LI
Zondag 29 Augustus 1397,
41ste Jaargang No. 3234.
Een en ander
over dienstplicht.
1
BIJVOEGSEL.
GEMENGD NIEUWS.
t
RA NT.
Yan sommige zijden wordt aan de
liberale bladen verweten, dat zij in de
verkiezingsdagen het erg druk hadden
over de afschaffing der plaatsvervanging
en nu er geheel over zwijgen. Men
schijnt te meenen, dat zij daarin een
wapen zien in den verkiezingsstrijd,
maar het niet ernstig meenen met het
beginsel zelf. Dat zal te zijner tijd wel
anders blijken. De uitslag van den ver
kiezingsstrijd heeft de zege gegeven aan
hen, die de dienstvervanging afgeschaft
willen zien. Zij hebben nu af te wach
ten, welke voorstellen gedaan zullen
worden, en eerst als die niet aan de
verwachting mochten beantwoorden, of
zich te lang laten wachten, dan is het
tijd voor hen, om zich weder te doen
hooren. Zij zullen intusschen dien tijd
wel zelve kiezen en zich niet door
scheeve voorstellingen, van welke zijde
ook, laten verlokken tot een nu in al
len gevalle onvruchtbaren strijd. Zoo zij
één ding vurig verlangen, de voorstan
ders van den persoonlijken dienstplicht,
dan is het dit, dat dit hoogst gewichtig
beginsel niet langer zij een onderwerp
van politieken strijd, maar dat ieder,
die er over te oordeelen heeft, het en
kel beoordeele uit het oogpunt van het
vaderlandsch belang.
Wanneer wij dan nu ook den dienst
plicht tot het onderwerp van eenige op
merkingen maken, is het niet om een
lans te breken voor de afschaffing der
plaatsvervanging. Dat wij daarvóór zijn
en daarvóór blijven, behoeft onzen lezers
niet gezegd te worden. En wie er ver
der nieuwsgierig naar is, moet maar
geduld oefenen tot de tijd van spreken
in deze ook voor ons weer gekomen is.
Al wat we nu beoogen is den weg voor
latere bespreking te effenen, door ee
nige punten, waaromtrent men nog al
eens in dwaling verkeert, in het juiste
licht te stellen.
Vrij algemeen bestaan er onjuiste
denkbeelden omtrent de verhouding,
waarin legersterkte, jaarlijksche lichting
en diensttijd tot elkander staan, als
mede over het verschil tusschen dienst
en oefentijd.
Ieder, die bij de militie ingedeeld
wordt, heeft tegenwoordig een diensttijd
van 5 jaren. Dat wil zeggen, dat hij
gedurende 5 jaren beschikbaar moet zijn,
om, als hij opgeroepen wordt, in het le
ger te dienen.
Maar zijn oefentijd is korterdie ver
schilt naar gelang van het wapen, waar
bij hij ingedeeld wordt, en dan nog
weer naar gelang hij al of niet bij het
zoogenaamd „blijvend" gedeelte komt te
behooren. Of de oefentijd langer of kor
ter zijn moet, hangt af van de mate van
geoefendheid, die men in den soldaat
verlangt en is dus hoofdzakelijk een tech
nisch vraagstuk, dat geheel onafhanke
lijk is van den duur van den diensttijd.
Men kan een korten oefentijd bij een
langen diensttijd hebben en omgekeerd.
De diensttijd hangt samen met de le
gersterkte en het bedrag der jaarlijksche
lichting. De legersterkte, en daarmee
de druk der persoonlijke lasten op de
natie, hangt af van de taak, die men
FEUILLETON.
ïïl
40.
HOOFDSTUK XXXXII.
Het is nog dezelfde dag, waarop het
kind overleden is. Lady Dermot heeft naar
de stad geschreven en ronwklaeren be
steld een klein hoopje zwsrtgerande brief
jes liggen naast baar, dese zullen morgen
de wereld doen weten, dat bet kind dood
is. Boven, in de verst verwijderde kamer,
ligt de kleine onder een wit laken. De
zachte handjes en voetjes, die zoo dik
wijls vroolijk en opgewekt geklapt en
getrappeld bebbeD, liggen na stil o, zoo
stil.
De gordijnen zijn voor elk venster neer
gelaten en de bedienden loopen op bnnne
teenen, alsof zwaardere schreden den kleine
daarboven in zijn slaap zonden storen.
