou worden algemeenen dienst plicht. En daar waren velen tegen, om dat iedereen soldaat moest worden. Wie den strijd dier eerste jaren meegemaakt heeft, herinnert zich levendig, dat vele der bedenkingen, die tegen de af schaffing der dienstvervanging werden aan gevoerd, haar grond vonden in den af keer van het denkbeeld iedereen soldaat. En toen men weldra algemeenen dienst plicht verving door persoonlijken dienst plicht, bleef het begrip, dat men aan bei de woorden hechtte, bij velen hetzelfde en bekampte men den persoonlijken dienst, plicht, omdat men niet verlangde, dat iedereen soldaat zou zijn. Toch vertegenwoordigt ieder dier woorden een eigen, afzonderlijk begrip. Algemeene dienstplicht is niet anders dan dat iedereen, die lichamelijk ge schikt is en geen redenen tot vrijstel ling heeft, dienstplichtig wordt. Doch daaruit volgt nog niet, dat hij ook die nen moet. Bij het stelsel van algemee nen, zou evengoed als bij dat van be perkten dienstplicht, plaatsvervanging kunnen worden toegelaten. Zelfs het loten is bij algemeenen dienstplicht niet uitgesloten. Bij elke regeling toch van algemeenen dienstplicht heeft men eene splitsing der dienstplichtigen in een deel, dat korter, en een deel, dat langer geoefend wordt. Het lot beslist veelal over die verdeel ing. En zoo men al geen volslagen plaatsvervanging bij al gemeenen dienstplicht toelaat, wordt eene ruiling tusschen die twee deelen toegestaan en in het wezen der zaak komt dit op dienstvervanging met al hare nadeelen neer. Persoonlijke dienstplicht is geheel on afhankelijk van de grootte der lichting. Men kan bij zeer beperkten, bij zeer uitgebreiden, zelfs bij algemeenen dienst plicht persoonlijken dienstplicht al of niet invoeren. Het wil niets anders zeggen, dan dat ieder, die naar wette lijke regelen tot den dienstplicht geroe pen wordt, dien in persoon vervullen moet en niet door een ander mag laten waarnemendien te beschouwen heeft niet als een hatelijken last, dien slechts zij te torschen hebben, wien het geld ont breekt, om hem door een ander te doen dragen en zij, die bereid zijn voor een handvol geld hem van anderen o- ver te nemen, maar als een heiligen plicht jegens het gemeene -Vaderland, dat een onvervreemdbaar recht heeft op de toewijding en de offervaardigheid van al zijne zonen. Dubbele Moord. Te Berlijn heeft een dubbele moord op twee vrouwen, die in de Königgr&t- zerstraat aldaar woonden, groot opzien gebaard, 't Waren de 71-jarige wedu we Schultze en haar 61-jarige dochter, die, hoewel zeer rijk daar, zonder eeni ge bediening woonden. Sedert ongeveer 14 dagen waren zij verdwenen, men wist niet waarheen. Dit raadsel is nu op sombere wijze ontsluierd. Onder al lerlei rommel zijn de beide lijken, in een kist verborgen, in een kelder van 't huis ontdekt, de dood der eene is vermoedelijk aan verworging toe te schrijven, die der andere aan verbrijzeling van den schedel. Van den moord wordt verdacht zekere Jozef Gönezi, een uit Oostenrijk afkomstig schoenmaker, die in 't benedenhuis een winkel gehuurd had en die ook reeds een tiental dagen verdwenen is, waar schijnlijk is hij over Engeland naar A- merika gevlucht. Een courantenbericht over het verdwijnen der vrouwen en waarschijnlijk nog meer een toenemende lijklucht gaven aanleiding tot een poli- tie-onderzoek. De Correspondent der IV. R. Ct. schrijft daarover het volgende Hoe meer er bekend wordt over den moord in de Königgratzer Strasse, des te gruwelijker feiten komen er aan het licht. De voortvluchtige schoenmaker Gönezi, een Hongaar uit Zevenbergen, die algemeen voor den dader gehouden wordt, heeft een onbegrijpelijk geduld en een afschuwelijke gevoelloosheid betoond, voor en na den moord. Om zich bij de twee vrouwen in te drin gen ,wier rijkdom en gierigheid onder de misdadigers welbekend geweest