Lady Dermot, die met het adresseeren
der briefjes is klaar gekomen en menig
kopje thee behaaglijk heeft leeggeslnrpt,
■iet nn eens naar Moritz om.
Zij vindt hem in een klein kamertje, een
soort bibliotheek, dat lady Dermot gewoon
lijk gebruikt, om haar middagslaapje te
doen.
Met een gelaat, dat past aan de treuri
ge omstandigheden, treedt zg zachtkens
binnendaarop echter is rij niet voorbereid,
hem evenals eene vronw vreenecde, met de
banden voor de oogen geslagen, te rallen
vinden. Zij gaat naar bem toe en legt bem
de koele hand op het neergebogen hoofd.
„Mijn goede Moritz, ik dacht niet, dat ge
dat kleine kind zoo innig lief hadt.*
Hij heft het gelaat opdat gelaat is ver
wrongen en ontsteld.
„Ik treor niet om het kind,* zegt bij
„maar ach, moeder, toen hjj mj met hare oo-
gen aanzag, ,mgne vronw, mijne vroaw
J
aan het leger toedenkt en van de wijze,
waarop men meent, die te kunnen ver
vullen. Met wiskunstige zekerheid is
dat niet uit te makenmaar dit staat
vast, dat, naarmate meD zekerder zijn
wil, dat het leger zijne taak behoor
lijk kunne vervullen, het sterker en de
last dus zwaarder moet zijn dat, naar
mate men den last lichter maakt, de
kans grooter wordt, dat het leger voor
zijne taak te zwak blijke. Het is de taak
der deskundigen, om hier den juisten
middenweg te vinden, en den last niet
zwaarder te maken, dan die ter bereiking
van het beoogde doel moet zijn. Zij, die
met al te veel ijver voor verlichting der
persoonlijke lasten zijn, mogen intusschen
wel dit bedenken, dat men bij overdrij
ving in die richting de gevaren vergroot
voor hen, die tot den dienst geroepen
worden. Hoe minder het leger voor zijne
taak berekend is, hoe meer gevaar het
loopt verslagen te worden en groote ver
liezen te lijden.
De zwaarte der persoonlijke diensten
wordt dus beheerscht door de vereischte
sterkte en geoefendheid van het leger.
Hoe die last verdeeld zal worden is ee
ne vraag, welker beantwoording tot de
bepaling van het bedrag der jaarlijksche
lichting en van den diensttijd leidt.
Hoe grooter de jaarlijksche lichting, hoe
korter de diensttijd, hoe kleiner de lich
ting, hoe langer de diensttijd. Thans krij
gen wij bij eene jaarlijksche lichting van
11.000 man zoowat 50.000 man troe
pen (er vallen er natuurlijk elk jaar wat
uit). Stel nu, dat men, de schutterij af
schaffende, 100.000 man zou willen heb
ben, dan zou men de jaarlijksche lich
ting op 22 000 moeten brengen, als men
den diensttijd op 5 jaar wilde houden,
of den diensttijd op 10 jaar moeten
stellen, als men de lichting op 11.000
wilde houden. Of wel, men zou den
diensttijd op 6 jaar kunnen stellen en
de lichting op 17.000bij 7 jaar zou
die 15.000, bij 8 jaar 13.000, bij 9
jaar 12.000 ongeveer moeten zijn.
Uit deze beschouwing volgt, dat eene
gelijkmatige verdeeling van den last zou
meebrengen een zoo groot mogelijke
lichting en een zoo kort mogelijken dienst
tijd. En op dat standpunt plaatsen zich
de voorstanders van den algemeenen
dienstplicht. Er zijn hiertegen echter be
zwaren. In de militaire zullen wij ons
niet al te veel verdiepen, maar slechts
op één wijzen, dat in cijfers is uit te
drukken. Yan de door een zeker aantal
lichtingen verkregen sterkte is de eerste
altijd on- of mingeoefend en heeft dus
voor de verdediging de minste waarde.
Hoe grooter nu het aantal lichtingen
is, hoe kleiner het percentage dier min-
ot ongeoefenden is. Bij 10 lichtingen
valt slechts Yio van leger in die
termen, bij 5 lichtingen */s, bij nog
minder lichtingen wordt dit onvoldoende
geoefende deel nog grooter.
Doch er is ook verschil in persoon
lijke en financieële lasten.
De persoonlijke lasten, in vredes
tijd wel te verstaan, worden grooter,
naarmate de diensttijd korter is en de
j lichting grooter wordt. Want de oefen-
I tijd, die gevorderd wordt, om den mili
cien tot een bruikbaar soldaat te maken,
is voor allen gelijk. En als men dus
den diensttijd op de helft verkort, maar
de lichting tweemaal zoo groot maakt,
dan moeten tweemaal zooveel jongelie
den in den wapenhandel geoefend wor-
den, en drukt die last tweemaal zoo
zwaar op de natie, want dat komt bij
j elke lichting terug.
En uit deze verzwaring van de per-
Dit is een smart, welke boven lady Der-
mot'a begrip gaatderbalve verlaat zjj baar
zoon met eenige gemompelde, medelijdende
woorden, maar neemt het vaste besluit, dat
haar zoon van Ines scheiden en Flora Blake
trouwen moet.
Naast dit luchtkasteel boawt zij er nog
een en wel, dat zij spoedig weder naar
Dramaneen ral gaan, om de huishouding
daar onder bare leiding te nemen.
.Kom, ga met mij mede, om nog eenmaal
naar hem ie kijkenbij ziet er nit als een
engel*, zegt Alice Blake eenige aren later
tot den bekommerden vader.
Slechts mot tegenzin dnldt hij, dat Aliee
hem meeneemt, om nog eenmaal zijn kind
te zien.
Dag en nacht vervolgt hem de eigenaar
dige blik der stervende oogen, die blik,
welke hem een stil verwijt scheen te maben
diezelfde blik, waarmede Ines hem placht
aan te zien, wanneer hij een oogenblikje
boos op baar was.
Na is het kleine gezichtje marmerwit en
smal, do zoete mond gesloten, en de lange,
donkere wimpers rnsten op de wangen.
Hoe lief ligt hjj daar, met de schaduw
van zijn laatste lachje op de stomme lip
pen. Zoo bleek, r.oo onnatuurlijk bleek ligt
hij op zijne versierde rustplaats, sneeuwklok
jes in zijne kleine, gevonwen handen, welke
Ines eens zoo innig liefhad.
Alice vloeien de tranen langs de wangen.
Sir Moritz ziet zwijgend, met een onbewe
gelijk gelaat, voor zich heen. Hij slaat Ali-
de gade, die behoed «aam eenige lokjes van 1
het voorhoofd van het kind knipt die
kleine lokjes, die zoozeer op die van Ines
gelijken. Zij ontmoet zijn blik en fluis
tert „Ik zal die voor zijne moeder be-
waren.* De lippen van den verlaten echt
genoot sidderen. Hij wendt zich om, om te
gaan, doch Alice houdt hem terug, terwijl
zg hem zacht bij de hand vat.
„Gij hebt hem nog niet gekost.*
„Ik kan niet- Sedert zij mij verliet, heb
ik nog geen levend wezen gekast.*
„Hij leeft niet hij is dood," dringt
Alice aan. „Hij is uw zoon, en lues
had hem zoo innig lief."
soonlijke lasten volgt verzwaring der ti-
nancieële lasten. Want elke milicien, die
geoefend wordt, kost een zeker bedrag
en hoe meer er dus jaarlijks geoefend
worden, hoe meer geld dit den plan
de kosten zal. Dat is een zeer eenvou
dig rekensommetje,
Niet zoo eenvoudig is het, de slotsom
te trekken uit deze beschouwingen. Uit
militair en financieel oogpunt zou men
moeten zeggen men make de lichting zoo
klein, den diensttijd zoo lang mogelijk
uit het oogpunt der gelijkmatige ver
deeling van lasten zou men moeten ko
men tot algemeenen dienstplicht. De wa
re oplossing is ook hier het zoeken van
een redelijken middenweg.
Dus geen algemeene dienstplicht. En
gij wilt afschaffing der dienstvervanging
Zeker. Hier is eene andere dwaling,
waarin velen verkeeren, en die tot veel
onbedoelden tegenstand heeft ge
leid. Toen men hier den strijd tegen de
plaatsvervanging begon aan te binden,
noemde men het stelsel, dat daaruit
geboren zou worden algemeenen dienst
plicht. En daar waren velen tegen, om
dat iedereen soldaat moest worden. Wie
den strijd dier eerste jaren meegemaakt
heeft, herinnert zich levendig, dat vele
der bedenkingen, die tegen de af
schaffing der dienstvervanging werden aan
gevoerd, haar grond vonden in den af
keer van het denkbeeld iedereen soldaat.