schij nen te zijn, heeft Gönezi niet alleen kamers gehuurd in het huis in de Kö niggratzer Strasse, maar ook in een ander huis, dat aan de twee vrouwen toebehoorde, in de Prinzlaues Allee, omdat hij, naar bij voorgaf, een groote schoenmakerszaak met verscheiden winkels wilde oprichten. Toen hij de oude mevrouw Schultze en hare dochter reeds vermoord en de lijken in den kelder weggestopt had, vertoonde hij zich nog doodkalm bij de overige huurders van de twee huizen, deed zich voor als de nieuwe administrateur en zinspeelde er op, dat de twee vrou wen een reisje naar Parijs wilden ma ken, en dat de huurtermijnen, die in tusschen vervielen, aan hem betaald zouden moeten worden. Ook wist hij een uit Hannover gezonden telegram in dien geest, schijnbaar door mevrouw Schultze onderteekend, den administra teur, die tot dien tijd de zaken bad bestierd, in handen te spelen. Intus schen wendde hij dagen achtereen po gingen aan, om de brandkast in de woning van zijne slachtoffers open te breken, wat hem echter niet gelukt is, zoodat zyD, buit geringer moet zijn, dan men eerst dacht. Toch moet hij nog ongeveer 6000 mark aan gereed geld in een schrijftafel gevonden heb ben, en ook eenige papieren van waar de, die hij bij een meubelmaker te gelde maakte en waarmede hij ook het werk betaalde, dat deze voor hem liet verrichten in de gehuurde vertrek ken. Want terwijl de lijken in den kelder lagen, nam de moordenaar in de kamers daar vlak boven alle maatregelen alsof hij die zeer spoedig zou betrekken, hij zette Bij bet noemen van haar naam wordt hij doodsbleek, maar bij buigt zich neder over het kleine lijkje en raakt met zijne beven de lippen bet koude, ijzige gesichtje aan. Abce boort hem heengaan. Zij ziet op de gevouwen handjes van den kleiae een traan glinsteren. Zij droogt dien niet at.Wellicht ont moet zij lues nog eens en dan sal zij baar vertellen, hoe haar kind stierf, en dat het met den kus van zijn vader op de lippen en zijn traan op de bandjes begraven is- De koude, ruwe en granwe herfstmorgen breekt aanslechts langzaam verbreidt het matte daglicht z<ch over de aarde. „Slechts op bet kerkhof is vrede Na alle leed hier beneden." Ia het konde grafgewelf der Dermots slaapt de arme baby. Het is een weldaad voor het kind niet langer mist het de zachte aanraking der moederhand, bet loete fluisteren der melodieuze moederstem. De beginnende dag zendt ook zijn licht over den spitsen toren van de oude kerk, wel ke als een waarschuwend teekeu ten he mel opsteekt, en wijd, wijd in de verte, aan de zee, breekt ook de dag aan. Aan de verre westkust, waar de zwijgen de, kalme zee als zilver in den morgenglans schittert, ontwaakt men- Langzamerhand zai de dichte nevel zich verdeelen nn echter is nog bijna alles schaduw eu eene geheim zinnige wolkenmassa. Een lichte westenwind waait over de zee en neemt een krachtige, frissche harslnoht van nit het land mede. Daar, daar komt de eerste zonnestraal Hij treft oom Bens wit huis, treft het ongesloten venster der ontvangkamer, waar Ines haar man voor de eerste maal beeft ontmoet. Ook nn, in de bieeke morgen schemering, zit zij hier, in dezelfde kamer, waarin zij den gansohen nacht heeft doorge bracht. Hare armen liggen over een cou rant uitgebreid, het hoofd rust op de armen; haar hart siddert onder haar leed, dat boven tranen en woorden verheven is. „Gestorven Morits, eerstgeboren zoon van sir Moritz Dermot, Baronet, slot Dramaneen.