En toen men weldra algemeenen dienst
plicht verving door persoonlijken dienst
plicht, bleef het begrip, dat men aan bei
de woorden hechtte, bij velen hetzelfde en
bekampte men den persoonlijken dienst,
plicht, omdat men niet verlangde, dat
iedereen soldaat zou zijn.
Toch vertegenwoordigt ieder dier
woorden een eigen, afzonderlijk begrip.
Algemeene dienstplicht is niet anders
dan dat iedereen, die lichamelijk ge
schikt is en geen redenen tot vrijstel
ling heeft, dienstplichtig wordt. Doch
daaruit volgt nog niet, dat hij ook die
nen moet. Bij het stelsel van algemee
nen, zou evengoed als bij dat van be
perkten dienstplicht, plaatsvervanging
kunnen worden toegelaten. Zelfs het
loten is bij algemeenen dienstplicht niet
uitgesloten. Bij elke regeling toch van
algemeenen dienstplicht heeft men eene
splitsing der dienstplichtigen in een
deel, dat korter, en een deel, dat langer
geoefend wordt. Het lot beslist veelal
over die verdeel ing. En zoo men al
geen volslagen plaatsvervanging bij al
gemeenen dienstplicht toelaat, wordt
eene ruiling tusschen die twee deelen
toegestaan en in het wezen der zaak
komt dit op dienstvervanging met al
hare nadeelen neer.
Persoonlijke dienstplicht is geheel on
afhankelijk van de grootte der lichting.
Men kan bij zeer beperkten, bij zeer
uitgebreiden, zelfs bij algemeenen dienst
plicht persoonlijken dienstplicht al
of niet invoeren. Het wil niets anders
zeggen, dan dat ieder, die naar wette
lijke regelen tot den dienstplicht geroe
pen wordt, dien in persoon vervullen
moet en niet door een ander mag laten
waarnemendien te beschouwen heeft
niet als een hatelijken last, dien slechts
zij te torschen hebben, wien het geld
ont breekt, om hem door een ander te
doen dragen en zij, die bereid zijn voor
een handvol geld hem van anderen o-
ver te nemen, maar als een heiligen
plicht jegens het gemeene -Vaderland,
dat een onvervreemdbaar recht heeft op
de toewijding en de offervaardigheid
van al zijne zonen.
Dubbele Moord.
Te Berlijn heeft een dubbele moord
op twee vrouwen, die in de Königgr&t-
zerstraat aldaar woonden, groot opzien
gebaard, 't Waren de 71-jarige wedu
we Schultze en haar 61-jarige dochter,
die, hoewel zeer rijk daar, zonder eeni
ge bediening woonden. Sedert ongeveer
14 dagen waren zij verdwenen, men
wist niet waarheen. Dit raadsel is nu
op sombere wijze ontsluierd. Onder al
lerlei rommel zijn de beide lijken, in
een kist verborgen, in een kelder van
't huis ontdekt, de dood der eene is
vermoedelijk aan verworging toe te
schrijven, die der andere aan
verbrijzeling van den schedel. Van den
moord wordt verdacht zekere Jozef
Gönezi, een uit Oostenrijk afkomstig
schoenmaker, die in 't benedenhuis een
winkel gehuurd had en die ook reeds
een tiental dagen verdwenen is, waar
schijnlijk is hij over Engeland naar A-
merika gevlucht. Een courantenbericht
over het verdwijnen der vrouwen en
waarschijnlijk nog meer een toenemende
lijklucht gaven aanleiding tot een poli-
tie-onderzoek.
De Correspondent der IV. R. Ct.
schrijft daarover het volgende
Hoe meer er bekend wordt over den
moord in de Königgratzer Strasse, des
te gruwelijker feiten komen er aan het
licht. De voortvluchtige schoenmaker
Gönezi, een Hongaar uit Zevenbergen,
die algemeen voor den dader gehouden
wordt, heeft een onbegrijpelijk geduld
en een afschuwelijke gevoelloosheid
betoond, voor en na den moord. Om
zich bij de twee vrouwen in te drin
gen ,wier rijkdom en gierigheid onder de
misdadigers welbekend geweest schij
nen te zijn, heeft Gönezi niet alleen
kamers gehuurd in het huis in de Kö
niggratzer Strasse, maar ook in een
ander huis, dat aan de twee vrouwen
toebehoorde, in de Prinzlaues Allee,
omdat hij, naar bij voorgaf, een groote
schoenmakerszaak met verscheiden
winkels wilde oprichten. Toen hij de oude
mevrouw Schultze en hare dochter
reeds vermoord en de lijken in den
kelder weggestopt had, vertoonde hij
zich nog doodkalm bij de overige
huurders van de twee huizen, deed
zich voor als de nieuwe administrateur
en zinspeelde er op, dat de twee vrou
wen een reisje naar Parijs wilden ma
ken, en dat de huurtermijnen, die in
tusschen vervielen, aan hem betaald
zouden moeten worden. Ook wist hij
een uit Hannover gezonden telegram in
dien geest, schijnbaar door mevrouw
Schultze onderteekend, den administra
teur, die tot dien tijd de zaken bad
bestierd, in handen te spelen. Intus
schen wendde hij dagen achtereen po
gingen aan, om de brandkast in de
woning van zijne slachtoffers open te
breken, wat hem echter niet gelukt
is, zoodat zyD, buit geringer moet zijn,
dan men eerst dacht. Toch moet hij
nog ongeveer 6000 mark aan gereed
geld in een schrijftafel gevonden heb
ben, en ook eenige papieren van waar
de, die hij bij een meubelmaker te
gelde maakte en waarmede hij ook
het werk betaalde, dat deze voor hem
liet verrichten in de gehuurde vertrek
ken.
Want terwijl de lijken in den kelder
lagen, nam de moordenaar in de kamers
daar vlak boven alle maatregelen alsof hij
die zeer spoedig zou betrekken, hij zette
Bij bet noemen van haar naam wordt hij
doodsbleek, maar bij buigt zich neder over
het kleine lijkje en raakt met zijne beven
de lippen bet koude, ijzige gesichtje aan.
Abce boort hem heengaan. Zij ziet op de
gevouwen handjes van den kleiae een traan
glinsteren. Zij droogt dien niet at.Wellicht ont
moet zij lues nog eens en dan sal zij baar
vertellen, hoe haar kind stierf, en dat het
met den kus van zijn vader op de lippen en
zijn traan op de bandjes begraven is-
De koude, ruwe en granwe herfstmorgen
breekt aanslechts langzaam verbreidt het
matte daglicht z<ch over de aarde.
„Slechts op bet kerkhof is vrede
Na alle leed hier beneden."
Ia het konde grafgewelf der Dermots
slaapt de arme baby. Het is een weldaad
voor het kind niet langer mist het de
zachte aanraking der moederhand, bet loete
fluisteren der melodieuze moederstem.
De beginnende dag zendt ook zijn licht
over den spitsen toren van de oude kerk, wel
ke als een waarschuwend teekeu ten he
mel opsteekt, en wijd, wijd in de verte, aan
de zee, breekt ook de dag aan.
Aan de verre westkust, waar de zwijgen
de, kalme zee als zilver in den morgenglans
schittert, ontwaakt men- Langzamerhand
zai de dichte nevel zich verdeelen nn echter
is nog bijna alles schaduw eu eene geheim
zinnige wolkenmassa.
Een lichte westenwind waait over de zee
en neemt een krachtige, frissche harslnoht
van nit het land mede.
Daar, daar komt de eerste zonnestraal
Hij treft oom Bens wit huis, treft het
ongesloten venster der ontvangkamer, waar
Ines haar man voor de eerste maal beeft
ontmoet. Ook nn, in de bieeke morgen
schemering, zit zij hier, in dezelfde kamer,
waarin zij den gansohen nacht heeft doorge
bracht. Hare armen liggen over een cou
rant uitgebreid, het hoofd rust op de armen;
haar hart siddert onder haar leed, dat
boven tranen en woorden verheven is.
„Gestorven Morits, eerstgeboren zoon van
sir Moritz Dermot, Baronet, slot Dramaneen.*
Gisteren merkte zij deze advertentie op.
Dood, dood Haar kleine knaap, haar lie
veling, en bij stierf niet in bare armen
Sprakeloos heeft zg den ganschen nacht
voor deze koude woorden gezeten, geen
traan heeft de smart harer brandende oo
geu verlicht. En nu is het morgenzon
der eenig besef daarvan ziet zij bet dag
licht al helderder en helderder wordeD.
Haar baby dood, haar kleine, zoete,
lachende knaap. En zij, de moeder, wist
niet eens, dat hij ziek wasO, dat ge
teisterde, vertrapte moederhart, hoe ver
langt het er naar, tenminste haar dooden
zoon te mogen omhelzen. Wanhopig
is de blik in bet oog, dat de immer hooger
stijgende zon gadeslaat, dat den zilverglans
van de zee zich in een rooden vuurgloed
ziet veranderen. Zij ziet den dag met een
vroolijk lachje ontwaken, en zg kan niet
eens dat alles begrijpen, zjj kan niet eens
bidden.