* Gisteren merkte zij deze advertentie op. Dood, dood Haar kleine knaap, haar lie veling, en bij stierf niet in bare armen Sprakeloos heeft zg den ganschen nacht voor deze koude woorden gezeten, geen traan heeft de smart harer brandende oo geu verlicht. En nu is het morgenzon der eenig besef daarvan ziet zij bet dag licht al helderder en helderder wordeD. Haar baby dood, haar kleine, zoete, lachende knaap. En zij, de moeder, wist niet eens, dat hij ziek wasO, dat ge teisterde, vertrapte moederhart, hoe ver langt het er naar, tenminste haar dooden zoon te mogen omhelzen. Wanhopig is de blik in bet oog, dat de immer hooger stijgende zon gadeslaat, dat den zilverglans van de zee zich in een rooden vuurgloed ziet veranderen. Zij ziet den dag met een vroolijk lachje ontwaken, en zg kan niet eens dat alles begrijpen, zjj kan niet eens bidden. Zij weet alleen, dat datgene, wat zij zoo vurig gewenscht, zoo krachtig gehoopt.heeft, nooit in vervulling sal komen. In al die lange jaren, die nog voor haar liggen, zal zij nooit meer die warme, kleine armpjes om haar hals voelen, zal zij nooit weder de kleine, roode wangetjes tegen de hare kannen vlijen, zal zij nooit weder op die laohende lipjes een kns kannen drukken. „Hij is dood, hg is dood Zij spreekt die woorden laid, en toch komen er geen tranen in hare oogen, geen oogwenk beven hare lippen. Doelloos gaat zij naar buiten en dwaalt langs het strand, kijkt over het water en deDkt en denkt. lederen trek van het zoo innig beminde gezichtje roept zij nit de herinnering op, en toch kan zij niet weenen. Niet ver van haar ligt een bootje op het strand. De visscher, een krachtige, flinke vent, gaat aan zijn arbeid, zijne vronw komt aan bet strand, om hem goede reis te wenscheo. Zij draagt haar kind op den arm en Ines ziet, hoe de vader den knaap neemt, hem vroolijk in de hoogte hoodt en de kleine lippen kust. Zij ziet ook den tro'-s en de liefde in bet oog der moeder. Dan wordt de schilders, de witters enz. aan het werk- Naar het schijnt, was zijn eenige doel daarmede, tijd te winnen, om de brand kast open te krijgen, of althans de einde Augustus vervallende huursommen op te strijken. Hij liet zelfs een wagen vracht zand en sintels van de straat af door het keldervenster scheppen, juist op de plek, waar de kisten met de lijken stondeD, vermoedelijk om die la ter zelf nog dieper te kunnen wegstop pen. In den kelderdeur liet hij door een slotenmaker uit de buurt een bijzonder veiligheidsslot zettenzoowel hiervoor als voor het inbrengen van puin gaf hij als reden op, dat de kelder tot wijn kelder ingericht zou worden. Het onbe- schaamdste van alles was wel, dat hij openlijk met de sleutels van de ver moorde vrouwen rondliep en er op pochte, dat hij als nieuwe administra teur zoo volkomen het vertrouwen ge noot van de eigenaressenook leidde hij de buren in de verlaten woning rond, om hun te laten zien, welk een rommel de vrouwen achtergelaten had den, „toen zy op reis gingen." Zij had den hem opgedragen, voegde hij er bij, de kamers op te ruimen en schoon te houden. Eerst toen de lijkenlucht on miskenbaar uit den kelder naar buiten drong, de buren bij de politie gingen klagen, en ook de oude notaris van mevrouw Schultze, die voor zaken kwam, dadelijk achterdocht koesterde, daar hij haar levenswijze veel te goed kende, om aan het verhaal van het plotseling op reis gaan geloof te schen ken eerst toen schijnt de moorde naar op de vlucht te zijn gegaan. Ook de notaris had aangifte gedaan bij de politie, en Gönezi merkte wel, dat hij nu geen kans meer had, zijn buit nog te vergrooten, en daarentegen gevaar liep, ontdekt en gearresteerd te worden. De moord schijnt tien of twaalf dagen geleden geschied te zijn, de moorde naar moet drie dagen geleden op de vlucht zijn gegaan, zoodat hij minstens nog een week na de misdaad voordu rend in het huis kwam waar de lijken van zijne slachtoffers lagen. Overigens heeft men niet de minste sympathie voor de nagedachtenis van de vermoorde vrouwen. De weduwe Schultze had haar for tuin uit woeker en huisjesmelken ver gaard, zij en hare dochter waren onge- loofelijk gierig en buitengemeen onzin delijk, en terwijl zij in de