Zij weet alleen, dat datgene, wat zij zoo
vurig gewenscht, zoo krachtig gehoopt.heeft,
nooit in vervulling sal komen.
In al die lange jaren, die nog voor haar
liggen, zal zij nooit meer die warme, kleine
armpjes om haar hals voelen, zal zij nooit
weder de kleine, roode wangetjes tegen de
hare kannen vlijen, zal zij nooit weder op
die laohende lipjes een kns kannen drukken.
„Hij is dood, hg is dood Zij spreekt
die woorden laid, en toch komen er geen
tranen in hare oogen, geen oogwenk beven
hare lippen.
Doelloos gaat zij naar buiten en dwaalt
langs het strand, kijkt over het water en
deDkt en denkt. lederen trek van het zoo
innig beminde gezichtje roept zij nit de
herinnering op, en toch kan zij niet weenen.
Niet ver van haar ligt een bootje op het
strand. De visscher, een krachtige, flinke
vent, gaat aan zijn arbeid, zijne vronw komt
aan bet strand, om hem goede reis te
wenscheo.
Zij draagt haar kind op den arm en Ines
ziet, hoe de vader den knaap neemt, hem
vroolijk in de hoogte hoodt en de kleine
lippen kust. Zij ziet ook den tro'-s en de
liefde in bet oog der moeder. Dan wordt
de schilders, de witters enz. aan het werk-
Naar het schijnt, was zijn eenige doel
daarmede, tijd te winnen, om de brand
kast open te krijgen, of althans de einde
Augustus vervallende huursommen op
te strijken. Hij liet zelfs een wagen
vracht zand en sintels van de straat
af door het keldervenster scheppen,
juist op de plek, waar de kisten met de
lijken stondeD, vermoedelijk om die la
ter zelf nog dieper te kunnen wegstop
pen. In den kelderdeur liet hij door een
slotenmaker uit de buurt een bijzonder
veiligheidsslot zettenzoowel hiervoor
als voor het inbrengen van puin gaf
hij als reden op, dat de kelder tot wijn
kelder ingericht zou worden. Het onbe-
schaamdste van alles was wel, dat hij
openlijk met de sleutels van de ver
moorde vrouwen rondliep en er op
pochte, dat hij als nieuwe administra
teur zoo volkomen het vertrouwen ge
noot van de eigenaressenook leidde
hij de buren in de verlaten woning
rond, om hun te laten zien, welk een
rommel de vrouwen achtergelaten had
den, „toen zy op reis gingen." Zij had
den hem opgedragen, voegde hij er bij,
de kamers op te ruimen en schoon te
houden. Eerst toen de lijkenlucht on
miskenbaar uit den kelder naar buiten
drong, de buren bij de politie gingen
klagen, en ook de oude notaris van
mevrouw Schultze, die voor zaken
kwam, dadelijk achterdocht koesterde,
daar hij haar levenswijze veel te goed
kende, om aan het verhaal van het
plotseling op reis gaan geloof te schen
ken eerst toen schijnt de moorde
naar op de vlucht te zijn gegaan. Ook
de notaris had aangifte gedaan bij de
politie, en Gönezi merkte wel, dat hij
nu geen kans meer had, zijn buit nog
te vergrooten, en daarentegen gevaar
liep, ontdekt en gearresteerd te worden.
De moord schijnt tien of twaalf dagen
geleden geschied te zijn, de moorde
naar moet drie dagen geleden op de
vlucht zijn gegaan, zoodat hij minstens
nog een week na de misdaad voordu
rend in het huis kwam waar de lijken
van zijne slachtoffers lagen.
Overigens heeft men niet de minste
sympathie voor de nagedachtenis van
de vermoorde vrouwen.
De weduwe Schultze had haar for
tuin uit woeker en huisjesmelken ver
gaard, zij en hare dochter waren onge-
loofelijk gierig en buitengemeen onzin
delijk, en terwijl zij in de bank over
400.000 mk. konden beschikken, onge
rekend miljoenen aan andere eigendom
men, gingen zij in lompen gekleed en
deden zij zelf het vuilste werk. Met al
le leveranciers en alle buren stonden
zij haast voortdurend op voet van oor
log.
Het congres voor arbei-
dersbescherming te Zürich heeft met 132
tegen 75 stemmen aangenomen een voor
stel over den arbeid van kinderen en
jonge werklieden, dat hierop neerkomt,
dat arbeid van kinderen beneden 16 jaar
moet worden verboden. Yoor aankomende
werklieden van 15 tot 18 jaar moet een
arbeidsdag van 8 nur ten hoogste worden
vastgesteld, alsmede vrije dagen op zon
en feestdagen. De tijd voor het bezoek
van herhalings- en ambachtsscholen mag
niet genomen worden buiten den arbeids
tijd. Tot het 15de jaar moet het bezoeken
van de volksschool verplicht worden ge
steld.
Boeien.
Eenige Engelschen, door wie vast en zeker
een streepje loopt, zullen per race-
de boot afgeduwd en danst weldra op de
golven, en de moeder tilt den jongen omhoog,
opdat hij 's vaders boot zal kannen zien gaan.
Plotseling ziet de vronw eeoe dame naast
zich staan, op wier gelaat een wilde, vertwij
felde smart woedt.
„Laat mij nw bind zien*, zegt de dame.
„Laat mij uw kiud in het gezichtje zien
want mijn kiud is dood.*
Ines vestigt een langen blik op den kleine,
zg raakt liefkozend diens mollige, door de zon
verbrande handjes aan, daaroa wendt zij zich
af en gaat, met de handen voor het gelaat, op
het zand zitten. De kleine vingers van het
visscberskiDd hebben de wonde plek van
haar hart aangeraakt, de verlichting
schenkende tranen breken zich eindelijk
baan. Daarmede trekt ook een heilige rust
in haar gemoed eu ofschoon de dood van
bet kind haar één hoop heeft ontnomen, zoo
gelooft zij vaster dan ooit, dat baar man
baar op zekeren dag zal komen terughalen.
„Zeker, Moritz zal nu komen,* spreekt zij
dag aap dag tot zichzelve. „Zeker, nu onze
kleine jongen dood is, zal hij mij vergiflenis
schenken en mij weder aan zijn hart drnkken.*
Trots al haar leed wacht zij, wacht zij
ieder nur, iederen dag, de eene week na
de andere, zij gaat dagelijks naar bniten,
den weg op, vanwaar Moritz komen moet.
Doch Moritz komt niet en baar blik toont
immer minder hoop.
De dagen worden reeds langer en de
avonden zijn helder, en nog hoort eg niets
van hem. Haar hart verteert in verlangen
en iedsren morgen, wanDeer zij de oogen
opslaat, troost zij zich voor den voor haar
liggenden dag met do gedachte; „Wellicht
komt hij heden, en is de avond daar, dan
fluister» zg: „Wellicht komt hij morgen."
Arme, geduldige, kleine Ines. Op zekeren
avond gaat zij niet meer naar buiten, om
den breedeD, stoffigen weg langs te gaan,
ook den volgenden en den daarop volgenden
nist. De oude Anna heeft om den dokter
gezonden.
Ines is zeer ziek, eindeljjk heeft het leed
baar toch overmand.
„Wanneer ik dood ben, zeg hem
zeg myn man, dat ik hem steeds beb
giek het Kanaal over roeien. De boeg
van de boot is extra gecanvassed, tenein-,
de het water er zooveel mogelijk nit te
honden. De giek is 22 voet lang en 2»/
voet breed en steekt slechts enkele inches*
boven het water nit.
Met groote belangstelling volgt me<e,i
zoowel te Dover als te Calais de toebe
reidselen. Volmaakt kalm water wordt na-
tnnrhjk vereischt voor dit waagstuk.
Eei* ontzettend ongeluk
had dezer dagen in het dorp Oseywilken
op het schietterrein van Arys plaats. De
12-jarige zoon van den kastelein Joswi^t
vond een met slagsas gevuld onderdeel-
van een artillerieprojectiel en zette
zich neer, om het grijze, ontplofbare poe
der er nit te halen. Terwijl hij hiermede
bezig was, had eene vreeselijke ontploffing
plaats en zwaar verminkt viel de knaap
op den grond. Zijn lichaam was openge
reten, een zijner oogen hing er uit en
verscheidene vingers waren van zijn han
den afgescheurd, zoodat hij bijna onmid-
dellijk bezweek. Zijn jongste broeder, die
naar het werk had staan kijken, werd
afschuwelijk aan het gelaat verwond en
enkele zijner vingers, die door het wee,
spattende koper waren verbrijzefj, ""moes
ten afgezat wordeD. Door den ontzetten-
den knal werd de grootmoeder der knapen
doof.