bank over 400.000 mk. konden beschikken, onge rekend miljoenen aan andere eigendom men, gingen zij in lompen gekleed en deden zij zelf het vuilste werk. Met al le leveranciers en alle buren stonden zij haast voortdurend op voet van oor log. Het congres voor arbei- dersbescherming te Zürich heeft met 132 tegen 75 stemmen aangenomen een voor stel over den arbeid van kinderen en jonge werklieden, dat hierop neerkomt, dat arbeid van kinderen beneden 16 jaar moet worden verboden. Yoor aankomende werklieden van 15 tot 18 jaar moet een arbeidsdag van 8 nur ten hoogste worden vastgesteld, alsmede vrije dagen op zon en feestdagen. De tijd voor het bezoek van herhalings- en ambachtsscholen mag niet genomen worden buiten den arbeids tijd. Tot het 15de jaar moet het bezoeken van de volksschool verplicht worden ge steld. Boeien. Eenige Engelschen, door wie vast en zeker een streepje loopt, zullen per race- de boot afgeduwd en danst weldra op de golven, en de moeder tilt den jongen omhoog, opdat hij 's vaders boot zal kannen zien gaan. Plotseling ziet de vronw eeoe dame naast zich staan, op wier gelaat een wilde, vertwij felde smart woedt. „Laat mij nw bind zien*, zegt de dame. „Laat mij uw kiud in het gezichtje zien want mijn kiud is dood.* Ines vestigt een langen blik op den kleine, zg raakt liefkozend diens mollige, door de zon verbrande handjes aan, daaroa wendt zij zich af en gaat, met de handen voor het gelaat, op het zand zitten. De kleine vingers van het visscberskiDd hebben de wonde plek van haar hart aangeraakt, de verlichting schenkende tranen breken zich eindelijk baan. Daarmede trekt ook een heilige rust in haar gemoed eu ofschoon de dood van bet kind haar één hoop heeft ontnomen, zoo gelooft zij vaster dan ooit, dat baar man baar op zekeren dag zal komen terughalen. „Zeker, Moritz zal nu komen,* spreekt zij dag aap dag tot zichzelve. „Zeker, nu onze kleine jongen dood is, zal hij mij vergiflenis schenken en mij weder aan zijn hart drnkken.* Trots al haar leed wacht zij, wacht zij ieder nur, iederen dag, de eene week na de andere, zij gaat dagelijks naar bniten, den weg op, vanwaar Moritz komen moet. Doch Moritz komt niet en baar blik toont immer minder hoop. De dagen worden reeds langer en de avonden zijn helder, en nog hoort eg niets van hem. Haar hart verteert in verlangen en iedsren morgen, wanDeer zij de oogen opslaat, troost zij zich voor den voor haar liggenden dag met do gedachte; „Wellicht komt hij heden, en is de avond daar, dan fluister» zg: „Wellicht komt hij morgen." Arme, geduldige, kleine Ines. Op zekeren avond gaat zij niet meer naar buiten, om den breedeD, stoffigen weg langs te gaan, ook den volgenden en den daarop volgenden nist. De oude Anna heeft om den dokter gezonden. Ines is zeer ziek, eindeljjk heeft het leed baar toch overmand. „Wanneer ik dood ben, zeg hem zeg myn man, dat ik hem steeds beb giek het Kanaal over roeien. De boeg van de boot is extra gecanvassed, tenein-, de het water er zooveel mogelijk nit te honden. De giek is 22 voet lang en 2»/ voet breed en steekt slechts enkele inches* boven het water nit. Met groote belangstelling volgt me<e,i zoowel te Dover als te Calais de toebe reidselen. Volmaakt kalm water wordt na- tnnrhjk vereischt voor dit waagstuk. Eei* ontzettend ongeluk had dezer dagen in het dorp Oseywilken op het schietterrein van Arys plaats. De 12-jarige zoon van den kastelein Joswi^t vond een met slagsas gevuld onderdeel- van een artillerieprojectiel en zette zich neer, om het grijze, ontplofbare poe der er nit te halen. Terwijl hij hiermede bezig was, had eene vreeselijke ontploffing plaats en zwaar verminkt viel de knaap op den grond. Zijn lichaam was openge reten, een zijner oogen hing er uit en verscheidene vingers waren van zijn han den afgescheurd, zoodat hij bijna