Kindermond.
Meester: ,lk heb jullui laatst gezegd,
dat gij moest probeeren, minstens éen
menzch per week gelukkig te maken;
heb jnllni dat gedaan
Emil: „Ja, ik heb grootmoeder geluk,
kig gemaakt'.
Neester«rDat is braaf; hoe heb je
dat dan wel aangelegd
Emil»Ik ben bij haar op visite ge
gaan, en ze in altijd gelij^kif'Veet 8a
weg ga!" ^.,al
Zeker kenleeken.
Leverancier. Is de student ioeï®an
t'huis
Hospita. Jawel; hij is boven.
Leverancier. Dan kom ik nog wel n
eens terug want als hij geld had, zat
hij in de kroeg.
Door bijen gedood. In den
omtrek van het italiaansche plaatsje Ca-
neo werd onlangs een landbouwer gedood
door de steken van een zwerm bijen,
die h;j toevallig bij zijn werk had gestoord.
Een knecht, die zich ïAl rijn nabijheid be
vond, redde zich, door in" Gt'* sloot te
springen. De baas werd door de -woeden
de insecten zoodanig in het gelaat,
den hals en de handen gestoken, dat hij
na een ontzettend lijden van eenige uren
bezweek.
Verontschuldiging.
Gij hebt a dezer dagen, naar ik verneem,
in een gezelschap eene eigenaardige uit
drukking ten opzichte van het uiterlijk
mijner vrouw veroorloofdGij hebt dur
ven zeggen, dat ze er uitziet als de nacht'
Houdt ge dat staande, mijnheer P"
„Wel zeker heb ik mij die uitdruk
king gepermitteerd I"
„En wat hebt ge tot uwe verontschul
diging in te brengen, mijnheer!"
We), dat er ook schoone nachten zijn
Ook een voorbeeld.Mees
ter. Een abstract zelfstandig naamwoord
is de naam van iets, waarvan men zich
wel een denkbeeld kan vormen, maar dat
men niet kan aanraken. Geef me nn eens
een voorbeeld.
Leerling. Een gloeiende pook, meester.
lief gebad en dat ik naar ons kind gegaan
ben,* zegt ze en wendt het gelaat naar den
wand.
Dien nacht zal zij sterven, heeft de dok
ter gezegd. Maar de morgen kom», granw
en koud, maar zij leeft nog en leeft den eenen
dag na den snderen dag. En terwijl de zomer
langzaam voorbijgaat en de bloemen haren
tooi verliezen, ligt Ines nog ..op haar leger.
Ea als het rnisebende koren rjjp wordt,
zit eene trenrige, kleine vrouw weder aan
het strand en laat de moede, troos-
telooze oogen over de zee zweven.
Maar den breeden, stoffigen weg gaat zij nooit
meer op, want eene inwendige stem heeft
baar gezegd, dat Moritz nooit weder zal
terngkomen.
Op een harer wandelingen langs het
strand ziet zij voor een visschershnt een
menigte menschen staan, en een kind stoot
een hartverscheurend gekrijt nit.
Hetjkind heeft zich vreeselijk gebrand en de
radelooze moeder kan niets anders doen dan
weenen en zicb de handen wringen. Ines
spoedt zicb naar do hnt en dringt Daar bin
nen. Het is dezelfde moeder en dezelfde
kleine knaap, die zij eenigen tijd te voren
ontmoet had.
„Geef het kind hier!* zegt Inesenneemj
den achreienden kleine liefdevol in de armen.
„Geef mg een schaar en haal wat meel
voor de brandwonden."
Behoedzaam knipt zij de kleertjes stak,
vervolgens strooit zg het meel op de brand
wonden.
Het luide jammeren van het kind hondt
op en de moeder kijkt met vriendelijk oog
naar de kleine dame, hoe zij het kind ge-
rast stelt en met hem spreekt. Als au
dokter komt is er niet veel meer over om
te doen.
„Ik bad geen watten,* verklaart Ingg
„daarom heb ik mg maar op deze manier
beholpen. Kijk eens, de kleine schelm
slaapt reeds.'
De arts ziet Ioes verheugd aan.Séfli -
voor de eerste maal, dat hare stem die harde
onverschilligheid heeft afgelegd.
Plotseling treden Ines de tranen in de
oogen, zij siddert onder den lichten last van