onmid- dellijk bezweek. Zijn jongste broeder, die naar het werk had staan kijken, werd afschuwelijk aan het gelaat verwond en enkele zijner vingers, die door het wee, spattende koper waren verbrijzefj, ""moes ten afgezat wordeD. Door den ontzetten- den knal werd de grootmoeder der knapen doof. Kindermond. Meester: ,lk heb jullui laatst gezegd, dat gij moest probeeren, minstens éen menzch per week gelukkig te maken; heb jnllni dat gedaan Emil: „Ja, ik heb grootmoeder geluk, kig gemaakt'. Neester«rDat is braaf; hoe heb je dat dan wel aangelegd Emil»Ik ben bij haar op visite ge gaan, en ze in altijd gelij^kif'Veet 8a weg ga!" ^.,al Zeker kenleeken. Leverancier. Is de student ioeï®an t'huis Hospita. Jawel; hij is boven. Leverancier. Dan kom ik nog wel n eens terug want als hij geld had, zat hij in de kroeg. Door bijen gedood. In den omtrek van het italiaansche plaatsje Ca- neo werd onlangs een landbouwer gedood door de steken van een zwerm bijen, die h;j toevallig bij zijn werk had gestoord. Een knecht, die zich ïAl rijn nabijheid be vond, redde zich, door in" Gt'* sloot te springen. De baas werd door de -woeden de insecten zoodanig in het gelaat, den hals en de handen gestoken, dat hij na een ontzettend lijden van eenige uren bezweek. Verontschuldiging. Gij hebt a dezer dagen, naar ik verneem, in een gezelschap eene eigenaardige uit drukking ten opzichte van het uiterlijk mijner vrouw veroorloofdGij hebt dur ven zeggen, dat ze er uitziet als de nacht' Houdt ge dat staande, mijnheer P" „Wel zeker heb ik mij die uitdruk king gepermitteerd I" „En wat hebt ge tot uwe verontschul diging in te brengen, mijnheer!" We), dat er ook schoone nachten zijn Ook een voorbeeld.Mees ter. Een abstract zelfstandig naamwoord is de naam van iets, waarvan men zich wel een denkbeeld kan vormen, maar dat men niet kan aanraken. Geef me nn eens een voorbeeld. Leerling. Een gloeiende pook, meester. lief gebad en dat ik naar ons kind gegaan ben,* zegt ze en wendt het gelaat naar den wand. Dien nacht zal zij sterven, heeft de dok ter gezegd. Maar de morgen kom», granw en koud, maar zij leeft nog en leeft den eenen dag na den snderen dag. En terwijl de zomer langzaam voorbijgaat en de bloemen haren tooi verliezen, ligt Ines nog ..op haar leger. Ea als het rnisebende koren rjjp wordt, zit eene trenrige, kleine vrouw weder aan het strand en laat de moede, troos- telooze oogen over de zee zweven. Maar den breeden, stoffigen weg gaat zij nooit meer op, want eene inwendige stem heeft baar gezegd, dat Moritz nooit weder zal terngkomen. Op een harer wandelingen langs het strand ziet zij voor een visschershnt een menigte menschen staan, en een kind stoot een hartverscheurend gekrijt nit. Hetjkind heeft zich vreeselijk gebrand en de radelooze moeder kan niets anders doen dan weenen en zicb de handen wringen. Ines spoedt zicb naar do hnt en dringt Daar bin nen. Het is dezelfde moeder en dezelfde kleine knaap, die zij eenigen tijd te voren ontmoet had. „Geef het kind hier!* zegt Inesenneemj den achreienden kleine liefdevol in de armen. „Geef mg een schaar en haal wat meel voor de brandwonden." Behoedzaam knipt zij de kleertjes stak, vervolgens strooit zg het meel op de brand wonden. Het luide jammeren van het kind hondt op en de moeder kijkt met vriendelijk oog naar de kleine dame, hoe zij het kind ge- rast stelt en met hem spreekt. Als au dokter komt is er niet veel meer over om te doen. „Ik bad geen watten,* verklaart Ingg „daarom heb ik mg maar op deze manier beholpen. Kijk eens, de kleine schelm slaapt reeds.' De arts ziet Ioes verheugd aan.Séfli - voor de eerste maal, dat hare stem die harde onverschilligheid heeft afgelegd. Plotseling treden Ines de tranen in de oogen, zij siddert onder den lichten last van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 5